Schoolcomissie jaarverslagen


Verslagen van de Plaatselijke Schoolcommissie GAT 1589

Bij de wet van 13 Augustus 1857 (staatsblad N 103) werd geregeld dat uitsluitend het Openbaar onderwijs werd gesubsidieerd. Het onderwijs op openbare scholen diende toegankelijk te zijn voor kinderen van elke godsdienstige gezindheid en het onderwijs hoort neutraal te zijn. In 1878 werd deze wet aangepast. Leerplicht bestond nog niet tot 1900.

Artikel 64 hiervan ging over het schoolbezoek door de Plaatselijke Schoolcommissie. Deze bestond indien mogelijk uit vertegenwoordigers van de diverse kerkgenootschappen. Ook ambtenaars waren lid. Geboren Texelaars namen zelden zitting in deze Commissie.

Het was de bedoeling twee maal per jaar alle scholen op het eiland te bezoeken.

De Schoolcommissie deed verslag aan de Gemeenteraad, met kopie aan de Schoolopziener van het District.

Bij het eerste verslag had Schoolopziener Mr. Willem Bok enige aanmerkingen.

1858

Aan den Gemeenteraad van het eiland Texel

Texel 28 February 1859

De plaatselijke Schoolcommissie alhier heeft de eer in het onderstaande, uwe gemeenteraad aan te bieden, een beredeneerd verslag van den toestand van het lager onderwijs in deze Gemeente, opgemaakt in gevolge van art 64 der wet van 13 Augustus 1857 (staatsblad N 103).

De Commissie neemt de vrijheid UEdelAchtb bij deze op te merken, dat zij niet bij magte is, dit jaar zoodanig uitvoerig verslag inteleveren, als zij dat anders wel zou wenschen, uithoofde de commissie eerst zamengesteld is in den loop van het jaar 1858.

Wat betreft den aard van het onderwijs in de openbare scholen binnen deze gemeente, deze is geheel overeenkomstig art. 1 van a-i except op de school van meester Verberne waar tevens onderwijs gegeven wordt in de beginselen der kennis van de levende talen.

Wenschelijk zou de Commissie het achten dat bij allen daaraan deels de uitbreiding gegeven kon worden bedoeld bij hetzelfde art. van k-p.

Ook op de bijzondere school is het onderwijs van den zelfden aard en strekking, terwijl aldaar mede de beginselen tot de kennis der levende talen worden onderwezen.

De schoolocalen laten over het algemeen nog wel wat te wenschen over en met genoegen heeft de Commissie opgemerkt de verbeteringen aan den Burg en de Koog aangebragt.

Aan kwekelingen bestaat nog al eenige behoefte en voor de scholen waar die nog niet zijn, zou in de vervulling daarvan eene nuttige zaak verrigt zijn.

Het getal scholen in deze gemeente bepaald zich tot 11, waar men zich ten doel stelt het onderwijs te geven overeenkomstig art. 1 van a-i behalve op de school van meester Verberne aan den Burg en de bijzondere school van meester Hesselberg, waar de beginselen tot de kennis der levende talen onderwezen worden, terwijl overigens het onderwijs gegeven wordt geheel overeenkomstig de bepaling van art. 23 der wet.

Aan de onderwijzers wier inkomsten bestonden mede uit bedieningen, afgescheiden van het onderwijs, is door de Commissie vergund dezelve te blijven behouden, uit hoofde der geringe belooningen den onderwijzers toegekend, alsmede omdat het onderwijs daaronder geene schade lijdt.

Ten slotte wil de Commissie hier nog opgemerkt hebben, dat het haar raadzaam voorkomt, dat de onderwijzer van de Waal worde op pensioen gesteld, omdat ’s mans geestvermogens niet toelaten tot het geven van verder onderwijs.

De Plaatselijke Schoolcommissie van Texel,

In dezelver naam

Coninck Westenberg Secr.

Aanmerkingen van den Schoolopziener IXe District op de tabellen A en B der Schoolcommissie te Texel, door dezelve ingediend bij den Gemeenteraad den 28-2-1859

1 Ontbreekt het cijfer der Wettelijke Bevolking

2 Idem opgave in kolom 4 en 7 der fondsen waaruit het inkomen wordt voldaan

3 Idem in kolom 2 W. Brouwer, betrekkingen van Voorzanger H: Kerk en Boekhouder Algemeen Weeshuis; de data der vergunningen door HH Gedeputeerde Staten konden in de kolom Aanmerkingen een plaats vinden.

4 Idem kolom A vrije woning school Koog en 30.- kostersbetrekking

5 Idem kolom 4 idem school Waal

6 Idem opgave van J.J. Hesselberg, inkomen en van waar? De kolom van Aanmerkingen bevat voor deze weglating geen opheldering.

7 Idem datum aanvaarding G.J. Diebrink van de school te Oudeschild.

8 De openbare school N 10 op den staat voorkomende staat: Waar tevens onderwijs in vreemde talen gegeven wordt. Deze omschrijving zou het gouvernement in den waan kunnen brengen dat de school behoord tot art. 72 der wet op het onderwijs, en is trouwens dan ook niet juist, als welke behoort te zijn: Openbare school Burg ‘waar bovendien beginselen der kennis van de levende talen onderwezen worden’.

9 De evengenoemde opmerking geldt ook de omschrijving der elfde school; deze wordt teregt genoemd eene bijzondere school; doch behoord dan te worden omschreven: ‘waar onderwezen wordt in de vakken van het gewoon lager onderwijs en, van het meer uitgebreid lager onderwijs, de beginselen der kennis van de levende talen’

10 Waal- Corn. Keyzer? Wie is deze kweekeling? Immers niet de hulponderwijzer van denzelfden naam, thans fung: Hoofdonderwijzer aan de school te Waal?

Tabel B

1 Ontbreekt het cijfer de Wettelijke Bevolking

2 School Waal, wordt genoemd Onderwijzer Almert Visser, en het onderwijs slecht; hoe is dit nu met de feitelijke waarheid, zoo als die reeds sints maanden bestaat, overeen te brengen? Waarom in de kolom van Aanmerkingen den bijzonderen toestand dezer school niet behoorlijk toegelicht?

3 Welke is de noodzakelijke toelichting op het bedrag van schoolgeld, bij de lagere school van P.W. Verberne 14.- 20.- 40.-?

4 Ontbreekt in kolom 25 vermelding bij de 2 laatste schoollokalen, aan wien die toebehooren? Of liever; daar staat nu, dat zij aan de gemeente behooren, strijdig met de waarheid.

5 Ontbreekt in de kolom van Aanmerkingen de vermelding van den actuelen staat van het schoollokaal, waarom het vernieuwd wordt.

6 In de 7 en 8 en 17 en 18 kolommen, heeft de Commissie juist het tegenovergestelde gedaan van wat behoord had, namelijk bijgeteld waar had moeten worden afgetrokken; zeer duidelijk dat hierdoor een veel grooter aantal leerlingen voorkomt, dan werkelijk het geval is. Dit bedraagt over 4 scholen niet minder dan 256 leerlingen te veel.

7 Zijn er aan de Waal sedert 15 November 1858 geen avondscholieren geweest? Men meent wel degelijk zoo.

Zooveel omtrent de tabellen A en B. Omtrent de bijgevoegde nota, getiteld Beredeneerd verslag, liefst geen woord. Men gelieve eenvoudig nogmaals in te zien de Circulaire van den Districts Schoolopziener dd 30-9 en 10-12 1858 om de volle overtuiging te hebben, dat niet zulk een onbeduidende nota, maar werkelijk en ernstig door het Gouvernement verlangd wordt, een beredeneerd verslag omtrent het gegevene onderwijs in 1858.

De plaatselijke schoolcommissie van Texel zal toch wel niet ontkennen, dat met zulke nota’s de kennis der zoo uiterst gewigtige zaak van het Onderwijs in ons land, niet gebaat zou worden; en zulk eene wijze van afdoen alzoo eene volslagen miskenning is der billijke en noodzakelijke eischen van ZE den Heere Minister van Binnenlandsche Zaken.

Texel 1 April 1859

Verslag van de toestand in het onderwijs voor het jaar 1860 in de gemeente Texel ,

door de Plaatselijke Schoolcommissie aan den Gemeente Raad en afschrift aan de Districtsschoolopziener, ter voldoening aan Art. 63 der Wet van den 13 Augustus 1857 (Staatsblad N 103).

Hoofdstuk I Algemeene beschouwingen

$ 1 over de omvang van het Onderwijs

Het onderwijs in deze gemeente bepaalt zich op de scholen tot het geven van lager onderwijs, met uitzondering der scholen van de Heeren Verberne en Hesselberg, waar één vak onderwezen wordt, het welke tot het meer uitgebreid lager onderwijs behoort, nl het onderwijs in de beginselen der kennis van de Fransche taal, zijnde alzoo slechts een enkel onderdeel van een der 6 vakken, die tot het meer uitgebreid lager onderwijs behooren.

Op de vraag of dit onderwijs voor eene gemeente als die van dit Eiland, voldoende is te achten, aarzelen wij niet ontkennend te beantwoorden. Juist omdat deze gemeente een Eiland, en het verkeer met andere plaatsen aan het vast land, vooral in den winter moeijelijk is, bestaat hiervoor de ouders grooter bezwaar dan elders, om hunne kinderen van huis te zenden. De gedachte, bij ziekte gevallen niet altijd te kunnen overkomen, schrikt de ouders en vooral de moeders af. Vandaar dat men niet dan bij uiterste noodzakelijkheid zijne kinderen elders ter School zendt, en ook dan nog daarmede zoo lang mogelijk wacht.

Er bestaat hier inderdaad behoefte aan meer uitgebreid lager onderwijs, zooals dit omschreven wordt in art. 1 van lid k-fo

Of bestaat hier geene behoefte aan onderwijs in de beginselen van de levende talen, met name Fransch, Engelsch en Hoogduitsch? De wiskunde, teekenen, handwerken voor meisjes , om van landbouwkunde en gymnastiek niet te spreken, ofschoon het laatste volgens het oordeel der beste opvoedkundigen een voortreffelijk middel is ter ontwikkeling van de ligchaamskrachten en ter ontwikkeling van de veerkracht des geestes.

Bepalen wij ons tot de bijzondere locale belangen dezer gemeente en stellen wij de vraag: welke zijn de voornaamste beroepen waarvoor de meeste jongelieden worden opgeleid? Dan zal het wel niet te ontkennen zijn, dat in vergelijking met andere gemeenten, hier zeer velen de zeevaard kiezen. Zullen nu de Texelsche jongelieden in de zeevaartkunde de vergelijking met anderen kunnen doorstaan en daartegen concurreren, dan moeten zij onderwijs ontvangen in het Engelsch.

Wiskunde is eene onmisbare vereischte. En vestigen wij het oog op de handwerksstand, vooral op de timmerlieden, zullen de jongelieden die daarvoor opgeleid worden, ooit met eenig regt den naam van bouwkundige dragen, hebben zij dan geen behoefte aan onderwijs in het teekenen, met name in het regtlijnig teekenen?

En dan het onderwijs in de handwerken voor meisjes! Uit den aard der zake is Uwe Commissie met dat vak niet bekend; maar als de huismoeders daarvoor eens het woord mogten voeren tot Uwe vergadering, zij zouden U Mijn Heeren overtuigen, dat ook aan onderwijs in dit vak behoefte bestaat.

Wij hebben met name genoemd de Engelsche taal, het teekenen en de handwerken voor meisjes, maar tot een volledig onderwijs behoort ook de Hoogduitsche taal. En gelijk boven aangestipt werd, de gymnastiek is geenszins te versmaden. De Landbouwkunde die ook tot het meer uitgebreid lager onderwijs gerekend wordt, gaan wij stilzwijgend voorbij, omdat wij niet kunnen beoordelen in hoeverre de Landbouwkunde door Schoolonderwijs alhier bevorderd zou kunnen worden.

Bovendien is Uwe Commissie een verklaarde vijanden van teveel willen. Maar het onderwijs in de beginselen der levende talen, wiskunde, gymnastiek en teekenen in dingen zoo als hierboven omschreven is, zou ook zonder vermeerdering van scholen en personeel in deze gemeente tot stand kunnen gebragt worden, als bij eventuele vacatures op de bekwaamheden der sollicitanten in het onderwijzen van een of meer van de hier nog ontbrekende vakken van het meer uitgebreid lager onderwijs.

Niet dat wij op de scholen waar thans alleen gewoon lager onderwijs gegeven wordt, ook een of meer vakken zouden willen invoeren die tot het MULO behooren, dit zal hierna anders blijken, voor MULO achten wij een afzonderlijke school noodzakelijk. Maar wanneer de Hoofd en Hulp onderwijzer der scholen waar alleen gewoon LO gegeven wordt, in staat waren, om ook onderwijs te geven in een of meer vakken van het MULO, dan zouden zij buiten de gewone schooluren, die vakken kunnen onderwijzen aan de huizen der ouders, zoo als wij met een enkel woord nader zullen aantoonen nu wij spreken moeten.

$ 2 Voor het Huisonderwijs

Huisonderwijzers zonder als Hoofd en Hulp onderwijzers aan een School verbonden te zijn worden in deze gemeente niet gevonden.

Hoofd en Hulp onderwijzers van de verschillende scholen alhier geven met uitzondering van 1 of 2, althans voor zoo verre ons bekend, geen huisonderwijs. Wij merken dit aan als een bewijs dat het onderwijs op de scholen voldoende geacht wordt, voor zoo verre betreft het gewoon lager onderwijs. Geheel anders is ons oordeel, wat betreft het MULO. Daarin zouden huisonderwijzers hier met vrucht werkzaam kunnen zijn. De vakken daartoe behoorende, achten wij uitnemend geschikt voor huisonderwijs, vooral in eene gemeente als deze, waar betrekkelijk weinigen behoeften hebben aan alle vakken van het MULO.

Voor een goed deel zou in de behoefte in de vorige paragraaf vermeld, bij wijze van huisonderwijs voorzien kunnen worden, wanneer de Hoofd en Hulp onderwijzers van de scholen waar alleen GLO gegeven wordt, daartoe de bekwaamheden bezitten. Ook zelfs bij het bestaan eener goede school waarin uitsluitend MULO gegeven wordt, achten wij huisonderwijs gelijk hierboven omschreven is, eene wenschelijk zaak, daar de school vooreerst niet voor allen in deze gemeente even gemakkelijk toegankelijk zou zijn uithoofde van den afstand, maar buitendien omdat er als dan eene concurrentie in die vakken zou ontstaan, die goed zou kunnen werken.

$ 3 Over de bijzondere scholen

Bijzondere scholen. De naam klinkt al reeds bijzonder. Die scholen zijn dan meestal ook werkelijk bijzonder. In deze gemeente bestaat er ook eene zoodanige, die van den Heer Hesselberg, welke ook al zeer bijzonder is. Mededeeling van nadere bijzonderheden dienaangaande achten wij niet nuttig, ofschoon wij vele zouden kunnen noemen.

Uw Commissie is van oordeel dat bijzondere scholen in deze gemeente niet wenschelijk zijn. Voor zoo verre daarop alleen GLO gegeven wordt, zijn zij niet noodig omdat op de openbare vanwege de gemeente, voldoende gegeven wordt. Voor zooverre èn gewoon èn MULO gegeven wordt, moet het onderwijs in beide opzigten noodwendig gebrekkig zijn. Men heeft dan te veel vakken, te veel klassen, te veel afdeelingen in verhouding van het aantal leerlingen, zoodat eigentlijk aan geen der vakken de noodige zorg besteed kan worden.

Aan MULO bestaat hier behoefte, maar dat zou uwe Commissie niet gaarne toevertrouwd zien aan eene bijzondere school, omdat zulke scholen, behoudens loffelijke uitzonderingen welligt, toch in het algemeen de belangen va het onderwijs zoo ligt opgeofferd worden aan de belangen van den onderwijzer. Hieruit blijkt reeds hoe wij denken over-

$ 4 de Bijzondere gesubsidieerde scholen

Tot deze soort behoort sedert January ll de school van den Heer Verberne, blijkens eene door den Gemeente raad genomen besluit dd 28 Juny 1860. Wanneer uwe Commissie de eer genoten had, over het verleenen van die subsidie geraadpleegd te zijn, zou zij in een geheel anderen geest geadviseerd hebben.

Door het genomen raadsbesluit is naar onze bescheiden meening, noch de Heer Verberne, noch het onderwijs gebaat en daarenboven is daardoor die oprigting van eene openbare school waar uitsluitend maar ook volledig MULO gegeven wordt, waaraan daarginds behoefte bestaat, is vertraagd. Doch daar het Raadsbesluit van 28-6-1860 bovengenoemd, eerst met January 1861 in werking getreden is, achten wij het thans de tijd niet daarover breedvoeriger uitteweiden. Wij behouden ons voor, dit zoo noodig, te doen in het verslag over 1861. Thans gaan wij over tot de behandeling van-

$ 5 Over de Schoolocalen

Zijn de schoollocalen ruim genoeg? Hebben de kinderen bij getrouw schoolbezoek, genoeg plaats om vrij en ongehinderd te werken? Is er tusschen de schoolbanken genoeg ruimte voor de onderwijzers om bij de kinderen te kunnen komen, ten einde hun werk behoorlijk nategaan? Enz.

Over het algemeen laat dit veel te wenschen over. Maar in de scholen te Oosterend, Koog en De Cocksdorp is bepaald plaatsgebrek. Doe localen zijn voor het aantal kinderen, ’t welk wij bij ons schoolbezoek aldaar gevonden hebben, met één woord te klein. En de kinderen, èn de onderwijzers zijn in hunne noodzakelijke bewegingen belemmerd. Hoe nadeelig dit op het onderwijs werkt, zullen wij niet behoeven aantetoonen. Ook meenen wij terzijde vernomen te hebben, dat het Gemeentebestuur op verbetering, bepaaldelijk op vergrooting van de schoollocalen reeds bedacht is, met name van de school te De Cocksdorp.

Wij vinden ons verpligt met het oog op de, naar wij hopen kort aanstaande schoolverbouwingen, ernstig aanteraden, daarin vooral niet te bekrompen te werk te gaan, gelijk werkelijk geschied is met de vorige vergrooting van de school aan den Burg. De eer genoemde kleine school is nu reeds eene kleine, eene veel te kleine school. Men vroeg toch vooral niet ruim te bouwen.

Een eerste vereischte van een Schoollocaal is dat het luchtig en frisch zij, hetwelk bij eene te beperkte ruimte in verhouding van het aantal kinderen onmogelijk is. Trouwens daar ruimte alleen kan men de noodige frische lucht in de scholen moet inkrijgen, althans op de minst kostbare en meest geschikte wijze. Daar toch voor eene school van slechts 50 kinderen eene inhoudsruimte moeten hebben van 900 kubieke Ellen.

Volgens berekening toch van deskundigen heeft in een besloten vertrek een volwassen persoon per uur 6 kubieke ellen lucht noodig, stellen wij dit voor kinderen op de helft, dan zal een school, om voor 6 uren per dag aan 50 kinderen genoeg gezonde lucht te verschaffen eene inhoudsruimte moeten hebben van 3x 6x 50 dat is 900 kubieke Ellen.

Daar die ruimte nergens gevonden wordt, moet op eene andere wijze voor eene gezonde atmospheer gezorgd worden. Met het opzetten van ramen of deuren kan daarin niet voorzien worden, daar zulks bij elke weersgesteldheid niet mogelijk is, zonder tocht te veroorzaken welke aller nadeeligst is. Ventilators zijn noodig. Uwe Commissie aarzelt niet, op grond der verklaringen van deskundigen te beweren, dat men zich aan eene onverantwoordelijke nalatigheid schuldig maakt, wanneer men de jeugd dagelijks uren lang laat leven, of liever gezegd laat kwijnen in localen waarin eene bedorven lucht wordt ingeademd.

Al sterven de kinderen niet onmiddelijk aan luchtgebrek op de school, zoo ontstaat daardoor toch bij sommigen een kwijnende toestand die tot allerlei slepende ziekten, vooral klierziekten en later zich ontwikkelende longtering aanleiding geeft, terwijl anderen en gevoel van malaise ondervinden, dat zonder terstond tot ziekte te leiden, toch op het op het zenuwstelsel niet zonder schadelijke invloed blijft. In een woord allen lijden eronder.

Wij ontleenen deze beschouwing van een artikel, van D. Burkner uit het tijdschrift School en Gezondheid, 6e jaargang juny 1859, welk artikel aanvangt met de klagt eener moeder: “Of mijn kind het schoolgaan niet verdragen kan, - of al die kinderadem hem kwaad doen, weet ik niet, maar telkens, als hij eenigen tijd de school bezocht heeft, wordt hij ziek, en begint er zoo bleek uit te zien dat ik er eigentlijk ongerust over word”.

$ 6 Mededeelingen voor de Kweekelingen

De kweekeling in de school van Meester Brouwer is tot heden niet gunstig geslaagd in zijn examens. Weldra zal hij zich op nieuw aan een onderzoek onderwerpen en naar men verwacht met het gewenschte gevolg. Deze kweekeling is een Wees en staat als zoodanig onder de leiding van Heeren Weesvoogden. Er zou voor dien jongeling iets goeds gedaan worden wanneer Heeren Weesvoogden konden besluiten hem naar een Normaalschool te zenden.

Deze scholen zijn voor de opleiding van aankomende onderwijzers geheel ingerigt. Wij maken deze opmerking hier, voor het geval dat de Raad daarop invloed zou kunnen en willen uitoefenen. De gelden daaraan besteed zouden rijke renten afwerpen.

Op den kweekeling in de school van Verberne rust een taak niet zelden te zwaar voor zijne jeugdige krachten. Door gedurige ongesteldheid van den Heer Verberne, wordt meermalen het onderwijs aan den kweekeling alleen overgelaten. Uwe Commissie houdt hare aandacht op dit punt gevestigd en zal, wanneer daarin onverhoopt geene spoedige verbetering komt, handelend daartegen moeten optreden.

En hiermede eindigen wij onze algemeene beschouwingen, daar de overige punten in het eerste Hoofdstuk der wet voorkomende, voor het tegenwoordige althans geen aanleiding geven om er in bijzonderheden bij stil te staan.

II Hoofdstuk- Over het openbare Onderwijs- 1 Afdeeling- van de Scholen-

$ 1 Getal, aard en strekking der scholen

Het getal scholen in deze gemeente bedraagt zoo als bekend is 11.

Over de scholen van de Heeren Hesselberg en Verberne is reeds het een en ander gezegd.

Wij bepalen ons thans bij de overigen.

In het algemeen bestaat op deze scholen geen behoefte aan MULO. Veeleer zou eenige inkrimping wenschelijk zijn ter bevordering van het onderwijs in lezen, schrijven en rekenen, in verband met art. 28 der wet.

Op 1 der scholen hebben wij eene proeve gezien van onderwijs den de Ned. taal, aardrijkskunde, geschiedenis, kennis der natuur, gegeven, hoewel niet uitsluitend, toch voornamelijk naar aanleiding van hetgeen door de leerlingen gelezen word. Die Methode verdient aanbeveling, vooral in deze gemeente, waar de kinderen over het algemeen slechts korten tijd de school bezoeken. Bij die Methode leeren de kinderen het gemakkelijkst wat taal, natuur, aardrijkskunde en geschieden is. En mag het welligt waar zijn, dat bij deze Methode de omvang der kennis bij de leerlingen in die weeken niet zoo groot wordt, wat in omvang ontbreekt wint men in gehalte. Oppervlakkige kennis, hoe uitgebreid ook, is spoedig vervlogen, terwijl grondige kennis, bij eenige aanleg verbind, ook na de schooljaren gemakkelijk aangroeit. Bij die Methode wordt de aandacht der leerlingen levendig gehouden, het oordeelkundig lezen bevorderd, het verstand ontwikkeld en blijft voor het onderwijs in het lezen, schrijven en rekenen, genoegzamen tijd, dan bij een afzonderlijke behandeling van alle leervakken met eene te veel verknipte vorm door noodzakelijke kundigheden te kort gedaan worden ten kosten van minder noodzakelijke of wel geheel onnoodige of onnuttige.

Wij meenen te mogen zeggen dat op alle deze scholen het onderwijs meer of minder in dien geest gegeven wordt, zooals door ons het meest wenschelijk voorgesteld is, ofschoon de aard en omvang der kennis nog al eenig verschil oplevert en naar gelang van den ijver en het getrouw schoolbezoek der leerlingen maar ook naar gelang van de lust en geschiktheid der onderwijzers. Wat het getrouw schoolbezoek betreft, dit laat over het algemeen zee veel te wenschen over.

Uit de lijst van den Hoofdonderwijzer aan den Hoorn die over het jaar 1860 getrouw bijgehouden is, blijkt dat van de 500 gelegenheden tot schoolbezoek in de 3e en 2e klassen-

9 kinderen van 300 tot 250, alzoo gemiddeld 275 maal verzuimd hebben

4 250-200= 225 4 200-150= 175 6 150-100= 125 10 100-50= 75 34 50-0= 25

Gemiddeld hebben de kinderen door elkander slechts 1 van de 38 gelegenheden verzuimd. Maar wanneer men de laatste 34 kinderen, zijnde de helft van het geheel, die gemiddeld 25 malen verzuimd hebben, voor getrouw schoolbezoekers houdt en die van de vorige afzondert, dan heeft de andere helft gemiddeld 1 op de 20 gelegenheden verzuimd [tabel].

Deze berekeningen zijn globaal en welligt is op de juistheid der gevolgtrekkingen veel af te dingen, maar daaruit blijkt toch ten duidelijkste dat naar waarheid velen zeer dikwijls de school verzuimen.

Daar de gelegenheid om zulks aan te toonen zich aanbood, hebben wij gemeend, daarop Uwe aandacht te moeten vestigen, vooral ook tot eene juiste beoordeeling van het onderwerp. Wanneer er soms geklaagd wordt over de geringe vorderingen van vele leerlingen, zou men aanstonds moeten vragen: hoe dikwijls hebben zij de school verzuimd? Uit het ware antwoord op deze vraag zal dikwijls blijken, dat de oorzaak niet in het onderwijs, maar in het slecht schoolbezoek gelegen is.

Wanneer de onderwijzers zich daartoe zullen willen laten vinden, zou het wenschelijk zijn, dat bij elke schooltijd appel gehouden werd. In eene school met slechts eenen onderwijzer is het aantal kinderen gemakkelijk te overzien. Waar het aantal grooter is kan het appel tegelijk door de beide of waar er meer zijn door alle onderwijzers in de verschillende klassen tegelijk gehouden worden n is alzoo weinig tijd roovent. En dit geringe tijdverlies zal ruimschoots vergoed worden door eene betere opkomst der leerlingen, wier ambitie opgewekt wordt, wanneer zij weten, dat er van hun meer of minder getrouw schoolbezoek aanteekening gehouden wordt.

