Gondje Weijtingh gered van de hongerdood in 1810


Een vreselijk geval van verwaarlozing van een ongewenst kind, dat gered werd door klachten van de buren en onder andere behandeling snel opbloeide. Ze was niet zo achterlijk als haar pleegmoeder beweerde.
Wat die vrouw bezielde om het buitenechtelijk kind van haar schoonzuster op te sluiten en te laten verhongeren, dat zal in het dorp het gesprek van de dag zijn geweest- dat was wel heel erg. Ze was een vreemde, kwam van een andere plaats, had op Texel geen vrienden of familie, wel een druk gezin, was weer zwanger, voor de 9e keer.
De pleegmoeder heeft het vast niet gezellig meer gehad met haar nieuwe buren nadat dit geval was ontdekt- maar daar kwam snel een einde aan, toen ze overleed bij de geboorte van haar kind in october- krap 3 maande later.

Het meisje Gondje was in huis bij haar moeders familie, bij oom en tante Moojen. Bij de geboorte van haar broertje was haar moeder gestorven, in Kampen. Haar vader was in leven, was militair en stuurde geld voor haar onderhoud. Maar toen hij daarmee jaren op achter was, verminderde de zorg voor zijn kind.

De rol van de vader in dit geval is ook vreemd: hij had het kind bij zijn zwager en schoonzuster ondergebracht, maar keek er verder niet naar om en betaalde ook niets. Dat is geen reden om het kind dan maar de dood in te jagen, maar alles bij elkaar maakt het een vreemde indruk.

Vader en moeder van Gondje
Herman Weijtingh (1774-1857) was een zoon van Derck Wietingh en Alegonda Blankstein. Hij was getrouwd met Harmina Wesselink (1772-voor 1800), kinderen Jan (1796-1xxx) en Anna (1798-1xxx).
Ten tweede ging hij met Anna Maria Moojen (1772-1801), maar met haar trouwde hij niet. Er kwamen twee onechte kinderen, Alagonda en Johannes. Anna en het jongetje stierven in hetzelfde jaar, waarschijnlijk bij of ten gevolge van de bevalling.
Alagonda Weijtingh was geboren op 9 Januari 1801 in Zwolle Overijssel. Zij overleed op 7 November 1857 in Den Burg.
Hun vader stief op 16 februari 1857 in Amsterdam. Hij was militair en later boekverkoper.
Of hij zijn dochter ooit heeft bij zichzelf in huis laten wonen is niet duidelijk.

Oom en tante Moojen
Cornelis Johannesz Moojen (1776-1860) uit Nieuwe Niedorp kwam naar Texel als zilversmid met zijn gezin. Echtgenote Geertruij van Eijck (1771-1810) kwam uit Alkmaar. Zij overleed op 13 october na de geboorte van haar zoon Cornelis op de 1e van die maand. Het echtpaar had 8 kinderen gehad, waarvan 4 bij de dood van de moeder al waren gestorven.
Bij dit echtpaar was het dochtertje van de zus van Cornelis in huis.
Cornelis hertrouwde in 1815 met Martje Cornelis Boling, er kwamen nog eens 8 kinderen.

Grootvader was boos
De vader van Cornelis en Anna Mooyen was in 1810 ook nog in leven. Johannes Gerhardus Moojen weigerde alle hulp aan zijn kleindochter, wat doet vermoeden dat hij boos was op zijn dochter, want zij was ongetrouwd met Weijtingh meegegaan. Ook de naam van het overleden kleinzoontje had hem niet mogen vermurwen.
De Secretaris van Texel schreef hem na zijn weigering een dreigbrief:
De grootste Les van onze Heer Jesus is- hebt Uwe Naaste Lief-
Gij Mijn Heer! die een Christen Leeraar en Verkondiger dier Lessen Uwer Groote Meester zyt- Gy mijn Heer herzeggen wij, voldoed zeer weinig aan deeze roeping! En dat in eene zo vergevorderde Ouderdom op de rand des Grafs, zo geheel Liefdeloos te zyn- en geheel ongevoelig, over de Assche uwer dogter, en diens eenig naargelaten Kind-
Terwyl gij zeer wel weet: dat God ten geene dage zal rigten tussen Uw en dat Gondje, dat Kind van Uw dogter bij de Heer Weijtingh.
De onbarmhartige dominee overleed een jaar later, op 10 september 1811. Hij was 79 jaar oud, had 3 echtgenotes overleefd en de meeste van zijn 8 kinderen.

