Armenzorg



Armenzorg en Bedeling

29 january 1846. Briefje van Jantje Hendriks Roeper, dat zij gebrek lijdt. De volgende dag daarin voorzien.

11 January 1848. Brief: De communicatie met den vasten wal is tusschenbeide door den ijsgang 2 of 3 dagen gestremd. Hier is voor den arbeidsman behalve op den dorschvloer niets te verdienen. Vandaar is er voor velen vrij wat armoede. De oestervisschers hebben een slecht jaar gehad. Er zijn er die in het geheele jaar niet meer dan 200 gulden verdiend hebben.
Wij hebben laatst een stukje in het Handelsblad gehad hetwelk de toestand van de arbeidende klasse op Eijerland zeer gunstig voorstelde. Gij hebt het waarschijnlijk ook gelezen. Dat stuk bevat de grofste leugens. Er is geen streek van ons eiland waar zooveel armoede heerscht dan in Eijerland. Burgemeester zeide dat er wel een derde werklieden te veel was.

13 February 1848. Naar Anthony Pietersz Eelman. Zijne Roomsche vrouw Antje Hendriks Maas klaagt dat haar familie haar zoo liefdeloos behandelde en geheel niet naar haar omziet. Hij is in zwakken staat en lijdt nog steeds pijn in de borst.

3 april 1848. Bij Gerbrig Teekes van Grouw. Zij is nog niet hersteld. Heeft het zeer arm, 1 gulden en 6 pond brood in de week. Sommige dagen hebben zij niets. Deze vrouw is in haar kommerlijken toestand altijd nog al vrij gelaten. Bij haar droog brood en watergort. Ik ga daarop naar den diaken Pronk en dring aan op verhooging van hare toelage.

9 mei 1848. Naar Zevenhuizen bij de oude lieden Jantje Sijbrands Duinker en haar 85-jarige man Cornelis Cornelisz Dijker. Zeer arm, maar zeer vergenoegd. Daar eenige eetwaren laten bezorgen.

19 september 1848. Des namiddags naar de Mient, bij Cornelis Gerritsz List.
Bij Aafje Teekes, aldaar Jan Smit en vrouw. Wouter lijdt zeer aan het water. Ik bragt hun een pakje (rookvleesch, rijst, enz.). Ik daarna bij [diaken] Pieter Klaasz Pronk om onderstand voor hen te verzoeken. Des avonds bij den Burgemeester met hetzelfde doel.

12 april 1852. De vrouw van Jan Saris betuigt mij hare hooge dankbaarheid voor mijn aanbevelingsbrief, die zulke goede uitwerking had gehad, dat zij haar verlies aan vee nu weer volkomen gedekt zag. Zij wilde dat ik haar dank openlijk voor de Gemeente zou uitspreken. Burgemeester en Piet Bakker ontmoet, over de verzameling van vrouw Saris. Burgemeester had even bijtijds verhoed, zeide hij, dat het geen schandelijke bedelpartij werd.

11 mei 1852. Ik was bij de vrouw van Gerrit Leen. Zij is zwak. Hare help Chrisje gaat haar verlaten maar zij kan haar niet missen. Ik des avonds bij Pronk over de vrouw van Gerrit Leen.

22 juny 1852. Naar Ongeren. Bij Pieter Willemsz Bakker. Gesprek over de weduwe Simon Boon, zij is niet lui, wil graag wat verdienen, maar moest eigenlijk haar kinderen niet zoodanig aan haar lot overlaten [Huizinga vond 3 kleine kinderen, de oudste 8 jaar, die moesten het huis en elkander bewaken].
Ik des avonds nog even naar Pronk om over deze vrouw te spreken, wie men de toelage der Diakonie met een half brood verminderd had.
24 juny 1852. De weduwe Boon hier, verzoekende dat zij weder brood van de Diakens mag hebben.

24 february 1853. Er wordt thans vrij wat turf en gort aan de armen uitgedeeld.

6 february 1854. Des avonds Grietje Smit bezocht. Daarna bij Cornelisje Eelman om haar wat turf te verschaffen.

28 february 1854. Des avonds na de Catechisatie Jan Peper hier. Ik breng hem bij Co Eelman. Hij krijgt 5 gulden en een wagen turf. Hij heeft het zeer armoedig.