II Afdeeling Van de Onderwijzers

$ 2 Personeel der Hoofd & Hulponderwijzers en Kweekelingen (Hunne jaarwedden enz)

Het personeel der Hoofd & Hulponderwijzers en Kweekelingen wordt in nevensgaande tabellen opgegeven. Daarnevens staan hunne jaarwedden vermeldt, alsmede de verschillende ambten en bedieningen welke zij bij hunne betrekking, als onderwijzers waarnemen, waarom zij de noodige vergunning hebben gevraagd en verkregen.

Zij kwijten zich zeer goed van de taak hun opgedragen, sommigen zelfs uitstekend. Wij onthouden ons echter van eene persoonlijke beoordeeling, gedachtig aan het spreekwoord uit de school spreken maar geen namen noemen.

Een van het onderwijzend personeel heeft eene treurige algemene bekendheid gekregen, maar over dezen spreken wij thans niet.

Wat de jaarwedden der Hoofd & Hulponderwijzers betreft, daaromtrent merken wij alleen op, het bijzondere in het oog loopende verschil tusschen de tractementen der Hulponderwijzers. Wij vragen: Waarom heeft de Hulp Onderwijzer te Oudeschild, een man die in de dienst dezer gemeente grijs geworden is, 20 gulden minder dan de Hulp O te De Cocksdorp, een jongeling die pas begint? Welke redenen bestaan er toch dat de Hulp O te Oosterend tot January 1861 slechts 100.- genoot, terwijl die in de school van Mr. Brouwer 350.- geniet?

Die het kleinste tractement heeft moet het grootste aandeel in de werkzaamheden nemen, daar de Hoofd O aldaar door doofheid voor vele vakken in het onderwijs ongeschikt is geworden. Of moet- daar Hoofd- en Hulp O te OD vader en zoon zijn, het daarvoor gehouden worden, dat in verhouding der werkzaamheden den zoon onthouden wordt wat de vader te veel krijgt? In dat geval zouden wij hierin eene erkenning van uwe zijde vinden, van hetgeen onzes inziens waarheid is, nl. dat de Hoofd O te OD van wege zijne doofheid ongeschikt voor zijne betrekking geworden is.

Wij brengen gaarne hulde aan de ambitie en goede eigenschappen die de waardige Bouma in vele opzichten bezit, maar wat waarheid is mag niet verzwegen worden, wanneer daardoor zulke ernstige belangen benadeeld worden, ofschoon wij niet willen verzwijgen, dat zijne onbeperkte belangstelling in de zaak van het onderwijs en zijn overgroote ijver in de waarneming van zijn beroep, in vele opzigten vergoeden het nadeel dat door het gebrek aan zijn gehoor wordt te weeg gebragt.

Uwe Commissie dringt daarom aan op het herstel van hetgeen aan den Hulp O te OD te kort wordt gedaan in zijn tractement, en onderwerpt het pensioneren van den Hoofd O aan uwe nadere overweging.

Het is ons bekend dat sedert January 1861 het tractement van den Hulp O te OD met 100.- is verhoogd. Maar daarmede is het kwaad niet verholpen.

Uwe Commissie neemt de vrijheid U een plan aan te bieden, volgens hetwelk de vader gepensioneerd wordt, de zoon als Hulp O 300.- tractement ontvangt, waarbij vader en zoon weinig of niets minder ontvangen dan zij tot 1861 genoten hebben. De Gemeentekas zal dan wel een paar honderd gulden meer te betalen hebben, dan nu het geval is, maar ook slechts tijdens het leven van den gepensioneerde. Na zijn dood vervalt de helft. Doch wanneer dar meerdere omgeslagen wordt over de 120 leerlingen, welke gemiddeld te OD zijn,bedraagt de verbetering die het onderwijs erlangen zal voor elken Scholier betrekkelijk weinig.

Wij rekenen aldus: Mr Bouma Senior zijn tractement 500.- Bouma Junior 100.-= 600.-

Wanneer M: Bouma gelijk wij vermoeden 40-jarige dienst heeft, zou zijn pensioen zijn 333.33 wanneer dan M: Bouma als Hulp O voortaan genoot 300.- = 633.33

En alzoo meer dan tot 1861 33.33

Deze som zou men kunnen beschouwen als een vergoeding voor het gemis van vrije woning.

[Bouma senior: Jouw Piersz (1800-1876) uit Hennaarderadeel. Hij trouwde in 1826 met Ariaantje Klaas Plavier (1795-1855) van den Burg. Kinderen Elisabeth (1827-1831) en Pieter]

[Bouma Junior: Pieter (1833-1901) Oosterend, getrouwd in 1862 met Maartje Cornelis Kooger (1835-1901). Zij stierf een half jaar na haar echtgenoot in Scheveningen, waar haar zoon Kornelis woonde. Ze hadden 6 kinderen]

En betaald de Gemeente met 1861 tractement Bouma Senior 500.- Junior 200.- = 700.-

Ingeval van pensionering

Aan den te benoemen Hoofd O 500.- Hulp O 300.- het aandeel in ’t pensioen 111.11= 911-11

Alzoo meer 211.11

Dit over 120 Scholieren omgeslagen voor ieder 1.75 ruim.

De nadere overweging dezer zaak bevelen wij U ten ernstigste aan.

Wat betreft de toelage ad 25.- sjaars aan elken kweekeling, wij prijzen daarin uwe mildheid, maar hadden het Raadsbesluit daaromtrent liever niet zoo onvoorwaardelijk gezien.

Wanneer die 25.- beschouwd wordt als eene aanmoediging voor jongelieden om zich als kweekeling aantemelden, diende vooraf onderzocht te worden of zij aanleg voor het onderwijs hebben.- Of beschouwt men de toelage als loon, dan zou vooraf onderzocht moeten worden, of het aantal Scholieren volgens de wet wel een kweekeling vereischt. Dit is, het gemiddeld getal Scholieren in aanmerking genomen het geval in de school van Verberne en het Oudeschild niet, waar toch kweekelingen zijn. Ook kunnen zich gevallen voordoen waar in 25.- niet voldoende is. Naar onze bescheidene meening dient naar omstandigheden in dezen gehandeld te worden.

Eindelijk merken wij in deze $ nog op dat volgens de wet in de school aan den Hoorn een kweekeling, en die van Eijerland zuidzijde een Hulp O ontbreekt, zoo ook in die van Brouwer aan den Burg.-

III Afdeeling $ 3 Over de kosten van het Onderwijs

Aangaande dit punt zullen wij ons van bijzondere mededeelingen onthouden, daar alle de bijzonderheden dien aangaande ons bekend, door U sedert kort ons medegedeeld zijn. Een en ander, voor al de bepalingen der schoolgelden zou ons stof kunnen geven tot op & welligt tot aanmerkingen. Maar wij treden daar omtrent hier in geen nader onderzoek, voor eerst omdat alles wat daaromtrent in 1860 door U besloten is, eerst met 1861 in werking is gekomen en eene beoordeeling der werking daarvan meer eigenaardig in het verslag over 1861 te huis behoort, maar ook en vooral omdat wij al een en andermaal ons aanmerkingen veroorloofd hebben en wij ons zelfs van den Schijn van bedelzucht wenschen te vrijwaren.

In het algemeen is het altijd onaangenaam aanmerking te moeten maken en het is daarom ook, dat wij zoo gaarne in de gelegenheid zouden gesteld zijn, ons gevoelen uit te spreken in zaken het onderwijs betreffende, voor dat zij door U vastgesteld worden. Dit zeggen wij vooral ook met het oog op de vaststelling der jaarlijksche begrooting van de kosten voor het onderwijs. De meeste zaken toch kosten geld.

Voor alles dient gevraagd te worden: is er geld?

Uwe Commissie begrijpt zeer goed dat met de geldmiddelen te rade moet gegaan worden. Maar juist omdat de geldzaak ook in deze zoo dikwijls op den voorgrond moet treden, vnl onze onkunde dienaangaande steeds oorzaak zijn, dat wij of te hooge of te lage mochten stellen.

III Hoofdstuk Over het bijzonder onderwijs

Dit gaan wij liefst met stilzwijgen voorbij. Het personeel der bijzondere onderwijzers bestaat hier evenmin. Wat betreft uit slechts eenen school, waar over sprekend zouden wij ligt schijnen personeel te zijn.

IV Hoofdstuk Over de acten van bekwaamheid tot het geven van onderwijs.

Dit ligt geheel buiten onze bevoegdheid. De acten van bekwaamheid tot het geven van onderwijs hebben wij niet te onderzoeken of te beoordeelen.

V Hoofdstuk Over het toezigt

Dit hoofdstuk zou ons aanleiding kunnen geven om meer in bijzonderheden te treden over hetgeen was voorgekomen op ons schoolbezoek. Ons tegenwoordig bestek brengt zulks echter niet mede.

VI Hoofdstuk Overgangsbepalingen

Voor zoo verre deze met january 1861 in werking getreden zijn zullen wij daarover zoo noodig spreken in het verslag over 1861.

Hiermede meenen wij onze taak volbragt te hebben. Ons overtuigd houdende van Uwe hooge belangstelling in alles wat de opleiding der jeugd bevorderen kan, twijfelen wij niet of gij zult onze beschouwingen Uw ernstige overweging waardig keuren.

De Schoolcommissie voornoemd

De President H.L. Steinfort

De Secretaris RMentz

Verslag van den toestand van het Onderwijs over het jaar 1861, in de gemeente Texel

door de Plaatselijke School-commissie aan den Gemeente-raad en in afschrift aan den District School opziener, ter voldoening aan art, 43 der wet van den 13 Augustus 1857 (Staatsblad N: 103).

Met het oog op het verslag des vorigen jaars kunnen wij, ten aanzien van vele punten, over het tegenwoordige kort zijn, en met eene verwijzing naar het vroegere volstaan, voor zooverre in den loop dezes jaars in den toestand van het Onderwijs geene verandering gekomen is.

Het verslag des vorigen jaars tot grondslag nemende, zullen wij, voor het tegenwoordige ons bepalen tot eenige bijzonderheden, waartoe eene vergelijking van het verslag des vorigen jaars met den tegenwoordigen toestand, ons leidt.

Wij vinden dan al terstond de bevestiging van de stelling, in het verslag des vorigen jaars uitgesproken, nl: dat hier in der daad behoefte bestaat aan meer uitgebreid lager onderwijs.

Wij vinden die bevestiging in het vertrek van den Heer Hesselberg en in de komst van den Heer Bos in de plaats van den vertrokkene.

Uit officieele bescheiden kunnen wij over deze verandering niet spreken, om dat wij officieel nog van het vertrek des eenen, noch van de komst des anderen iets weten. Wat de persoon en de school van den Heer Bos in het bijzonder betreft, daarmede hebben wij dan ook in dit verslag niets te maken. Aangezien Zijn Ed school geopend is, toen het tijdperk, waarover ons verslag loopt, reeds gesloten was.

Wij beschouwen de verandering in het afgetrokkene, voor zoo verre wij daarin vinden de bevestiging van onze vroeger uitgesproken stelling namentlijk dat ‘hier en daar behoefte bestaat aan meer uitgebreid lager onderwijs’.

Wat is de oorzaak geweest van het vertrek van den Heer Hesselberg?

Het is verre van ons, te denken aan eene volledige beantwoording dier vraag. Afgezien van alle bijzondere persoonlijke consideratien, is het nogtans zeker, dat de toestand zijner school, daartoe de leidende hoofd-oorzaak geweest is. Zonder aanzienlijke geldelijke opofferingen van zijnen kant, was de school voor hem onhoudbaar; de rede ligt voor de hand.

Voor zoo verre op zijne school gewoon lager onderwijs gegeven werd, bestond daarin (dank zij de openbare lagere school) geen behoefte. Voor zoo verre op zijne school meer uitgebreid lager onderwijs gegeven werd, vond de daarin gevoelde behoefte bij hem geene bevrediging: van daar dat het getal leerlingen in de afdeeling (gewoon lager onderwijs) zeer gering was, en dat der afdeeling (MULO) zich tot een paar bepaalde en soms, ofschoon dan ook slechts tijdelijk, tot nul gereduceerd word.

Uit deze ondergang van de bijzondere school Hesselberg, zou men kunnen afleiden dat er alhier geene behoefte gevoeld wordt aan MULO, of dat de daar voor gesubsidieerde bijzondere school van den Heer Verberne voldoende geacht wordt. Een sterk sprekend feit wederlegt evenwel zoodanige uitlegging op afdoende wijze. Naauwelijks was de Heer Hesselberg vertrokken, of eenige hoofden van huisgezinnen van het hoofddorp der Gemeente den Burg, traden met elkander in overleg om zoo mogelijk het aanwezige schoollocaal van den Heer Hesselberg te benuttigen ter bewerking van een reeds lang gekoesterd doel, nl om MULO te bekomen.

Met belangrijk geldelijke opofferingen zijn zij aanvankelijk daarin geslaagd. Zij hebben een man gevonden, voorzien van de meest afdoende getuigschriften, geexamineerd in het Fransch, Engelsch en Duitsch.

Het getal leerlingen waarmede deze zijne school geopend heeft, pleit ten sterkste voor eene vroegere uitgesproken stelling: ‘dat ‘hier en daar behoefte bestaat aan meer uitgebreid lager onderwijs’ en terwijl daar en boven, dat die behoefte door vele hoofden van huisgezinnen ook diep gevoeld wordt.

Voor het oogenblik is in deze bestaande en gevoelde behoefte voorzien, maar geheel ten laste van particulieren. Is dit billijk, is het overeenstemming met de wet tot regeling van LO? Artikel 16 bepaalt: Het onderwijs omvat ten minste de vakken, vermeld onder letter a-i van Art. 1, waar behoefte bestaat aan uitbreiding en deze mogelijk is, worden een, meer of alle vakken onder letter k-p in art. 1 vermeld, in het onderwijs opgenomen.

Wij voorzien dat de raad ons wijzen zal op zijn besluit van 28 Juny 1860, waarbij de school van Verberne, waarop MULO is en wordt gegeven, te subsidieren van wege de gemeente met eene som van 240.- ’s jaars van af den 1-1-1861. Wij verheugen ons zeer over dat besluit, in zoo verre daaruit blijkt, dat de Gemeente raad voor het MULO jaarlijks eene som van dat bedrag overheeft; maar het bedroefd ons ook, in dezelfde mate, dat met die som zoo weinig MULO verkregen wordt.

Het is een feit dat vele ouders met veel moeite en kosten eene andere gelegenheid hebben gezocht, dan die welke de Gemeente raad subsidieert met 240.- en daaruit blijkt dat ten aanzien van vele kinderen, wier ouders de meeste prijs stellen op het MULO, de subsidie als verloren geacht moet worden.

Zonder nog iets te beslissen ten voor of nadeele van den een of den ander, is het duidelijk, dat het finantiel schade is, wanneer voor hetzelfde doel, en een school door het geld van particulieren opgerigt, en een school ten koste van de gemeente onderhouden wordt, terwijl 1 school voldoende is, en bovendien de een den bloei van de andere in den weg staat.

Zeer ware het te wenschen dat de Heer Verberne op zijnen ouden dag, waarvan hij de last werkelijk soms drukkend gevoelt, thans eene eervolle rust kon genieten. Maar dit zal, vreezen wij, tot de vroome wenschen blijven behooren tot dat het graf die rust hem schenkt.

Wij konden niet nalaten op deze zaak te wijzen, ook al moeten wij ons onvermogen belijden om het bezwaar uit den weg te ruimen.

Wij meenen evenwel uit onze gegevene beschouwing te mogen afleiden, dat men in het verleenen van gelden voor tractementen en subsidien zeer voorzigtig te werk dient te gaan, te meerder wanneer deze verleend worden voor het geheel leven van een persoon.

Wat indertijd zeer nuttig was, kan met den tijd schadelijk worden en daarom zouden wij wel in bedenking willen geven, of het niet goed kon zijn, om voortaan zooveel mogelijk in plaats van vaste subsidien en tractementsverhoogingen voor het geheele leven, jaarlijksche gratificatie te verleenen.

De overtuiging dat de som op de begrooting voor het onderwijs uitgetrokken, hoe aanzienlijk ook, nogtans niet in alle de bestaande behoeften voorziet, leidt ons tot de raadgeving om niet langer te binden dan volstrekt noodzakelijk is, opdat men vrijelijk over de gelden kunnen beschikken, wanneer het blijkt dat zij beter kunnen besteed worden, of niet meer noodig zijn.

Overgaand tot de beschouwing der schoollocalen, bepalen wij ons voor dit maal alleen bij die van Oosterend, die in de allermeeste plaats voorziening behoeft. In ons vorig verslag hebben wij onder anderen deze met een woord te klein genoemd. Wij achten het niet noodig deze onze uitspraak te verdedigen, omdat door eene oppervlakkige beschouwing van het locaal gedurende den schooltijd een ieder terstond daarvan overtuigd kan worden, gelijk wij dan ook weten, dat het x heeft deze gemeente bij eene locale inspectie deze overtuiging heeft verkregen, en reeds lang op verbetering bedacht is.

Het succes dat wij op onze pogingen verleden jaar gehad hebben ten aanzien der verbetering der school te De Cocksdorp, geeft ons thans de vrijmoedigheid onze beschouwingen in het midden te brengen, wat betreft de voorgenomene verbetering van die te Oosterend.

Bij gelegenheid van het vergelijkend examen ter vervulling van de Hoofdonderwijzers vacature te Oosterend, is eene zamenspreking over dit punt tusschen de Burgemeester. Enen Wethouder, eenige andere leden van den Raad, den Districts schoolopziener en de plaatselijke Schoolcommissie beeindigd met de hoop, in de plaats van het bestaande Schoollocaal te Oosterend, een ander aldaar aanwezig locaal bij wijze van ruiling te kunnen bekomen.

Di hoop is intusschen bevonden ijdel geweest te zijn, daar van zoodanige ruiling na gedaan onderzoek niet te denken valt.

Thans zal weder overwogen moeten worden, wat ook toen reeds ter sprake is gekomen, of de verbetering daargesteld zal worden door eenige vertimmering van het bestaande locaal, of wel door eene geheele vernieuwing. Het eerste is voorzeker het minst kostbaar, maar de verbetering op die wijze verkregen, zal altijd zeer betrekkelijk zijn en zich slechts bepalen tot de aanwinst van ruimte. Ofschoon nu ruimte eene allereerste vereischte van een schoollocaal is, is daarmede nogtans in verre na niet aan alle noodzakelijke eischen voldaan. Deze zijn er vele en van zeer gewigtigen aard. Hoe veel gewigt ook de Hooge Regeering hecht aan dolmatige scholen, daarvan mag als een bewijs gelden, de aanschrijving van dn Minister van Binnenlandsche Zaken in den loop des vorigen jaars gedaan aan de Gemeente Besturen, houdende raadgevingen voor het geval dat er schoollocalen in hun ressort moeten worden gebouwd of verbeterd worden.

In die aanschrijving is vooral ook gelet op gezondheidsmaatregelen in het belang van onderwijzers en leerlingen. Voor elk leerling wordt aangegeven eene oppervlakte van 90 vierkanten palmen bij eene hoogte der localen van 4 ½ Nederlandsche El. Het wordt wenschelijk geacht dat de localen het licht van de Noordzijde ontvangen met een blinde muur naar het zuiden.

In het prospect bij de missive gevoegd en afbeeldende een locaal voor ongeveer 100 leerlingen worden de banken voorgesteld, als naar achteren met een verschil telkens van 5 duimen oploopende.

Wij brengen deze Ministeriele aanschrijving in herinnering, om aan te toonen, dat aan alle deze opgegevene eischen dat eene vertimmering van het bestaand schoollocaal te Oosterend niet volstaan kan worden, om daaraan te voldoen, zeer welligt het eerste gedeelte der kosten van een geheel nieuw school vereischen. Dit verschil is nogtans zeer aanzienlijk. Evenwel zou bij het bouwen van een geheel nieuwe school ook alle uitzigt bestaan op een belangrijke subsidie van het Rijk en de Provincie. Wanneer door beide genoemde, twee derde der kosten gedragen werden en door de gemeente het resterende 1/3 deel, dan zou men voor weinig geld een allezins geschikt locaal verkrijgen.

Door den veel vermogende invloed ook van den District Schoolopziener, die aanvankelijk reeds beloofd heeft, daartoe alle wil te willen aanwenden, zou er op de genoemde subsidie van het Rijk en de Provincie, naar ons oordeel wezenlijk veel kans bestaan. Wij eindigen onze beschouwing betrekkelijk dit punt met den ernstigen raad om in de eerste plaats te beproeven of men langs dezen weg tot het gewenschte doel kan geraken. Mogt het gelukken, het zou op den duur eene groote aanwinst zijn, en voor het schoollocaal, en voor de gemeente raad.

Wat betreft het getal, de aard en strekking der scholen, alsmede het personeel der Hoofd- en Hulponderwijzers, de kweekelingen en jaarwedden, verwijzen wij naar de hier nevens gaande tabel.

De Hoofdonderwijzer die in het vorige jaar aanleiding gaf tot eene zeer onaangename taak, geeft tegenwoordig alle redenen om over hem te vreden te zijn, ofschoon wij ervan overtuigd zijn, dat de Commissie in dergelijke gevallen niet anders behoort te handelen, als zij toen gehandeld heeft, is het ons toch een onuitsprekelijk groot genoegen, dat door omstandigheden van de Commissie onafhankelijk, de invoering van het door de Commissie toen voorgesteld vertraagd en door eene gunstige ommekeer van den bedoelde hoofdonderwijzer, onnoodig geworden is.

Ten aanzien van het onderwijzend personeel moeten wij nogmaals opmerken, dat het getal niet in overeenstemming is met de bepaalde voorschriften der wet. Hier en daar ontbreken sints langen tijd hulponderwijzers en kweekelingen, zooals een enkele blik in nevensgaande tabel in verband met Art. 18 der wet op het onderwijs terstond doet zien. Dit gemis laat zich hier en daar pijnlijk gevoelen en eischt gebiedend voorziening.

Wij erkennen gereedelijk de moeijelijkheid en kostbaarheid, maar kunnen niet toestemmen dat deze redenen het zoo lang onvervuld blijven van betrekkingen door de wet bepaald, kunnen billijken.

Blijkt de onmogelijkheid om in alle vacatures volkomen te voorzien, dan zou er mogelijkheid bestaan om bij gebrek aan hulponderwijzers in de plaats daarvan kweekelingen te zoeken tegen aanbieding van eene hoogere toelage dan thans bij een raadsbesluit van het vorige jaar wordt toegestaan. Wij bevelen daartoe de wijziging van het bekende artikel aan. Dit is ook in het verslag van het vorige jaar reeds door ons opgemerkt. De tegenwoordige toestand bewijst de volstrekte noodzakelijkheid opnieuw.

Intusschen mogen wij niet nalaten nogmaals optemerken, hoeveel voor de toekomst van het onderwijs alhier afhangt, wie als kweekelingen worden opgenomen. Wanneer het uitzigt bestaat dat de kweekelingen allerwaarschijnlijkst hier zullen blijven en daaruit eens onze hoofdonderwijzers zullen benoemd worden, dan dient er zooveel mogelijk voor gezorgd te worden, dat zij ten aanzien van intellectuele en finantieele vermogens eenige waarborg opleveren, dat zij eenmaal goede Hoofdonderwijzers zullen worden. Wij achten het hier de plaats niet daaromtrent nader onze gevoelens mede te deelen, daar de mogelijke voorlzing van dit stuk in eene openbare Raadsvergadering ons verbiedt, daarin iets optenemen, wat bij een oppervlakkig gehoor, aanleiding zou kunnen geven tot een kwetsend misverstand. Wij verklaren ons bereid ons gevoelen desgevraagd nader toe te lichten, iets hetwelk wij voor het hoog gewigt der zake wel zouden wenschen.

De Commissie gaat uit van het beginsel dat het onmogelijk is om in eens het onderwijs in een behoorlijken staat te brengen, van de toekomst mogen wij dit verwachten, maar daartoe moet dan ook elken maatregel leiden en niets is noodlottiger dan door eene oogenblikkelijke voorziening in eene tegenwoordige behoefte, het onderwijs in de toekomst te schaden. En toch vervalle men daartoe meermalen zonder het te willen of te vermoeden.

Het is op grond van dit beginsel dat de Commissie elke maatregel die maar eenigsints in de toekomst werkt, de ernstigste overweging waardig te acht van allen die geroepen zijn om den bloei van het onderwijs naar vermogen te behartigen. Art. 63 laatste alinea der wet op het onderwijs roept daartoe met name ook de Schoolcommissie.

Veronderstelt de raad dat de Commissie daartoe eenig vermogen bezit, wij vragen dan nogmaals om telkens wanneer er eenige maatregel van gewigt betrekkelijk het onderwijs moet genomen worden, althans daarvoor gehoord te mogen worden, iets wat thans in den regel nooit geschiedt maar waardoor het bestaan eener Schoolcommissie ook weinig meer is dan een ijdele naam, om slechts te voldoen aan den wensch der wet, die eene Schoolcommissie vordert.

Met de verklaring dat niets dan belangstelling in het onderwijs onze pen heeft bestuurd, en de betuiging van de verschuldigde gevoelens van hoogachting, eindigen wij met den wensch dat de vriendschappelijke betrekking die er steeds tusschen de Commissie en den Raad, inzonderheid met het dagelijksch bestuur heeft bestaan, ook voor het vervolg moge blijven en meer dan vroeger bevorderlijk moge zijn tot den bloei van het onderwijs.

De Schoolcommissie voornoemd,

De president C.P. Kuyper

De Secretaris R. Wieringa

Verslag van den toestand van het Onderwijs in de Gemeente Texel over het jaar 1862,

door de Plaatselijke School Commissie aan de Gemeente Raad ingezonden

De Plaatselijke School Commissie op Texel kan in haar verslag van den toestand van het onderwijs, dat op de scholen alhier wordt gegeven, voor ditmaal kort zijn. Na de zeer uitvoerige verslagen, die door haar over de jaren 1860 en 1861, en wel inzonderheid over het eerstgenoemde jaar zijn ingediend, is een uitvoerig verslag over het jaar 1862, naar hare bescheiden mening, niet noodzakelijk, daar veel, wat vroeger is medegedeeld, thans, bij denzelfden stand van zaken, niet behoeft te worden herhaald. Op een en ander punt evenwel verment zij de aandacht van den Gemeenteraad te moeten vestigen, zij het ook dat in een der vroegere verslagen zulks meer of min geschied is.

Wat het Onderwijs betreft, dat op de scholen in deze gemeente wordt gegeven, hieromtrent strekt het der Plaatselijke School Commissie tot genoegen, over het algemeen een gunstig verslag te kunnen mededeelen, zoo als zij bij hare Schoolbezoeken voor de eerste reis gezamentlijk en voor de tweede maal als commissie uit haar midden, gelegenheid gehad heeft, dit waar te nemen. Het ligt in den aard der zaak, dat het onderwijs op de eene School, naar hare bevinding, beter aan deszelfs doel beantwoordt, dan op de andere, doch over het algemeen bestaan er allezins redenen van tevredenheid.