Komst van Cornelis Moojen met zijn gezin van Purmerend naar Texel
Vergadering 14 Lentemaand [maart] 1809
Ingekomen request van C. Mooyen Goud en Zilver Smit wonende te Purmerend- voorneemens zynde zig hier met ‘er woon nedertezetten, versoekt admissie overleggende acte van indemniteit van de Regeering van Purmerend-
Geaccordeerd- zynde de Secretaris gelast acte van Inwooning gereed te maken-

Vergadering den 18e van Hooimaand [augustus] 1810
Op het te Kennen geven van de Heer Bailliuw, dat door de Buuren van Cornelis Mooijen wonende in de Binneburg alhier- by zijn Ed klagten waren gedaan, dat een Kind welke zij veronderstelde tot het huishouden van deselve Mooijen niet te behooren; maar by hun van iemand besteed te zyn, ’t zelve Kind zedert lange teid hadde gemist en nu en dan hadde gehoord, dat het wierd opgeslooten gehouden &a- is geresolveerd zelve daar na ondersoek te doen, en bevonde dat dit alles waarheid was, is de Secretaris versogt- in den Geest der Vergadering Missive te depecheeren aan de Gereformeerde Predicant Mooijen te Nieuwe Niedorp wien de Grootvader en naaste Bloedvriend van dit ongelukkig Meisje is-