31 maart 1854. Des avonds S. Keijser hier om met mij het contract na te zien tusschen de Armenbesturen, hier over de alimentatie van de weduwe van Jan Dirksz Eelman.

27 juny 1854. Gerrit Jansz List hier. Hij kwam spreken over het onderhoud van zijns vrouws grootvader N. Koorn, waartoe hij wel wat wilde bijdragen, doch verlangde dat de Gemeente ook wat deed.
2 february 1855. Des namiddags op verzoek bij Nanning Koorn. Toen ik er kwam was hij al overleden, oud bijkans 88 jaren.

4 february 1855. Zondag. Na de preek ontstaat er een vrij sterke woordenwisseling tusschen Pronk en S. Keijser [over de bedeeling]. De eerste wil dat er een extra bedeeling geschied. De laatste verzet zich krachtig daartegen. Men loopt onvergenoegd en zonder eigenlijke beslissing uit elkander.
23 february 1855. Kamerdag. Pronk deelt mede welke extra uitdeelingen hij heeft gedaan. S. Keijser valt hem daarover met zeer sterke bewoordingen aan en [verwijt hem] dat hij zulks op eigen autoriteit heeft gedaan, terwijl vroeger bepaald was alsnog niet exra te bedeelen.

11 maart 1855. Over drankmisbruik: zekere Willem Stark had van ’t zomer soms wekelijks 40 gulden verdiend en daarbij wegens bergloon nogal extra verdienste gehad. En nu onlangs kwam hij bij de Burgemeester een kind aangeven en tevens vragen of hij niet een 3 gulden voor hem had want zelf had hij niets. De Burgemeester gaf hem 2 gulden, dit was omstreeks de middag. De man is terstond het geld gaan verdrinken en kwam eerst de volgende dag zonder geld te huis.
De Burgemeester verhaalde veel van de ongelukkige werking der Nieuwe Armenwet, waardoor de Gemeenterekening van Texel met vele sommen van alimentatiekosten bezwaard werd, terwijl er verbazend veel werk mede is.

30 maart 1855. Naar de Waal. Kamerdag. Besluit genomen omtrent Jan Laan en Jakob Leendertsz Boon.Veel gesprek over de verderfelijke gevolgen der dronkenschap. Besluit om af te kondigen dat wij niemand bedeelen die zich daaraan schuldig maakte.

8 april 1855. Paaschdag. Afgekondigd het besluit des Kerkeraads om geene armen te bedeelen die sterke drank koopen. Deze afkondiging schijnt algemeen eene goede indruk gemaakt te hebben.

4 mei 1855. De vrouw van Jakob Kalf van namiddag hier om onderstand. Met Pronk daarover gesproken.

3 december 1855. Antje Dekker hier om ondersteuning te verzoeken. Jannetje de Bleijker was hier ook geweest.

14 mei 1856. Met Juriaan en Samuel naar Eijerland gewandeld te 10 uur en des avonds 6 uur terug. Bij Kors Roeper koffij gedronken. Bij Meester Boonakker.
Bij Dirk Tamis het tooneel van verwoesting [brand] gezien. Ik schrijf daar een papier om aan Hendrik Raven, die bij denzelfden brand van gister zijn koe verloren heeft, door liefdegiften dien weder te bezorgen.Wij bleven daar koffij drinken.
Des namiddags bij Raven, hij is nogal gelaten onder zijn verlies.
18 mei 1856. Zondag. Preek aan Oosterend.
Ik vraag Pieter Jacobsz Dijksen en Cornelis Pietersz Keijser om eene gift voor H. Raven voor zijne koe, doch ik verkrijg niets. Pieter Dijksen zeide, en Cornelis Keijser stemde het toe, dat zij zelve reeds zoo zware verliezen geleden hadden, dat er zooveel te geven was, dat Raven zelf wel kon komen bedelen, enz. Ik zeide erhet mijne van en verliet de gierigaards met diepe verontwaardiging, predikende vervolgens daarover, waardoor een christen zich moet onderscheiden.
Ik reed met Jacob Roeper naar de Waal en vertelde het hem. Hij zeide te meenen dat ik mij met zulke inzamelingen niet moest ophouden. In alle gevalle kreeg ik ook van hem niets.