Dat ieder onderwijzer in het mededeelen van onderrigt aan de kinderen op zijn school, doorgaans iets eigendommelijks heeft, behoeft naauwelijks te worden gezegd, waaromtrent het in menig geval wel wenschelijk zoude zijn dat het door anderen werd overgenomen, wat welligt zoude plaats hebben wanneer de onderwijzers van tijd tot tijd wederkerig elkanders scholen bezochten. Het is evenwel te vermoeden, dat zulks wel steeds onder de vrome wenschen zal blijven behooren.

De Plaatselijke School Commissie vermeent voorts onder de aandacht van den Gemeente raad te moeten brengen het te klein getal van onderwijzend personeel, dat op sommige scholen wordt gevonden. Waar zulks plaats heeft, is het werk voor den onderwijzer, wanneer hij met lust en ijver voor zijne betrekking is vervuld, ten hoogste afmattend, en kan het onderwijs voor de kinderen niet anders dan minder vruchtbaar wezen.

Hoe toch zal een enkele onderwijzer in eene school, waar nagenoeg 200 kinderen aan het onderwijs kunnen deelnemen, zij het ook, dat hij ondersteund wordt door 2 kweekelingen, zoo als te De Cocksdorp, bij mogelijkheid, al is het ook met inspanning van alle krachten, een onderwijs kunnen geven, dat gerekend mag worden voldoende te wezen voor de schoolgaande jeugd gedurende de vaak korten tijd, dat zij van het zelve gebruik maakt?

Of is het ook hier niet het geval, dat de kinderen in den regel de school te vroeg verlaten? Met genoegen heeft daarom de School Commissie uit ene advertentie in een der dagbladen opgemerkt, dat er door den Gemeenteraad pogingen worden in het werk gesteld, om eenen Hulponderwijzer aan de school te De Cocksdorp te verbinden, waar de School Commissie het aan de inspanning van alle krachten der Hoofd-Onderwijzer meent te moeten toeschrijven, dat het onderwijs er zoo goed is, als men het in de gegevene omstandigheden kan verwachten.

Of intusschen de aangewende pogingen reeds met een gunstigen uitslag zijn bekroond geworden, is der School Commissie tot heden niet gebleken.

Doch niet enkel is er te De Cocksdorp behoefte aan vermeerdering van onderwijzend personeel, maar die behoefte bestaat ook in meerdere of mindere mate aan den Hoorn en te Eyerland, Zuidzijde, waar het getal der kinderen, dat de school kan bezoeken respectievelijk 108 en 109 bedraagt. Vooral maakt de inrigting van de school aan den Hoorn, als welke door eenen muur, met eene opening in het midden, zoo als bekend is, in tweeën wordt gescheiden, de vermeerdering van onderwijzend personeel, al was het ook maar van eenen kweekeling, noodzakelijk.

Mag de Plaatselijke School Commissie in het algemeen een gunstig verslag mededeelen ten aanzien van het onderwijs, dat ook bij weinig personeel van onderwijzers in sommige scholen in deze gemeente wordt gegeven, minder gunstig is haar verslag ten aanzien van sommige gebouwen, waarin dat onderwijs wordt medegedeeld. Om niet te zeggen, dat in de meeste scholen, die in de laatste jaren vergrooting hebben ondergaan, alreeds weder gebrek aan ruimte begint te komen voor de kinderen die haar bezoeken, zullen zij elkander niet hinderen in het verrigten van hun werk, zoo meent de School Commissie de Gemeenteraad in het bijzonder onder de aandacht te moeten brengen de dringende noodzakelijkheid, welke er bestaat toch het vernieuwen en vergrooten van het school-locaal, gelijk mede van de onderwijzerswoning te Oosterend, en neemt zij de vrijheid deze aangelegenheid met den meesten aandrang aan den Gemeenteraad aan te bevelen.

Ook meent zij hem te moeten wijzen op de bekrompen toestand en de weinige geschiktheid van het schoollocaal aan de Waal, om den kinderen behoorlijk onderwijs te geven. Op eene oppervlakte toch van 33 vierkante Ellen en 72 vierkante palmen, moeten 69 kinderen, als zij allen ter school zijn, geplaatst worden, zonder nog de gangpaden in aanmerking te nemen, die er noodwendig moeten zijn zoowel voor de kinderen, als voor den onderwijzer zelve. Voor ieder kind blijft er dan alzoo zeer weinig ruimte over.

Eindelijk heeft de Plaatselijke School Commissie

In herinnering aan de Gemeenteraad intezenden de tabel, waarin het personeel van de Hoofd- en Hulp onderwijzers, gelijk mede van de Kweekelingen benevens het tractement van de meesten van hen, te gelijk met de vakken, die onderwezen worden en met de schoolgelden, die door de kinderen betaald worden in de onderscheidene klassen, waarin zij geplaatst zijn, staat aangeteekend.

Aan het einde van haar kort verslag gekomen, rekent zich de Plaatselijke School Commissie verpligt verschooning te vragen voor het later inzenden van hetzelve, dan de wet op het onderwijs voorschrijft. Zulks is alleen toeteschrijven aan een ernstige ongesteldheid, welke dat lid van haar heeft aangegrepen, aan wien het opmaken van het verslag was aanbevolen.

En wat ten laatste het niet inzenden van het afschrift van het verslag der Plaatselijke School Commissie over 1861 aan den Heer Schoolopziener, waarop eene missive van B&W dd 2 Maart ll haar opmerkzaam maakt, betreft, zoo betuigt zij haar innig leedwezen, dat zulks heeft plaats gehad, maar vindt zich tevens verpligt medetedeelen, dat zij niet weet optegeven, waarin de oorzaak hiervan moet worden gezocht. De vaste Secretaris, aan wien de inzending van hetzelve door de vorige leden der School Commissie stilzwijgend was aanbevolen, is sints geruimen tijd afgetreden, en het afschrift is onder de stukken, die door hem aan de leden aangebleven overgedragen zijn, niet gevonden.

De Plaatselijke School Commissie te Texel, voornoemd

H.L. Steinfort Voorz. en Secretaris

Verslag omtrent den toestand van het onderwijs gedurende het jaar 1865 in de gemeente Texel, door den Plaatselijke Schoolcommissie aan den gemeenteraad, en in afschrift aan den Districts Schoolopziener, ter voldoening aan Art. 64 der wet van 13-8-1857 Staatsblad N 103

Met het oog op vroegere bij UEd ingeleverde verslagen kan de Schoolcommissie, met haar verslag over dit jaar kort zijn, te meer ook omdat UEd aan vele onzerzijds gedane op en aanmerkingen van vorigen jaren, een gunstig gevolg en gehoor hebt gegeven, of noch voornemens zijt, te geven, zoodat het bij deze verbeteringen, van onze zijde overbodig is daarop thans weder terug te komen.

Het strekt ons tot genoegen UEd te kunnen meededeelen, dat het onderwijs op de scholen in deze gemeente gegeven, over het algemeen zeer voldoende is, te bejammeren is het, dat er op sommige scholen zoo weinig gebruik van wordt gemaakt, zulks is inzonderheid het geval met de scholen te de Cocksdorp en Eijerland Z. Zijde alwaar inzonderheid in den zomer het schoolverzuim zeer groot is. Aan de Koog waar zulks vroeger insgelijksch hoewel in mindere mate het geval was, worden de schoolverzuimen thans minder, welk verblijdend verschijnsel, wij beschouwen een gevolg te zijn van de krachtig pogingen, aldaar door de onderwijzer in het belang van het onderwijs aangewend, zoowel in als buiten de school.

Aangaande de school te Oosterend vermeenen wij onder UEd aandacht te moeten brengen, dat het hoogstwaarschijnlijk is, dat de kweekeling aldaar, door eene hulponderwijzer wordt vervangen, daar het onderwijs op die school, door hetgeene van het bij de wet gevorderde personeel, er zigtbaar onde lijd. Het is toch voor een hoofdonderwijzer geadsisteerd door een onervaren kweekeling niet mogelijk op den duur aan een getal van 127 scholieren voldoende onderwijs te geven.

Noch vermeent de Schoolcommissie UEd in overweging te moeten geven, om een kleine verandering in de heffing der schoolgelden te brengen, en wel in dier voege dat de overgang van de betalende tot de niet betalende, niet zoo plotseling en groot is, zoodat er ook voor hen die hoewel gaarne iets tot het onderwijs hunner kinderen willende bijdragen, doch het betalen van het volle schoolgeld te bezwarend is, de gelegenheid gegeven wordt om dit door het betalen van het halve schoolgeld te voldoen, onder de thans niet betalende, zoude er mogelijk noch vele gevonden worden, van wien men op goeden grond de betaling van het halve schoolgeld konde vorderen.

Het getal scholieren bij het einde des jaars tot de verschillende lagere scholen behoorende was bij het einde des jaars als volgt

Burg jongens 97 meisjes 90 totaal 187

Oude Schild 92 63 155 Oosterend 69 58 127 Oost 19 24 43 Waal 26-34-60

Eijerland Z.zijde 33 49 82 de Cocksdorp 101 63 164 Koog 23 33 56 den Hoorn 58 43 101

518 457 975

Het door UEd genomen besluit om de scholen weder open te stellen voor kinderen van 5 jarige leeftijd heeft de Schoolcommissie met genoegen vernomen, en bij het gemis van bewaarscholen in deze gemeente kan het niet uitblijven, of dit besluit zal eene gunstige invloed op het onderwijs hebben.

Wat de bijzondere scholen betreft, die van den heer Verberne is wat het aantal scholieren betreft eenigsints achteruitgegaan, op het eind des jaars werdt van die school gebruik gemaakt door 33 leerlingen.

De bijzondere school van den heer Glijnis neemt steeds in bloei toe, zoodat dezelve bij het einde des jaars reeds een getal van 55 leerlingen telde.

In de maand Augustus werd het nieuw gebouwde ruime en zeer doelmatig ingerigte locaal door hun in gebruik genomen, waardoor in een lang gevoelde behoefte is voorzien.

Wat de overige schoolgebouwen aangaat, de nieuw gebouwde en in October geopende school te Oosterend voldoet uitmuntend. Met genoegen verneemen wij dat UEd voornemens is dit jaar eene school en onderwijzerswoning aan de Waal te laten bouwen en dat hetzelfde volgend jaar insgelijks te Oud Schild zal plaats hebben, hierdoor zal in eene dringende behoefte voorzien zijn.

De overige schoolgebouwen bevinden zich in voldoende staat, althans wat localiteit betreft, opmerkingen aangaand kleine reparatien te maken, vermeenen wij niet tot onze werkkring te behoren.

De plaatselijke Schoolcommissie bestond op het einde dezes jaars uit slechts 2 leden, daar ons geacht medelid en secretaris den heer J. Knap zich, wegens veelvuldige beroepsbezigheden, gedrongen gevoelde zijn ontslag uit die betrekking te verzoeken.

De plaatselijke Schoolcommissie

C:P: Kuyper voorzitter

J. Veenstra

Verslag omtrent den toestand van het onderwijs gedurende het jaar 1866 in de gemeente Texel, door den Plaatselijke Schoolcommissie aan den gemeenteraad, en in afschrift aan den Districts Schoolopziener, ter voldoening aan Art. 64 der wet van 13-8-1857 Staatsblad N 103

Hoofdstuk I Algemeene beschouwingen

$ 1 Over den omvang van het onderwijs

Het onderwijs in de openbare scholen in deze gemeente bepaalt zich tot de vakken, aangeduid met de letter 1-i (in de wet Art 17). Hoofdzaak blijft altijd het onderwijs in de vakken a-d (lezen, schrijven rekenen en de beginselen der vormleer), daar de kinderen in den regel de school te spoedig verlaten om aan de beginselen van de volgende vakken veel gelegenheid te hebben. Uit den aard der zaak is het buitendien voor een onderwijzer, vooral in die scholen waar de wet hem niet op een hulponderwijzer recht geeft zeer moeilijk om in 9 vakken aan misschien 50 kinderen die alweer in 3 klassen verdeeld zijn, voldoende onderwijs te geven.

In ’t algemeen komt het de Schoolcommissie dan ook niet wenschelijk noch doenlijk voor om het onderwijs in de sub k-o genoemde vakken hier op de openbare scholen, of enkele van deze in te voeren. Eene andere is onze meening omtrent het vak sub p: de handwerken voor meisjes. Bij het nauw verband dat er op den duur bestaat tusschen het schoolonderwijs en het lot van den werkenden stand, bij het toenemen der armoede in sommige streken van onze gemeente dat trouwens aan zoo vele zamen werkenden oorzaken moet worden toegeschreven; bij den zeer grooten invloed dien in deze klasse der maatschappij de vrouw uitoeffent op de welvaart van het gezin, meent de Schoolcommissie aandacht op dit punt te vestigen. Met nadruk dringt zij er op aan dat op iedere plaats waar zulks het meest noodig is (volgens onze meening te De Cocksdorp en Eyerland ZZ en bij de Koog) voortaan zoo goed mogelijk in handwerken voor meisjes onderwijs wordt gegeven. Wij hebben natuurlijk alleen op die handwerken het ook wier kennis voor de toekomstige vrouw en moeder onmisbaar is. De ondervinding leert dat vele moeders niet in staat zijn, of zoo dit al, geen lust of gelegenheid hebben hare dochters in dit opzicht ook maar eenigzints voldoend onderwijs te geven. Word in deze zeer dringende behoefte door U voorzien en hier en elders eene verstandige en bekwame vrouw aangesteld om buiten de gewone schooluren in dat vak onderwijs te geven, dan kon deze, dunkt ons, school in deze geest van Art 23 der wet juist buiten dit haar onderricht onder anderen op huishoudelijkheid en spaarzaamheid aan dringen, iets waarvan de goede vruchten, ze mogen dan niet geteld of gewogen kunnen worden, ternauwernood kunnen uitblijven.

Word dit ons verzoek door U voorloopig in beginsel toegestaan, dan zou de Schoolcommissie gaarne op zich nemen om te onderzoeken op welke wijze dit het best en met de minste kosten geschieden kon. In elk geval hopen wij spoedig een besluit op dit ons voorstel van U te vernemen.

$ 2 Over het huis onderwijs

Huisonderwijzers die niet zoowel als hoofd- of hulponderwijzers op de lagere scholen werkzaam zijn, zijn er in onze gemeente niet, ook van de laatsten zijn er voor zoo ver ons bekend is slechts twee, nl. 1 hoofd en 1 hulp O die ieder buiten den schooltijd om, aan 1 leerling les geven. De reden hiervan is dunkt ons minder dat door niemand meer en uitvoeriger onderwijs ontvangt dan dat die scholen voor zijne kinderen verlangd wordt, maar meer deze, dat het geven van een onderwijs dat meer omvat dan het meest gewone schoolonderwijs boven de krachten van meer dan een tegenwoordige onderwijzer gaat. Terwijl wij dan straks zien dat eene uitbreiding van vakken van onderwijs op de scholen ons niet wenschelijk voorkwam- behoudens de eene genoemde uitzondering- uiten wij toch den wensch dat bij eventuele benoeming van een hoofdonderwijzer aan een der openbare scholen zeer nadrukkelijk worde toegezien of hij ook de bekwaamheid om in eenige der andere in de wet genoemde vakken onderwijs te geven bezit. Dan zou vanzelf al spoedig meer huisonderwijs gevraagd worden vooral door hen, wien het om finantiele of locale redenen ondoenlijk is om hunne kinderen van het MULO in een der bijzondere scholen te den Burg gebruik te doen maken. Dat dit onderwijs door vele anders zou worden verlangd, en zoowel op den finantiele toestand als op de ambitie van den onderwijzer- die beiden helaas bij velen te wenschen overlaten- gunstig werken zou, valt in het oog.

$ 3 Over de bijzondere scholen

9 Er is slechts eene geheel onafhankelijk bijzondere school en wel te den Burg van den heer J. Glijnis. Hij werkt met 2 kweekelingen, van welke de oudste in den loop van dit jaar zijn hulponderwijzerakte hoopt te verkrijgen.

Het onderwijs in deze school omvat de vakken a-l. Dat deze school voldoet aan eene lang gevoelden behoefte waarop ook de Schoolcommissie in meer dan een jaarverslag gewezen heeft blijkt uit het betrekkelijk groot getal kinderen (immers 30 jongens en 22 meisjes) die daar onderwijs ontvangen. De heer Glijnis getroost zich aanzienlijke opofferingen. Een geheel nieuw gebouwde school, voorzien van uitmuntende meubelen en kaarten, maakt dat zoowel met het oog op de eischen der gezondheidsleer als op die der wetenschap zijne inrichting weinig te wenschen overlaat. Het schoolgeld echter is erg hoog en in aanmerking genomen, dat hij niet de minst subsidie geniet kan dat niet wel anders- Hem deze laatste toetezeggen is iets, dat wij U zoolang nog eene andere bijzondere school door U gesubsidieerd moet worden, niet durven voorstellen. Zeer wenschelijk komt het echter een Schoolcommissie voor, dat hem eene gratificatie geschonken wordt tot aankoop van enige instrumenten ten gebruike bij het onderwijs in de natuurkunde of benoodigde voor de gymnastiek. Wij bevelen dit punt zeer aan Uwe aandacht aan; het is nog iets meer dan de erkenning der verdienste van een man va ijver en talent, het is tegelijk een teken van Uwe zeer gewaardeerde belangstelling den bloei van een inrichting, met welke de toekomst van ons eiland in een niet verrijkend verband schijnt te staan.

$ 4 Over de bijzondere gesubsidieerde scholen

Tor deze behoort alleen de school van den heer P.W. Verberne. Hij geniet van U eene subsidie van 240.- ’s jaars. Deze school lijdt ongetwijfeld onder den hoogen leeftijd van den onderwijzer en den klimmenden bloei van de school des heeren Glijnis. Overigens kunnen wij er weinig van mededeelen, daar noch de vakken van onderwijs noch het bedrag der schoolgelden door hem aan ons zijn opgegeven. De schoolgelden echter zijn door U vastgesteld in de voorwaarden betrekkelijk zijne school Art 7-

Zijn locaal is met het oog op de gezondheid bepaald te laag van verdieping een gebrek dat trouwens nog om het klein aantal leerlingen voor het tegenwoordige niet gevoeld wordt.

Het aantal leerlingen bedraagt 30 nl. 19 jongens en 11 meisjes.-

$ 5 Over de schoollocalen

Wij kunnen deze $ beginnen met U in blijde herinnering te brengen, dat in Sept. dezes jaars het geheel nieuw gebouwde school te de Waal werd ingewijd, terwijl ook de daaraan verbonden geheel nieuwe woning slechts een paar weken later door den onderwijzer betrokken is. De inwijding van het school werd behalve door eene commissie uit uw midden ook door den heer Schoolopziener en ver de meesten van de hoofd- en hulponderwijzers dezes eilands bijgewoond. Beide gebouwen voldoen aan de beste verwachtingen, terwijl enkele gebreken bijna even spoedig hersteld als ontdekt werden.

Ook omtrent den staat der overige schoolgebouwen kan ons verslag tamelijk gunstig zijn. Alleen verwijzen wij nog naar onze missive van Augustus ll N 8 aan het dagelijksch bestuur dezer gemeente gericht en herhalen de daarbij genoemde gebreken voor zoo ver daarin nog niet is voorzien.

1 Het gemis van gordijnen voor het Zuidwestelijk raam in het school te Oosterend.

2 De onvoldoende verlichting in het school te Oost [in beide zinnen stond eerst de school] en het gemis van eene eenigzins voldoende kaart van Nederland.

Ook hetgeen omtrent het school aan den Hoorn is medegedeeld brengen wij opnieuw in herinnering.

Het school te Oude Schild is zeer bouwvallig. Wij weten dat gij er enstig over denkt om dit door een geheel nieuw gebouw met woonhuis te doen vervangen en alleen omstandigheden van U onafhankelijk de uitvoering van dit plan gedurende het nu loopende jaar verhinderen. Hartelijk hopen wij dat zoo spoedig zulks zonder schade over de belangen der toekomst geschieden kan, een nieuw school verreize.

Het ongelukkige school te den Burg kan en moet, dunkt ons, door het aanbrengen van toestellen voor luchtverversching minder schadelijk voor de gezondheid gemaakt worden.

Onze meening is dat Gij hier met weinig onkosten een groote weldaad bewijzen kunt.

Dringend noodig is het buitendien, dat aldaar sommige bijna onbruikbare schrijftafels en zitbanken voor andere plaatsmaken.

Het school en het woonhuis te de Koog ondergingen eenige verbetering. Voor het tegenwoordige nu het door gemiddeld 37 leerlingen bezocht wordt is het echter zeer bepaald te klein. Misschien is dit bezwaar slecht tijdelijk daar eenige huisgezinnen van daar naar Amerika vertrekken. Blijft het echter bestaan, dan kunnen wij het bouwen van en geheel nieuwe school boven eene vergrooting aanraden.

Eindelijk brengen wij op nieuw in herinnering dat in het nieuwe school te de Waal de hangkaarten die in het vorige gebouwtje met het treurig geheel in goeden verhouding waren, nu wat hunne afmeting betreft geheel onvoldoende zijn. De zelfde klacht werd geuit door den onderwijzer te Eyerland ZZ.

$ 6 Mededeelingen over de Kweekelingen

Te Oosterend was gedurende het afgeloopen jaar een Kweekeling werkzaam, die echter met 1 Jan ll door een hulponderwijzer aldaar vervangen en naar de Waal overgeplaatst is.

Te den Burg is het onderwijs van de laagste klasse geheel aan een kweekeling toevertrouwd, die wat zijn leren betreft reeds sedert langen tijd zijn hulp onderwijzers examen had moeten doen. Beiden ontvangen eene toelage van 100.-

Aan den Hoorn eindelijk is een kweekeling, die noch in ontwikkeling, noch in jaren veel van de oudste leerlingen verschilt en dan ook slechts 25.- toelage ontvangt.

Wij onthouden ons van alle op of aanmerkingen omtrent deze jongelieden maar spreken als onze overtuiging uit, dat de arbeid van kweekelingen bij eene school over het geheel zeer gebrekkig is. Hulponderwijzers zijn zeker kostbaarder dan kweekelingen. Laten nu de krachten van de gemeente misschien niet toe om de laatsten overal door de eersten te doen vervangen, toch moet dit naar onze meening zooveel mogelijk plaats hebben. Immers veelal worden de eerstbeginnenden aan de leiding der kweekeling toevertrouwd en zoo deze onbekwaam is lijden zij onder zijn gebrekkig onderwijs ook nog een geruimen tijd, nadat zij dit reeds met dat van den hoofdonderwijzer verwisseld hebben.

In elk geval behoort men bij de benoeming van een kweekeling met zeer groote behoedzaamheid te werk te gaan. Nu weet de Schoolcommissie wel, dat zij niet aan U, maar door den onderwijzer in overleg met den schoolopziener benoemd worden maar wat zullen dezen, wanneer er door gebrek aan onderwijzend personeel op eene school (en dat spoedig) een kweekeling zijn moest?

Immers allicht nemen die zich daarvoor aanbiedt. Daarom Mijne Heeren! brengen wij onze zaak onder Uwe aandacht in de hoop dat door U zooveel mogelijk hulp onderwijzers worden benoemd, ook in sommige van die gevallen waarin de wet het benoemen van een kweekeling toestaat.

Deze $$ geven geene aanleiding tot bijzondere opmerkingen.-

Hoofdstuk II Over het openbaar onderwijs

Afdeeling I van de scholen

$ 1 Getal, aard en strekking van de scholen

In onze gemeente zijn behalve 2 bijzondere, waarvan de eene gesubsidieerd wordt, 9 openbare scholen voor gewoon lager onderwijs. Dit getal is zeker in verhouding tot het getal der inwoners buitengewoon groot, maar kan echter niet verminderd worden. Hoewel wij uit den aard der zaal moeilijk elk van deze afzonderlijk bespreken kunnen, willen wij U toch eenige bijzonderheden mededeelen.

In ’t algemeen kwam op ons als commissie weinig omtrent de scholen ter voren. Maar meer dan eens werd door ieder onzer afzonderlijk in gesprekken met de ouders over het onderwijs hunner kinderen, ’t een en ander vernomen, dat nu eens meer voor, dan weder meer tegen de school pleitte. Al is het nu waar, dat doorgaans die ouders het meeste klagen wier kinderen het slordigst naar school gaan, toch is ook dit waar, dat het onderwijs op de eene school veel beter is dan op de andere. Dat goed onderwijs gunstig werkt op de getrouwheid van het schoolbezoek laat zich niet alleen vermoeden, maar kan zelfs met de cijfers worden aangetoond. Moge er bijv te de Koog een zeker aantal kinderen zijn dat nog altijd niet getrouw de school bezocht, voor het algemeen is het in dit opzicht aldaar veel beter dan vroeger bijv: voor den tijd van Gerssen. De onderwijzer deelde ons mede dat de belangstelling aldaar nog voortdurend doorkomt, terwijl genoeg voegen wij er bij, dat eene eerst geheel weinig ontwikkelde bevolking in eene der armoedigste streken van ons eiland goed onderwijs weet te waarderen, een bewijs ook hoeveel het baat dat de onderwijzer zelf de ouders en de kinderen in hunne woning bezocht en tot getrouw schoolgaan aanmaant, iets dat door ver de meeste onderwijzers verzuimd wordt.-

De meeste klachten hoorden wij omtrent de openbare scholen te den Burg en te De Cocksdorp-

Wat den Burg betreft merken wij op, dat ja het onderwijs te wenschen overlaat maar dat er toch ook geheel bijzondere omstandigheden zijn die deze school drukken. Vele kinderen gaan naar de bijzondere scholen en wel vooral de kinderen uit den gegoede stand die dus minder aanleiding hebben tot schoolverzuim dan arme kinderen, en ten nadeele der kinderen uit den middenstand voor wier ouders zooveel belang in het onderwijs stellen, dat zij daar voor het veel hoogere schoolgeld over hebben en dus te huis de pogingen van den onderwijzer althans niet zullen dwarsboomen.

De kinderen die dus van de school des heeren Brouwer gebruik maken zijn in den regel niet de beste, iets dat ongunstig op den bloei der school en de ambitie van den onderwijzer werken moet- Dat deze redeneering sluit, bewijst de ondervinding. De weeskinderen toch, dat is de zoodanigen die de school getrouw en lang genoeg bezoeken, zijn ver de beste leerlingen en kunnen met die der meeste overige scholen ook wel wedijveren.

De toestand van de school te den Burg, hoewel te wenschen overlatende is dus niet van dien aard dat wij, de hooge jaren van den onderwijzer buitendien nog in aanmerking nemende, daar omtrent klachten bij U zouden durven voorslaan.

