Douwes Dekker


Uit de Dagboeken van Dominee Jakob Dirksz Huizinga, Doopsgezind Leeraar op Texel van 1844 tot 1879
Samenvattingen en brieffragmenten uit de bewerking van deze Dagboeken door zijn kleindochter Ali Samuels Huizinga

9 April 1844. Ds. Dekker onlangs op den Helder beroepen.

3 tot 8 Mei 1846. Naar Westzaan.
3 Mei 1846. Des namiddags naar het Oude Schild met stuurman Stikkel, door Sijbrand Pietersz Keyser met de wagen heen gebragt. Met Jan Jansz de Waard overgestoken naar het Nieuwe Diep. Bij Klok theegedronken, aldaar Meester Teunis Keijzer van Oost. Met Klok naar Dominee Pieter Douwes Dekker. Aldaar des avonds tot 10 uur gebleven. Boterham gegeten.

30 Juny 1848. Den Heer J. van Geuns van Haarlem hier des voormiddags. Hij had gehoopt hier werkzaamheid te zullen vinden als duiker bij het gestrande schip met spoorstaven achter de Westen. Maar de Heer W. Bok scheen zich volstrekt niet met hem te willen inlaten. Hij (van Geuns) beschouwde de strandvonders als roovers en W. Bok als de ergste. Hij had onlangs weder een geheel vergeefsche reis gemaakt naar Terschelling en naar de Lutine, het schip met geld.
Ik deed hem vrij duidelijke mededeelingen van onze betrekkingen tot de Gemeente hier ten gevolge van onze ondervindingen. Hij troostte door de opmerking dat het voorstaan van het goede altijd strijd verwekte, dat er zulk een strijd velerwege werd bespeurd, zooals aan den Helder (waar men Dominee Dekker zelfs gedreigd had in het water te werpen), te Haarlem, te Amsterdam. Hij was verder op zijne eigene veelvuldige ondervindingen aangewezen. Hij had ten allen tijde met veelvuldige en zware tegenwerking te kampen gehad.

28 Mei 1851 [Alida gaat met Grietje naar Westzaan] Sedert 5 jaren had mijne vrouw mijne moeder te Westzaan niet bezocht. Van jaar tot jaar werd het plan gemaakt, maar gedurig weer verijdeld. Gister evenwel is het ten uitvoer gelegd. Wij (ik met alle kinderen behalve Menno, die bij Marijtje te huis bleef) hebben haar en Grietje gistermorgen met den wagen van Jakob Cornelisz Bakker naar de haven gebragt vanwaar zij te 9 ure met Teunis Cornelisz Mets naar ‘t Nieuwe Diep voer. Daar zou zij gister bij Dominee Dekker blijven en vamorgen naar Westzaan gaan met de ijzeren boot enz. Wij verheugen ons dat het weer tot dusver zoo gunstig is.

25 Juny 1852. Des namiddags ik met Dirk en Samuel naar ‘t Oude Schild. Half 5 over met de postschuit, half 7 te Nieuwe Diep. Naar den Helder, bij Dominee Dekker. Samuel te bed gebragt. Dirk en ik door Dekker naar den IJzeren Schuit gebragt.
26 Juny 1852. Ik met Dirk naar Alkmaar, kwart voor 6 vandaar met de stoomboot naar de Zaan.
28 Juny 1852. Boeken en papieren uitgezogt enz.
30 Juny 1852. Naar Amsterdam, haarsnijden. Vergadering.
1 July 1852. Geslapen bij Van Gilse. Vergadering.
2 July 1852. [Terugreis]
3 July 1852. Met Dirk geloogeerd bij de Breuk op ‘t Nieuwe Diep. Dominee Dekker brengt Samuel weer bij ons. Wij met de postschuit over, alles te huis wel gevonden.

29 October 1852. Dominee Dekker van den Helder zijn vrouw willen dingsdag over een week op Texel komen.

11 November 1852. Brief van Dominee Dekker van den Helder. Zij kwamen niet, om ziekte van Dekker zelf, maar morgen zullen 2 van zijn kinderen hier komen.