Brief aan Grootvader Moojen
aan de WelEerwaarde Heer Mooien Predicant bij den Gereformeerde Gemeente te Nieuwe Niedorp
MijnHeer
Gepasseerde Jaar 1809 is met acte van Indemniteit van Purmerend tot ons in woon gekomen Uwe zoon Cornelis Mooyen, hebbende Vrouw en 3 Kinderen-
Zedert eenige teid eerst ontdekte wij bij dat Huisgezin een vierde Kind, van welk men ons berigtte, dat ’t niet tot het zelve Huisgezin behoorde, te gelijk werden omtrent dat zelve Kind zeer nadeel Gerugten en vermoedens ten lasten van Uw Zoon en diens Vrouw Publiek-
Die gerugten versterkt, door Klagten en ongerustheid der Buuren, als dewelke het Kind zedert lange teid miste- en bemerkende dat men ontmerkt genoeg was het geheel afgezonderd op te sluiten, mitsgaders de vrije Lugt te weigeren, terwyl men het de noodige warme Kleederen onthield of de geringe dat Kind met verregaande smaad toediende, eindelyk dit arme Kind tot rustplaats gaf eene Legerstede van eenige oude Lappen en Vodde op een Solder onder de Pannen-
Dit alles dees ons, wien de handhaving der Policie is aan bevolen, de zaake des Kinds aantrekken- en wij maakte het ons ten pligt ‘er ondersoek na te doen-
Wy bevonden ten huise van Uwe Zoon, een Kind niet tot het Huisgezin behoorende, zynde een Meisje, men deede het uit de binnekamer komen naulyks Kleedsel aan- doodsbleek en sterk vermagerd- niet als het Vel over de Beenen en zeer zwak, dog anders zo zij zeide gezond- volgens opgave genaamd Gonda, oud 10 jaare, wiens Moeder was Uwe overledene dogter, en Vader Herman Weiting Luitenant Kwartiermeester- men wist niet of die zig in Duitsland of Spanje bevond, hebbende in geen 2 jaaren Kostgeld ad f 60- S’ jaars genoten, zynde het Kind nu en dan verstandeloos-
Dit onderrigt, dat wij van de Vrouw Uws zoon ontvingen (zynde de laaste afweezig) met het verdere, dat men ons tragte te doen geloven, en de behandeling die wij verder wel konde gissen, strekte gepaard met de gerugten, die nogthans te Vergeeten waar, niet niet tot een ouder zoon en dogter-
En wij bevonden ons daar van overtuigd, dat wisten wij door ons ondersoek, het Lot des Kinds nu niet meer verswaaren of mogelyk verhaasten; het ons noodsakelyk weesen, het uit dit huisgezin provisioneel te neemen. En ongeprejucideerd ons verhaal op Uw zoon (zo als wij het hem personeel ook gezegt hebben) als een Vriend dit Kind op Texel bragt, zonder daar voor een acte van Indemniteit overteleggen, het zelve elders te besteeden-
Waar door wij al reeds dit treffend genoegen smaakte, dat in de korte tyd van slegts 8 dagen dit Kindje, door oppassing, genieting van Vrye Lugt, goed voedsel en legplaats, haare levensgeesten te zien opluiken, en die Vlugheid van geest te rug keeren, welke door eene allezints aftekeuren handel uitgedoofd, wel ras zou agtervolgd zijn geweest door eene ontijdige dood-
Wy hebben gemeend Myn Heer, eenigzints wijdlopig, met de toedragt der zaken UEd te moeten bekend maken, en ter Lesure van de Wil eer Uw nagedagtene dierbare overledene dogter, de Moeder van dit ouderlose Kind onschuldig aan haare geboorte, waarover Gij Grootvader en naaste bloedverwant zijt, aan te beveelen- en wel met dien
Ernst, die den aard der Zake vorderd- op last door eene gepaste voorzorg, werden voorgekomen zodanige ongepermitteerde aanslagen en opzettelyk voorneemen omtrent een onweerbaar schepsel, welk by voortduuring welligt aanleiding zoude geven, dat de Justitie zig verpligt reekende dit niet ongemerkt te moeten laten passeeren-
Wy verwagten de voorsiening hier omtrent ten spoedigste also van te mogen weeten-
Betuigende met agting ons te noemen, Mijn Heer
U Ed dienstw. Dien.
’t Gem- bestuur van Texel
Texel 24 van Hooimaand 1810

Antwoord van de Grootvader.
Een Oom van het kind gevonden.
Vergadering den 8 van Herfstmaand [september] 1810
Ingekomen Missive van Joh. Gerh. Mooyen Predikant te Nieuwe Niedorp, geschreeven aldaar 29 van Hooimaand, dienende tot antwoord deezerzyds van dato 24 Hooimaand jl- omtrent zeker Kind, door zyn Zoon Cornelis Mooyen op Texel gebragt-
Waar over zynde gedelibereerd, is de Secretaris gelast, de gevoeligheid dezer Vergadering, over het onwaardig gedrag van deese Christen Leeraar, aan dezelve te kennen te geven-
Wyders aan de Heer Weytingh Rector te Kampen, wien men als nu ontdekt heeft, de Oom van het zelve Kind Paternel te zyn, van de Staat des Kinds kennis te geven, met verzoek: omme zo zyn Ed bewustheid heeft, ons de nodige Informatie te geven, waar des Kinds Vader zig bevond, en wyders te verzoeken: om medehulp-

