Albert Koning (1818-1905)


Getrouwd op 18-2-1847 met Trijntje Pieters Koning (1824-1892). Hun eerste kind werd geboren op 4-9-1847, Annaatje (1847-1866). Daarna kwamen Elisabeth (1849-1937), Trijntje (1852-1935), Immetje (1854-1873), Jan (1856-1943), Pieter (1858-1909) en Maria (1861-1937).

4 Mei 1855. Bok dacht ook dat hij Albert Koning wel een zwaar vonnis zou krijgen wegens de mishandeling van de politiedienaar Dijksen, onlangs in de Weverstraat, bij het willen doorrijden voorbij de verkooping der goederen van Van Dam.

20 September 1855. Huisbezoek met Cornelis Eelman, begonnen met Albert Koning Hoogeberg, Westergeest, Zuid Haffel, Prins Hendrik Polder, den Hoorn, de Westen.

6 Mei 1856. Bij Albert Jansz Koning, de vrouw Trijntje Pieters Koning voor 13 weken bevallen. Zij is zeer zwak in ‘t hoofd en soms zeer wonderlijk.
Ik sprak veel met eene vrouw aldaar, de vrouw van D. Smit aan den Hoorn, die vroeger bij Jan Koning diende. Met haar kon ik veel over mijne Alida spreken. Zij had van Marijtje (destijds op ’t Nieuwe Schild) veel van haar hooren verhalen en haar leren hoogachten.
Bij Pieter Klaasz Kikkert, waar ik zeer welkom was. Zij spraken veel tot lof van hare ouders. Haar vader moet een braaf man geweest zijn. Hij wilde zich niet verrijken met de buit der gestrande schepen, schoon hij er de beste gelegenheid toe had, zoodat hij, had hij oneerlijk willen zijn, zijne kinderen ieder wel een beste boerenplaats had kunnen geven. Man en vrouw beklaagden zich zeer over Jan Albertsz Koning en Albert Jansz Koning, die, een oogenblik nadat zij in de courant de daling der graanprijzen hadden vernomen, hem tegen zijn zin 19 mud rogge, elk 3 gulden te duur, hadden aangepraat en later van geen schikking wilden weten. Op gelijke wijze hadden zij Maarten Blom met 72 mud bedrogen.
Zij spraken in de meest ongunstige bewoordingen over Jan Koning. Ook zijne dochters durfden soms kousen uit de winkel te halen en er een paar uitzoeken, waarvoor zij dan door verwisseling der briefjes de minste prijzen besteedden.

6 July 1856. Des avonds bij kapitein Veenstra, aldaar Jan Koning en Albert Jansz Koning.
Jan Koning meende dat het niet noodig was door een Afschaffingsgenootschap te trachten de menschen hier beter te maken. Want de volmaaktheid werd toch nooit bereikt. En door te veel te willen zou men ligt achteruitgaan. De maatschappij hier op Texel was zoo goed als ergens, waar zou men het zóó vinden? “Gelukkig Texel” ontboezemde Marretje Jans Koning uit de volheid van haar hart.
Was er hier ook nog ondeugd, dat zou en moest wel blijven.

4 December 1856. Des namiddags naar Albert Jansz Koning. Het jongste kind had zich deerlijk gebrand aan de kagchel. Hij wil dat wij onze kerk aan den Burg zullen vergrooten om meerder stoelen te plaatsen. Hij beschuldigt de diakens van bekrompenheid dat zij weigeren pennen te slaan om de hoed aan te hangen.

20 February 1857. Albert Jansz Koning spreekt over het voorgevallene met Bok en vindt het zeer goed dat het jongmensch eens gestuit wordt op zijn verkeerde weg.

6 February 1869. Buitengewoon schoone zomersche dag.
Ik des middags te 12 ure ter begrafenis van de oude jufvrouw Jannetje van Dijk (tante van wijlen Van Deinse), 83 jaar oud overleden ten huize van Albert Koning. Vrendenberg sprak eerst in huis, daarna aan het graf de Heer Bok, er op wijzende dat deze vrouw niet was door afkomst, vermogen, talenten enz, maar dat zij toch algemeen belangstelling had opgewekt doordien zij zoo veel liefde had, zoodat zij bij den dood van Van Deinse, toen zij anders hulpeloos geweest zou zijn, er velen gevonden waren die voor haar levensonderhoud zorgden. Hij bedankte allen uit naam van de laatste harer betrekkingen, Anna van Deinse, en hoopte dat die liefde zich steeds, waar het noodig was, steeds opnieuw zou betoonen.

21 February 1869. Zondag. Gepreekt aan den Burg, Doopbediening aan 28 personen. Pietje Mantje viel flaauw voor de opneming. De kerk vol, maar in ‘t kruis veel mannenplaatsen ledig.
Verleden vrijdag werd mij van 5 Doopelingen ten geschenke gezonden een fraaij zilveren voorsnijmes- en vork, met een briefje van Jansje Veenstra, Margo en Rina Keyser, Trijntje Bakker, Elisabeth Koning en Trijntje Salm. Hedenavond kwam Johannes Eelman mij voor zijne broeder Pieter een dito brengen.

