Ongelukken |
Nu Donderdag 3 April. Vanmiddag had ik haast een groot ongeluk gehad, ik wou het mes met mijn tanden open doen en toen sprong het in mijn lip en toen heeft Vader het heeft het er nog uit gehaald, maar nu is het weer beter. Maandag 2 Juny 1851. Gister hebben ik en Dirk en vader aan de Waal de kerke geweest en toen heb ik vader bij de deur gewagt en toen zouden wij net wegaan, maar toen haalde Dirk de Boer ons in met zijn wagen met een paard. En hij vroeg ons of meerijden wilden, hetgeen wij gaarne deden en toen wij reden begon het paard zoo te stijgeren en sloeg op het laast zijn eene achterpoot over het lamoen. Het kwam om dat hij te eerzuchtig was om dat hij de andere rijtuigen niet wilde laten voorbij gaan. En toen sprong Dirk de Boer er af en deed gelukkig de poot weder over het lamoen heen en toen kwamen wij zonder ongeluk te huis. uit Donderdag 12 September 1851. Op den tweede ougustus kwamen wij met het schip te Harlingen en toen heb ik een groot ongeluk gehad, maar het is nog goed afgeloopen. Ik speelde met een hondje dat aan den wal liep en toen wilde ik op het dek zitten gaan en toen docht ik dat daar een luik was, toen was daar het ruim en tuimelde ik van boven in het schip. Ik verschrikte wel erg en vader en moeder ook en toen leide ik mij te slapen, maar toen ik hoorde dat vader de stadt ingin wil ik graag mede en toen ging ik ook mede en toen ik en vader wandelden heb ik van de val niets meer gevoeld. Zaturdag 5 Maart 1853. Dirk is gisteren van de trap gevallen in het donker, doch gelukkig niet erg. Donderdag 29 Junij 1854. Vandaag is vader met Grietje en Menno naar het Oude Schild geweest om Tante, Sientje en Katrina te halen, doch op de terugkeer is de wagen omgevallen doch gelukkig tegen een dijkje aan. Donderdag 21 September 1854. Wij hebben vandaag een brief van Tante gekregen en Tante heeft een ongeluk gehad, want de giek van het jagt is op hare schouder gekregen. Dingsdag 3 Januarij 1855. Het heeft vandaag zeer hard gewaaid. Er is een gat in de Eendragt geslagen, ook is er bijna een gat aan het Oostereind en een groot stuk van de dijk is de Oost weggeslagen van wel zoolang als het het dorp de Waal. De burgemeester is er de geheele tijd bijgeweest en heeft de dijk met zeilen bedekt, vele menschen zijn ongerust en zijn na de hooge landen gevlugt. Van ons huis en de kerk zijn eenige pannen afgewaaid. |