12 November 1852. Des morgens 8 uur met Dirk naar ‘t Oude Schild gegaan om de kinderen van Dekker af te halen. De boot voer niet. De postschuit kon eerst namiddag worden verwacht. Ik liet Dirk bij Wentink blijven en wandelde naar huis. Dirk kwam eerst des avonds met de beide knapen aan, Engel en Eduard.

22 November 1852. Dominee Dekker komt hier (na ruim 5 uur op zee geweest zijn met Doeuwe Mets in de mist), de volgende morgen met zijn beide zoontjes weer vertrokken.

26 Maart 1853. [Dirk naar Dominee Dekker in de paaschvacantie] Des middags te 1 ure Dirk naar de haven op de stoomboot gebracht (met Grietje en Samuel die op de Hooge Berg achterbleven). Hij ging logeeren bij Dominee Dekker aan den Helder.

27 Juny 1853. Dominee P.D. Dekker van den Helder hier met 2 kinderen, Engel en Cornelis. Ik haalde ze des morgens van ‘t Oude Schild en bragt hem des avonds weder derwaarts.

30 Juny 1853. Des morgens met 5 kinderen en Engel en Cornelis Douwes Dekker en Herman Kikkert eene dagwandeling gemaakt over de Mient, door de duinen naar ’t Westerstrand. Bij Frans Koorn koffij gedronken en onze broodjes opgegeten. Te half 4 weer te huis.

5 July 1853. Des avonds Engel en Cornelis Dekker weer naar huis gebragt.

6 July 1853. Bij Dominee Dekker aan den Helder. Des avonds met de postschuit weer naar ‘t Oude Schild. Katrina jarig, koek van jufvrouw Dekker voor haar.

28 Maart 1854. Dirk zeer verheugd met een brief van Engel Dekker, hem uitnoodigende om vrijdag daar te komen logeeren.

31 Maart 1854. Dirk naar den Helder om daar bij Dominee Dekker te logeeren, tot 8 April.

7 Augustus 1854. Des morgens om half 6 bij de Burgemeester ontbeten en met hem naar ‘t Oude Schild gereden en voorts met de stoomboot naar het Nieuwe Diep.
Wij gingen eerst naar den kledermaker Meijer, waar ik een zwart pak voor mij bestelde. Wij vertoefden eenigen tijd in het Logement en reisden te 9 uur met de IJzeren Barge naar Alkmaar in gezelschap van o.a. Dominee Dekker, Notaris Siemens van der Os, enz.
Burgemeester bleef te Alkmaar, wij verder met de stoomboot naar Zaandam, met Dominee ten Bokkel Kleijenburg, vroeger Ondermeester op Texel, enz.

8 tot 15 Mei 1855. Met Dirk met de wagen van J.C. Bakker naar de haven gereden (het woei vannacht een storm). Half 8 met Cornelis Teunisz Koning afgevaren, vóór wind, vóór stroom. Te 9 uur te Wieringen, te 12 ure te Enkhuizen. Des avonds te 6 ure te Amsterdam. Dirk was nu en dan al vrij wat zeeziek.
Naar de kleermaker, jas gerepareerd, jasje voor Dirk gekocht. Naar het Logement de Haas gewandeld. Boodschappen. Met Dirk de schilderijen in ‘t Trippenhuis bezien. Des namiddags met het jagt naar Westzaan. Alles daar in goede welstand.
[Op de terugreis kwam Engel Dekker mee naar Texel].

21 Mei 1855. Des namiddags met Dirk naar ‘t Oude Schild om Engel weg te brengen, doch wij kwamen een oogenblik te laat voor de stoomboot. Bij Dominee Wentink thee gedronken. Men is zoo vriendelijk om Engel daar te logeeren te houden. Wentink zal hem morgenochtend half 7 aan de boot brengen (Dekker had intusschen van Mets vernomen dat wij te laat waren gekomen).

28 September 1855. Jufvrouw van Giffen weer terug gekomen van Westzaan, door de kinderen van de haven afgehaald, Cornelis Pietersz Dekker van den Helder meegekomen.

9 October 1855. Cornelis Dekker van den Helder is nog steeds hier. De kinderen vanmorgen naar het jaarfeest van Meester Verberne.