24 February 1869. Albert Koning scheen ook zeer ingenomen met het onderwijs. Hij maakt de vergelijking met zijne eigene opleiding voor den Doop, die alleen in geheugenwerk bestaan had, zonder dat er veel nadenken was geweest.

14 Mei 1869. Bij Jan Koning (weer beterende). Albert Koning zijn vrouw is zeer “zenuwachtig”, zoo hij zegt (men zegt “verbijsterd van ‘t verstand”), daarom oordeelt hij het best om haar niet toe te spreken. Hij sprak van het groot verlies dat zij zouden lijden als Vader Koning wegviel, omdat zij steeds met hem konden spreken en hij hun raad kon geven over de zaken “waarom het toch eigenlijk alles gaat”, hij bedoelde het GELD verdienen.

3 July 1869. Des namiddags op de begrafenis van Reijer G. Boon, op Ons Genoegen zeer spoedig overleden aan een gezwel aan de onderlip.
Ik even bij Sijbrand Keyser en bij Pronk over ‘t geen ons te doen staat om in de behoefte te voorzien van Aagje Schraa, de weduwe.
21 July 1869. Bij de weduwe van Reijer Boon op Ons Genoegen. Albert Koning had haar afbetaald met 3 gulden voor de 3 dagen dat haar man nog had kunnen werken, maar sedert niets meer.

21 Maart 1870. Des avonds bij Albert Keyser. Hij verhaalde dat het Dijksbestuur van Texel thans bezig was om het Noorden (600 bunders) te koopen voor den gestelden prijs van 20.000 gulden en de daarvan te wachten voordeel. Mariahoeve, door Dros gekocht voor 31.000 gulden, zou beter zijn dan Vianen, wat Albert Koning voor 50.000 gulden had gekocht. Albert Koning had op Sir Robert Peel voor 6000 gulden vee verloren enz.

27 Maart 1871. Des avonds bij Jan Koning. Hij had allang gewenscht dat ik eens komen zou. Gesprek met Albert of de rampen des levens ook aan God moeten worden toegeschreven. Hij meent van niet.

21 Augustus 1872. Ernstige herinneringsdag. Wij met elkaar naar de Tent met Koekebakker en zuster Aal en moeder (Koos en Jakob met deze heen en weer gereden). Wij koffij gedronken in de Tent van Bok, gegeten in onze Tent. Des namiddags Wassenaar en vrouw en kinderen en Mina van Duijn. In de Tent van Bok meisjesvisite van de dochters van Albert Koning. Schoone dag.

9 Maart 1873. Zondag. Gepreekt te Oosterend. Jan C. Bakker spreekt zeer ongunstig over het karakter van Albert Koning. Die had zijn schoonzoon Jacob Koorn een werk opgedragen dat hij, zoo hij [Koning] zeide, gemakkelijk in 2 dagen afkon voor 2,50 gulden. Doch bij den eersten dag bleek dat hij er althans 4 dagen voor noodig had. Daarom had hij het werk gestaakt. Maar nu weigerde de man volstrekt om dien arbeider zijn dagloon te betalen.

24 Juny 1873. Koekebakker vandaag naar Albert Boon ter begrafenis van ‘t 11-jarig zoontje, bij het zwemmen verdronken. Boon was gister bij mij geweest om mij uit te noodigen, maar ik moest bedanken om de verwachtte begrafenis van Immetje Koning.
25 Juny 1873. Immetje Alberts Koning overleden aan de tering.
28 Juny 1873. Gister namiddag 3 uur begrafenis van Immetje, dochter van Albert Koning.

17 december 1874. Albert Koning had zaterdags de 2 afgevaardigden van Ouddorp in Eijerland gesproken [bij Tamis?] toen nog dubierend of zij Koekebakker of Bakels den volgenden morgen zouden gaan hooren. Zij hadden zich bepaald op Koekebakker, wijl die te Oosterend (meer nabij) preekte en zij meenden op Bakels minder kans te hebben.