Anders is het te de Cocksdorp. De schoolcommissie moet helaas getuigen dat het onderwijs daar onvoldoende is. Ook zijn wel is waar ook daar de omstandigheden die buiten het eigenlijk onderwijs omgaande, den bloei der school verhinderen, maar ook het onderwijs zelf laat te veel te wenschen over. De schoolcommissie hoopt bij het eerstvolgend schoolbezoek hetzij mondeling, hetzij schriftelijk den onderwijzer daarover ernstig te onderhouden. Mocht ook dit niet baten, dan zal zij in een volgend jaarverslag Uwe krachtige hulp inroepen om aan deze omstandigheid hoe dan ook eene einde te maken, daar de ontwikkeling van het jonge geslacht daar van onverantwoordelijke nadeelige gevolgen ondervindt.

Overigens mogen in enkele opzichten ook andere scholen niet aan al de hoogstgestelde eischen voldoen, is de toestand van het onderwijs hier niet ongunstige te noemen, terwijl het op meer dan eene plaats inderdaad uitstekend is/-

Het getal schoolgaande Kinderen bedroeg op den 31-12 ll 1028, dat is 561 jongens en 467 meisjes.

Afdeeling II

Van de onderwijzers

$ Personeel enz: Dit wordt alles opgegeven in de hiernevens gaande tabellen.

Met blijdschap heeft de schoolcommissie opgemerkt dat de jaarwedden van den onderwijzers te Eijerland ZZ, te de Waal en te de Koog elk met 50.- door U verhoogd werden. Gij zult vertrouwen wij zelf de eersten zijn om te erkennen dat er op dit gebied door U nog veel te doen overblijft.

Ook omtrent de andere $$ van deze afdeeling is niets op te merken, dat niet alreeds gezegd is. Alleen teekenen wij aan dat de scholen door kinderen van ouders die tot de meest verschillende kerkgenootschappen behooren bezocht worden. Terwijl nu het onderwijs gegeven wordt in den geest die in Art. 23 van den wet omschreven wordt, kwamen ons hoegenaamd geene klachten van krenking der godsdienstige begrippen ter oore.-

Afdeeling III

Over de kosten van het onderwijs

Over dit punt kunnen wij U als schoolcommissie merkwaardig weinig mededeelen. Misschien wel, omdat alle maatregelen van finantielen aard buiten hare voorkennis genomen werden. In ’t algemeen heeft de commissie niet te klagen, dat Gij haar met vele vragen om advies lastig valt- wat de schoolgelden der kinderen betreft. Bijna de helft der kinderen geniet kosteloos onderwijs, wij hopen na nauwkeuriger navraag en na gehouden overleg met de onderwijzers hierop over niet langen tijd terug te komen, daar meer dan een onderwijzer geklaagd heeft, dat juist die kinderen welke kosteloos onderwijs genieten het meest getrouw van het onderwijs gebruik maken.

De overige hoofdstukken gaan wij stilzwijgend voorbij, daar ze deels vervallen zijn en deels niets bijzonders opleveren.

De scholen werden door de schoolcommissie het overzicht getal keeren bezocht terwijl hetgeene in dit verslag voor komt meestal geput is uit de aanteekeningen na het schoolbezoek gemaakt.

Aldus vastgesteld in de vergadering der pl. schoolcommissie den 18-2-1867

Namens de Commissie

De President C: P: Kuyper

de Secretaris J. Boetje

Verslag 1867

Verslag omtrent het Schoolwezen in de gemeente Texel gedurende het jaar 1867 vanwege de plaatselijke schoolcommissie aan den gemeente raad en in afschrift aan den Districts Schoolopziener, ter voldoening aan Art. 64 der wet van 13-8-1857.

1 Over den omvang van het onderwijs

Volgens de opgave der onderwijzers in de openbare scholen dezer gemeente werkzaam omvatte als altijd het onderwijs de vakken door de letters a-i aangegeven. Herhaald schoolbezoek heeft de Commissie echter geleerd, dat het lezen en schrijven vooral de hoofdvakken zijn. Bij het onderwijs in deze beide vakken wordt dan gevoegd het onderwijs in datgene wat de meester het naast aan ’t hart ligt of waarvan hij het best op de hoogte staat. Althans plaatselijke redenen waarom op de eene school vooral de vormleer en het rekenen, op eene andere vooral het zingen, op eene derde bij voorkeur de Nederlandsche taal en de geschiedenis onderwezen worden kan de schoolcommissie niet aanwijzen.

Uitbreiding van het onderwijs komt ons niet wenschelijk voor, en zou ook bij het meestal vroegtijdig verlaten der school in de leerlingen zelven een onoverkomelijke hinderpaal vinden.

Is het echter, ziet daar eene nadrukkelijke vraag onuitvoerbaar of onnoodig wat en schoolcommissie omtrent eene uitzondering op deze regel (de handwerken voor meisjes) verleden jaar onder uwe aandacht bracht, en dan wel gemotiveerde redenen aandrong? Zij heeft noch omtrent geheel het verslag, noch met name omtrent dit haar voostel, niettegenstaande haar uitdrukkelijk verzoek eenig antwoord, ’t zij dan schriftelijk ’t zij mondeling ontvangen. Daar er echter in dit opzicht geene veranderingen hebben plaats gehad, meent zij te mogen opmaken, dat haar over zigt, is niet met wel verdiende nauwgezetheid besproken of verworpen is. In het belang der arbeidende stand neemt de schoolcommissie dus de vrijheid nogmaals aandacht te vestigen op hetgeen in haar verslag over 1866 hieromtrent gezegd is.

2 Het huisonderwijs

Dit heeft nog even weinig te betekenen als altijd. Misschien ontvangt een enkel leerling ook te huis nog eenig onderwijs, maar dit is dan toch eene uitzondering op den regel. Een nieuw bewijs dat de oorzaak hiervan voor een deel is te zoeken in de ongeschiktheid van sommige onderwijzers om eenigzins meer te leveren dan het meest gewoon LO, vinden wij hierin, dat de onderwijzer Glijnis, die op zijn school MULO geeft, zich tot meer privaat lessen uitgenoodigd ziet, dan hij geven kan.

Overigens wil de Commissie niet eenzijdig genoeg zijn om voorbij te zien, dat op ver de meeste dorpen haast alle ouders gewoon LO zoo zeer voldoende achten, dat zelfs gegoeden hunne kinderen doorgaans op niet meer dan 12 jarigen leeftijd van de school nemen.

3 Over de bijzondere scholen

Als altijd gaat de Heer Glijnis voort degelijk en betrekkelijk veelomvattend onderwijs te geven. Kan hij bij een steeds toenemend getal leerlingen, minder dan vroeger zich persoonlijk met elken leerling bezig houden, dit is thans ook om twee redenen minder noodzakelijk. Vooreerst zijn de leerlingen zijner school beter dan in den aanvang zijner werkzaamheid geschikt voor classicaal onderwijs, terwijl toch eerst zijn school bevolkt word door eenigzins gevorderden, die van verschillende scholen tot de zijne overkwamen, en dus allen aan eene eigenaardige leerwijze gewend waren, bestaat thans voor het groten deel uit de zoodanige die van den aanvang af door hem onderwezen zijn. En ten tweede wordt hij bijgestaan door een hulponderwijzer en 2 kweekelingen. De tegenwoordige hulponderwijzer is door hem gevormd en reeds vroeger als kweekeling bij hem werkzaam geweest.

De schoolcommissie acht de school des Heeren Glijnis eene groote weldaad voor ons eiland. En kan niet nalaten uwe vergadering dringend uittenoodigen zijne belangen Bij voorkomende gelegenheden ter harte te nemen en zijne school aan te bevelen.

Het getal leerlingen op 24-12 niettegenstaande het erg hooge schoolgeld (25.- tot 50.- per jaar voor elken leerling) 64.

4 Over de bijzondere gesubsidieerde scholen

De school van den Heer Verberne verkeerde in den zelfden toestand als gedurende het vorige jaar. De weinige opgave, die hij van gemelde Heer ontvingen, maken dat wij niets dan het aantal kinderen kunnen opgeven. Dit bedroeg op 24-12-1867: 29. Het onderwijs door hem gegeven is niet meer dan middelmatig. ’t Kan ook ternauwernood anders daar hij geheel alleen staat en zijne leerlingen zich moeilijk in klassen laten verdeelen, daar de een met de ander MULO verlangd.

Dankbaarheid zou ’t geen hij in zijn laatste levensjaren voor ’t onderwijs geweest is, weerhoudt ons echter om hard te zijn in ons oordeel.

5 Over de schoollokalen

Er is over de verbetering, zoo van de school aan den Hoorn, of algehele vernieuwing van deze in de laatste jaren zooveel dood Uwe krachtdadige werkzaamheid tot stand gekomen, ja reeds tot een begin van uitvoering gekomen aanbouw van eene geheel nieuw school met onderwijzerswoning te het Oude Schild eischt van de gemeente op nieuw zulke zware offers, dat de schoolcommissie te nauwernood den moed heeft op het vele dat nog ontbreekt uwe aandacht te vestigen.

Om met het ergste te beginnen.

De school te de Koog blijkt voortdurend te klein te zijn. Reeds verleden jaar is door ons hierover gesproken, doch we uitten zelven toen het vermoeden, dat de waarschijnlijke verhuizing van eenige gezinnen naar N. Amerika, dit bezwaar zou opheffen. Dit is echter niet het geval geweest. Het getal der leerlingen op 1-1-1867 57 bedragende, was op 31-12 tot 62 geklommen. Het aantal wettige plaatsen is niet meer dan 48. Reeds heeft de school moeten besluiten tot eene gestrenge toepassing van Art. 8 der pl. schoolorde, in dier voege dat wanneer een leerling gedurende eene maand de school niet bezocht heeft, er niet langer eene plaats voor hem worden open gehouden, opdat niet anderen, die van het onderwijs gebruik wenschen te maken ter nutte dier weinig belangstellenden moeten afgewezen worden. Dit laatste geschiedt niet zelden. Daar nu de kinderen zoo vroegtijdig de school verlaten dat van de 62 leerlingen slechts 1 12 jaren oud is, zoo is dat wachten op plaats somtijds gedurende meer dan een half jaar voor de ouders zeer onaangenaam en voor de kinderen zeer nadeelig.

De schoolcommissie erkent dat dit voor U een zeer moeilijk geval is te meer daar voor eene vergrooting van het lokaal ter nauwernood gelegenheid bestaat. Blijft echter deze toestand aanhouden, dan hebben, meent de Commissie belangstellenden recht op voorziening in deze dringende behoefte.

Verder herhaalt de schoolcommissie hetgeen reeds in het vorig jaarverslag gezegd is omtrent het schoolgebouw te Burg. Goede ventilatie is daar vooral in den zomer onmisbaar, het is daar altijd benauwd en drukkend, ja bepaald ongezond, ook zijn sommige schoolbanken daar op de grens van het onbruikbare.

De onderwijzer te Oost heeft op nieuw en niet ten onrechte onze aandacht gevestigd op het gebrek aan licht in zijne school. Vooral des winters wanneer tevens de school het dichtst bezet is, gevoelt hij hiervan het hinderlijke. Door het aanbrengen van een raampje aan de westzijde kan dit bezwaar gemakkelijk uit de weg geruimd worden.

Nog altijd is daar gebrek aan eene doelmatige Kaart van Nederland. Mocht ook daarin door Uwe gunstige beschikking voorzien worden.

6 Over de kwekelingen

Gedurende het jaar 67 was in de school te de Waal de kweekeling C. Plaatsman met ijver werkzaam. Even als vroeger de Heer Bouma, zoo gaf ons nu den hoofdonderwijzer Keijzer omtrent hem de meest voldoende getuigenis, gelijk dan ook zijn examen in ’t najaar te Haarlem afgelegd met een gunstigen uitslag bekroond werd. De hulponderwijzersakte daar ontvangen, deed hem echter spoedig naar een betrekking die aan zijn nieuwen rang overeenkomstig was omzien en al werd zijn solliciteren tot dus ver niet met een gunstigen uitslag bekroond, doch dreigde zijn werkzaamheid zoo spoedig ten einde te loopen dat hij 1 Jan: ophield in de school te de Waal werkzaam te zijn.

De hoofdonderwijzer heeft echtr verdienstelijk zijn wensch om een ander geschikt kweekeling naast zich te zien te kennen gegeven.

Wel is in den regel het getal schoolgaande kinderen iets minder dan 70 maar de groote ruimte van het lokaal maakt het overzien van het geheel voor iemand als C. Keijzer tamelijk moeilijk. De schoolcommissie vereenigt zich dus met hem in de wensch dat Gij, mocht zich een geschikte kweekeling aanbieden, hem eene gelijke toelage als den vorigen toestaat.

De kweekeling te den Hoorn werd in den loop des jaars ontslagen. Was dit al niet tot schade van het onderwijs (vgl. verslag over 1866) dringend noodig is daar een helper aan de zijde van een onderwijzer die dagelijks alleen staat tegenover ± 90 kinderen.

Minder gunstig dan omtrent den gewezen kweekeling te de Waal kan ons oordeel zijn omtrent die aan den Burg. Niet alleen wijzen wij er op dat hij volgens Art. 5 der wet op het LO zijn recht om te onderwijzen zonder het bezit van eene akte door zijnd leeftijd sedert jaren verloren heeft. Er is meer. Het onderwijs voor geheel de laagste klasse die in een lokaaltje dat van het overige gedeelte der school is afgescheiden is, zit opgehoopt, wordt aan deze kweekeling toevertrouwd. En naar ons bescheiden oordeel tot schade voor de leerlingen al is het ook dat de hoofdonderwijzer van tijd tot tijd komt toezien.

De gave schijnt dien kweekeling te ontbreken, om eenige kinderen te gelijkertijd bezig te houden en ze te gewennen aan gezette werkzaamheid. Daarbij komt nog dat hetgeen zij leeren tamelijk werktuigelijk wordt opgenomen, zonder dat er genoeg gedaan wordt het opscherping van verstand en oordeel of het aankweeken van dien breden en deugdzamen zin waarvoor juist jonge kinderen zoo vatbaar zijn. Zeer wenschelijk komt het de schoolcommissie voor dat hij vervangen worde door een geschikt persoon liefst door een hulponderwijzer.

7 Getal, aard, strekking en toestand der scholen.

Het getal der scholen, gelijk aan dat des vorigen jaars nl. 11 is voldoende, maar hier niet te groot te achten. In 9 openbare scholen wordt gewoon LO gegeven, in 2 bijzondere van welke eene subsidie van de gemeente geniet, worden buitendien eenige vakken behandeld, welke tot het MULO behooren. De strekking van allen is geheel in den geest der wet van 57; de inrichting en de orde van werkzaamheden is overeenkomstig met de verordeningen en reglementen door U vastgesteld. Er blijft dan alleen over om te spreken over hun toestand.

Deze is over het algemeen voldoende, van sommigen zelfs uitmuntend. Tot de beste rekenen wij die te de Koog, het oude Schild en Oost. Er werd overal zoo er ons bekend is geregeld onderwijs gegeven.

Avondschool werd slechts gehouden te het Oude Schild en te de Cocksdorp. De meeste onderwijzers beklagen zich dat hunne pogingen om gedurende de wintermaanden leerlingen die de school reeds verlaten hebben, des avonds in de school te onderwijzen doorgaans op een onverschilligheid der leerlingen of ook hunne ouders afstuitten.

Het schoolverzuim was dit jaar over ’t algemeen iets minder ongunstig dan vroeger. Behoorlijke statistieken zijn hiervan niet te maken, daar er, zou deze opgaaf iets beteekenen een scherp onderscheid moeten gemaakt worden tusschen wettig en onwettig schoolverzuim, een onderscheid door den onderwijzer somtijds niet te maken is. Het varieert van 0- 40 pCt. Kennelijk is met de opgave van eenen onderwijzer bedoeld dat er geen onwettig verzuim heeft plaats gehad, terwijl de in andere opgaven wettige en onwettige verzuimen te zamen genomen zijn. Ziehier eene zoo volledig mogelijke opgaaf:

Burg Verberne 0 pCt Glijnis 9 a 10 pCt Oost 21 pCt Hoorn 22 pCt Oude Schild 19

Burg Brouwer 10 a 12 Oosterend 10-20 de Cocksdorp 35-40 Eijerlans ZZ 28

Waal 9 pCt Niet mede gerekend een zoodanigen die eenige maanden wegbleef

Koog 20 pCt

Slechts de onderwijzer te de Koog geeft zoodanige uitvoerige opgave dat het geheel voor de schoolcommissie te overzien is. Zoo teekenen wij dan ook bepaald hierbij aan dat de verhouding te de Koog nog aanmerkelijk gunstiger wezen zou, indien niet daaronder de verzuimen wegens het bijwonen van Gd onderwijs aan Burg of Waal bij opgenomen waren. Terwijl toch overal elders de leerlingen welke eenmaal per week Kerkelijk godsdienstig onderwijs ontvangen, meestal nog een gedeelte van den schooltijd en school bezoeken en dus niet als afwezig worden aangeteekend.

Gesteld nu dat de helft der leerlingen godsdienst onderwijs ontvangt ten koste van den schooltijd per week dan maakt dit toch per hoofd een verzuim van 5 %.

Het getal leerlingen was op 31-12 1013 tegen 1025 op 31-12-1866

8 Over de Onderwijzers

Over ’t algemeen kweten de onderwijzers zich in het afgeloopen jaar met ijver van hunne taak, gelijk hunne gave en krachten verschillen zo is ook de wijze hunner werkzaamheid tamelijk uiteenloopende. De Schoolcommissie meent hen echter in dit opzicht de meest mogelijkheden, hen te moeten laten, slechts daarnaar ’t zij dan eene klasse van leerlingen (hier de laagste elders de hoogste) ’t zij eenig leervak al te zeer boven de anderen bevoorrecht werd, meenden wij den onderwijzer daarop opmerkzaam te moeten maken en op eenige wijziging aan te moeten dringen. Meestal werden onze op en aanmerkingen in dank opgenomen, terwijl in veele gevallen een zijdelingsche wenk genoeg was om des onderwijzers opmerkzaamheid te trekken.

Het personeel onderging eenige verandering; wij kunnen niet nalaten de hulponderwijzers Corneval en Kuhn met lof te vermelden. Beiden voldoen, naar het zeggen van hun hoofdonderwijzers, en naar ’t geen wij ’t genoegen hadden van hunne werkzaamheid te zien uitmuntend.

Ook te de Cocksdorp zal eerlang een hulponderwijzer benoemd moeten worden.

De Heer Gaasmeijer zag zich wegens zijn gezondheidstoestand verplicht zijn eervol ontslag bij U aan te vragen. Is het betreurens waard dat een jong mensch zonder toekomst tot dit besluit komen moet, wij konden met het oog op de school niet anders dan hem dit besluit aanraden. Kennelijk leed zijn onderwijs onder het gebrekkige van zijne krachten.

Ook de hoofdonderwijzer Brouwer vroeg zijn eervol ontslag aan tegen Mei aanstaande, den tijd waarop hij 40 jaar in dienst zal zijn geweest. Na ’t geen het ontslag van ’t vorige jaar meldde, zal het U niet vreemd toeschijnen dat wij ons in dit besluit verheugen en den wensch uiten dat het den Koning behagen moge hem volledig pensioen toe te kennen.

Eene school die door zooveel kinderen bezocht wordt, welke door de omstandigheden worden gedwongen vroeg naar arbeid en verdienste om te zien heeft aanspraak op een beter onderwijzend personeel dan daar dn laatsten tijd werkzaam was. Wat door Burgemeester, Schoolopzichter en Commissie in dezen gedaan is behoeft geene mededeeling.

9 Over de kosten v.h. onderwijs

Deze zijn zeer zeker groot, al zijn aan de Schoolcommissie niet met voldoende nauwkeurigheid bekend toch weet zij dat omtrent de helft der schoolgaande kinderen kosteloos onderwijs ontvangt, en dat het schoolgeld door de anderen betaald ter nauwernood opwegen kan tegen de uitgaven van de dageliksche schoolbehoeften. Dat zoo het onderwijs een drukkende financiele last voor de gemeente wordt zien wij duidelijk in, zonder dat wij daarom een verhooging van schoolgeld zouden durven voorstellen.

Alle middelen om van de schoolgaande kinderen zelven eenige meerdere vergoeding van het onderwijs te krijgen, zijn naar onze meening onuitvoerbaar. De wet gebiedt dat voor de kinderen van dezelfde klasse eener school gelijk schoolgeld worde geheven. De plaatselijke omstandigheden maken ten opzichten van armen- tusschen en burger scholen met verschillende schoolgeld ondoenlijk, althans tot iets kostbaarder dan de tegenwoordige inrichting.

Toch eischt bijna de toestand van vele onderwijzers eene verhooging van inkomsten en wij zien het zeer goed in, dat het geven van deze voor U ondoenlijk is.

Konden en zie daar de vraag waarmee wij ons verslag besluiten, eene vraag die wij ernstig aan de vergadering aanbevelen- Zouden er door U geene pogingen in het werk kunnen en moeten worden om met beroep op Art. 36 der wet, de hulp van Rijk en Provincie in te roepen om een dekking te brengen van die financieele last welke niet alleen op de gemeente maar in ’t bijzonder op de onderwijzers drukt.

Namens de Schoolcommissie van Texel

De Secretaris J. Boetje

Verslag 1869

Aan den Gemeenteraad van Texel

Het tijdstip is dan weder daar dat de Commissie van plaatselijk Schooltoeverzigt, op Texel, ingevolge de bestaande voorschriften, zich verpligt ziet weer verslag te geven van hare bevindingen gedurende het thans afgeloopen jaar 1869.

Het ligt in de aard der zaak dat haar rapport aanvangt met het onderwijs op die scholen, waaromtrent zij in het vorig jaar buiten, of gedeeltelijk buiten staat was verslag te doen, door de toen eerst onlangs plaats gehad hebbende benoemingen of verplaatsing van onderwijzers, zoo als te Oost, de Cocksdorp, de Koog en Oudeschild.

Zoo als U zult herinneren gaven wij in ons vorig verslag de hoop te kennen, dat de nieuw benoemde onderwijzer Quant te Oost, de gunstige gevolgen van het gegeven onderwijs door zijnen voorganger zou bestendigen. Het doet ons leed niet te kunnen berigten dat die is vervuld geworden, en zonder nu evenwel te verklaren dat zijn onderwijs bepaald slecht is, wordt er op die school thans, die opgewekte manier van onderwijzen van voorheen, gemist.

Ook gewaagden wij met lof van den dageraad, die voor de Cocksdorper jeugd was aangebroken door de benoeming van Schreuder tot onderwijzer aldaar. Ofschoon wij nu deze loftuiging niet terugnemen, kunnen wij echter tot nog toe niet getuigen dat die dageraad zich reeds tot het volle daglicht heeft ontwikkeld. Het is echter onbetwistbaar dat het onderwijs daar met het oog op zijnen voorganger, in een vooruitgaanden toestand verkeert. Wij schrijven de traagheid daarvan toe aan de langdurigen ziekelijken toestand waarin het onderwijs daar heeft verkeerd, en ook aan de zich sedert geopenbaard hebbende flegmatieke manier van zijn van dien onderwijzer, waardoor de zoo noodwendige gloed aan het onderwijs ontbreekt.

In onze verwachting dat de onderwijzer Kuhn de fundamenten door zijn voorganger gelegd zou weten te bevestigen en het gebouw weder te brengen, zijn wij ook bitter te leur gesteld geworden. Het onderwijs daar werd als ’t ware door eene plotselinge stilstand getroffen, uithoofde Kuhn spoedig na zijn in functie treding door ziekte belet werd zijn werk te verrigten, en hoewel hij zich na tusschenpozende herstellingen weder met ijver en lust aan zijne taak begaf, werden de sporen van dat afgebroken onderwijs merkbaar. Wij hadden ons dan ook al voorgenomen U voorstellen te doen tot voorziening in dien achteruitgaanden toestand, toen het invallend overlijden van dien niet onverdienstelijken onderwijzer zulks overbodig maakte.-

Wij hopen en vertrouwen dat U zoo spoedig mogelijk in de vacature zal voorzien, door een onderwijzer aan die school te plaatsen, bekwaam en geschikt om het verval waarin het onderwijs daar door eene ongelukkige loop van omstandigheden is geraakt, weder tot die hoogte te brengen, waarop zijne bekwaame voorgangers het hadden gebragt.

Maakten wij tot nu toe slechts gewag van de ondervondene teleurstellingen, wij verheugen ons des te meer van het werk van den onderwijzer Muller te Oudeschild met lof te kunnen getuigen. Muller heeft eene bijzonder bekwaamheid zijn onderwijs op een bevattelijke en opgewekte manier voortedragen en daarbij ambitie om bij zijne leerlingen de lust tot studie op te wekken, zoo dat hij zelfs de grenzen van sommige vakken van zijn onderwijs met gunstig gevolg uitbreidt tot die, welke tot het MULO behooren, waartoe Art: 16 der wet op het LO vrijheid geeft.

De wijze waarop die onderwijzer zijne taak terharte neemt zou tot voorbeeld kunnen worden genomen op al de andere openbare scholen, daar toch het onderwijs daar zoo echt grondig gegeven wordt, waardoor die zoo weldadige geest bij de kinderen wordt ontwikkeld van altijd rekenschap te kunnen geven van hunne kennis.

Onze beschouwingen der overige scholen kan kort en beknopt zijn, omdat de toestanden op die scholen, sedert ons vorig verslag, dezelfde zijn gebleven en alzoo dat ook hier zijne plaats kon vinden. Wij kunnen daarom volstaan met een enkel woord van die scholen te gewagen.

Zoo heeft het te Oosterend onze aandacht getrokken dat de onderwijzer zich te weinig laat gelegen liggen aan de leerlingen die de school eenige tijd hebben verzuimd te bezoeken en zich te uitsluitend bezig houdt met die, die tonen aanleg bezitten en zijne school niet verzuimen.

Te Waal wordt goed onderwijs gegeven. Indien echter de onderwijzer de adsistentie werd toegevoegd waarop hij volgens de wet aanspraak heeft, zoude het natuurlijk nog beter kunnen zijn.

Te Burg blijft het onderwijs steeds luttel vruchten afwerpen, waartoe het vele schoolverzuim het zijne toebrengt.

Te Zuid Eyerland wordt door den onderwijzer blijk gegeven van meerdere ambitie, die dreigt verloren te gaan door een schrikbarend schoolverzuim.

Te Hoorn blijft de onderwijzer voortgaan op een buitengewone spraakzame manier zijn werk te verrigten, welke gelegenheid misschien de oorzaak is dat het nog nimmer de grens der middelmatigheid heeft overschreden.

Vreesden wij niet in herhaling te vervallen, wij zouden op nieuw met lof gewagen van het onderwijs dat op de bijzondere school van den Heer Glijnis wordt gegeven. Wij bepalen ons dus bij te vermelden dat die school in eenen bloeijenden toestand verkeert en dat de bewoners van Texel alzoo toonen het voorregt te waarderen eene inrigting in hun midden te hebben waardoor zij in de gelegenheid zijn hunne kinderen van zijn ULO tot hooger studie te kunnen doen overgaan.

Sedert ons laatste rapport is er geene verandering gekomen in den toestand van de bijzondere school van den Heer Verberne, zoo dat dienaangaande niets valt mede te deelen dan dat hij steeds voortgaat op zijne eigenaardige manier te onderwijzen.