22 tot 26 October 1855. Des morgens half 6 uitgewandeld (met Klaas Smit die mijn pak droeg) naar ‘t Oude Schild.
Naar Westzaan. Bij Dekker aan den Helder ontmoet een zoon van Dyserinck van Haarlem, kadet, die met den Prins van Oranje een reis naar de Middellandsche Zee had gedaan van eenige maanden. Hij roemde zeer de gemeenzaamheid en de bekwaamheden van de Prins.

26 October 1855. Des morgens 8 uur met Juriaan uitgereden naar Alkmaar onder een zeer hevige Z.W. wind, bijkans storm. Soms was ik bang dat de kar zou omslaan. Te half 12 te Alkmaar, nog bijtijds op IJzeren Schuit naar den Helder. Des avonds aan den Helder bij Dominee Dekker, ook des nachts.

28 Juny 1856. Des avonds komen, door Samuel afgehaald, Dominee [Douwes] Dekker en vrouw en Gerard (8 jaar) hier logeeren.

29 Juny 1856. Dominee Dekker met Samuel naar den Hoorn geloopen. Zijne vrouw met Cornelis Pietersz Keyser met het karretje daarheen gereden, terug tegen 6 uur.
Gerard, de jufvrouw en de kinderen door den Burg gewandeld. Schoone avond.

30 Juny 1856. Des morgens regen (gisternamiddag werd zekere Klaas Brouwer door Aafje ingeleid en verzocht mij verlof om haar van tijd tot tijd te mogen bezoeken) Dominee Dekker van den Helder zeide dat (die persoon was lid van zijn Gemeente) op zijn gedrag niets te zeggen was, doch dat hij zeer stijfhoofdig was. Hij had naar hunne Meid vroeger ook verkeerd, doch haar tegen de jufvrouw opgezet om gansche nachten met hem uit te blijven, zoodat zij vervolgens vertrekken moest. Hij had eene zeer knappe familie waar niets dan goeds van te zeggen was.
Wij hadden plan om op de Hooge Berg thee te drinken en dan Wentink enz ook te vragen. Maar het ongunstige weder deed ons er van afzien. Des namiddags helderde het wat op, wij gingen wandelen, doch de regen deed ons wederkeeren. Des avonds den Heer Bok hier gevraagd en gekomen. Gesprek over het zeeleven. Dekker had 3 reizen naar de Oost gedaan, op zijn 9de,12de en15de jaar. Hij verhaalde van het groot gevaar waarin hij op de tweede reis was geweest om met zijn vader en moeder schipbreuk te lijden op de Zuidwal bij ‘t Nieuwe Diep en van andere zware stormen.
Over kapitein Verberne, nu vrij zeker vergaan.
Bok beweerde dat men orthodox kan zijn en even wel liberaal, zoodat men met genoegen ook andere kerkgenootschappen zich kon zien ontwikkelen. Ik beweerde het tegendeel.

1 July 1856. Ik bragt des namiddags Dekker naar de Stoomboot, jufvrouw Dekker en Gerard blijven nog tot vrijdag.

4 July 1856.[Vertrek jufvrouw Dekker en Gerard], zij nemen Sina mede (tot 11 July).

6 July 1856. Klaas Gerritsz Brouwer van Cocksdorp (bij Aafje) vraagt welke ongunstige getuigenissen Dominee Dekker van hem gegeven heeft (volgens zeggen van zijn baas). Ik verzeker dat hij niet ongunstig van hem getuigd heeft dan dat hij zijn meid aangezet heeft tot een lang uitblijven.

11 July 1856. Onze Sientje van de stoomboot Texel gehaald, die nu 8 dagen op den Helder bij jufvrouw Dekker was geweest, met veel pleizier.