aan J.G. Moojen Predikant te Nieuwe Niedorp
Wel Eerwaarde Heer!
De grootste Les van onze Heer Jesus is- hebt Uwe Naaste Lief-
Gij Mijn Heer! die een Christen Leeraar en Verkondiger dier Lessen Uwer Groote Meester zyt- Gy mijn Heer herzeggen wij, voldoed zeer weinig aan deeze roeping! En dat in eene zo vergevorderde Ouderdom op de rand des Grafs, zo geheel Liefdeloos te zyn- en geheel ongevoelig, over de Assche uwer dogter, en diens eenig naargelaten Kind-
Terwyl gij zeer wel weet: dat God ten geene dage zal rigten tussen Uw en dat Gondje, dat Kind van Uw dogter bij de Heer Weijtingh
Wy MynHeer zullen over dit verstotene Schepsel geboren uit Uw eigene Vleeschelyke dogter Anna Maria Moojen- tot welker Huwelyk met den Heer Weytingh, Gy ons beleden hebt Uwe Vaderlyke toestemming en zegen te hebben gegeven-
Dog verder de onchristelyke bekentenis durft doen, dat gij de Heere dankte dat hy denzelve Uwe dogter, de Moeder van ’t onnozele Wichje door den dood wegnam- en eindelyk: zonder omweegen zegt: met dat Kind geen het minste uitstel nog nooit eenige betrekking opgemaakt te hebben-
O wiens oog zou geen Traan ontvallen en boezem geen zugt loozen!!!
Wy Myn Heer herhalen het, zullen dan onze maatregulen weeten te neemen- en Uw ‘er nooit meerder overmoejen!!
Gy hebt rust nodig in Uwen Ouderdom, gt kunt die vinden by dat Zalig en goed Opperweezen, die onze harten en Nieren kent, en ons nimmer van zig stoot-
Maar hoe kunt- ja! hoe durvt gij uw zulks beloven? Zo lange gij zo liefdeloos blyft, omtrent dit onnozele onschuldig Kind, de vrugt van haar, die uit uw eigen bloed voorkwam?
Dit zy genoeg ter beantwoording van de Uwe van den 29 van Hooimaand jl- met byvoeging: dat wy hier over met Uw de pen niet weer zullen opvatten.
‘t Gemeente Bestuur van Texel
ter Ordonnantie van deselve (get) WRomans Secretaris
Texel den 12: van Herfstmaand 1810

Aan de Heer Weytingh Rector der Latynsche School te Kampen
MijnHeer!
Zedert eenige tyd hier zynde komen wonen, zekere Cornelis Moojen, Zilversmit van Purmerend
Hebben wy onlangs eerst ontdekt, dat in dit Huisgezin was een Meisje genaamd Gondje, naaulyks 10 Jaaren oud, ’t geen op het Wreedaardigst behandeld en in eene elendige gansch vermagerde Staat, byna zonder Kleederen aan ’t Lyf, aldaar in ’t verborgene gehouden wierd-
Op aanklagte onderzoek doende, wiens Kind dit was, heeft Moojen en diens Vrouw ons beleeden, dat het zelve niet tot haar Huisgezin was behorende- maar een Kind Uwer Broeder Herman Weytingh, verwekt by de Zuster van Moojen genaamd Anna Maria- welkers vader Johan Gerhard Moojen Predikant was, by de Hervormde Gemeente te Nieuwe Niedorp in ’t Voormalig Noord Holland,
en dat dit Kind voor f 60- S’ jaars en de nodige Kleederen van Uw Broeder aangenomen hadde te onderhouden- dog in geene Jaaren betaling gekreegen, ook niet wiste of hy leefde of dood was-
De ontmenschte en ongepermitteerde Levenswyse met dat Kind door zyne Oom en Tante, deed ons deszelves Zaak aantrekken; en ongeprejucideerd ons verhaal op Moojen, die het [kind] op Texel zonder onse voorkennis bragt- hebben wy het zelve ten zyne huize vandaan doen haalen en elders besteed- waardoor wij al aanstonds het sensibel genoegen hebben te zien, dat het Kindje opfleurd en een aardig Meisje is-
Maar tevens verdriet ondervonden, dat de Grootvader J.G. Moojen, ofschoon Christen Leeraar, gansch Liefdeloos en Onchristelyk, omtrent het zelve Meisje zig gedraagd- als willende het geene de minste uitstel hebben, nog eenige betrekking maken- hoe zeer hy beleed: dat op het aan hem door Uwe Broeder gedaan Schriftelyk verzoek om Consent tot het Huwelyk met zyn dogter, hy het gewillig gegeven heeft-
En daar wy dit Kind dud alleen aangetrokken hebben om grooter onheilen voortekomen- nogthans de vader zo hy mogt leeven, de naaste is om daarvoor te zorgen, zoude het ons aangenaam weezen (zo UEd zulks bewust was) te werden onderrigt van het Leeven of dood uwes Broeders de Heer Herman Weijtingh, en in het eerste geval waar hy zig bevind, mitsgaders van UEd die wy uit rapporten zeker stellen, redelyker te denken, zodanige verdere medehulp, als wy ten besten van het zelve Kind zoude mogen verlangen-
In welker afwagting wij betuige
hoogagtend ons te noemen, Myn Heer
UEd d.w. Dienaaren
‘t Gemeentebestuur van Texel
Ter ordonn. van deselve (get) WRomans Secr.
Texel 12 September 1810