28 Maart 1875. Paaschdag.
Sijbrand Jansz verhaalde mij onlangs hoe Jan Zuidewind hem had zoeken te bedriegen met een papier waarop zijne tante Neeltje Bakker in 1872 (maar het zegel wees 1873 aan) verklaard zou hebben met eene gebrekkige handteekening (dus blijkbaar in den laatsten tijd haar waarschijnlijk afgedrongen) dat hij Jan Zuidewind haar niets meer schuldig was. Op ernstige bedreiging van Bok had hij echter zijn schuld erkend.
Voorts hoe Albert Koning aan Pieter Reuvers 1500 gulden had zoeken af te zetten. Albert K. zou aan Reuvers 1700 gulden betalen omdat hij Wageningen gekocht had en Reuvers daar nog een jaar of langer huur aan had, maar de plaats nu wilde verlaten. Toen dit klaar was maakte Koning de rekening op dat volgens vroegere conditie nog zoo veel werk op de plaats te doen was, dat dit op 3200 gulden gerekend mogt worden en wijl hij de plaats nu opleverde zonder dat aan de condities voldaan was, zoo vorderde Koning nog 1500 van hem. Reuvers was geheel in de war, ging naar Bok, die hem niet veel troost geeft. Vervolgens naar de Deurwaarder P. Koning, die Albert Koning bij zich ontbiedt en hem, terwijl hij 2 getuigen aan de deur zet, zoo krachtig toespreekt en hem zijn schelmerij verwijt, dat hij Koning zijne vorderingen varen laat en de 1700 gulden aan Reuvers uitbetaalt.

22 Mei 1876. Des avonds met Katrina naar August Keyser, aldaar jufvrouw Veenstra ontmoet uit Leijden, aldaar Albert Koning. Hij meent dat Dominee Bakels mooi praten heeft met te zeggen dat er nog eene school in Eijerland moet komen, wijl hij er zelf niet aan betaalt. Hij noemt het geldverspiling.

2 October 1877. Huisbezoek.
Bij Albert Koning koffij gedronken, veel gesprek. Hij toonde zich wel ingenomen met mijn bezoek. Het viel hem soms moeijelijk aan een Liefdevol Bestuur van alles te gelooven als hij dacht aan den ongelukkigen toestand waarin zijn vrouw verkeerde. Bij die herinnering gaf hij alle teekens van diep gevoel. Hij roemde haar karakter zeer, zelfs boven het zijne.
Gesprek over Pieter, die nu weer te huis in zijne zaken zal blijven. Deze sprak ervan dat hij tot het lidmaatschap van de Gemeente wenschte te komen. Koning herinnerde zich nog eene preek van mij, vele jaren geleden gehouden, over de achterlating van Jezus in Jeruzalem door zijne ouders, wat hij bijkans als eene onmogelijkheid beschouwde.

9 October 1877. Huisbezoek begonnen bij Sijbrand Eelman en des avonds geëindigd bij Adolf Keyser en vrouw in de Binnenburg, waar ik de familie Albert Koning en tante Chris aantrof.

4 February 1878. Geen Krans bij Post. Ik met Loman met de Inteekenlijst voor de Bewaarschool naar Ments 10 gulden, Kievit 10 gulden, Jane Dijksen, hier koffij gedronken, zij teekende 25 gulden. Ik beloofde spoedig eens te zullen wederkomen, wat zij bijzonder scheen te verlangen. Gister had Bok 20 en De Holl 10 gulden geteekend.
Albert Koning en Sijbrand Jansz Keyser waren niet te huis.

30 Mei 1879. Bij Simon Wilner en gezin. Ook hier regt genoeglijk een uurtje doorgebragt. Hij dient sedert ettelijke jaren bij Albert Koning en is best over dezen tevreden. Zijn vast weekloon is ‘t geheel jaar 7 gulden, bovendien heeft hij vrij wonen en een half varken en zoo ik meen 50 pond vet.

4 Juny 1879. Bij Albert Koning c.s. thee gedronken. Pieter heeft verleden donderdag zijn groot Mathesis examen gedaan tot aller groote vreugde. Gesprek over de geneeskunde en haar steeds gebrekkige resultaten, bij de groote resultaten der chirurgie. Koning hield het er voor dat de wetenschap eens alle bezwaar zou overwinnen, dat de Schepper van het Heelal voor alle kwalen der menschheid ook de middelen tot herstel gegeven zal hebben, al is het dat die eerst na verloop van eeuwen zullen worden gevonden. Hij spreekt met veel gevoel over de toestand van zijne vrouw na 7 jaar in Meerenberg nog altijd dezelfde.
Bij het heengaan trof het mij dat hij van allen bij wie ik tot dusver afscheidsbezoeken maakte de eerste was, die bij mijne afscheidsvisite behalve de gewone gelukwenschen ook zijn dank betuigde voor alles wat hij met de zijnen van mij Huizinga genooten had, waarin hij door zijne dochter Trijntje gevolgd werd.

25 Juny 1879. Gerrit Bakker bleef hier boterham eten tot half 1. Veel gesprek over de toekomst der Gemeente. Hij meent dat mijn gemis gevoeld zal worden. Hij kon soms niet slapen van de gedachte dat sommigen ligtzinnig spraken over God en Onsterfelijkheid, zooals Albert Koning die zijn twijfel aan het Godsbestuur krachtig had uitgesproken, want hoe zou het dan mogelijk zijn dat zijne vrouw al 7 jaar in Meerenberg moest verwijlen terwijl haar plaats in het huisgezin was. Koning had dit gezegd tegen Dominee Gelderman.


Terug naar de vorige bladzij