21 July 1856. Met de neven en Dirk en Jan naar ‘t Nieuwe Diep. Engel Dekker medegenomen die ons den ganschen dag vergezelde. Na den vuurtoren en het fort bezigtigd te hebben (gesprek met een gevangene over het verderfelijke van den Sterken Drank) vervoegden wij ons bij den Heer van der Sterre op den Zeedijk, om zijne inrigting te zien. Hij zelf niet thuis, doch zijn oomzegger ontving ons vriendelijk en leidde ons met veel welwillendheid rond. Wij zagen een regenmeter, een dito uitgebreide waarop men zien kon hoe veel het ook uit elke windstreek regende. Een inrigting om de uitdamping gade te slaan, om het rijzen en dalen van het zeewater, om de verandering der wind, om de meerdere of mindere sterkte van de wind, om de inclinatie en declinatie van de compasnaald, om de intensiteit van de magneetkracht op aarde op te meten.
Hij liet ons vervolgens op de zeer nette studeerkamer (waar eene zeer fraaije bibliotheek stond) die bladen en vervolgens de daaruit vervaardigde tabellen zien.
Wij moesten alles hoogelijk bewonderen. Neef Jurjen Egges Huizinga zag alles inzonderheid met groote belangstelling omdat hij door de lezing en het bestudeeren van het uitmuntende werk van Krekke (ook bij Van der Sterre zeer goed bekend en door hem geroemd als het fundament waarop hier alles gebouwd was wat wij zagen) omtrent alles eenigzins op de hoogte was.
Wij bezochten vervolgens kapitein Kuiper op zijn schip de Jan Evertsen en dronken daar koffij (met brood) dat ons na de lange wandeling zeer verkwikte.
Vervolgens begaven wij ons naar de Landswerven waar wij het fregat “Holland” naauwkeurig bezagen [en andere schepen] en eene zeer groote menigte magazijnen, te veel om hier te noemen.
Eindelijk te 4 ure, vermoeijd van alles te zien, begaven wij ons naar de Breuk, waar wij ons met brood en thee verkwikten.
Ik ging met Dirk en Jan te 6 uur weer huiswaarts. De neven zouden met de nachtschuit de reis naar Alkmaar vervolgen, terwijl Engel Dekker hen nog eenigen tijd zou gezelschap houden. Grietje kwam ons met de 3 jongsten tegemoet.

10 November 1856. Des avonds 6 uur in de Kikkert, voor eene vergadering van ruim 100 personen.
Des avonds deed Dominee P. Dekker de Redevoering in ‘t Nut over de “Ware en valsche eerzucht”. Hij werd in het algemeen, ook door mij, met veel genoegen gehoord.

22 February 1857. Zondag. Ik ontvang een brief van Dominee Pieter Douwes Dekker, mij meldende dat hij met algemeene stemmen te Zijldijk beroepen was en vragende of ik ook lust zou hebben in het beroep te den Helder?

12 Maart 1857. Dominee Douwes Dekker heeft voor Zijldijk bedankt.

27 Maart 1857. Des middags komen Pronk en Bakker, terwijl ik niet medeging naar de Kamerdag, om het Notulenboek. Zij wilden zien hoe ik het verslag van het voorgevallene met Bok had opgemaakt. Tot welk liefderijk doel dit dienen moest openbaarden zij mij niet. Toen ik zeide dat ik dat verslag niet ingeschreven had en ook meende het niet te doen, was het hun goed en vertrokken zij weder.
Ik te 3 ure neer het Oude Schild, aldaar met Wieringa met de stoomboot overgevaren naar ‘t Nieuwe Diep waar Dominee Douwes Dekker ons opwachtte.
Bij de kleedermaker Meijer de rok (van broeder Juriaan van 1853) gebragt om die te laten veranderen.
Om 7 uur naar de Nutsvergadering in Tivoli. Men had al gehoord dat de zaak [van de Afschaffing] op Texel nogal wat opgang maakte.

28 Maart 1857. Bij Dominee Douwes Dekker op den Helder uitvoerig verhaald het voorgevallene met den Heer W. Bok jr.

12 October 1857. Brieven schrijven naar Dominees Van der Ploeg van Middelie, Bakker van Aalsmeer, Bakker van Terschelling, Leenderts van Leer, Douwes Dekker aan den Helder.