Brief aan de Vader
Vergadering den 28 September 1810
aan den Heer Herman Weytingh- Kwartiermeester Sergeant by het Legioen Velites te Amsterdam
MijnHeer!
’t Schenkt ons waar genoegen, pogingen te mogen aanwenden, om een arm Schepseltje te bewaaren en daardoor grootere onheilen voortekomen- wij zullen niet optreeden eene Brochuure over Mooijen’s gedrag omtrent uw dogtertje optestellen; evenmin het misdadige te ontleeden- dit zy genoeg toen wy het Kind Zaturdag den 14 van Hooimaand ll deede weg neemen- bestond haare kleeding stukken, waartoe Mooyen en zyn Vrouw tyd genoeg vergunt was aantetrekken, in een oud verscheurd hembje, dat nog nat was- ’t had Klompjes aan de Beenen en byna geen Koussen- een slegt rokje, daarover een zogenaamd Jurkje van valsch gedrukt Catton en een oud stroo hoedje op- zie daar de geheele Equipagie- ‘er was niets meer
Haar Lighaamgestel was zo zy ons zeide gezond- egter was zy doodsch bleek en zo vermagerd, dat zy als men zegt: niets dan Vel en Been was-
Liefdadigheid gaf dadelyk haar eenig goed tot verfrissching en 2 Schoentjes met een Hoedje- bestelde haar by eene Brave Weduwe met een dogter die uit Najen ging- wy gelaste die Vrouw omzigtelyk in de eerste dagen met Spys en drank te zyn, het aan de Lugt te doen gewennen en dagelyks School te laten gaan- dit dogt onze eerste werk te moeten weezen, tot S’ Kinds welzyn-
Bij de Oom en Tante, met eigen Kinderen zelve bekrompen, agten wy het niet veilig-
van de Grootvader zyn pligt als Leeraar, als Christen vergeetende, en o! Hoe verregaand: zyn bloed miskennende, wierden wy voor het Hoofd gestoten- de Vader was ons onbekend en zyn verblyf verborgen! Wat moest nu eindelyk het Lot van een allesints meelywaardig Kind worden?
Als weldadige ingeeving raadde ons aan Uwe Broeder den Heer Rector te Kampen, en wij vonden aanstonds beloning in S’ Mans edele deelneeming; terwyl hy ons UEd aanwees, en zyn hulp toezeide-
Dit hoewel eenigsints wydlopig, meende wij opzigtelyk ons gedrag met het Kind, UEd schuldig te zyn- en hoe of Mooyen en diens Vrouw zig draaid en zwaaid, hun behandeling omtrent uw dogtertje is hoogst laakbaar; ja! nu hij nog zo aan Uw zyn quasie verschooning durvt schryven, opperslegt en onverantwoordelyk- meer lust het ons nier ‘er van te zeggen-
Op uw verzoek: sluijte wij hier in een Lystje bevattende: het eerstbenodigde, zal UEd dogtertje als een fatsoenlyk kind in publiek optreeden. By opneeming zal UEd bevinden dat dit f 50- min of meer beloopd-
De weduwe waar het zelve geduurende aldien tyd is geweest, daar zy deugd en goede Zeeden leerd- gezond en versterkend Voedsel geniet en die veel met haar op heeft, wil haar van de winter wel houden voor f 3- per week bewacchen en benaajen zo als wy tot Heede betaald hebben-
Zo UEd hier toe overgaat, zal het nodig weesen ‘er iemand van UEd word aangeweesen, aan wien zy van tyd tot tyd betaling bekomen kan-
Zedert 14 van Hooimaand jl tot dato deezes is UEd ons schuldig 11 weeken kostgeld a f 3- 33- voor een paar schoentjes en Hoedje f 3.12- [maakt] 36.12- welke gelden ons aangenaam zoude weezen zo wanneer UEd die remitteerden-
Texel 29 van Herfstmaand 1810