2 January 1857. Burgemeester verhaalde dat op voorstel van Voigt in de Kerkeraad der Hervormden aan den Burg besloten was om niemand te bedeelen die sterke drank gebruikte en dit een jaar streng vol te houden.

2 February 1857. Te 7 ure kwamen Pronk en tot mijn groote verwondering (in plaats van Pieter Jac. Boon die zich verontschuldigde) Jan J. Bakker. Vervolgens komt W. Bok jr. Dit drietal heeft mij van 7 tot 11 uur bezig gehouden. Bok behandelde mij als zijne beschuldigde. Legde de grootste onbeschaamdheid aan de dag. Noemde zich geheel onschuldig en besteedde uren lang om mij zooveel mogelijk verachtelijk voor te stellen. Pronk en Bakker schenen hem meestal gelijk te geven. Hij vorderde van mij dat ik C. Keijser en P. Langeveld zou ontbieden om hier de waarheid te getuigen, en hij wilde 100 gulden aan de armen geven als zij zouden durven volhouden te zeggen dat hij, W. Bok jr., dronken geweest was en gezegd had dat hij op ’t Vlie ontucht gepleegd had en met Christus zou hebben gespot.

2 Mei 1857. Jan de Bleijker hier. Hij wil de 15de Mei naar Noord Amerika vertrekken. Hij wil het geld aan mijn broeder betalen als hij het in Amerika verdiend zal hebben.
Pronk meende dat men Jan de Bleijker minder moest helpen dan een Texelaar, omdat hij van afkomst geen Texelaar was, waarin ik hem ernstig tegenspreek.
9 Mei 1857. Jan de Bleijker hier. Het is voor hem eene groote teleurstelling dat de Gemeente hem de 50 gulden niet verstrekt, die hij nog noodig heeft voor de reis naar Amerika. Ik schrijf een aanbevelingsbrief tot verzameling van giften, geef hem attestatie en laat hem een papier teekenen dat hij aan broeder Juriaan nog 10 gulden schuldig is.
11 Mei 1857. Het weer blijft koud en de gewassen winnen weinig.
Jan de Bleijker zal van onze Gemeente 25 gulden krijgen. Van de Gemeente zijner vrouw kan hij niets krijgen. Hij is nu aan het collecteren.

21 Maart 1860. Bij den Heer Veenstra over eene nieuwe ondersteuning aan Jan Daalder te zenden.

21 Maart 1861. Willem Roeper lijdt des winters altijd de bitterste armoede.

16 April 1861. Bij Dirk de Vries en Antje Boon (zij kwam gister haar nood klagen). De zoon Pieter lijdende aan een zeer been. Bij [diaken] Veenstra, hem opmerkzaam gemaakt op de behoefte van het gezin Dirk de Vries en het noodige eener verbetering dier woning. Veenstra meent dat de andere diakens wel zullen zeggen dat we van ‘t jaar niet veel doen moeten, omdat wij zoo veel kosten hebben met de pastorij aan de Waal. Ik doe hem het onregtmatige dier bedenkingen erkennen. De gewone zaken moeten evengoed voortgang hebben.

28 Mei 1861. Des voormiddags Kaatje Wesdijk hier, haar man sedert 5 week in hechtenis. Zij heeft groote armoede en hoopt hem nooit weer te zien. Hij at alles op. Nooit had hij voor zijn gezin de kost verdiend, 12 jaar getrouwd. Zij verlangde dat de diakens haar huishuur zouden betalen 26 gulden en nog 7 gulden voor ‘t bewerken van haar grond. Ik gaf haar 1 gulden en zond haar naar Veenstra.

6 February 1865. De Burger diakens beraadslagen aan welke armen zij een extra bedeeling in deze winterkoude zouden doen toekomen.

27 February 1865. Brief aan Samuel: De nieuwe vuurtoren hier op Texel voldoet goed, er komen nu althans volstrekt geen schepen op ‘t strand. Verleden zaterdag was er groot alarm. Men zeide dat er een bark op strand zat. Alle man trok er heen, maar het bleek slechts een Groninger tjalk met grind, die overboord gezet werd, waardoor het schip lichtte en weder kon vertrekken. Men had wel wat anders gehoopt (grote armoede op Eijerland).