10 September 1858. Met Samuel naar den Helder bij Dominee Dekker. Bij de kledermaker Heijnes voor Samuel een broek en vest besteld.
Op het Nieuwe Diep bij dominee Douwes Dekker gesproken over Willem Bok die met Attestatie [naar den Helder] wil overkomen, en hem mijn laatste brief aan Bok voorgelezen waarop ik van hem geen antwoord ontving. Douwes Dekker schijnt ook wel in te zien dat de hoogmoed Bok weerhoudt om verdere stappen tot toenadering te doen.

17 September 1858. Brief van Dominee Douwes Dekker over Willem Bok die zaterdag op Texel wil komen.

18 September 1858. Des avonds 8 uur bij P. Boon (die mij daartoe den vorigen avond had uitgenoodigd, toen hij mij mededeelde dat Bok mij wilde spreken, vermoedelijk weder ter beslechting van de zaak tusschen zijn zoon en mij) met Veenstra en Willem Bok [de zaak werd bijgelegd]. De broeders Boon en Veenstra gaven hunne blijdschap te kennen en ik zocht al spoedig de zaak als geheel geëindigd te doen voorkomen door hem te vragen hoe ‘t hem nu op zijn nieuwe plaats als notaris aan den Helder geviel? enz, waarop wij weldra een algemeen gesprek hadden. Toen wij vervolgens een glas wijn zouden drinken, vatte ik ‘t glas en zeide “Mijnheer Bok! Blijmoediger dan lang te voren vatten wij thans het glas. Wij zijn met vriendschappelijke gevoelens elkander genaderd, maar zal de vreugde daarover eenen goeden grond hebben en duurzaam zijn, zoo moeten wij ons van elkander overtuigd houden, dat wij nooit voor elkander iets ten kwade hebben gewild of gedaan of dat wij, zoo dit ooit ongelukkig het geval geweest mocht zijn, dan daarover een waar en diep berouw hebben gehad en nu elkander gezind zijn om altijd ten goede voor elkander te werken. Dat ik zoodanig denk en gevoel verklaar ik met de opname van dit glas, ook gij zult bereid zijn het te verklaren en dat deze verklaringen opregt zijn, dat leere meer en meer de toekomst!”, waarop wij samen klonken en dronken en waarna ik weldra afscheid nam, verblijd dat de goede God mij er toe geleid had om zoo een breuk te helen.

4 Juny 1860. Gé wekte ons te 4 ure. Te ruim 5 ure reden we met P. Kalis naar ‘t Oude Schild. Met Mietje, de 2 kinderen en Menno vertrokken naar ‘t Nieuwe Diep. Met de vigilante van de Breuk naar de Zaanstroom. In het logement van Spicht thee en brood.
Met Menno en de kleine Catharina bij langs de schepen gewandeld. Bij de Sluis ons laten overzetten. Nog weer met Menno gewandeld naar ‘t Hoofd, waar men met rijswerken bezig is om een fort te maken, vervolgens de dijk op ( er woei een vrij sterke wind). Wij zagen door de stoomsleper Kinderdijk een groot Barkschip binnenslepen, dat reeds grootendeels zijne masten verloren had en door het volk verlaten was.
Met de stoomboot Zaanstroom nr. 2 naar Zaandam. Menno had overal waar hij kwam veel schik. Soldaten en geweren boezemen hem een groote belangstelling in, ook verwonderde hij zich zeer over de groote schepen.
In de stoomboot wijdden wij onze bijzondere aandacht aan ‘t stoomwerktuig. Naar Westzaan.
Dominee Douwes Dekker van den Helder had gister den Heer Bok bij zich ter Kerk gehad, bij zijn zoon Willem (bruigom) was receptie. Bok zelf hoopte ook dat zijn zoon Willem voortaan wat meer getrouw ter Kerk mogt komen.

13 Augustus 1860. Des namiddags door Dirk naar ‘t Oude Schild gebragt. De kinderen van Dominee Wentink niet thuis. Te 4 ure met de stoomboot naar ‘t Nieuwe Diep.
Bij Dominee Douwes Dekker de avond doorgebragt. Engel D.D. verhaalt van zijn oom en zijn geschriften Max Havelaar, waaraan door Professor Valk eene recensie van 48 bladzijden was gewijd. Met de nachtboot naar Westzaan.