Wetsovertreding aangaande het geven van leerstellig Godsdienstig onderwijs is ons niet ter kennis, noch onder de aandacht gekomen.

De schoolgebouwen en onderwijzerswoningen blijken bij derzelver gebruik doelmatig te zijn ingerigt en aan hunne bestemming te beantwoorden.

Zooals u waarschijnlijk bekend zal zijn heeft in het laatst van het afgeloopen jaar aanbesteding plaats gehad van te doene verbeteringen aan het schoollocaal te de Cocksdorp, met dat gevolg dat die nu weldra zullen aanvangen.

U zal door de kennisneming van dit verslag tot de overtuiging komen dat de tostand van het onderwijs op dit eiland wel is waar voldoende is, doch zooals alle menschelijke zaken onvolkomen. Het hoofdgebrek vinden wij, in het algemeen, vooral in het minder grondige van het onderwijs. Er wordt te veel vergeten, dat het meer aankomt op de hoedanigheid, dat op de hoeveelheid, dat de grondtoon van het onderwijs vooral moet zijn de kinderen te leeren denken, zich rekenschap te geven van hunne kennis, zelf inzien, opdat het meer worde een zaak van het verstand dan van het geheugen.

Wij twijfelen niet of u zult ons gereedelijk toestemmen dat voortdurende vrijgevigheid in het financiele van uwe zijde en onderlinge medewerking van al diegenen, die met de bevordering van de belangen van het onderwijs belast zijn, ertoe kunnen leiden om vorderingen te maken op het pad dat in deze naar het ideale voert.

Uwe medewerking mogten wij dezer dagen nog ondervinden door uw besluit op ons voorstel om de gelden die jaarlijks op de begrooting der gemeente worden beschikbaar gesteld tot uitdeeling van prijzen onder de leerlingen te mogen gebruiken tot daarstelling van leesbibliotheken bij de verschillende scholen ten einde de onderwijzers beter in staat te stellen hunne leerlingen, die zich zulks waardig betoonen door een trouw schoolbezoek, naarstigheid en goed gedraag, te beloonen, door hem bij voortduring lectuur te verschaffen en aldus, zoo mogelijk, lust tot eigen oefening op te wekken.

Wij stellen ons voor, u na verloop van tijd, de uitslag dier poging mede te deelen.

Ook van uwe vrijgevigheid bestaan de bewijzen. Wij hebben slechts de blik te slaan op de gebouwen.

Het is daarom met het volste vertrouwen dat wij de belangen van het onderwijs bij vernieuwing u aanbevelen.

De staat model E zal u hierbij gevoegd vinden.

C:P: Keijser President

P.R. Mentz Secretaris

1870 Verslag van den toestand van het Onderwijs gedurende het jaar 1870 , in de gemeente Texel, door de plaatselijke schoolkommissie opgemaakt.

Het is voor de schoolkommissie een zeer moeijelijke taak een juist oordeel uittespreken over het onderwijs dat op de scholen alhier wordt gegeeven, omdat de onderwijzers zich steeds achter het schoolverzuim kunnen verbergen en tevens onze opmerkingen daardoor veel van haar kracht verliezen.

Toch zullen we ’t wagen eenige opmerkingen te maken, en zoo mogelijk, een kort oordeel uitspreken, overtuigd als wij zijn, dat Gij met ons de onwetendheid schadelijk acht voor alle burgers en het onze gezamentlijke plicht is, de toekomst der kinderen te helpen verdedigen tegen de zorgeloosheid van degenen, wier plicht het is ze optevoeden.

De kommissie is in ’t algemeen van meening, dat men op de lagere scholen niet te veel op de schouderen der kinderen moet leggen, vooral ook daar de werkelijkheid haar heeft geleerd, dat de gegevene tijd slecht wordt gebruikt en er dus voor de hoogst noodzakelijke vakken te weinig tijd overblijft.- Is vroeger aangedrongen op onderwijs in handwerken voor meisjes, de kommissie acht het in de gegeven omstandigheden van meer belang, krachtig aan te dringen op het geven van onderwijs in het teekenen, in het rechtlijnig en handteekenen vooral, omdat zij meent, dat daardoor eene groote leemte zou worden aangevuld en aan den werkenden stand, op den duur een noodzakelijk instrument in handen wordt gegeven.

Wij zien immers hoe gebrekkig het is onder die handwerkers, die er toch eigenlijk niet buiten kunnen en die dikwijls klagen, dat hier nergens gelegenheid bestaat, zich in het teekenen van bestekken enz. te bekwamen. Vertrouwend, dat de Gemeenteraad het hierin wel met ons eens zal zijn, geven wij ’t dan ook zonder schroom in overweging.

Ook op het onderwijs in de gymnastie wenscht de kommissie de aandacht te vestigen, aangezien het van zoo groot belang is een zulke heerlijke vruchten schenkt. Wij behoeven slechts te zien op ’t naburige Pruissen, waar het zoogenaamde ‘turnen’ reeds een grooten invloed op de lichamelijke ontwikkeling heeft gehad. Hoewel zij ons zeker niet gaarne zouden krommen onder het juk van Pruissens militair systeem, zoo kunnen we toch, en vooral op het gebied van onderwijs, veel van die buren leeren.

Zou ’t niet mogelijk zijn om en klein lokaal voor gymnasty aantebrengen, bv. in een nieuw te bouwen school te den Burg, waarin geregeld onderwijs kan worden verstrekt en dat opengesteld werd ook in de vrije uren tot eigen oefening? Zou ’t niet wenschelijk zijn om bij alle schoollokalen en paar eenvoudige toestellen, bv. handbruggen of iets dergelijks te plaatsen? Ieder onderwijzer zou zich met zeer geringen moeite wel zoo veel op de hoogte kunnen stellen (vooral de hulponderwijzer) dat hij nuttige wenken kan geven en enkele proeven kan leveren, terwijl de schoolbibliotheken van handleidingen kunnen worden voorzien.

Wat het huisonderwijs betreft verwijst de kommissie naar hetgeen in het verslag van 1861 is meegedeeld, waarmee ze het nog volkomen eens is.-

Wat aangaat de bizondere scholen, er is slechts 1, die geheel onafhankelijk is, nl. die van den heer Glijnis.- Hij werkt daarin met kweekelingen, ’t zou zeer wenschelijk zijn, dat hij in ’t vervolg van tijd door een hulponderwijzer werd ondersteund. Dat zal echter in den eersten tijd wel tot de vrome wenschen moeten blijven behooren.- Genoemde school voldoet aan eene veelomvattende behoefte en het is der kommissie zeer aangenaam steeds weer op nieuw hare volkomene goedkeuring te kunnen schenken aan de wijze, waarop de heer Glijnis zich van zijn belangrijke taak kwijt.- De opkomst en de resultaten zijn steeds zeer verblijdend.- Alles wat mogelijk is, moet dan ook gedaan worden om den bloei te helpen bevorderen en dat werk te steunen. De kommissie verwacht voortdurend veel heil van deze inrichting, die een hoogere vlucht kan geven aan de ontwikkeling van het opkomend geslacht en menig talent tot zijn recht zal doen komen.- Mocht de bijzondere gesubsidieerde school van den heer Verberne door gebrek aan opkomst te niet gaan of op een andere wijze haar bestaan niet meer kunnen rekken, volgaarne zouden zeker de 240.- aan den heet Glijnis als subsidie worden toegestaan.

De bijzondere gesubsidieerde school gaat steeds achteruit en wat de opkomst der leerlingen aangaat en wat de verkregen resultaten betreft. Misschien doen de betrekkelijk hooge jaren van genoemden heer er veel toe af, zeker de toenemende bloei van de school van den heer Glijnis.

Moet voor de ontwikkeling der geestelijke vermogens der kinderen gezorgd worden, wij mogen ook niet vergeten, dat een gezond lichaam een vereischte is tot geluk.

Daarom moet er naauwkeurig worden toegezien op de inrichting der schoollokalen. In de laatste jaren heeft de Gemeenteraad van Texel dat goed begrepen en zijn we daarin aanmerkelijk vooruitgegaan. Getuige de verschillende wel ingericht lokalen in den laatste tijd verrezen, getuige de laatste aanmerkelijke verbetering te de Cocksdorp. De onderwijzer in laatstgenoemd dorp is dan ook zeer te vreden en verklaard aan de kommissie dat de inrichting nu volkomen aan de vereischten voldeed.-

Ook voor doelmatige verwarming moet vooral gezorgd worden. In het lokaal te Oosterend heerscht te dien opzichte een gebrek: 1 kachel moet daar het geheele lokaal verwarmen, waarvan ’t gevolg is, dat het in de nabijheid van den kachel niet uit te houden is van wege de warmte en aan de beide einden niet van wege de koude.- De onderwijzer heeft er over geklaagd en de kommissie moet zijn wensch tot verbetering billijken. Daarom meent zij de Gemeentraad op dat gebrek te moeten wijzen met den wensch, dat er tegen den volgenden winter in worde voorzien en 2 kachels worden aangebracht.

Laten we zoo iets niet tot de kleinigheden rekenen, het is van zeer groot belang. Tevens is het zeer wenschelijk, dat het lokaal te Oosterend in 2 deelen worde gesplitst, zoo als dat in de overige nieuwe lokalen het geval is.

In het lokaal te Oost is de verlichting niet voldoende. De oorzaak daarvan ligt in de te lage verdieping, waardoor het geheele lokaal iets gedruktst heeft en daar door juist ook niet bijzonder voldoet aan de eischen der gezondheid. Overigens is het hoogst noodzakelijk, dat het school nog eens grondig worde nagezien, daar verschillende kleine reparatien noodig zijn geworden.

’t Lokaal te Oudeschild voldoet voortdurend goed; even zoo dat te de Waal.

Hoewel ’t lokaal te de Koog voor eenige jaren eene verandering, wij durven haast niet te zeggen, verbetering heeft ondergaan, is het toch niet alleen wenschelijk, maar noodzakelijk, dat er een radikale verbetering wordt aangebracht, aangezien het er regenachtig en koud weer niet uit te houden is.- De kommissie drukt bij deze gelegenheid in allen ernst den raad op het hart een spoedig en voldoende onderzoek te doen en de zaak in ernstige overweging te nemen.- Zij twijfelt niet of de behoefte aan een nieuw lokaal zal ook aan den raad duidelijk worden en de kommissie vleit zich te mogen rekenen op vervulling harer wensch.-

Ook het lokaal te den Burg verlangt dringend vernieuwing en verplaatsing, zal het voldoen aan de eischen eener goede school.-

Aangezien wij mogen veronderstellen, dat het reeds door vroegere verslagen een bekende zaak is, zullen we er niet meer bijvoegen dan de wensch, dat er spoedig verbetering kome.-

Van de Schoolbibliotheken valt nog weinig te zeggen, aangezien ze nog te kort in werking zijn.- Het schijnt echter zeer goed te gaan. In elk geval zijn de resultaten veel beter, dan die vroeger door prijsuitdeeling werden verkregen.

De kommissie is van oordeel, dat er niet te veel moet gesteund worden op de werkzaamheden der kweekelingen en dat ze nergens de plaats van hulponderwijzers mogen innemen. Maar toch zijn ze nuttig en hier en daar noodzakelijk.- Zoo achten wij het wenschelijk, dat te de Cocksdorp een kweekeling worde aangesteld, even zoo te den Burg; maar dringend noodzakelijk achten wij het, dat er zoo spoedig mogelijk een flinke kweekeling te de Waal wordt benoemd; de onderwijzer kan er daar niet langer buiten zonder dat de school er onder lijdt; en buitendien mogen we niet te veel eischen van een betrekking, die overigens al zoo veel moeijelijkheden met zich brengt. Wij wenschen dus, dat de raad ook dit punt in gunstige overweging neme.-

Nog maken we attent op ’t gebruik van verschillende voorwerpen ten dienste van ’t onderwijs, als maten, kaarten enz, waarin ook ten spoedigste dient voorzien te worden.-

Het is, zoo als we reeds opmerkten, moeijelijk om een juist oordeel te vellen over het openbaar onderwijs, dat aan de verschillende scholen wordt gegeven.- Te weinig komt ons ter oren. Globaal kunnen we onze meening dus slechts uitspreken-

Zoo als we zeiden, schuilt veel kwaad in ’t schoolverzuim.- Het is onze meening, dat echter juist dat verzuim het best verholpen wordt door de persoonlijkheid en het onderwijs van den onderwijzer zelf. Veel doet het er toe of de leerlingen hem liefhebben of hij de lust weet optewekken en wakker te houden en ’t gepast eergevoel te ontwikkelen of zijn reputatie bij ’t publiek van goed gehalte is.- Alles moet aangegrepen worden om dat verzuim te voorkomen, alle middelen vermeden, die het in de hand kunnen werken.-

Zoo is ons de klacht ter ooren gekomen, dat de anders zoo heilzame werkinrichting ;de werkverschaffing’, zeker buiten haar medeweten, een ongunstigen invloed op de opkomst ter school heeft gehad, zoodat ouders de kinderen om een kleine verdienste hebben te huis gehouden.- Zou het niet wenschelijk zijn, dat de Gemeenteraad of aalleen of in vereeniging met de plaatselijke schoolkommissie in overleg trad om dat te voorkomen, b.v. door te bepalen dat slechts aan die ouders werk werd verschaft, die de kinderen getrouw ter school zenden?

En nu in ’t kort ons oordeel over de openbare scholen.

Wat den Burg betreft, merken we op, dat het onderwijs er wel te wenschen overlaat. De resultaten zijn er niet beter, dan in de laatste jaren en de oorzaak is reeds aangegeven in vroegere verslagen, waarnaar wij verwijzen. Evenwel wordt er door de burgerij, en niet ten onrechte, verlangd naar verandering en verbetering. Er zijn geen redenen om aan de bejaarden onderwijzer wegens overtreding of iets dergelijks zijn ontslag te geven, maar zeer wenschelijk was het, dat hij tot het inzicht werd gebracht, dat het niet meer dan tijd voor hem wordt plaats te maken voor jeugdiger krachten, zal den onvoldoende halve werkzaamheid niet op den duur te veel schade brengen aan de maatschappij.-

Van de school te Hoorn valt geen nieuws medetedeelen. Het onderwijs is in de laagste klassen droeg nog het meest de goedkeuring weg.

Het onderwijs te de Waal kunnen wij bij voortduring goed noemen, er is en blijft een goede geest en de verschillende vakken worden er met zorg onderwezen.

Ook van de school te Oosterend valt niets bijzonders te zeggen. Over den hoofdonderwijzer zijn we als altijd goed tevreden. De hulponderwijzer voldoet zeer goed wat takt van onderwijzen betreft, de kleinen hebben hem lief, maar aan zijn ijver in ’t algemeen voor ’t vak hapert het nu en dan.

De school van Oost gaat iets vooruit. De verhouding van den onderwijzer tot de bevolking kon in vele opzichten beter zijn en dat heeft helaas invloed op ’t schoolbezoek; over het onderwijs kunnen we klagen noch er op roemen.-

Van de school te de Koog laat zich veel goeds verwachten en als het lokaal verbeterd of, zoo als we hopen, vernieuwd is, zal de ijver niet verminderen, aangezien zich dan voor onderwijzers en leerlingen, als het ware, een nieuw tijdperk opent.-

Het trok onze opmerkzaamheid dat de toon van omgang van den onderwijzer met zijne leerlingen een weinig te stroef was, niet erg aantrekkelijk, niet bijzonder geschikt om sympathie te wekken.- Wij achten ook dit van veel belang om ’t gemoedsleven op de juiste wijze te ontwikkelen en zoo medetewerken tot de veelzijdigheid der beschaving. Ook buiten de schooluren is zijne zorg voor de kinderen werkzaam en wordt er moeite gedaan om ’t schoolverzuim tegen te gaan. Wij kunnen dus onze tevredenheid betuigen en voor de toekomst van uwe keuze iets goeds hopen.

Wat de werkzaamheid te Oudeschild aangaat: wij kunnen voortdurend van den onderwijzer de allerbeste getuigenis afleggen.- Hij is voor zijn vak berekend, hij schijnt er geheel voor geboren te zijn. Hij wijdt zich aan zijn taak met ijver en de resultaten zijn zeer belangrijk. Wij verwonderen ons er niet over, want elk schoolbezoek overtuigt ons telkens weer van zijn meesterlijke takt, zijn korrekt onderwijs, de aangename wijze van omgang, die liefde inboezemt en tevens de orde weet te handhaven. De vermogens der kinderen worden er flink ontwikkeld, er wordt rekenschap gevraagd van alles, de leerlingen leeren en denken, terwijl het geheugen er niet ongepast veel wordt vermoeid, zoo als in sommige scholen maar al te dikwijls het geval is. Hoe gaarne wij des Heeren Mullers geluk wenschen, zoo hopen we toch voor Texels toekomst, dat hij er nog lang werkzaam mag blijven.

Niet in die gunstige mate kan ons oordeel zijn over de school te de Cocksdorp- Hadden we daar veel verwachting van en was de reputatie, die den tegenwoordige onderwijzer vooruit was gegaan, goed, wij zijn wel eenigzins teleurgesteld.- Naar het oordeel der schoolkommissie is er iets doods in het onderwijs, er is geen leven, geen aktie, ’t is er zoo slaperig in toon en wat den gang der werkzaamheden betreft. Wij weten hoe spoedig iets daarvan door de jeugd wordt overgenomen.- Er wordt te weinig afgedaan, er is dus ook te weinig vooruitgang.- Een groote leemte is vooral het gebrek aan orde, aan stilte. Voortdurend hoort men de bestraffende stem des onderwijzers, maar het is van geen of weinig invloed. Een onzes inziens, verkeerd en ten minste hoogst zelden te gebruiken middel wordt daar dagelijks toegepast om de schuldigen te straffen, nl het zoogenaamde ‘nablijven’, als de schooluren voorbij zijn. Dat is een middel dat spoedig zijn kracht verliest en reeds bij velen te de Cocksdorp zijn kracht heeft verloren; buitendien raakt de liefde zoo te zoek en vrees en minachting komen in de plaats. Moge dat een schaduwzijde zijn, ook de lichtzijde ontbreekt niet en wij wenschen van harte, dat de toekomst mag leeren, dat de goede vruchten van zijn onderwijs vele zijn.-

Van ‘t onderwijs van den heer Boonacker kunnen wij weinig nieuws, weinig goeds meedeelen. De vorderingen zijn er zeer middelmatig. Het schoolverzuim mag er wel toe bijdragen, de hoofdzaak ligt in het onderwijs zelf. Het is niet op den man af; slechts enkelen weten iets van eenige beteekenis, zijn, als het ware, gedresseerd om het voor anderen goed te maken en daarvoor bestaat gelegenheid in overvloed. Om van andere dingen niet te spreken, de toon van lezen is er zeer onjuist en wij meenen, dat zoo iets ook een zaak van belang is voor de ontwikkeling van den smaak der kinderen en tot goed begrip van hetgeen gelezen wordt. Overigens vermeenen wij te kunnen verwijzen naar vorige verslagen.

De kinderen van ouders van meest verschillende kerkgenootschappen nemen deel aan ’t onderwijs en hoegenaamd geen klachten van krenking van godsdienstige gevoelens zijn ons ter ooren gekomen.

En hiermede besluiten wij onze opmerkingen- Wij houden ons overtuigd van uwe hooge belangstelling in alles wat de opleiding der jeugd bevorderen kan, wij twijfelen dan ook geenszins of gij zult onze beschouwingen in ernstige overweging nemen.

Aldus vastgesteld in de vergadering der plaatselijke schoolkommissie 23-2-1871

C:P: Kuyper vz

P:R: Mentz s:

1871

Burg den 19-2-1872

Aan het Gemeentebestuur van Texel

Toen de plaatselijke School Commissie alhier, ter gelegenheid van het opmaken van haar verslag over het jaar 1871, de uitkomsten naging van hare bevindingen over dat jaar, waren de leden eenparig van gevoelen dat wel is waar de toestand van het onderwijs voldoende kan geacht worden, maar toch de wijze waarop het gegeven wordt nog van voor, noch van achteruitgang blijk geeft. De reden daarvan ligt volgens haar oordeel, dat ieder onderwijzer steeds blijft bij zijne eigenaardig manier van onderwijzen, zonder immer door wederkeerig schoolbezoek zich te overtuigen of ook elders eene betere methode wordt gevolgd.

Wij bemerken dit gemis aan gemeenschappelijk overleg onder anderen vooral ten opzigte van het onderwijs in de rekenkunde, daar toch op sommige scholen de kinderen die reeds vergevorderd schenen door de boekjes waaruit zij werkten, de eerste beginselen dier wetenschap bij ons onderzoek niet regt begrepen. En kan er iets toe strekken het verstand der kinderen te ontwikkelen en ze geregeld te leeren denken zal het wel de grondige kennis dier wetenschap zijn.

De Commissie stelt zich voor in den loop van dit jaar bij de onderwijzers op dat wederkeerig schoolbezoek aantedringen.

Met het oog op het bovenaangevoerde zou de Commissie er zich dus toe kunnen bepalen met het uitbrengen van een gedetailleerd verslag over het jaar 1871 naar dat van ’t vorige jaar te verwijzen, daar met uitzondering van de verandering in het personeel van de hulponderwijzer te Oosterend en de Cocksdorp alles in den zelfden toestand is gebleven.

Zij zal echter zoo ter voldoening aan de bestaande voorschriften, als ter herinnering, in eenige korte bijzonderheden treden.

Wat het onderwijs aan den Burg betreft, wij kunnen daarvan geene betere berigten mededeelen dan in vorige rapporten; integendeel het is bepaald in eenen achteruitgaanden toestand. Ambachtslieden van wie men het natuurlijk met grond kan veronderstellen dat hunne financiële toestand het slecht gedoogd hunne kinderen naar de bijzondere school van den Heer Glijnis te zenden, getroosten zich dit evenwel om die reden.

De Hoofdonderwijzer heeft op onze vriendschappelijke en beleefde aanmaning om zijn ontslag te nemen, daar hij allezins in de termen valt om te worden gepensioneerd, geantwoord, dat hij daartoe genegen is, zoodra de voorgenomen vernieuwing van het schoolgebouw is daargesteld. Wij laten het aan U over daarmede al of niet genoegen te nemen, waartoe wij U achter op grond van ’s mans langdurige diensten adviseren.

Over het onderwijs te de Waal kan, daar de onderwijzer steeds de dienst van een hulponderwijzer mist, niet geklaagd worden.

Te Oosterend en Oost voldoet het onderwijs ook redelijk. Het is te betreuren dat de onderwijzer ter laatstgenoemde plaats er zich niet beter op toelegt in betere verhouding tot zijne collega’s te staan daar dit noodwendig schadelijk moet zijn op het reeds te weinig bestaand gemeenschappelijk overleg.

Van de onderwijzer te Oude Schild kunnen wij getuigen dat hij voortgaat met lust, ijver en bekwaamheid zijn pligt te doen. Ook van zijn hulponderwijzer kunnen wij met lof gewagen en zijn kweekeling doet de beste verwachtingen ontstaan.

Maakten wij in ons vorig verslag gewag van de weinige animo in de manier van onderwijzen en van gebrek aan orde in de school te de Cocksdorp, wij verblijden ons te kunnen verklaren dat een en ander iets is verbeterd. De harmonie tusschen Hoofd en hulponderwijzer is echte niet zoo als zij behoorde te zijn. De uitkomsten van het onderwijs te Zuid Eijerland en Hoorn blijven steeds middelmatig, waartoe zoo schoolverzuim als gebrek aan hulp het zijne toebrengt.

Over het onderwijs te Koog valt nog te roemen nog te klagen. Het kwam ons voor dat de onderwijzer de stroeve toon die hem bij zijn onderwijs eigen was eenigzins heeft afgelegd.

Het aantal boeken in de verschillende schoolbibliotheken is in den loop van het jaar 1871 aanzienlijk vermeerderd. De meeste onderwijzers zijn tevreden met de uitkomsten van deze nieuwe maatregel om de kinderen te beloonen. De nieuwe schoolgebouwen blijven goed voldoen.

Te Oosterend zoude het in het belang van het onderwijs zijn, indien het schoollocaal daar in tweeën werd gesplitst door het stellen van en schot.

Dat de vernieuwing van de schoolgebouwen te Koog en den Burg met verlangen wordt te gemoet gezien zal geen nieuw betoog behoeven.

Wij hopen dat aan ons reeds gedaan voorstel om zoo mogelijk aan eene gelegenheid daar te stellen tot het geven van onderwijs in het regtlijnig handtekenen alsmede in de gymnastie gevolg zal worden gegeven,

Nog menen wij uwe aandacht te moeten vestigen op den bouwvalligen staat waarin het schoollocaal te Hoorn begint te verkeeren.

Het onderwijs dat op de bijzondere school van den Heer Glijnis wordt gegeven blijft zich steeds ten goede onderscheiden. De mare daarvan schijnt zich naar de vaste kust te hebben verspreid, daar 4 jongens van daar bij hem gehuisvest zijn geworden om dit deelachtig te zijn. Behalven zijn onderwijs in de vreemde talen geeft hij ook onderricht in de Wiskunde, Algebra en Natuurkunde, terwijl aan allen alle vakken van ’t gewoon LO worden onderwezen.

De toelage van 100.- onlangs dien Heer ten behoeve van zijn onderwijs toegestaan is een bewijs, en wordt ook zoo door hem beschouwd, dat u zijn werk waardeert en zal er zeker mede toe strekken hem op den ongeslagen weg te doen voortgaan.

Ook de Heer Verberne gaat moedig voort zijne krachten aan zijn vak te wijden, doch ook hier zien wij wat dagelijks op het wereldtoneel voorvalt, dat hoewel niet onbekwaam oude krachten het niet tegen jeugdige en frissche kunnen uithouden.

Zijne jaarlijksche toelage van 240.- komt dien Heer dan ook zeer te stade, en met het oog op zijne bewezen diensten zij die hem dan ook van harte gegund.

Klachten over het geven van leerstellig Godsdienstig onderwijs zijn er bij de Commissie niet ingekomen.

Wij beschouwen onze taak nu wederom als afgedaan en bevelen het onderwijs bij vernieuwing in uwe belangstelling, als zijnde, zoo als u wel weet maar verdient herhaald te worden, de fundamenten van elke wetenschap, moetende strekken tot bevordering van Godsdienst, ontvolking van gevangenissen, in één woord tot algemeen geluk.

De Commissie van plaatselijk Schooltoevoorzigt te Texel

C:P: Kuyper pres:

P:R: Mentz secr:

1872 Aan het gemeente bestuur van Texel

Zoo als u uit den hierbijgaanden staat E zult bemerken heeft de Commissie van plaatselijk Schooltoeverzicht op Texel in het afgeloopen jaar niet aan het voorschrift van art. 64 der wet op het onderwijs, van namentlijk de openbare en bijzondere scholen waar lager onderwijs wordt gegeven twee maal ’s jaars te bezoeken, voldaan.