Vergadering den 23 van Wynmaand 1810
Ingekomen Missive van de Kwartiermeester Thesaurier H. Weytingh te Amersfoort geschreeven aldaar den 10 van Wynmaand 1810 met toezending eener assignatie op … te Amsterdam groot f 63.3.10 tot goedmakinge der Verschotene Kostpenningen voor zyn dogtertje als meede een acceptatie van f 50- welke door de Amersfoorder Schipper, zo hij vertrouwt op vertoon wel zal betaald worden &a
Te resribeeren: dat het assignatietje bereids is ontvangen- en dat de acceptatie zal worden gegeven aan iemand hier, welke te Amersfoort aan de Juvf. de wed. Ryk Postgeld schuldig was, welke Juvf. dan wederom van hem die gelden te Amersfoort, repeteeren kan- en dat men dagt deese Missive, die gansch onkostbaar is, te moeten volgen-

In 1811 was Gondje nog steeds op Texel, getuige deze brief van haar vader.
Zij woonde daar ook toen ze stierf.

Dogtertje

Een schielyk opkomende Marsch naar Frankrijk heeft Belet dat ik op het ogenblik van myn vertrek arrangementen omtrent myn dogtertje heb kunnen maaken
Provisioneel is Versailles onze destinatie. Ik zend Ul dus provisioneel een wissel groot f 100- van welker incasseering ik Ul verzoek my te willen informeeren in Versailles
Intusschen zal ik op de plaats myner destinatie gekomen zijnde Maatregulen treffen dat myn dogtertje teegen het Soomer Saisoen het zy door myn Broeder of door iemand anders naar zig worde genomen en met Ul tot dien dag worden afgerekend

Dogtertje

tot dien tyd Myne heeren vertrouwe ik op UWLieder welwillendheid (waarvan ik de grootste Blyken ontvangen heb) om het Kind in UL protectie (ten mynen kosten) te neemen-
In welker vertrouwen ik de Eer heb my met de meeste Hoogagting te noemen
Ul dw Dienaar
Weytingh

122 9 April. Van Hendrik Weijtingh te Campen. Verzoek aan het Gemeentebestuur om het dochtertje van zijn broer, die te St. Denis bij Parijs in garnizoen ligt, te stellen onder zijn verzorging te Campen.

Archivaris van Texel: Maar gelukkig wel met een goed einde, ik zag in de registers Burgerlijke Stand dat Gondje getrouwd is met Gerrit Kikkert, van beroep Horlogemaker, en dat er nog een aantal kleine kikkertjes uit voort zijn gekomen.

Databank: Gerrit Dirksz Kikkert (1804-1886), zoon van Dirk Nanningsz Kikkert en Reijnoutje Gerrits Vlaming, was horlogemaker.

Hij trouwde in 1826 met Allegonda Weijtingh. Ze kregen 7 kinderen: Dirk, Johannes Gerardus, Jan Hendrik, Anna Maria, Gerrit, Reinoutje Petronella en Herman Arteunis.

Bij de vernoeming werd grootvader Moojen niet vergeten.




Terug naar de vorige bladzij