12 April 1865. Klaas Kalis had van November tot nu juist 11 gulden verdiend. Hij had ook wel in de duinen aan ’t zoeken van koortskruiden geweest. Men kon daar op sommige plaatsen wel een zak vol bij elkaar vinden. Zeer bitter.
Uit het Eijerland waren 23 personen vertrokken en er was nog volk te veel want de boer liet zeer weinig doen.

19 April 1865. De vrouw van Cornelis List (schelpvisscher) verhaalde dat ook de winter voor hen kommerlijk was geweest. Zij hadden gehoopt dat er uitbetaling zou zijn geschied van het door de visschers verdiende geld maar tevergeefs, haar man was daarover al eenige malen naar de Regtbank geweest.
Pieter Eelman en Vrouwtje hadden het van ’t winter zeer arm gehad. Haar man had sedert November tot voor nu 14 dagen dat hij bij Reuvers tijdelijk aan het werk was gekomen, slechts 46 stuivers verdiend. Zij hadden aardappelen, dat was het al. De man is 65 jaar, zoo ik meen.
Kuiper van de Eendragtpolder had hem en anderen die ook al wat ouder waren weggezonden, terwijl er daar een overvloed aan werk was. De boeren Kuiper en Keijser drongen altijd aan op Zuinig! Zuinig! Geen geld uitgeven aan noodige verbeteringen. Zij hadden zich moeten redden door het een en ander te verkoopen. Ik raadde haar aan om met dit redmiddel niet voort te gaan, maar als de nood aan de man kwam liever van onze diakonie hulp te vragen.

31 Maart 1868. Aan ’t Oude Schild zijn wel vele armen, toch is de armoede er thans niet buitengewoon drukkend.

14 July 1868. Aldaar de weduwe van Sander Jakobs. Zij klaagt haar nood, weinig bedeeling 1 gulden en 3 pond brood, heeft 5 kinderen, de oudste onwijs. Martje Groeneveld [weduwe Jan Dirksz Eelman] roemt de Doopsgezinde diakens, dat zij niet, zooals Jan Deekens en Klaas Plavier, de armen met kwaad bescheid wegzenden, maar altijd hulpvaardig zijn.

7 January 1869. Simon Boon van ‘t Oude Schild hier zijn nood te klagen.

25 September 1870. Ensing bragt een brief ter lezing van Ankum uit Groningen over de Soepkokerij, welke wij hier ook zouden willen invoeren.
5 October 1870. Bij ons Loman en Ensing om te spreken over de soepkokerij voor de armen van Texel. Wij konden echter niet tot een besluit komen.
12 October 1870. Ik des avonds bij Doctor Ensing, aldaar Vrendenberg en Loman, nog eens weer, evenals laatstleden woensdag bij mij, de zaak besproken der verschaffing van spijs of werk aan de armen in de winter. Het resultaat bleef echter dat wij niet wel inzagen er iets aan te kunnen doen. Loman verlangde en wilde er steeds op aandringen dat de boeren meer geld op hun land zouden laten verdienen, waardoor het eens zoo veel kon opbrengen.
Hij verhaalde van de oprigting eener Maatschappij tot uitzending van arbeiders naar Noord Amerika, waar den Heer Euwell van Amsterdam 2.000.000 acres land, waarin groote schatten, gekocht had in de staat Colorado, die op buitengewoon gunstige voorwaarden zouden worden uitgegeven. De levensloop van dien Heer, zoon van een Henker (rijk geworden door zijn handelsbedrijf). Hij wilde meer doen dan in weelde leven. Hij had zich velerlei kundigheden eigen gemaakt, had geheel Amerika doorgereisd, was met den Staat der Spoorwegen enz aldaar zoo bekend geworden dat hij soms naar Parijs geroepen werd als Rothschild eenige verbintenis met Amerika zou aangaan.
Hij had daar in Amerika een zeer voordelig contract gesloten en kon dus nu de boven genoemde Maatschappij oprigten, waarvan hij de Statuten eerlang aan Loman zou toezenden.