27 Augustus 1860. [Engel en Eduard Dekker van den Helder, zonen van dominee Dekker [neefjes van Multatuli] komen logeren] zij brengen mij het werk van hun oom Max Havelaar mede.

23 September 1860. Na het eten bragten wij Dirk naar de stoomboot, die nu weder naar Amsterdam zou vertrekken na bij Dominee Dekker de avond te hebben doorgebragt.

11 Maart 1861. Dagelijks spreek ik met Gé, hoe wij het Sientje het best afleiding zullen bezorgen. Dagelijks zal zij met Gé uitgaan, waarnaar zij zelve ook zeer verlangt, maar het ongunstige weer belet haar allen uitgang. Te Westzaan wil men haar gaarne hebben, maar daar past ‘t thans niet best.
Wij spreken er over dat zij eens naar den Helder zal gaan naar Dominee Dekker, maar zie ik haar niet reeds langzamerhand wegkwijnen? Ontviel ze mij, hoe zou ik anders dan treurende tot aan mijn graf mijn weg kunnen bewandelen. Maar zoo wellicht wil de Almachtige de vereischte gezindheid in mij werken. Toch mag ik alle hoop op haar behoud niet wegwerpen, immers bij God zijn alle dingen mogelijk.

28 Mei 1861. Jan Schagen brengt hier 25 pond geknipt wier voor 3 gulden.
Des voormiddags Kaatje Wesdijk hier, haar man sedert 5 week in hechtenis. Zij heeft groote armoede en hoopt hem nooit weer te zien. Hij at alles op. Nooit had hij voor zijn gezin de kost verdiend, 12 jaar getrouwd. Zij verlangde dat de diakens haar huishuur zouden betalen 26 gulden en nog 7 gulden voor ‘t bewerken van haar grond. Ik gaf haar 1 gulden en zond haar naar Veenstra.
Men zegt dat Ds. Dekker aan ‘t Nieuwe Diep overleden is.
28 Mei 1861. Des namiddags naar ‘t Oude Schild. Kapitein Mets meldt mij den dood van Dominee Dekker. Ik te 4 uur over met de postschuit, geladen met 153 lammeren, in een uur over. Mijn goed naar de Zaanstroom gebragt. Ik derwaarts, Dekker leeft nog, maar is zeer ziek en zwak. Naar de Ringsvergadering in Hoorn, naar Westzaan.
3 Juny 1861. Met Juriaan naar Amsterdam, bij Dirk.
5 Juny 1861. Op de boot hoor ik dat Ds. Dekker overleden is. Ik derwaarts, aldaar Jan Douwes Dekker. Ik bleef er eten. Des avonds weer op Texel. Met den Heer Kikkert naar Texel, gereden aan de Tent.

1 July 1861. Brief aan Samuel: Ik was bij de weduwe van Dominee Dekker in den Helder. Eduard is geslaagd voor zijn examen no. 8 van de 68, als gij hem eens schrijft is zijn adres: E. Douwes Dekker, mach.leerling 2de klas Z.M. Wachtschip de Rijn te Hellevoetsluis.

13 July naar ’t Nieuwe Diep, bij jufvrouw Dekker gegeten. Naar Texel en den Burg.

6 September 1861. [(Samenvatting Ali) Frerichs uit Norden beroepen aan den Hoorn, 850 gulden tractement. Dominee Huidekoper nam ‘t beroep naar de Waal aan. Hij was verloofd met Suze Portielje. Huizinga had, nu er een tweede predikant bijgekomen was, geen catechisatie meer aan de Waal en Oosterend.
Aan den Helder kwam Dyserinck, de weduwe van Dominee Dekker verhuisde naar Zwammerdam. Sikkes aan ‘t Oude Schild. Janssonius preekt nog alle zondagen in zijn nieuwe Kerk, doch zijn aanhang wordt minder.

19 Mei 1881. [Na zijn emeritaat in 1879 kwam Huizinga nog eenmaal terug op Texel]
Gesprek over Multatuli en zijne voordragt hier gehouden in eene stampvolle zaal, f1,50 entrée. Weinig sympathie. Men heeft veel aanmerking op zijn leer en leven. Het optreden van zulke mannen is geen zegen.


Terug naar de vorige bladzij