De reden waaraan dit moet worden toegeschreven, ligt dat zij daartoe niet in de mogelijkheid is geweest door de onvolledigheid der Commissie, ontstaan door de benoeming in het najaar, van een harer leden den Heer P:S: Bakels tot schoolopziener in dit district, de kort daarop volgende ongesteldheid, met de noodlottigste afloop, van een ander lid de Heer Veentra en eindelijk dat de Heer P: van Huchten door vele ambtsbezigheden belet werd de gewone najaarsinspectie mede te maken.

Wij voelen ons echter gerust dat de schooljeugd daardoor geen nadeel heeft geleden en vertrouwen dat u die gerustheid met ons zult deelen wanneer u verneemt dat voorn: Schoolopziener, bekend door zijn bekwaamheid en liefde en ijver verlichting over ’t algemeen te verspreiden, ons de verzekering gaf dat hij de scholen op dit eiland met bijzondere zorg zoude nagaan.

En wat nu aangaat het minder uitvoerig verslag dat U nu natuurlijk van ons zult ontvangen, zoo geloven wij dat U het ons zult toestemmen dat zulks over dit jaar minder ter zake doet, daar u toch eensdeels door de reeds sedert eenige jaren ontvangen uitvoerige rapporten en anderdeels door dat het personeel van de Hoofd Onderwijzers geene verandering heeft ondergaan kan geacht worden reeds op de hoogte te zijn van den staat van het alhier gegeven wordend onderwijs.

De slotsom immers van onze rapporten was steeds dezelfde namentlijk dat te Oudeschild voortreffelijk, te Oosterend en de Waal best en in de overige scholen redelijk voldoend onderwijs werd gegeven.

Hierop maakte echter het onderwijs aan de Burg eene uitzondering dat ronduit verklaard werd niet aan de vereischten te voldoen. Wij zullen nu daaromtrent in geen verder betoog treden daar het bouwen van een nieuw schoollocaal aldaar [en] in den loop van dit jaar het benoemen van een nieuwen Hoofd Onderwijzer zal ten gevolge hebben, immers die onderwijzer gaf op onze, nu reeds sedert geruimen tijd, gedane aanwijzingen zijn ontslag te nemen, zijn verlangen te kennen, daarmede te mogen wachten tot de bouwing van het nieuwe schoollocaal.

Wij nemen de vrijheid U ter dezer gelegenheid te herinneren aan ons voorstel gedaan in ons verslag van het jaar 1871 om de jeugd alhier nu zoo mogelijk in de gelegenheid te stellen onderwijs te ontvangen in het hand en regtlijnig teekenen, waardoor vooral met het oog op het laatste in eene groote behoefte van den handwerkman zou worden voorzien. Ook vestigden wij toen uwe aandacht op het geven van onderwijs in de gymnastiek.

Omtrent de hulponderwijzers kunnen wij met uitzondering van die te Oosterend geene gunstige getuigenis afleggen.

De Hoofdonderwijzer te Oudeschild verklaart dat Kries zijn werk met weinig lust en ambitie begon, dat het hem echter van lieverlede, na veel moeite, gelukt is, hem tot beter inzicht te brengen, zoodat van de toekomst het beste mag verwacht worden.

Wij zouden ons verheugen indien wij dezelfde verwachting van Elbers te de Cocksdorp konden verwoorden, maar helaas, de Hoofdonderwijzer getuigt van hem dat zijn gedrag nog altijd bedroevend veel te wenschen overlaat, doch dat overigens op school de vereischte ondergeschiktheid aan hem betoond.

Van den hulponderwijzer G. Smit te Burg zien wij ons in staat gesteld de gunstigste getuigenis afteleggen, wat zijn gedrag aangaat, doch dat hij ambitie voor zijn vak heeft daarvan mogt hij nog het bewijs leveren. Tot zijne verontschuldiging voeren wij aan dat de zorg van het onderwijs op die school door de hooge jaren van den Hoofdonderwijzer grotendeels op zijne schouders rust, zonder dat hij daarbij door een kweekeling word ondersteund, zoodat de daarvoor vereischt wordende buitengewone inspanning waarschijnlijk de oorzaak is dat hij in zijne vrije uren in plaats van over zijn vak natedenken zich ter zijner ontspanning aan zijne voorliefde voor muzikale oefeningen heeft overgegeven.

De kweekeling in de school te Oudeschild gaat voort door zijn vlijt en lust tot studie, de lof van zijn superieur inteoogsten, wat deze aanleiding geeft onze tusschenkomst interoepen ten einde een verhoogig van toelage voor hem te erlangen, welk verzoek wij bij deze aan uwe beslissing onderwerpen.

De schoolbibliotheken blijven steeds aan de verwachting die men er van gehouden had beantwoorden en ondergaan jaarlijks door het aankoopen van geschikte boeken verdere uitbreiding, met dat gevolg dat vele ouders der schoolgaande kinderen er gebruik van maken.

Omtrent de nieuwe gebouwde schoollocalen zijn geene klachten ingekomen en wat aangaat de oude schoollocalen zooals aan de Hoorn enz, zoo zullen wij daarvan bij de op handen zijnde vernieuwing van die te Burg en Koog maar niet gewagen.

Uitgaande van de stelling dat men de boom aan zijne vruchten kent, zoo zullen wij ons bij ons rapport ten opzichte van het onderwijs dat op de bijzondere school van den Heer Glijnis wordt gegeven, tot voorkoming van herhalingen, er toe bepalen te vermelden, welke vruchten dat onderwijs heeft afgeworpen, die zijn, dat 3 zijner leerlingen met gunstigen uitslag examen hebben gedaan: namentlijk een voor interne bij de rijksveeartsenij school te Utrecht, en twee voor de Hoogere burger school. Laat ons dus er in verblijden dat onze jeugd hier op dit eiland in de gelegenheid is, zich voor hoogere studie te bekwamen.

De bijzondere school van den Heer Verberne gaat noch voor noch achteruit, hetgeen, wanneer men de jaren van de niet onverdienstelijke onderwijzer in aanmerking neemt, niet te verwonderen valt.

Er zijn geene klachten bij ons ingekomen over het geven van Godsdienstig leerstellig onderwijs.

Wij zullen ons bij het eindigen van dit ons verslag onthouden van u de belangen van het onderwijs aantebevelen, daar u toch in de loop van dit jaar wederom bewijzen zult leveren hoe nu U zulks aan het harte legt, maar u liever opwekken zich met ons te verheugen ingezeten van een land te zijn waar in hooger en lager bestuur de handen in een slaan om zoo wel algemeen als individueel geluk te bevorderen.

De secretaris P:R: Mentz

1873

Verslag van den toestand van het Onderwijs voor het jaar 1873 in de gemeente Texel door de Plaatselijke Schoolcommissie, aan den Gemeenteraad en in afschrift aan den Districts-schoolopziener, ter voldoening aan Art. 64 der wet van den 13-8-1857.

Met een Tabel als bijlage

Wel Edel Achtbare Heeren!

De omvang van het Onderwijs op de openbare scholen bepaalt zich tot het minimum voorgeschreven in Art. 14 der wet op het LO, alinea 2, nl. tot de vakken vermeld in Art. 1 onder de letters a-i.

De Schoolcommissie is van mening dat alle die vakken niet behoorlijk onderwezen worden en ook niet behoorlijk onderwezen kunnen worden, omdat de onderwijzers den tijd daarvoor niet hebben, hun getal in verhouding tot het getal scholieren te klein is,- de kinderen, bij gemis van goede bewaarscholen, in den regel te weinig- of geheel onvoorbereid ter school komen.- de school te vroeg verlaten, en- de school te veel verzuimen.

A Het lezen- Aan de eischen van goed lezen voldoen de leerlingen in de hoogste klasse op verre na, noch allen.

B Het schrijven- is in den regel voldoende en bij velen zelfs zeer goed.

C Het rekenen- gaat goed wat betreft de vier hoofdregels met geheele getallen. Met breuken kunnen in de hoogste klassen, in verre na niet allen goed te recht. Eenig begrip van den regel van drieën vindt men slechts bij enkelen. Het uit ’t hoofd rekenen, waaraan door dezen en genen onderwijzer meer of minder zorg besteed wordt, verdient meer behartiging.

Een school is daarin voorbeeldig.

D De beginselen van de Vormleer- worden niet onderwezen met uitzondering van 1 school waar de vorderingen der leerlinge in deze onze verwachtingen verre overtroffen. In ’t algemeen maakt die school op den min gunstigen toestand van het onderwijs, eene uitzondering, maar wij mogen daarbij niet terug houden de opmerking dat het getal scholieren aldaar slechts 40 bedraagt.

E De beginselen der Nederlandsche taal- Behoudens een enkele loffelijke uitzondering, laat dit vak in ’t algemeen te wenschen over, ofschoon de leerlingen in de hoogste klassen in den regel wel in staat zouden zijn een verstaanbaar dictaat te leveren.

F De beginselen der Aardrijkskunde- bepalen zich in den regel uitsluitend tot eenige routine op de kaart en tot eenige van buiten geleerde namen van landen, steden en rivieren.

G Die der Geschiedenis- tot het noemen van eenige jaartallen en enkele feiten.

H Die der kennis van de natuur- zijn niet noemenswaardig.

I Het zingen- wordt behoudens een paar uitzonderingen niet onderwezen, althans niet dat den naam van onderwijs verdient.

Op de bijzondere scholen, waarvan hier 2 gevonden worden, wordt op die des Heeren Verberne, met uitzondering van een paar leerlingen, geen ander onderwijs gegeven dan op de openbare en dit kan de vergelijking met dat der beste openbare scholen niet doorstaan.

Onbepaald gunstig is ons oordeel over het onderwijs op de bijzondere school van den Heer Glijnis. Gezwegen van de vakken in Art. 1 gemeld onder de letters k en l, de beginselen der kennis van de levende talen en die der Wiskunde, is het gewoon LO hier zoo uitstekend goed dat wij niet aarzelen het voorbeeldig te noemen. Eene vergelijking zou leiden tot eene aanklacht van het openbare onderwijs, die wij niet wagen te formuleren.

De vakken vermeld in Art. 1 onder de letters m-p met name de beginselen der landbouw- de gijmnastiek, het tekenen,de handwerken voor meisjes, worden niet op de openbare, noch op de bijzondere scholen onderwezen. Ook wordt geene particuliere goede gelegenheid daarvoor in deze gemeente gevonden, zeer zeker ten nadeele van eene behoorlijke opleiding.

Wat betreft het onderwijs in de beginselen der landbouwkunde, daar over kunnen wij zeggen, aangezien de behoefte daaraan hier zelfs zoo weinig gevoeld wordt dat van eene gelegenheid daarvoor opengesteld, stellig weinig of geen gebruik zou worden gemaakt.

Gansch anders zou het zijn ten aanzien van de overige ontbrekende vakken.

Gymnastiek valt in den smaak van alle kinderen.

Teekenen krijgt hoe langer zoo meer bij het publiek eene betere reputatie, en- van Handwerken voor meisjes wordt het onderwijs zeer begeerd,

Het groote nut van ieder dezer vakken zullen wij wel niet te betoogen hebben.

De bewering dat de kinderen in de gezegende Texelsche lucht voor hunne gezondheid beweging genoeg hebben, sluit de behoefte aan onderwijs in de gymnastiek volstrekt niet buiten. Gymnastiek is niet alleen nuttig voor de gezondheid, maar en vooral voor het behouden der beweging van de afzonderlijke spieren, waardoor bij elke lichaamsbeweging der juiste beweging wordt gemaakt en niet meer hangerig dan noodig is. Dit geeft aan iedere beweging bevalligheid, kalmte en bedaardheid, die wel meer getuigen van krachts bewustheid dan het wild en woest alarm maken van de ongeoefende jeugd, en werkt alzoo ook zeer gunstig op het karakter.

Teekenen is een volstrekte noodzakelijkheid voor schier ieder ambachtsman, maar ook afgeven het materiaal met, kuischt het teekenen den goeden smaak en geeft in ’t algemeen een goed oog, een goed gezicht op vele zaken.

Met dn Hoofdonderwijzer aan de openbare school te den Burg, die voor Gymnastiek akte en van het teekenen gezoegzame kennisheeft, zouden de noodige schikkingen gemaakt kunnen worden om althans aan den Burg voor het onderwijs in genoemde vakken gelegenheid te geven. De daarvoor noodige localiteit zou misschien tevens benuttigd kunnen worden voor het onderwijs in handwerken. Uit het te heffen leergeld zou wel een groot deel der kosten terug gevonden kunnen worden.

Van de schoollocalen bepalen wij ons voor ditmaal tot die van Cocksdorp en Eyerland ZZ. Dat van den Hoorn, ’t welk wegens vergaande bouwvalligheid voor de veiligheid vrees voor gevaar opleverde, is, op het daarover door ons in der tijd uitgebracht rapport, voorloopig voorzien. Overigens heeft het zulke onherstelbare gebreken, dat het zoo spoedig mogelijk door een geheel nieuw dient vervangen te worden.

Die van Eijerland ZZ en Cockdorp vereischen nog eerder voorziening omdat aldaar door gebrek aan plaatsruimte scholieren moeten worden afgewezen. Maar in steek van genoemde localen te vergrooten stelt de Commissie voor een nieuwe school aan de bestaande toetevoegen, en wel aan den hoek welke in Eyerland de grindweg vormt, waar die van den Hoofdweg westwaarts zich buigt naar den Postweg.

Naar de inlichtingen die wij deswege hebben bekomen en die alle vertrouwen verdienen, zouden in de nieuwe school alsdaar vereenigd kunnen worden 91 kinderen en dan voor de bestaande school in Eyerland ZZ nog 85 overblijven. Wij geven dit ons voorstel in ernstige overweging en verklaren ons bereid tot het geven van nadere inlichtingen. Door de dienstvaardigheid van den onderwijzer Boonakker zijn wij in het bezit van een kaart aanwijzende de woonplaatsen van de schoolgaande kinderen van Eyerland (die van de Cocksdorp niet mede gerekend). Een blik op deze kaart, die wij, desgevraagd u gaarne ter inzage zenden, beveelt ons voorstel sterk aan.

Om van de gemeente finantien niet te veel te vergen zou dan de school te Oost kunnen worden opgeheven. Althans daar bestaat in verre na niet die behoefte aan een school als ter plaatse waar wij in Eijerland eene nieuwe school zouden wenschen.

Komt het bouwen van de door ons voorgestelde nieuwe school u niet aannemelijk voor, dan is vergrooting van de school in Eyerland ZZ en van die te Cocksdorp onmiddelijk dringend noodig. Die van Eyerland ZZ zal in elk geval verandering moeten ondergaan. De daar bestaande zoldering moet plaats maken voor een gewelf met goed aangebrachte ventilatie opdat het locaal meer versche lucht kunne bevatten.

Voor wij van het Artikel schoollocalen afstappen, dient nog gewezen op de onrechtvaardigheid dat de nieuw benoemde Hoofdonderwijzer belast is met het schoonhouden van het schoolocaal ten eigen koste, hetwelk hem komt te staan op een jaarlijksche uitgaaf van 26.- Hij is beroepen op een tractement van 850.- waarop geene korting voor schoolschoonhouden mag genomen worden, tenzij dit vooraf tot conditie was gesteld, dat het geval niet is. Ofschoon de Heer Troll dit zich laat welgevallen omdat hij niet wenscht te beginnen met het maken van oppositie, mag deze toestand niet bestendigd worden.

Ook de Hoofdonderwijzer te Oudeschild de Heer Muller heeft op dit punt onze opmerkzaamheid gevestigd en gewezen op Art. 32 en de aanteekeningen op dat Art. door Blauwpot ten Cate pagina 107.

Behoudens de gemaakte opmerkingen over de wenschelijkheid van onderwijs in de Gymnastiek, het teekenen en handwerken voor meisjes aan den Burg te geven of gesubsidieerd vanwege de gemeente, bestaat overigens aan uitbreiding van leervakken op de openbare scholen geene behoefte. Integendeel! Bij ontoereikend personeel, te kort schoolgaan, te veel schoolverzuim, is inkrimping van leervakken dan onderwijzers door den nood als plicht opgelegd.

Het onderwijs in lezen, schrijven en rekenen moet hoofdzaak, op de meeste scholen het een en al zijn. Uit het door de leerlingen gelezene moet en wordt ook vooral aanleiding genomen tot lessen en wenken betreffende Nederlandsche taal, aardrijkskunde, geschiedenis en kennis der natuur. Bij eene goede keus van leerboeken, verdient deze methode bij den gebrekkigen toestand waarin het openbaar onderwijs nog verkeert, aanbeveling. Bij deze methode moge de omvang der kennis niet zoo groot worden, maar het gehalte wint daarbij. Vooral het oordeelkundig lezen, wat nu nog zoo veel te wenschen overlaat, wordt op die wijze bevorderd, het nadenken geoefend, de leerstof opgenomen en verwerkt.

Waar deze methode goed gevolgd wordt kunnen de leerlingen die van het onderwijs een getrouw gebruik hebben gemaakt, bij het verlaten der school, in den regel behoorlijk lezen, schrijven en rekenen voor zoo verre zij dat in het maatschappelijk leven als burgers practisch noodig hebben, n.l. wanneer zij voor geen vak of ambacht zijn bestemd die bijzondere eischen stellen.

Bij vordering van een minimem van kennis moge de bestaande toestand der maatschappij voor achteruitgang behoed blijven, …. van vooruitgang kan daarbij weinig gegronde verwachting gekoesterd worden. En toch is vooruitgang eisch des tijds, die aan het openbaar onderwijs mag, en gesteld worden moet.

Behalve het gebrek aan voldoende getal van goedgevormde en ijverige onderwijzers is eene hoofdoorzaak van den gebrekkigen toestand het schoolverzuim.

Dit bedraagt te Waal 9%, Oost 10, den Hoorn 12, Oudeschild 16, Oosterend 17

Naar gis den Burg 17 %, Koog 24, Cocksdorp 25, Eyerland ZZ 33

Hieruit volgt dat gemiddeld dagelijks gemist worden

Te Oost 4 scholieren, Waal 7, den Hoorn 9, Koog 17, Oudeschild 25, Oosterend 28, den Burg 30, Cocksdorp 50, Eyerland ZZ 33

Het schoolverzuim beloopt voor de geheele bevolking van de 9 openbare scholen gemiddeld 18 %, hetwelk, de hele bevolking op 1000 kinderen gerekend een cijfer aanwijst van 180 scholieren die dagelijks van de school geen gebruik maken, een getal gelijkstaande met dat van de openbare school te Koog over 1873, zoodat men in abstracto stellen kan dat het schoollocaal aan den Burg het geheele jaar 1873 ledig stond.

De hoofdoorzaak van het schoolverzuim is in de noodlottige gegeven dat de kinderen door huis- of veldarbeid mede behulpzaam zijn in het verdienen van ’t dagelijks brood. Een verbodswet op dit punt zal het doel niet geheel treffen daar de schoolkinderen dikwijls ook te huis gehouden worden ter oppassing van de jongeren, terwijl de ouders met de oudere leden van ’t gezin aan hun dagwerk zijn.

Leerdwang, gesteld dat deze uitvoerbaar ware, zou het eenig afdoend middel zijn. Toch ook kan de ijver der onderwijzers in dezen veel doen door het bezoeken der ouders en waar de schuld bij de kinderen ligt, door vermaningen en bestraffingen. Vooral het geregeld bijhouden der absentielijsten verdient aanbeveling.

Ook zou tot beteugeling van het schoolverzuim doeltreffend zijn vooruitbetaling van het schoolgeld, met de betaling dat het schoolgeld doorloopt ook al wordt de school een geheele maand verzuimd.

Tegen deze bepaling kan met geen grond worden ingebracht dat tegen het vorderen van schoolgeld ook het geven van onderwijs behoort te staan, aangezien de gelegenheid gegeven en de kosten gemaakt worden zoowel wat betreft de localiteit als voor het onderwijzend personeel.

Maar- ook als het schoolverzuim voor een groot deel wordt weg genomen, blijft als beletsel tegen voldoend onderwijs bestaan: ontoereikend onderwijzend personeel.

Het onderwijzend personeel is onvoldoende, ook zelfs dan als het voldoet aan de eisch der wet. Maar- en dit is een onvergeeflijk gebrek- zelfs aan het wettelijk voorschrift voldoet het onderwijzend personeel niet.

Aan den Hoorn, de Waal en de Koog ontbreekt een kweekeling. Te Oosterend was van 1 Maart tot 31 December de betrekking van hulponderwijzer vacant. Te Oudeschild was van 25-4 tot 1-7 en van 28-9 tot 31-12 de betrekking van hulponderwijzer vacant.

Te de Cocksdorp was gedurende het eerste gedeelte van het jaar 1873 de betrekking van hulponderwijzer vacant. Bij ons voorjaarsbezoek was het gebrek aan hulp aldaar zoo in het oog loopend, dat Uwe Commissie de zucht slaakte: “Ware hier maar een gemeente veldwachter tegenwoordig om tenminste eenige rust te bewaren”. Sedert de komst van de hulponderwijzer Klaas Brouwer is in dat gebrek wel eenigermate voorzien maar een flinke kweekeling zou ook hier nog zeer wenschelijk zijn.

Ook aan de school te den Burg ontbreekt een hulponderwijzer.

Met het oog op de behoefte aldaar aan onderwijs in handwerken voor meisjes, stelt Uwe Commissie voor ten behoeve van die school eene oproep te doen van eene hulponderwijzers met acte voor handwerken.

Bij het groote gebrek aan hulponderwijzers adviseert Uwe Commissie tot de benoeming van eene hulponderwijzeres, ook voor de school te Oudeschild, en de proefneming te wagen ook als de Hoofdonderwijzer Muller aldaar, daarvan minder goede verwachting mocht koesteren. De resultaten elders daarvan verkregen hebben reeds bewezen dat hulponderwijzeressen met name in de lagere klassen zelfs beter voldoen dan de hulponderwijzers. Wanneer de Raad niet uit zuinigheid het tractement lager stelt dan voor de hulponderwijzers tegenwoordig wordt betaald verwacht uwe Commissie van deze maatregel goede resultaten.

Voor de diensten welke de dochter van Mr. Boonakker als kweekeling in de school van Z. Eijerland bewijst, kan uwe Commissie geen verslag geven omdat zij is aangesteld toen wij ons najaarsbezoek reeds hadden afgelegd. Bij ons eerstvolgend voorjaarsbezoek hoopen wij daarvan goede vruchten te zien.

Naar de mate hunner gaven kwijten de onderwijzers zich in ’t algemeen na behooren van hunne hoogst moeijelijke taak, sommigen hunner bij uitstek.

Ten aanzien van den hulponderwijzer Brouwer schorten wij ons oordeel nog op daar wij hem nog te weinig kennen. Zijn leeftijd bracht mede dat hij reeds acte als hoofdonderwijzer bezat. Als hij daartoe geene ernstige pogingen aanwendt, is dit zeker een bewijs van gemis aan de noodige ambitie. Welke aanleiding het gemeentebestuur gevonden heeft om het tractement van dezen hulponderwijzer zoo spoedig te verhoogen is uwe Commissie onbekend. Advis is deswege ons niet gevraagd. Zeer is het te wenschen dat de verhooging geschiedt bij wijze van jaarlijksche gratificatie en alzoo voorwaardelijk. Mocht dit onverhoopt het geval niet zijn dan is te vreezen dat die som aan de verbetering van het onderwijs eer na dan voordeelig zal werken.

Over de tractementen van het onderwijzend personeel en de heffing van schoolgeld bieden wij hier in geene beschouwingen aangezien het uitvoerig Rapport der Commissie deswege, nog bij u aanhangig is, althans van de behandeling en een besluit is ons niets bekend. Wel hebben we van terzijde vernomen dat door den Raad tractementsverhoogingen bij wijze van jaarlijksche toelagen zijn verleend ingegaan 1-10-1873, maar noch ons nog den daarbij betrokken onderwijzers is daarvan iets bekend, zoodat we moeten geloven dat die zaak haar beslag nog niet heeft.

Evenzeer moeten wij het laten bij gissingen wat betreft de zaak der schoolgeldheffing. Had de Staat tegen ons voorstel bezwaren? Zoo ja, welke? Naar wij, al weder van terzijde vernomen hebben, zouden HH GS bezwaren hebben gemaakt! Nu rijst de vraag, hoe kon dit daar van wijziging eerst aan Gedeputeerden behoort te worden voorgedragen dat het besluit daartoe door den Raad is genomen?

Het schijnt wel dat nu aan Gedeputeerden preadvies is gevraagd. Uwe Commissie betreurt dit zeer, daar op die wijze van handelen op betwiste punten geene rechtszekerheid wordt verkregen. Als de Raad met de Commissie van oordeel is dat de door ons voorgestelde wijze van heffing de eenige weg is, om eene billijke tegemoetkoming te erlangen, en de Raad in de wet zelve daar tegen geen bezwaren vindt, dan zou het nog wenschelijk zijn tot de door ons voorgestelde schoolgeldheffing te besluiten en deze aan Gedeputeerden voor te dragen. Alleen op die wijze kan eene wettige en afdoende rechtspraak worden verkregen en deze is op dit punt zeer wenschelijk. Zoo lang dit punt niet is uitgemaakt zal men bij de bepaling van schoolgeld altijd te rade moeten gaan alleen wat het vermogen van weinig vermogenden. Het schoolgeld zal dan altijd eene zeer onbeduidende tegemoetkoming blijven. Het schrikbarend te kort van de ontvangsten in vergelijking van de uitgaven voor het onderwijs zal steeds oorzaak blijven van te groote zuinigheid in het doen van noodzakelijke uitgaven en het onderwijs alzoo door laag schoolgeld in plaats van gebaat benadeeld worden.

Dat zelfs bij een betrekkelijk hoog schoolgeld het onderwijs niet verwaarloost, maar juist daarom te meer op prijs gesteld wordt, mits het onderwijs dan ook goed zij, leert ons een blik op het bijzonder onderwijs zooals dat gevonden wordt op de bijzondere school van den Heer Glijnis.

Van de gesubsidieerde school des Heeren Verberne, hebben wij reeds gezegd dat zij in geen behoeften voorziet waaraan het openbaar onderwijs niet reeds voldoet. Het subsidie daaraan verstrekt geeft geen ander resultaat dan dat het ± 40 leerlingen van de openbare school terug houdt en daardoor aldaar minder hulp noodzakelijk maakt dan anders het geval zou zijn. Ten gevolge van hoogen leeftijd kan de Heer Verberne niet dat meer voor het onderwijs zijn wat hij vroeger was. Verstoken als hij is van het uitzicht op pensioen is hem de zoo wel verdiende rust ontzegd. Ware bij de invoering van de nieuwe Schoolwet, overeenkomstig het destijds uitgebracht advies der plaatselijke School Commissie, de schoolgebleven wat zij feitelijk destijds was: een openbare school ook van MULO, dan had het gemeente bestuur met het nu verstrekt wordende subsidie, het 1/3 deel van het pensioen kunnen voldoen en daarmede zich gekweten van zijn schuldigen plicht tegenover de gewichtige diensten door den Heer Verberne in der tijd aan de gemeente bewezen toen hij de eenige hier was die onderwijs gaf in de beginselen der levende talen.