27 October 1870. Gisteravond, toen Wassenaar hier was, kwam er berigt dat Christina Vrendenberg gelukkig door haar examen gekomen was als hulponderwijzeres te Haarlem. Wij besloten om terstond naar Vrendenberg te gaan om te feliciteren, gelijk wij deden.
Wassenaar vertelde daar als toevallig dat de oude Leen Blank, 83 jaar oud, onlangs in groot levensgevaar was geweest terwijl hij in de haven een kruik zeewater zou scheppen, in een boot die omkantelde. Dit gaf aanleiding dat ik voorstelde om wekelijks 10 cents te bestemmen voor dien braven oude, opdat hij een meer rustigen ouden dag zou hebben. Dit vond bijval. Wassenaar zou de lijst schrijven en zich met de uitreiking van het geld belasten. Vrendenberg en ik zouden bijdragen inzamelen.

11 November 1870. Bij Dirk Gerritsz Bakker, druk gesprek over de werkzaamheden der Burgersociëteit, Roode Kruis, soepkokerij, doch dit scheen te bezwaarlijk. Thans zoekt men naar Werkverschaffing. Ik verhaal wat daaromtrent vroeger te Aduard en later hier gedaan is.

17 November 1870. Brief aan Samuel: De zoogenaamde Burgersociëteit waarbij Pieter Koning en de Westenbergen, is zeer werkzaam. Verleden jaar hebben zij voor de onbedeelde armen gecollecteerd, thans hebben zij een vereeniging van ‘t Roode Kruis opgerigt. Nu schijnt men te poogen een Werkverschaffing op de rigten.

25 November 1870. Bij Dirk Bakker. Ook hij teekent voor Leen Blank. Hij verhaalt hoe het plan der Burgersociëteit tot eene winterwerkverschaffing nog al moeijlijkheden ontmoet.

11 December 1870. Intusschen visite gemaakt bij den Heer Bok, aldaar Ensing en vrouw, Bruno en vrouw, de Ontvanger van Registratie en vrouw. Gesprekken over oorlog, armoede, werkverschaffing, enz. Te Zutphen moet een voortreffelijke werkinrigting zijn.

15 December 1870. Ensing hier om Sina die een dikke wang heeft met kiespijn. Gesprek over de geprojecteerde werkverschaffing van den Burgersociëteit die daarover brieven heeft rondgezonden. Wij zijn verlegen wat daarmee aan te vangen. Wij keuren het werk goed maar twijfelen aan ’t succes.

20 December 1870. Alles met sneeuw bedekt, zeer koud.
Pieter Koning en Teunis Timmer [hier] als leden van de Commissie voor Werkverschaffing met eene lijst ter teekening van giften. Zij meenden reeds 1000 gulden te hebben voor 4 maanden. Zij leggen mij de zaak nader uit, zoodat ook ik 5 gulden per maand inteeken.

14 January 1871. Brief aan Samuel: De Burgersociëteit heeft hier een Werkverschaffing: touwpluizen, zakjes plakken, in ‘t leven geroepen.

10 February 1871. Des voormiddags Pieter Koning Cz hier om mij een stuk te laten teekenen met vele andere leden van de Raad, enzovoort, om te verklaren dat wij den Werkverschaffing beschouwen als een zaak van algemeen belang, opdat de Marine weder beter touw aflevere dan zij gedaan heeft. Men had 7000 kilo weder ontvangen, maar niet geschikt om spanlijnen enzovoort van te maken, omdat Samuel Vlessing en anderen geklaagd hadden dat hun industrie van spannen maken benadeeld werd.
Hij zeide dat zij 250 huisgezinnen werk gaven, en dat een huisgezin tot 4 gulden in de week verdienen kon.

27 September 1871. De weduwe Pieter Koorn (Dirkje Groeneveld) hier met het verzoek dat ik een brief voor haar zou schrijven ter aanbeveling voor wekelijksche giften. Ik oordeelde beter dat Vrendenberg dat deed.

30 October 1871. Des avonds Nutsvergadering. Bakels Redevoering “Ook een sociale Kwestie”, dat elk tevreden moet zijn in zijn stand. Loman bijdrage over volksarmoede. Ik hoorde beide met veel genoegen.