Het school van den Heer Glijnis telde op het einde van het jaar 1873, een getal van 79 leerlingen waarvan ± 35 MULO ontvingen. Het onderwijzend personeel bestaat uit een hoofdonderwijzer, 2 hulponderwijzers en eene hulponderwijzeres alzoo op de 20 leerlingen 1 onderwijzer.

Het schoolgeld is voor gewoon LO per kind 25.- in het jaar; voor MULO 40.- 60.-

Het schoolverzuim bedraagt 2 a 3 ten honderd, alzoo gemiddeld dagelijks naauwelijks 2 kinderen. De Heer Glijnis zorgt zelf voor localiteit, betaalt zelf zijne hulponderwijzers en had tot heden, naar wij meenen, een goed bestaan, en zal dit ook wel behouden zoolang de openbare school te den Burg ten gevolge van ontoereikend onderwijzend personeel tegen de zijne niet kan concurreren. Wordt dit anders dan zullen ongeveer 40 kinderen die allen gewoon LO genieten van de bijzondere school des Heeren Glijnis overgaan naar de openbare school, waar het schoolgeld in plaats van 25.- slechts 1.80 tot 4.80 bedraagt, de schoolbehoeften daaronder begrepen, die bij de Heer Glijnis onder het schoolgeld niet begrepen zijn. Alsdan zouden de inkomsten van den Heer Glijnis jaarlijks met 1000.- verminderen en het zal dan de vraag worden of genoemde Heer in dat geval voor deze gemeente zonder subsidie te behouden zal zijn.

Tenslotte zouden we nu nog in meer bijzonderheden kunnen treden over hetgeen door ons opgemerkt werd bij onze schoolinspectie. Maar veel daarvan heeft reeds in verschillende opzichten de stof geleverd voor geheel dit verslag en veel ook werd reeds bij afzonderlijke nota’s, voor zoo verre noodig was, ter uwer kennis gebracht.

Misschien zal het uwe aandacht trekken dat als de post op uwe begrooting uitgetrokken ter bestrijding onzer uitgaven over het jaar 1873 een weinig is overschreden. Gedeeltelijk is dit veroorzaakt door een betrekkelijk hoog cijfer dit jaar aan de schoolbibliotheek besteed. En gedeeltelijk aan het tweemaal bezoeken van alle scholen door de geheele Commissie, dat anders, wat het tweede bezoek betreft, gewoonlijk niet geschiedt.

Het gepasseerde jaar was zulks noodig voor al ook omdat twee leden der Commissie kort voor het tweede bezoek pas waren benoemd en het minder gepast was dat deze Heeren voor het eerst alleen gingen en nog minder dat zij met den toestand der scholen onbekend bleven tot het eerste bezoek van het nu ingetreden jaar. Bovendien vorderde het afgeloopen jaar menige vergadering.

In het vertrouwen dat onze bemoeijingen niet gansch vruchteloos zijn geweest, eindigen wij dit verslag met de wensch dat gij onze beschouwingen en voordtellen eene ernstige overweging waardig keuren.

Gedaan in onze vergadering dd 25-2-1874

M Wassenaar President

PWieringa Secretaris

1874

Verslag der toestand in het Onderwijs van 1874 in de Gemeente Texel

door de plaatselijke Schoolcommissie, aan den Gemeenteraad en in afschrift aan den Districtsschoolopziener, ter voldoening aan art. 64 der wet van den 13-8-1857 (Staatsblad N 103)

Wel Edel Achtbare Heeren!

In het verslag des vorigen jaars hebben wij U en gedetailleerd overzicht en beoordeeling gegeven van den omvang van het onderwijs op de openbare en bijzondere scholen dezer gemeente. Het ligt in den aard der zaak dat daarin in een jaar tijds gene merkbare verandering gekomen is, voor zoo ver het onderwijzend personeel gelijk bleef. Vergun ons derhalve dien aangaand U te mogen verwijzen naar het verslag van 1873 ook wat betreft de Schoolocalen met name die aan den Hoorn, de Cocksdorp en Eyerland ZZ, de beide laatste beschouwd in verband met de stichting eener nieuwe school in Eyerland NZ.

Wij bepalen ons voor het tegenwoordige tot enkele opmerkingen.

Het onderwijzend personeel kwijt zich naar behooren van zijn taak.

De Heeren Klok en Boonacker die zwaar te strijden hebben tegen schoolverzuim ijveren daartegen met kracht. Boonacker dwingt ze om in te gaan. Zoolang er geene verdere bepalingen zijn op de veldarbeid door kinderen, zal het schoolverzuim vooral in Eyerland nog jarenlang schrikbarend groot blijven. Maar ook de groote afstanden waarop vele kinderen van de scholen wonen leiden daartoe.

Aan de Koog is eene verbetering op te merken. Was vroeger aldaar het schoolverzuim gemiddeld 27, 26 en 25 percent, thans bedraagt het 23. In Eyerland Zuid Z is het gemiddelde 37 percent. Dat bij zoodanig toestanden het onderwijs geen hoog peil bereikt is niet te bevreemden.

De min aangename leestoon in de scholen van Eyerland zuidzijde heeft voornamelijk zijn grond in het gebrekkig gehoor van den Heer Boonacker, dat niet scherp is.

Het onderwijs aan den Hoorn bepaalt zich eveneens tot een minimum, ook al door gemis aan hulp. Het heeft de verdienste in zijn soort nog al practisch te zijn.

Het langdurig gemis van de noodige hulp is oorzaak dat de school aan de Waal minder goede resultaten laat zien, dan men aldaar in vroeger jaren zocht.

De beschaafde humane toon die den Heer Schreuder kenmerkt, blijft in de school van de Cocksdorp niet zonder vrucht en openbaart zich vooral in een goeden leestoon en in een lieflijk eenvoudig gezang.

Door de komst van den Heer Plaatsman is het onderwijs te Oosterend zeer merkbaar verbeterd.

Ofschoon de Heer Muller gedurende bijna het geheele jaar van een hulponderwijzer verstoken was, heeft hij in zijne kweekeling Hillenius, door dubbele krachtsinspanning toch niet geheel kunnen voorkomen, dat het peil der school eenigzins daalde.

De vruchten van Quants onderwijs doen voor die van de beste openbare school op Texel niet onder.

In aanmerking genomen de onvoldoende hulp en het ontbreken van vele de meest intelligente kinderen, die in den Burg de school van den Heer Glijnis bezoeken, mag gezegd worden dat de resultaten van het onderwijs des Heeren Troll zeer bevredigend zijn en het peil sedert zijn komst aan de openbare school aldaar merkbaar gerezen is.

Naar de eisch der wet ontbreekt:

Aan den Burg een kweekeling, te Eijerland en kweekeling, te de Cocksdorp een kweekeling, aan de Waal een kweekeling, aan den Hoorn een kweekeling, aan de Koog eem kweekeling.

Bij onze schoolbezoeken hebben wij gevonden: tabellen aanwezigheid en verzuim:

CD zomer 42 % winter 20 % gemiddeld 30 %

Eyerland gemiddeld 37 %

Januari- december 89- 92- 81- 81- 68- 67- 63- 38- 56- 70- 93- 95

Oosterend tabel 16 %, Waal 9 %, OS 11%, Hoorn 37 %, Koog 23 %, Burg 19 %, Oost 12 %, Glijnis 3,5 %, Verberne-

Dat is over de geheele schoolbevolking ruim 1 % meer dan in 1873. Onder vele andere is het niet tijdig vaccineren mede een rede van schoolverzuim, met name aan de Koog.

De Tractementen van het onderwijzend personeel zijn in de hiernevens gaande tabel onder de rubriek inkomsten ingevuld, naar de opgave der onderwijzers

De Hoofdonderwijzer Remmers geeft op zonder meer 500.- Muller 620.- Klok 500.- Bouma 550.- terwijl die van CD, Eijerland ZZ, Waal en Oost boven hunne jaarwedde eene toelage vermelden. Wij mogen niet aannemen dat bovengenoemde Heeren daarvan in 1874 verstoken zullen geweest zijn. Wanneer de opgaven bezijden de waarheid zijn, is het niet wenschelijk dat deze onjuiste voorstelling doordringt tot GS, Inspecteur enz., opdat uit onjuiste gegevens geene onjuiste conclusien getrokken worden.

Boven de toelage zal de Heer Muller met zijn kweekeling toch ook wel vergoeding hebben ontvangen over de meerdere werkzaamheden die zij hadden bij het gemis van een hulponderwijzer. Daarop hadden bij het gemis van kweekelingen ook aanspraak de HH Troll, Schreuder, Keijzer, Remmers en Klok.

Verhooging van Jaarwedde onder welke vorm ook aan Hulponderwijzers die nog geen acte van Hoofdonderwijzer bezitten, meenen wij ten sterkste te moeten ontraden.

De verhouding in de tractementen van Hoofd- en Hulponderwijzers wordt daardoor verbroken en stuitend.

Door het verlies zijner betrekking bij de Posterij heeft de Heer Boonacker een belangrijke vermindering van inkomsten ondergaan, terwijl de Heer Quant door vermeerdering van zijn gezin aan tractementverhooging steeds klemmerder behoefte blijft gevoelen. Op een jaarwedde beneden de 600.- kan hij onmogelijk voor gebrek zich vrijwaren.

Met het oog op de wel wat weelderige bouw van het schoolhuis aan den Burg en de daaruit voortelopende hoge personeel belasting van den bewoner zou eenige tegemoetkoming daar in niet meer dan billijk zijn.

Bij vrije woning wordt in den regel restitutie gegeven van de 3 eerste grondslagen.

Eene ietwat ruimere woning zou voor het talrijk gezin van den Heer Quant geen weelde zijn. Met betrekkelijk geringe kosten zou dit te vinden wezen door een hoek van ’t schoollocaal aan het schoolhuis te trekken.

Het resultaat van de schoolgeldheffing op 1 April jl in werking getreden blijkt uit onderstaande opgaven. Totaal 1873 776.25 in 1874 1274.45 dat is in bovenstaande maanden 498.20 of ruim 64 % meer. Wanneer het totale bedrag per jaar volgens de vorige heffing gemiddeld gesteld wordt op 1100.- dan is er door de gewijzigde heffing een winst verkregen van 704.- per jaar.

Daar de verhooging van ’t schoolgeld slechts 25 % bedraagt is het duidelijk dat de tegenwoordige meerdere opbrengst van 700.- per jaar voor het grootste deel verkregen is door uwe strengere heffing. Of de gewijzigde schoolgeldheffing op de rijzing van 1 % schoolverzuim van invloed is, durven wij bij gemis van de daarvoor noodige gegevens niet

Beslissen. Het eenige wat ons ten dien aanzien bekend is, zou zijn dat er aanvankelijk te OD uit dien hoofde eenig verzuim heeft plaatsgehad, maar dat later x schijnt te zijn.

Wenschelijk zou zijn dat bij eene eventuele schoolwet herziening ruimte gelaten werd om aan kinderen van gegoede ouders een schoolgeld te heffen meer evenredig aan de kosten die het onderwijs van de gemeente eischt. Art. 35 alinea 1 schijnt daarvoor in den weg te staan.

Avondschool.

Bij de tegenwoordige schaarste en daaruit voortvloeijende duurte van onderwijzend personeel is het voor zeker zaak van het aanwezig personeel het meest mogelijk partij te trekken, vooral als zulks geschieden kan ook ten bate van HH onderwijzers, en daarom is het een belangrijke vraag: of de Avondschool ten dien aanzien dienst bewijzen kan.

Het is bekend dat de Avondschool voor kinderen die de dagschool nog bezoeken, door zeer veel schoolautoriteiten bepaald ontraden en ten sterkste veroordeeld wordt, zoodat uwe Commissie al den moed haren overtuiging noodig heeft om in dezen eene andere opinie voor te staan. Wellicht ook dat het verschil van opinie reeds voor een groot deel vervalt als wij onder zijds de concessie doen dat bij een goed georganiseerd schoolwezen, waarbij voor iedere klas een eigene onderwijzer staat, de kinderen tot hun 14e jaar de school bezoeken en schoolverzuim niet bestaat, de Avondschool geen rede en alzoo ook geen recht van bestaan heeft, ofschoon het ook dan nog de vraag zou zijn of de Avondschool geen dienst zou kunnen doen ten behoeve van wat grondiger onderwijs in de vakken van litt. d tot i, die ook op de best ingerichte school nog altijd wat stiefmoederlijk behandeld worden. Van MULO is hier natuurlijk geen sprake.

Maar Mijne Heeren, van zulk eene, hoezeer dan ook gewenschte toestand is hier de kwestie niet! Wij hebben te rekenen met het feit dat er geen toereikend personeel alhier bestaat en ook niet te verkrijgen is dan door overmacht van geld en alzoo ten koste van armen gemeenten. Het is een feit dat er geen voldoende onderwijzend personeel voorhanden is en evenzeer dient gerekend te worden met het feit dat de kinderen in den regel geheel onvoorbereid ter school komen, te vroeg de school verlaten en aan kolossaal schoolverzuim zich schuldig maken. Zoolang voor dat kwaad geene radikale genezing gevonden is, kan naar onze meening de Avondschool eene verzachtende pleister voor de wonde zijn en mag als zoodanig niet versmaad worden. Wanneer de ambitie der onderwijzers daarvoor opgewekt wordt door eene daaraan eenigzins evenredige belooning, dan twijfelen wij niet of de Avondschool zal vrucht dragen. Daartoe zou voldoende zijn de bepaling dat het schoolgeld voor de Avondschool ten behoeve van min of onvermogenden geheel of gedeeltelijk door de gemeente betaald werd. Het aantal leerlingen zou daardoor vooral te Cocksdorp en de Koog aanmerkelijk winnen, daar ook een gering schoolgeld voor velen in den winter bezwaar oplevert.

Bijzondere scholen

Hiermede stappen wij van het gewoon LO af om uwe aandacht te vestigen op het buitengewoon uitgebreid LO met name de bijzondere school des Heeren Glijnis, daar wij, wat de school van den Heer Verberne betreft, kunnen volstaan met verwijzing naar het verslag des vorigen jaars.

Wanneer wij uit de jaarverslagen de lofredenen op de Heer Glijnis wilden verzamelen, gij zoudt bevinden dat alle de door de opvolgende leden der plaatselijke schoolcommissies als om strijd zich beijverd hebben de verdiensten van dezen Heer op het gebied van onderwijs naar x in het licht te stellen. Hoe hoog ook wij zijn onderwijs stellen getuigd ons vorig jaarverslag. Maar in dat verslag hebben wij ons schuldig gemaakt aan een dwaling die omdat hij zoo algemeen is, herstel ons tot een gebiedende pligt maakt.

Wij schreven de algemeene opinie ten dien aanzien van beweerden “de Heer Glijnis had tot heden een goed bestaan”.

En toch springt bij eenig nadenken de waarheid dier bewering in het oog. Om ons daarvan te overtuigen hebben wij slechts van nabij te bezien wat openbaar is. Eene vergelijking van de baten en lasten van zijn Instituut geeft een voorschot dat in geene verhouding staat tot zijne werkzaamheid. Met een woord: hij offert aan de belangen van de Texelsche schooljeugd zijn finantieele belangen op. Oordeelt zelve, Mijne Heeren!

Het schoolgeld bedraagt per jaar voor gewoon LO alleen 25.- plus fransch 40.- plus 2 talen 45.- plus 3 talen 50.-

NB Bij 2 of meer kinderen uit 1 gezin geniet men 1/5 korting.

Van de 75 leerlingen ontvangen er 30 behalve gewoon LO en ’t fransch. Terwijl onder die 30 er 13 zijn, die behalve gewoon LO en Fransch, ook nog Engelsch kregen, enen wederom onder laatstgenoemden 6 leerlingen nog onderwijs in ’t Duitsch ontvingen.

75-30= 45 leerlingen a 25.- 1125.-

30-13= 17 a 40.- 680.-

13-6= 7 a 45 315.-

6 leerlingen a 50.- 300.-

totaal 2420.- waarvoor geen 1/5 korting in aanmerking genomen wordt waarover ons de gegevens ontbreken.

Tegenover deze baten staan hooge lasten:

De renten van een kapitaal voor het bouwen van school, woning en schoolameublement, die het kapitaal op 6000.- a 5 % gerekend, een lastpost geeft van 300.-

Het onderhoud van deze, hetwelk laag geraamd bedraagt 150.-

Het salaris van een Hulponderwijzer met de acte voor Wiskunde, die vooral niet lager gesteld mag worden dan 600.-

Het salaris van een kweekeling 100.-

Totaal 1150.-

Zoodat de Heer Glijnis ten goede komt 1270.- geen korting daarbij in aanmerking genomen.

Nu zal voor een jaarlijks inkomen van ± 1200 met vrije woning behalve de personele en grondbelasting wel verschillend geoordeeld worden, waar wie nog eens van nabij met de behoeften bekend is, weet dat de Heer Glijnis daarmede “geen goed bestaan heeft” en dus het gevaar dreigt dat die Heer ter eenigen tijd zijn functie hier tegen eene betere elders verwisselt.

De betrekking van Hoofdonderwijzer voor gewoon LO aan het naburig Nieuwediep, die veel minder tijd en moeite eischt, wordt beter gesalarieerd en waarborgt na volbragte diensttijd pensioen. Zou de Heer Glijnis met zijne acte voor fransch, Engelsch, Hoogduitsch en wiskunde, zoodanige betrekking niet kunnen krijgen?

En wat dan? Dan zal het gemeentebestuur om in de vacature te voorzien, een veel hoogere subsidie moeten verschaffen dan nu noodig is om die te voorkomen. De tijd waarin eene gemeente als deze aan eene plaats als den Burg van het geven van MULO zich ontslagen kan rekenen, is voorbij.

Maar ook toegegeven dat de gemeente daartoe niet genoodzaakt kan worden, wat zou al terstond het gevolg zijn van de opheffing der school des Heeren Glijnis? Dat de kinderen van zijn school die alleen gewoon LO genieten ten getale van 45 zich aan de openbare school zouden aanmelden.

Kunnen ze aldaar geplaatst worden? Zoo ja, zou alles niet terstond een uitgaaf van 575.- noodig maken voor een tweede hulponderwijzer, die er eigenlijk nu reeds hoogst noodig is?

Die schoolkinderen zouden, merkt ge misschien en dan terecht op, ook ± 250.- schoolgeld aanbrengen. Ook dan nog leed de gemeente een nadeel van 325.- plus de uitgaaf voor schoolbehoeften dier kinderen.

Vraagt ge of er sprake is van het vertrek des Heeren Glijnis? Wij antwoorden dan is het ook te laat. En wordt misschien de vraag geoppert: Of de Heer Glijnis dan klaagt? Wij antwoorden: niet aan een onzer- voor zoo ver wij weten aan niemand, en- wij achten hem om deze fierheid van karakter des te hooger.

Wat ons dan beweegt aldus zijne belangen te bepleiten? Onder anderen omdat de behartiging van zijn belang in het belang is van ’t onderwijs dat de Heer Glijnis geeft en dat niet ligt te hoog geschat wordt, en daardoor omdat wij ons zonder deze tijdige waarschuwing niet verantwoord zouden achten, onder anderen omdat wij het eene onrechtvaardigheid achten, den Heer Glijnis met eene schoolbevolking van 75 leerlingen waaronder 43 voor gewoon LO, waarvoor hij een hulponderwijzer en een kweekeling salarieert, eene subsidie te onthouden, terwijl de Heer Verberne en zulks zeer terecht (hoe lang reeds?) wel gesubsidieerd wordt.

Bij de betuiging onzer hooge waardering van uwe belangstelling in zake van ’t onderwijs, ten slotte een wensch. Het is dezelfde waarmede wij het vorig jaarverslag eindigden, n.l. dat gij onze beschouwingen en voorstellen eene ernstige overweging zult waardig keuren, alzoo de wensch dat gij dit verslag onder de ingekomen stukken niet maar eenvoudig vermelden, maar tot een punt van behandeling maken moogt. Wij hopen daarmede niet te veel gevergd te hebben.

Texel 26-2-1875 H.P. Bakker President, P Wieringa secretaris

Verslag der Schoolcommissie van Texel over 1876

Het verloopen jaar 1876 heeft zich voor deze gemeente gekenmerkt, war het onderwijs betreft, door een aantal veranderingen die van leven en beweging getuigen. In zekeren zin is dat verblijdend te noemen, omdat stilstand met goed recht achteruitgang zou kunnen heeten.

Doch niet alle wijzigingen waren daarom verblijdend. Wil onze commissie gaarne op de lichtpunten wijzen, zoo mag zij nochtans niet nalaten ook leemten en gebreken aan te toonen, waardoor een toestand bestendigd wordt, dien men het best zou kunnen aanduiden met de betuiging van negatieve strekking: ‘naar omstandigheden welvarende’.

Verblijdend vooreerst was het voorzeker dat onze gemeente de toezegging ontving, dat eene nieuwe school in den polder Eierland zou worden gebouwd buiten eenig bezwaar voor de gemeente.

Mochten weldra ook de pogingen van het gemeentebestuur om tot eene verhooging der onderwijstractementen over te gaan evenzoo een milden steun ondervinden! Dat althans die pogingen niet geheel nutteloos zijn geweest blijkt daaruit, dat, naar wij meenen te weten, de gewenschte zaak nog aanhangig is bij hoogere besturen.

Misschien moet hierin ook de reden worden gezocht waarom in ’t begin des jaars het voorstel onzer commissie van de hand werd gewezen om de jaarlijksche gratificatien der hoofdonderwijzers als vaste toelagen bij hun tractement te voegen, en de salarissen dan tevens te verhoogen tot een minimum van 700.- ’s jaars. Immers dat de raad niet geheel afkeerig is van tractements vermeerdering bleek uit de verhooging der salarissen van den Hoofdonderwijzer te Koog, van de hulponderwijzer te Cocksdorp, den Burg en Oudeschild, en van de hulponderwijzer te Oosterend.

Ook de gratificatie van den hoofdonderwijzer te Cocksdorp is blijkens opgave in tabel B dit jaar met 25.- vermeerderd.

Te Burg en Waal werden kweekelingen aangesteld, en aan de van rijkswege opgerichte opleidingsklasse werd eene jaarlijksche toelage verstrekt.-

Niet alleen die geldelijke toelagen zijn verblijdende veranderingen. Vooral is het ook gelukkig te noemen, dat het schoolverzuim dit jaar blijkbaar verminderd is. Werd ons bij eene vorige gelegenheid de duidelijkste opgave daaromtrent verstrekt door den Heer Bouma, ditmaal hadden wij gaarne van alle onderwijzers zulke speciale in plaats van meer algemeene opgaven ontvangen omtrent het schoolverzuim. Aan dat verlangen is echter alleen naar wensch voldaan door de Heere Bouma en Muller. Uit hunne opgaven blijkt ten duidelijkste dat het schoolverzuim te Oosterend verminderd is van 17 % tot 13 %, te Oudeschild van 15 tot 7 %. Te Oosterend hadden in Oct. 1876 van 119 leerlingen 47 geen enkel verzuim gemaakt; in dit jaar de gunstigste verhouding. Te Oudeschild bedroeg dit aantal (ook naar de gunstigste verhouding) in Dec. 1876 van 164 leerlingen een 119-tal. Ook van de overige scholen, behalve te Cocksdorp, Zuid Eierland en Koog, waren de percenten van het schoolverzuim, hoewel meer in ’t algemeen opgegeven, merkelijk lager dan in het vorige jaar.

De vacature in Oct. 1876 door het vertrek van den onderwijzer Klok te Koog ontstaan is gelukkig den 1e Jan. 1877 reeds weder vervuld door het in dienst treden aldaar van den onderwijzer Bakker.

Tegenover die lichtpunten staat eene schaduwzijde. Niettegenstaande de meerdere uitgaven voor het onderwijs blijken de tractementsverhoodingen nog onvoldoende te zijn om het personeel voltallig te maken. Door het onvoldoende van het personeel lijdt het onderwijs veel. Vooral wordt zulks bemerkt op het tijdstip dat dit verslag geschreven wordt (Febr. 1877) de hulponderwijzers van den Burg en Oudeschild vertrokken zijn, en de kans bestaat dat ook de hulponderwijzeres van Oosterend vertrekken zal. Mochten toch die vacatures zoo spoedig mogelijk weder worden vervuld!

Ook was het zeer gewenscht voor de scholen te den Hoorn, Cocksdorp en Zuid-Eierland de hulp van kweekelingen aan te nemen.

Indien de gewenschte vermeerdering van personeel in onze gemeente verkregen werd dan zou stellig in enkele scholen ook beter worden voldaan aan de rechtmatige eischen voor deugdelijk onderricht. Want al moet het naar waarheid worden erkend dat de toestand van het onderwijs in sommige scholen zeer bevredigend is, in andere scholen geldt in allen deele de verklaring: ‘naar omstandigheden welvarende’- terwijl soms zelfs bij het onderwijs aan eene slepende ziekte moet worden gedacht. Hierbij hebben wij het oog op de scholen van de Heeren Quant en Verberne.

Vooral in de school te Oost is het tegenwoordig treurig gesteld. De onderwijzer die tot herstel van gezondheid 2 maanden verlof ontving schijnt daarmede niet geheel te zijn gebaat. Goede en getrouwe plichtsbetrachting blijkt hem bezwaarlijk te zijn.

Ook bij den Heer Verberne kon veel beter wezen. De verzekering, die wij officieus ontvingen, dat deze onderwijzer wegens zijne hoogen leeftijd geene nieuwe scholieren meer aanneemt, heeft onze commissie teruggehouden om aanmerking te maken op de onbevoegde hulp die de Heer Verberne zich verschaft heeft door zijne dochter met een deel der werkzaamheden te belasten.-

De werkzaamheden onzer Commissie hebben zich dit jaar inzonderheid uitgedrukt tot het bij een zamelen van enkele noodige stukken als bouwstoffen voor een goed overzicht.

Wij ontvingen:

A Afschrift van de onderscheidene tafels van werkzaamheden

B afschriften van de volgens art. 28 der pl. verordening vereischten staten der aanwezige schoolbehoeften

C lijsten der werkjes in de verschillende schoolbibliotheken aanwezig

D staten omtrent het aantal leerlingen van iedere school, en het schoolbezoek

E opgave omtrent de vlakke en kubieke ruimte van de verschillende scholen (de opgaven van 1864 waren verouderd)

Verder heeft onze commissie aan de onderwijzers der openbare scholen den wensch te kennen gegeven dat algemeen gebruik zou worden gemaakt van Bezemer’s absentie-lijsten en van de gedrukte tabellen voor vaccine-bewijzen.

De scholen werden op de gewone wijze bezocht. Blijkens bijgevoegde tabel E werden evenwel de scholen te Koog en te Oost slechts eenmaal bezocht, de eerste wegens vertrek van den hoofdonderwijzer; de laatste ten gevolge van de exceptionelen toestand waarin deze verkeert door de ziekte van den hoofdonderwijzer.-

De school van Zuid-Eierland werd driemaal bezocht; de laatste maal in Jan: 1877 ter kennisneming van den bedroevenden toestand aldaar gedurende de wintermaanden. De moeiten door onze commissie in het werk gesteld om gedurende de maanden Nov, Dec, Jan en Febr verandering te brengen in dien toestand werden wel door den gemeenteraad als billijk erkend (zie brief van 27-10-1876 N 527) doch er zijn geene middelen beproefd vanwege het bestuur om daarin verbetering aan te brengen.

Met den wensch dat gedurende het nu begonnen jaar 1877 in veel zal worden voorzien dat dringend voorziening behoeft, eindigen wij deze korte aanteekening.

Aldus vastgesteld in onze vergadering van 21-2-1877

H Cz Bakker pres DPost secr C Boldingh penningm C Zijm

Verslag van de Schoolcommissie van Texel over 1877

Onze Commissie die in de tweede helft van het jaar 1877 als zoodanig in functie trad, nadat de vorige commissie eenparig had besloten haar mandaat neer te leggen en een eervol ontslag had gevraagd en verkregen, heeft zooveel haar daartoe gelegenheid werd geschonken, gepoogd zich op de hoogte te stellen van den toestand van het Onderwijs in deze Gemeente, en voor zoover het in haar macht stond die te verbeteren.

Het is haar gebleken, dat het haar wil zij op den weg voortgaan, niet aan arbeid ontbreken zal.

Met deze verklaring vloeit al aanstonds voort, dat er ten opzichte van het Onderwijs, nog veel te verbeteren valt, zonder dat het ons mogelijk is te kunnen bepalen, of er ten aanzien van het onderwijs werkelijk achteruitgang is waar te nemen.

Ontegenzeggelijk waren de gebreken groot en velerlei, die deze gewichtige volkszaak alhier aankleefden. Wij behoeven slechts te wijzen op de hoogst gebrekkige hulp die bij het lager onderwijs in de Openbare scholen aanwezig was, wanneer de Hoofdonderwijzers verplicht waren zich te belasten met het onderwijzen van 70 tot 120 Leerlingen. Wat zulk onderwijs zijn moet, zelfs bij de meeste geschiktheid en den meesten ijver laat zich gemakkelijk denken.

Weliswaar hebben verscheidene hoofdonderwijzers getracht om door het houden van 4 in plaats van 2 schooltijden en het bij afwisseling onderwijzen der verschillende klassen, eenigzints tegemoet te komen in de geheel onvoldoende hulp, maar ook hieraan zijn zulke overwegende bezwaren verbonden, dat slechts noode deze handelwijze mag worden bestendigd.

Een eender gebrek, dat overal en ook in deze gemeente, aan het openbaar onderwijs gevoelige schade te weeg brengt, is het helaas op sommige scholen in zoo sterke mate voorkomende schoolverzuim, waardoor ook van het beste onderwijs de vruchten van geringe beteekenis worden moet. Vooral in den polder Eijerland, te Cocksdorp en aan de Koog, was het in dit opzicht gedurende het grootste gedeelte van de Zomer bedroevend gesteld.

Na deze sombere beschouwing mogen wij ons verheugen althans op eenige lichtpunten te kunnen wijzen en wel allereerst op het hoogst gewichtig besluit door U in het afgeloopen jaar genomen om zoowel door het verhoogen van de tractementen der hoofd en hulponderwijzers als door het aanstellen van meerder hulppersoneel, eensdeels der financielen toestand der onderwijzers t verbeteren en ten andere hem in staat te stellen door meerdere hulp, aan het onderwijs betere resultaten te verzekeren.

Dat besluit juichen wij van harte toe en al is het dat door het gebrek aan voldoend personeel, de bestaande vacaturen niet zoo aanstonds zullen worden vervuld, langzamerhand zal overal in het land langs dezen weg de lust voor het onderwijsvak meer worden opgewekt en in het algemeen de verhouding tusschen het aantal onderwijzers en de schoolgaande kinderen gunstiger moeten worden.

Een andere verblijdende zaak vinden wij in de oprichting van de derde school in Eierland, die in de loop van 1878 in gebruik zal worden gesteld en die naar het ons voorkomt in eene groote behoefte zal voorzien, vooral met het oog op de beperkte ruimte die de school in Zuid Eijerland aanbiedt, en op hare minder gunstige ligging.

Wij vleijen ons dat de oprichting dezer derde school ook krachtig zal meewerken om het verderfelijke schoolverzuim in Eijerland te doen verminderen.

Omtrent bijzonderheden wat betreft het onderwijzende personeel wenschen wij zeer kort te zijn, vooral omdat onze werkkring nog van te korten duur was, om reeds nu een bepaald oordeel uittebrengen.

Vonden wij ook in vele scholen dat de kennis en de ontwikkeling der scholieren, met het oog op hunne leeftijd zeer middelmatig ja in sommige scholen allertreurigst was, wij mogen daarvan de schuld niet werpen op de onderwijzer, zoo lang de gebreken van te weinig hulp en te groot schoolverzuim nog bestaan. Moge de toekomst Uwe goede pogingen tot het wegnemen der bezwaren, door betere resultaten bekroonen.

Wij verheugen ons dat het besluit door U genomen is de school te Oost opteheffen en aan de hoofdonderwijzer J.P. Quant een eervol verslag te verleenen. Onzes inziens was dit de eenigste weg, in dezen abnormalen toestand, voorziening en verbetering te brengen.

Ten opzichte van de beide scholen voor MULO kunnen wij opmerken dat beide inrichtingen door een groot aantal scholieren worden bezocht. De gesubsidieerde school van den her Verberne telde gemiddeld 50, de ongesubsidieerde school van den heer Glijnis gemiddeld 70 leerlingen. Omtrent de eerstgenoemde school kunnen wij mededeelen, dat de dochter van den heer Verberne die blijkens het vorige verslag, ofschoon onbevoegd, tot het geven van onderwijs nogthans als zoodanig werkzaam was, sedert is vervangen door haar broeder die zijn hoogbejaarden Vader ter zijde staat. De school wordt goed bezocht, zoodat het Lokaal geheel is bezet, slechts een zeer gering aantal leerlingen genieten MULO.

Van de school van den heer Glijnis kunnen wij herhalen wat reeds vroeger is gezegd, dat zij niet alleen voldoet in eene wezenlijk behoefte maar dat zij geheel op de hoogte van den tegenwoordigen tijd, vooral ook met de daaraan verbonden inrichting voor kostleerlingen hoogst belangrijk voor deze Gemeente is t achten, en dat het vooruitzicht dat de heer Glijnis om finantiële redenen zijne inrichting naar elders zal verlaten, met het oog op de onzekerheid van het vinden van een geschikt opvolger vele ingezetenen met rechtmatige zorg vervuld.

Moge het Gemeentebestuur dat zich zoo vrijgevig heeft getoond, voor het Lager onderwijs, ook deze gerechtige zaak met dezelfde zorg ter harte nemen.-

Ten slotte een woord over de schoolbibliotheek.

Bij onze bezoeken in de verschillende scholen is dit punt met den meeste zorg nagegaan en was het resultaat van dat onderzoek bedroevend, wij mochten toch de voldoening smaken, dat de goeden wil en de belangstelling der onderwijzers ons de overtuigende wijze bleek en dat wij het vooruitzicht hebben dat ook zonder eene subsidie van wege de Gemeente, zooals die door de vorige commissie was gevraagd maar onzes inziens met alle recht was geweigerd,

dat ook zonder deze subsidie de schoolbibliotheek in de loop van dit jaar zullen in orde worden gebracht.

Op verschillende plaatsen zijn schoolspaarbanken opgericht en deze schijnen goede vruchten op te leveren tot wering van schoolverzuim voor zoover als door particulieren aan trouw ter school gaande kinderen gelden in de spaarboekjes wordt ingeschreven. In de praktijk schijnt dit middel, waarmede Uwe Commissie anders niet zeer ingenomen is, gunstig te werken.

Wij besluiten dit uit den aard der zaak vrij onvolledig verslag met den oprechte wensch dat het jaar 1878 onze gemeente ten opzichte van het onderwijs, een zeer gelukkig en voorspoedig jaar wezen mag en Uwe Commissie in een volgend jaarverslag op betere toestanden zal mogen wijzen, dan die welke wij thans mogten mededeelen.-

2-3-1878 DC Loman Voorzitter, C Rab Secretaris

Verslag van de Schoolcommissie van Texel over het jaar 1878

De bezoeken door ons in den loop van het jaar aan de verschillende scholen gebracht, geven ons aanleiding met meer opgewektheid dan vroeger ons verslag aan te vangen.

Immers waren de bezwaren die steeds een geregelden gang van het onderwijs belemmeren, ook al niet weg genomen, ’t bleek ons dat die minder drukkend waren dan vroeger.

Wij bedoelen daarmede dat de onderwijskracht sterker was, dat minder vacaturen, nadeelige invloeden uitoefenden en vooral dat over het geheel genomen het schoolverzuim iets gunstiger bleek te zijn, dan het vorige jaar.

Die verbeterde toestand heeft gunstig gewerkt op de vorderingen der leerlingen. Vooral bleek het ons dat vooruitgang in vele scholen merkbaar was bij de laagste klasse, waarin door meerder hulppersoneel en door nieuwere en naar het ons voorkomt betere leerwijze, eene meer geleidelijke verstandsontwikkeling wordt verkregen.

In het algemeen aarzelen wij niet te verklaren dat bijna zonder uitzondering het enkel werktuigelijke onderwijzen, vooral bij het rekenen, zoo gebruikelijk, meer en meer op den achtergrond geraakt. Wij hebben ons soms verbaasd over de kunstvaardigheid waarmede door betrekkelijk jeugdige leerlingen moeijelijke voorstellen werden opgelost. Wij bewonderden het geduld van de onderwijzers, die het zoover wisten te brengen hunne scholieren eene buitengewone vaardigheid te leeren om te werken met 7, 8 en 9 tallige talstelsels, of in de 2e en 3e machts worteltrekking.

Het kwam ons echter voor dat dit grootendeels werktuiglijk aanleeren minder praktisch nut opleverde, vooral wanneer zoo als weleens het geval bleek, de begrippen der rekenaars niet zoo helder waren als men uit hunne betoonde vaardigheid mogt vermoeden.

Aan het lezen, wordt over het geheel meer zorg dan vroeger. De onderwijzers zorgen dat de kinderen omtrent het gelezene niet geheel onkundig blijven, en ook de zangerige leestoon, vroeger zoo algemeen, verdwijnt meer en meer uit onze scholen om voor een meer natuurlijke en juiste voordracht plaats te maken.

Omtrent het zingen eene kleine opmerking. Blijft dit leervak ook al over het geheel bij de onderwijzers meer eene tamelijk onverschillige zaak, eene zaak van uitspanning en liefhebberij, met genoegen kunnen wij vermelden dat die opvatting niet algemeen wordt gedeeld. Wij mogen het niet onvermeld laten, dat wij in sommige scholen vrij goed en enkele zeer goed hoorden zingen en dat het invoeren van het tweestemmig gezang door meer onderwijzers met goed gevolg was geschied. Het bij voorkeur gebruik maken van de bekende liederen uit Nederlandsch Verzameling, welke door de Vereeniging van onderwijzers zijn aanbevolen, kwam ons zeer doelmatig voor. Op de meeste scholen werden die liederen flink gezongen en in verband met den inhoud, voorgedragen. Het kan niet anders of de pogingen van de voorstanders van veredeld volksgezang, door de onderwijzers ondersteund, zullen goede vruchten dragen voor de toekomst.

In den loop dezes jaars heeft eene belangrijke wijziging plaats gehad, wat het LO onderwijs in deze Gemeente betreft.

De school te Oost, die sedert geruimen tijd terecht als onvoldoende werd beschouwd, is afgekeurd en door U buiten gebruik gesteld, terwijl aan den Hoofdonderwijzer eervol verslag werd verleend met toekenning van eene billijke tegemoetkoming en pensioen.

Wij kunnen dezen maatregel niet anders dan billijken. De school en woning beide voldeden in geen opzicht aan de eischen des tijds en waren naar onze meening niet in orde te brengen dan met zeer groote kosten. Daarbij was de ligging minder gewenscht.

De kinderen te Oost kunnen bovendien zonder groot bezwaar de school te Oosterend bezoeken en mogt het blijken dat deze geene voldoende ruimte aanbood, dan zou daarin kunnen worden voorzien, hetzij door het vergrooten der school aldaar, het zij door het stichten van en nieuw schoollocaal met woning te Oost. Voor het tegenwoordige bestaat daaraan echter geene dringende behoefte.

In den loop dezes jaars werd de nieuwe school te Midden Eierland ingewijd en in gebruik gesteld. Daardoor is eene groote verbetering gebracht in het onderwijs vermits de 2 bestaande scholen onvoldoende ruimte aanboden en bovendien te ver verwijderd waren voor de talrijke en zeer uit elkander wonende bevolking van Eierland. Met genoegen kunnen wij hierbij aantippen dat het geheele gebouw uitmunt door doelmatigheid en netheid en dat het schoollocaal uitmuntend voldoet.

Omtrent de onderwijzers kunnen wij over het geheel een gunstig oordeel uitspreken wat hun ijver, goeden wil en geschiktheid betreft. Ofschoon wij die eigenschappen natuurlijk niet bij allen in gelijke mate aanwezig vonden, achten wij het minder gepast hieromtrent in een openbaar verslag in bijzonderheden te treden. Ons oordeel zou bovendien lichtelijk onbillijk worden, omdat de omstandigheden waaronder de onderwijzers zijn geplaatst, zoo verschillend zijn, en het resultaat van het onderwijs toch minder van hunne geschiktheid en ijver dan wel van andere omstandigheden afhankelijk is.

Mogt het schoolverzuim in enkele plaatsen ook bij grootere belangstelling der onderwijzers kunnen worden verminderd, in den regel staat de onderwijzer hierbij geheel machteloos, daar de oorzaak van dezen kanker minder aan onverschilligheid der ouders dan wel in de lage verdiensten moet worden gezocht, waardoor de ouders verplicht zijn hunne kinderen die zoo noode het onderwijs kunnen missen, voor den veldarbeid te bezigen.

Daarbij mogen wij niet nalaten optemerken, dat ook de verhouding tusschen hulppersoneel en aantal schoolkinderen zeer ongelijk, en dat het hulppersoneel nog dikwijls onvoldoende is.

Gelukkig dat ook hierin bij de invoering der nieuwe onderwijswet verbetering is te wachten.

De scholen zijn met een paar uitzonderingen- die van Zuid Eierland en den Hoorn, ingericht volgens de eischen des tijds. De school van den Hoorn is afgekeurd en zal gelukkig door een beter lokaal worden vervangen. Het vooruitzicht bestaat dat het nieuwe lokaal in 1879 zal worden in gebruik gesteld.

De school van Zuid Eierland wordt na de opening der nieuwe school in Midden Eierland door een betrekkelijk gering aantal kinderen bezocht en is daarmede het bezwaar van onvoldoende ruimte dat vroeger bestond geheel vervallen.

Omtrent het bijzonder onderwijs merken wij op dat wij met genoegen kennis hebben genomen van Uw besluit om de bijzondere school door den Heer Glijnis gesticht, maar sedert Augustus door hem verlaten door eene toelage ad 500.-’s jaars aan diens opvolger toe te kennen te bestendigen. Ook bij ons bestaat de vaste overtuiging dat deze school voor de gemeente als onmisbaar is te beschouwen en dat deze subsidie dringend noodig is om de inrichting in stand te doen blijven.

In de school van den heer Verberne die mede door de Gemeente wordt gesubsidieerd, vonden wij den zoon van genoemden onderwijzer werkzaam die de bevoegdheid bezit tot het geven van onderwijs.

Beide scholen werden vooral de laatste door een aantal leerlingen bezocht. Het minder aantal scholieren dat de school van den onderwijzer Veenman bezoekt, is toeteschrijven aan het verhoogd schoolgeld dat vroeger te laag gesteld was, terwijl de Heer Verberne het schoolgeld niet heeft verhoogd, waardoor wij zijne school ruim bezet vonden.

De opleidingsklasse voor kweekeling bij het onderwijs, bedraagt gemiddeld 16 leerlingen. Over het geheel was het oordeel der onderwijzers over de vlijt en de vorderingen der leerlingen gunstig.

Dat de Regering eene Rijks normaalklasse in deze gemeente zal oprichten vernamen wij met genoegen en zal de maatregel der regering om vele dergelijk inrichtingen in ons land tot stand te brengen, zeker het doel dat zij beoogt: vermeerdering en verbetering der onderwijs krachten, moeten bevorderen.

Eindelijk mogen wij nog met bijzondere voldoening wijzen op de gelukkig geslaagde pogingen der Vereeniging tot oprichting en instandhouding eener Algemeene bewaarschool aan den Burg, die in het begin van 1879 haar school voor het voorbereidend onderwijs zal openen. Dank zij veler medewerking en niet het minst de krachtige ondersteuning door U verleend, door het op voordeelige voorwaarden afstaan van het oude schoolgebouw in de Nieuwstraat is deze zoo hoogst nuttige zaak eindelijk tot stand gebracht.

Voor het onderwijs op onze lagere scholen zal deze inrichting niet dan heilzaam moeten werken, deels omdat daardoor de kinderen beter ontwikkeld en voorbereid ter openbare school verschijnen, maar ook het aantal zeer jeugdige scholieren op de openbare scholen belangrijk minder zal zijn en het LO daardoor in tweeerlei opzichten moet winnen.

Het geheel verbouwde lokaal voor de bewaarschool is uitmuntend ingericht. Jammer dat een geschikte tuin en buitenspeelplaats bij gebrek aan financiele middelen ontbreekt.

En hiermede eindigen wij ons verslag, met de wensch dat ons later rapport de mededeeling zal mogen bevatten van voortdurende verbetering en vooruitgang van het Lager Onderwijs in deze Gemeente.

Aldus vastgesteld in onze vergadering van den 11e Maart 1879

Verslag der Schoolcommissie van Texel 1879

Konden wij ons verslag over het jaar 1878 met opgewektheid aanvangen, omdat de bezwaren, die den geregelden gang van het onderwijs belemmeren, minder drukkend waren dan vroeger- thans kunnen we tot ons genoegen constateren dat de toestand niet is verergerd, maar er zelfs weder eenige verbeteringen zijn aan te wijzen.

In het personeel der onderwijzers zijn weinige veranderingen gekomen en deze hebben in zekere mate de onderwijskracht nog versterkt. Immers in d openbare school aan den Burg is de vertrekkende hulponderwijzer vervangen door iemand in ’t bezit van een hoofd-onderwijzers akte; te Oudeschild is de kweekeling, na afgelegd examen, als hulp-onderwijzer werkzaam; en te Cocksdorp is een kweekeling aangesteld.

Heeft de schorsing van den hulponderwijzer van Elk nadeelig gewerkt op het onderwijs te Oosterend; de gevolgen er van zijn zoo veel mogelijk voorkomen door de aanstelling van een opvolger.

Het is ons aangenaam op deze enkele lichtpunten te kunnen wijzen, maar daarom achten we toch den toestand niet volkomen. Zoo zouden wij het bijvoorbeeld wenschelijk achten dat kweekelingen zoo weinig mogelijk als onderwijskrachten werden gebruikt en- in ’t bijzonder- dat aan den onderwijzer te den Hoorn meer hulp werd verstrekt.

Behoudens een paar uitzonderingen kwam het ons voor dat de leerlingen over het algemeen vrij goede vorderingen hebben gemaakt en dat het onderwijs zooveel mogelijk wordt dienstbaar gemaakt aan geleidelijke verstands-ontwikkeling.

In een onzer scholen echter vonden we het standpunt van kennis en ontwikkeling zeer miniem, zoo laag als ’t kan. De oorzaak hiervan is echter voor het grootste deel gelegen in omstandigheden, onafhankelijk van den goeden wil des onderwijzers.

Overigens was overal het onderwijs in ’t lezen goed; de kinderen lezen natuurlijk en het gelezene schijnt vrij wel te worden begrepen.

Aan het schrijven en rekenen wordt in de minste scholen veel zorg besteed. Het reken onderwijs komt ons echter in een paar scholen minder practisch voor. Zal dit onderwijs baten, dan moet het werktuigelijk aanleeren van kunstjes vermeden worden en moeten den kinderen geene te groote becijferingen worden voorgelegd om deze machinaal uittewerken.

De overige vakken van LO worden naar onze meening vrij wel onderwezen, hoewel daaraan in sommige plaatsen niet veel kan worden gedaan wegens schrikbarend schoolverzuim. Van de Vormleer schijnt weinig werk te worden gemaakt, toch achten we dit vak bijzonder geschikt om de kinderen te leeren zien en denken, vooral wanneer het met takt behandeld wordt.

Met genoegen hebben we een onzer onderwijzers over de eenvoudigste begrippen van Staats- Provinciale en gemeentelijke huishouding horen spreken met de leerlingen in de hoogste klasse. Niet alleen achten we dit nuttig omdat die daardoor goede Staatsburgers kunnen worden gevormd, maar vooral ook omdat het onderricht in geschiedenis en aardrijkskunde er door aan de gelijkheid wint.

De onderwijzers in deze gemeente zijn, oor de meerderheid onzer Commissie oude kennissen, uitgezonderd die van Midden- Eijerland. Met deze onderwijzer hebben we in ’t afgeloopen jaar nader kennis gemaakt. En het doet ons genoegen te kunnen verklaren, dat die kennismaking aangenaam was. Er heerschte een volmaakte orde in de school, zonder gedwongenheid. De kennis der leerlingen was nog wel niet groot, maar dat mag als en gevolg van vroegere toestanden worden beschouwd, wat de kinderen kenden, wisten ze ook vrij wel te verwerken en hier toch komt het hoofdzakelijk op aan.

De algemeene bewaarschool aan den Burg heeft reeds hare eerste vruchten voor het openbaar onderwijs afgeworpen. Een zestal kinderen, die sints Februari in de bewaarschool voorbereidend onderwijs hebben genoten, zijn in October overgegaan naar de openbare school, en deze kinderen munten boven de andere uit in orde, stiptheid, netheid en aanleg.

Ofschoon ons hieromtrent geen advies is gevraagd, meenen we toch dat het tot onze roeping behoort onze meening te zeggen over de bestaande schoolkwestie van Oost.

Wij achten het stichten van een school te Oost of Zevenhuizen niet noodzakelijk. De kinderen toch kunnen zonder veel bezwaar de school te Oosterend bezoeken, als het voetpad maar eenigzins verbeterd wordt. Die school bevat als nog voldoende ruimte, maar al moest zij er om worden vergroot en het personeel vermeerderd, dan achten wij dit toch meer wenschelijk dan het stichten van een kleine school afzonderlijk. Immers in een kleine school moet de onderwijzer zijn krachten te veel verdeelen, in een groote school daarentegen worden die krachten geconcentreerd, om dat ieder onderwijzer daar enkel optreedt voor een aantal kinderen, die nagenoeg op den zelfden trap van kennis en ontwikkeling staan. In ene kleine school heeft de eenige onderwijzer minstens 3 klassen, in een groote heeft elke onderwijzer er slechts 1 klasse voor zijn rekening.

Omtrent het schoolverzuim kunnen we geen volledige opgaven verstrekken, omdat de onderwijzers hebben nagelaten ons hierover de vereischte renseignementen te leveren.

Ook aan de gesubsidieerde bijzondere scholen hebben we onze aandacht gewijd.

Wij vonden het lokaal van den heer Verberne geheel bezet, er was geen plaats meer open en de kinderen hadden naauwelijks ruimte om zich te bewegen. Toch maakte deze school wat betreft uiterlijk voorkomen der kinderen betreft, geen ongunstige indruk, gezondheid en frischheid toonde op aller gelaat. Wij betwijfelen het echter zeer of het hun gegeven onderwijs wel aan de billijke eischen van den tegenwoordigen tijd voldoet.

De school van den heer Veenman was niet zeer bevolkt. Toch wordt door dezen onderwijzer praktisch en degelijk onderwijs gegeven. Dat onderwijs zou echter nog betere resultaten opleveren wanneer de onderwijzer zijne krachten minder behoefde te verdeelen.

Dit bezwaar zou kunnen worden weggenomen door de aanschaffing van een hulponderwijzer maar ieder begrijpt dat de heer Veenman van de betrekkelijk geringe opbrengst der schoolgelden geen 700.- of 800.- kan uitgeven voor hulppersoneel. Wil dus de gemeente op den duur goede vruchten oogsten van het lager en MULO dat in deze school gegeven wordt, dan moet zij den heer Veenman voor hare rekening een hulp onderwijzer verstrekken.

Er is echter een andere en- naar het ons voorkomt- betere weg om aan het geopperde bezwaar tegemoet te komen. Deze school heeft haar reden van bestaan hoofdzakelijk te danken aan de behoefte aan MULO. In de behoefte aan gewoon LO toch kan door de openbare school voldoende worden voorzien. Wanneer dus het laatste van het eerste kon worden afgescheiden, zou de onderwijskracht sterk vermeerderd worden.

Wij zouden daarom wenschen dat de bijzondere school van den heer Veenman werd verheven tot Gemeenteschool, enkel voor MULO. Zij kon dan aansluiten aan de hoogste klasse van de LS. Dat de gemeente-raad toch eenmaal tot zoodanige regeling zal moeten besluiten is zeker, want bij eventueel vertrek van den Heer Veenman zal men op de bestaande conditien moeielijk een bekwaam opvolger vinden.

Trouwens, de gemeente zou voor deze reorganisatie geen nieuwe geldelijke offers behoeven te brengen of althans slechts zeer gering.

Dit kan blijken uit de volgende raming:

Uitgaven

Van traktement van den onderwijzer 1150.-

Toelage voor elk kind boven het 20 tal de helft van het voor die kinderen te betalen leergeld (10 x 20) 200.-

Vrije woning en schoollokaal 400

Vuur en licht 50.-

Schoolbehoeften 100.-

Totaal 1900.-

Inkomsten ten bate der Gemeente

30 kinderen a 40.- leergeld 1200.-

Tekort 700.-

Een noodzakelijk gevolg van deze regeling zou natuurlijk zijn de intrekking der subsidien die thans worden verleend, en die ook 700.- per jaar bedragen.

Dat de raming van het aantal kinderen te hoog zou zijn kunnen we niet toegeven, want meer en meer doet zich de behoefte gevoelen aan de kennis der moderne talen en wiskunde.

Nu een Rijks-normaal klasse is opgerigt kan de opleidingsklasse vervallen.

Wij eindigen ons verslag met de wensch dat het onderwijs voortdurend een voorwerp van uwe zorgen zij.

Aldus vastgesteld in onze vergadering van 20-2-1880

De Schoolcommissie

D.C. Loman Voorzitter

C. Rab secretaris


Home