8 November 1871. Aafje Buijs hier van Cocksdorp. Zij wil graag, bij het steeds afnemen harer welvaart, een manufactuurzaak beginnen, waarvoor zij 50 gulden zou behoeven. Zij wenscht dat de Gemeente dat geld verstrekt, ik geef haar weinig hoop, doch wil wel, als 4 anderen het met mij deden, haar 10 gulden renteloos voorschieten.

5 Maart 1872. Des avonds extra vergadering van ‘t Nut. Bakels draagt het verslag voor op de vragen van ‘t Hoofdbestuur over de Arbeidersquaestie en vervolgens het ontwerp-reglement over de Spaarbank. Beide stukken worden uitvoerig besproken en eindelijk goedgekeurd.

1 April 1872. Groot feest: in het lokaal van de Werkverschaffing worden de werklieden getracteerd op brood met ham en koffij, de schoolkinderen op chocolade, koek en brood.

17 April 1872. Wieringa vertelde gister dat de Werkverschaffing hier 150 gulden te kort komt (de Hoornse Gemeente had arbeidsloon enz. voorgeschoten tot een bedrag van 500 gulden). Hij wilde dat dat tekort door de verschillende Diakoniën gedekt zou worden.

7 September 1873. Gesprek met Lotje, ongesteld, om het haar aanemelijk te maken dat zij zich in het Gesticht aan den Burg laat verzorgen. Zij meent na 47-jarige dienst als kosteres op eene betere belooning aanspraak te hebben. Zij wil liever sterven dan dat.

20 November 1873. Janes Kalf ziek, wil wel gaarne eenige ondersteuning van de Gemeente hebben zonder met de bedeelden gelijk gesteld te worden. Ik naar Cornelis Keijser, hij zal hem 5 gulden verzorgen.

22 December 1873. Menno met Thijs Zijm aan de loop langs den Burg om geld te verzamelen voor de Werkverschaffing. Ik teekende 5 gulden.
23 December 1873. Menno als boven.

30 December 1873. Menno gister vergadering van de Commissie van Werkverschaffing, laat nog naar de Kikkert, na middernacht te huis, niet naar bed, deze morgen 3 uur met A. Rab naar ‘t Nieuwe Diep om touw te koopen. Zeer koude reis, vooral de terugreis met een open schuit met touw.

17 January 1874. Gister of eergister Jonas Schagen hier geweest (de man van Martje Visser). Zij hadden het thans zoo zuinig dat zij de 5 gulden die ik voor hen in de Spaarbank gezet had, er wel uit moesten ligten (Menno haalde het van Boldingh).
Aan het touwpluizen voor de Werkverschaffing deed hij niet, want de kwaliteit van het touw vergunde slechts een verdienste van enkele stuivers daags. Menno zei echter dat er door anderen goed gebruik van gemaakt werd.

15 Maart 1874. Met Katrina naar S. Keyser, Koekebakker en Sina waren daar ook.
Later had ik ook zijn ongunstig denkbeeld over de Werkverschaffing te bestrijden. Men moest die jongens naar zee zenden. Ik toonde hem de onmogelijkheid aan.

17 December 1874. Het Nieuwjaarslopen zal afgeschaft worden.

5 Maart 1875. Des namiddags naar Klaas Roeper, sedert 10 dagen ziek. Zijne buren Jacob Zuidewind enz verzorgden hem liefderijk met spijs, die hij voor zich echter nog niet behoefde. Ensing had hem (van onze diakens) 5 gulden gebragt. Schulden had hij niet, geen halve cent. Later hoorde ik ook (bij Dirk Bakker) van ‘s mans stipte eerlijkheid. Hij zou nooit een stukje hout van een ander meenemen, al had hij nog zo’n groote behoeft aan brandstof.
6 Maart 1875. Aan Klaas Roeper een paar zakken turf gegeven.

6 Maart 1875. Des avonds D. Tuinder en IJsbrand Ran hier om te laten inteekenen op een lijst ter verkrijging van gelden om warme spijzen aan de armen dagelijksch te verstrekken, waarmede zij als leden eener Commissie die terstond 50 gulden beschikbaar had gesteld, reeds een paar dagen tot groote voldoening van een aantal armen begonnen waren. Zij hadden vandaag aan 37 huisgezinnen, uitmakende 138 personen, spijs gegeven. Zij vonden goede bijval bij de burgers.
Voor de Werkverschaffing had men omstreeks 180 gulden in ‘t begin van de winter verzameld, die men had laten verarbeiden. De enveloppenmakerij van P. Koning ging bestendig door.

8 April 1875. Aan Pieter Faas heb ik voor een paar dagen 10 gulden voorgeschoten als bijdrage voor de aankoop van boekbindersgereedschappen, welke gelden hij mij vervolgens in arbeid terug zal leveren.

30 Juny 1875. Des voormiddags half 10 geloopen naar de Mient, begrafenis van Pieter de Ridder, man van Trijntje Eelman. Zeer onverwachts gestorven. Weduwe blijft achter met 3 à 4 hulpbehoevende kinderen in een ellendige woning.
Begrafenis was op ‘t Kerkhof aan de Koog, alles zeer armelijk. De vrouwen met hun kinderen op de arm mede naar ‘t kerkhof. Daar staat nog een gedenkpaal meldende de begrafenis aldaar van Hendrik Dirks en vrouw, Castelein op ‘t Eijerland, in 1681.

19 December 1875. In de kerk, na de godsdienstoefening, was Jan Roeper zeer ruw in zijne uitdrukkingen tegen Jantje Dijker, die wat onderstand kwam vragen. Naderhand sprak ik haar in haar kamer vertroostend toe.

3 February 1876. Gisteravond bij Trijntje Nans Eelman, weduwe met 4 kinderen, in eene zeer bekrompen woning. Slapen allen in eene bedstede. Turf op. Aardappels op. 3 gulden per week schraal inkomen. Daarna bij Cornelis Keyser daarover gesproken.

24 April 1876. Post had nu ook een bibliotheekje gevormd voor de oude luidjes in het Armenhuis. Vrendenberg roemde het zeer dat hij daarvoor eene zoo goede keuze deed van werken die in de smaak dier oude lieden konden vallen, preeken van Van der Palm enz (niet juist werken van de nieuwe rigting).

28 October 1876. Gisteravond had ik Antje Dekker van de Mient bij mij, zich diep beklagende dat den Kerkeraad haar verzoek om 100 gulden voor eene koe te koopen, had afgeslagen.

1 December 1876. Katrina is de laatste dagen druk bezig (met aanhoudende vlijt) aan het naaijen van een groot aantal hembden om aan arme kinderen uit te deelen met Sint Nicolaas.

4 Maart 1878. Intusschen komt een man aan de deur om eene gift te vragen, Simon Bakker van de Koog. Ik neem hem aan om in de tuin te arbeiden en breng de namiddag met hem in de tuin door.
5 Maart 1878. Des namiddags komt Simon Bakker in den tuin. Later aan het hout zagen in de schuur om de regen.

29 Maart 1878. Bij Trijntje Nans Eelman wilde ik gaan spreeken over haar verhouding tot zekeren Aris Eelman die niet onopsprakelijk is. Ik vond haar niet te huis, sprak een tijdlang met de 78-jarige Chrisje genoemd “Menschenlief”, die in haar zwart berookt kamertje (waarin R. Nieuwenhuis nu een kagcheltje plaatste, met welke weelde zij zeer verheugd was) met haar wekelijks inkomen van 1,25 gulden zeer tevreden was. Zij sprak vertrouwelijk niet zeer ten gunste van Trijntje Eelman.

1 February 1879. Het blijft almaar doorvriezen. Gisteravond was er in de schuur van mijn buurman P. Koning groote drukte, die tot vannacht 4 uur geduurd heeft. Zij maakten daar gereed eene inrigting om voor de behoeftigen spijze te kooken, waarom Koning en Kroese dan ook gister bij mij geweest waren om deelneming. Ik was gister niet te huis. Vanmorgen daarheen geweest en deelneming toegezegd. Voor de soepkokerij was goed geteekend, ook door de Roomschen, maar de pastoor stond er op dat in de keuze der spijzen de 2 wekelijksche vastendagen in ’t oog gehouden moesten worden.


Terug naar de vorige bladzij