Echte Texelaars |
3 February 1848. Dezen voormiddag dronk Vrendenberg hier koffij. Gesprek over Aalsmeer, waar hij denkt beroepen te worden (ik wacht nog vruchteloos op nader berigt uit Oudesluis). Hij verhaalt een staaltje hoe Texelaars tegen vreemden ingenomen zijn. Dekens, die hier nu zoveel jaren burger is geweest en door zijn huwelijk enz. geheel genaturaliseerd, heeft allen daarom bij de Bank van Leening niet gekregen dewijl hij van afkomst geen Texelaar is. 10 October 1852. Ik des avonds bij Nanning Kikkert, houder van de Bank van Leening. 15 Maart 1848. Des middags met Dominee Vrendenberg naar de Waal. Niemand van buitenaf kon het Texelsche volkskarakter recht beoordeelen. Hij meende dat het hier in de gemeente nooit regt goed zou worden. Het vraagboek van Boeles was slechts de stok geweest waarmede men wilde slaan. Hij meende dat ik mij wel moest bevlijtigen op getrouwe pligtsbetrachting, maar dat ik niet meenen moest mijne tegenpartij ooit te kunnen verbeteren. 22 Maart 1848. Dominee Doyes berigt dat hij in Mei zijn afscheid zal doen. Zijn familie stelt hem in staat om stil te leven in Overijssel. Hij had de lust er af, verlangde naar rust. Die afscheiding van de Oosters in 1842 had hem reeds zeer gekrenkt, daarbij kwamen nog onaangenaamheden in de Gemeente. Ik verzeker U, zeide hij, de Texelaars zijn stijfzinnig. 17 January 1850. Hij [Bok] kon geene woorden vinden om zijne verontwaardiging uit te drukken over het karakter dat de bevolking van Texel bij die stranding van de Agnes had geopenbaard en nu nog openbaarde. Dag en nacht waren er meer dan 300 man in de weer geweest om van t strand weg te steelen wat zij maar krijgen konden. Van de week hadden zij nog Gerbrand Dros van de Waal betrapt met een kar, een lading gestolen tabak en verfhout weghalende (waarover hij vrijdag in het verhoor genomen is). Het was onmogelijk een strand van 3 à 4 uur lengte te surveilleren, dat over die gehele lengte met dieven in de duinen op de loer leggende, bezet was, te meer daar hier geen garnizoen was en er op een tijd slechts één enkele politiedienaar te gebruiken was. En dan moest men hooren dat de fatsoenlijkste burgers den strandroof verdedigden. Zoo leerde men de onbegrijpelijke slechtheid der menschen kennen. Hij beklaagde de predikanten die voor zoodanige menschen nutteloos hun tijd en krachten besteedden. 12 July 1852. Departementsvergadering. Wij aldaar met ons zevenen, Bok en zoon, List, Brouwer en Wentink [neef Huizinga en hijzelf]. Zeer veel gesprek over hetgeen hier zou moeten gedaan worden om ons Departement aan zijn doel te doen beantwoorden. Ik geef te kennen dat alle hoop moet gevestigd worden op de bijzondere werkzaamheid der individueele leden. Bok meent dat alle pogingen te verbetering hier nutteloos zullen zijn. Wie geen Texelaar is behoeft hier geen hervorming te beproeven. Wentink wil de vergaderingen belangrijker maken. 14 July 1852. Johannes Bok valt zeer laag op de Texelaars, evenals zijn vader onlangs. Ik ga hem met bescheidenheid tekeer. 19 Augustus 1852. Bok is altijd bereid om lucht te geven aan zijn afkeer van de Texelaars. Hij verhaalt dat Albert Keyser deze middag zoo hevig op Dirk Leijen gescholden had ter zake van het bouwen van de studeerkamer. 22 April 1853. Des avonds de Heer Bok en Doctor Scheurleer hier, gelijk gewoonlijk veel gesprek over het karakter der Texelaars. Bok had hier in de eerste jaren veel genoegen gehad, toen alle de menschen die nu de toon gaven nog niet bestonden, of althans niet gerekend werden. 11 Juny 1853. Des namiddags bij den Burgemeester een bezoek gebragt om de verwijdering weg te nemen die in de laatste weken tuschen ons beiden bestond. Het geheele volgende gesprek toonde hoe hij zocht naar verontschuldiging, nogtans zeide hij het een en ander dat mij ook in het vervolg stoffe tot ernstig nadenken gaf, bijvoorbeeld dat ik hier vreemdeling was en altijd bleef, daar zij als Texelaars hier geboren waren, leefden en stierven. Ook oordeelde hij dat ik geen recht had om van mijn liefde tot de Gemeente te spreken. Zij, zij hadden liefde tot de Gemeente, want zij waren het zelve, die die Gemeente uitmaakten. 18 September 1854. Op den middag Dominee Lodeezen hier. Jan Bakker was gister toch niet bij hem aan het Avondmaal geweest. Lodeezen meent dat de Texelaars alle ondeugden nog wat erger hebben dan alle overigen (ik beweer dat hij te weinig ondervinding heeft om daarover zoo stout te kunnen spreken). Vooral ontucht, liegen, laster. Zij zouden geheel geen gevoel voor vriendschap hebben enz. 25 January 1855. Lodeezen had een brief van Ten Cate van Wormerveer, die hem polste of hij lust zou hebben om het beroep te Knollendam te aanvaarden. Hij gaf niet onduidelijk te kennen dat zijne vrouw inzonderheid heel weinig met Texel ophad en hij dus gaarne om harentwil elders wilde gaan. 6 July 1856. Jan Koning meende dat het niet noodig was door een Afschaffingsgenootschap te trachten de menschen hier beter te maken. Want de volmaaktheid werd toch nooit bereikt. En door te veel te willen zou men ligt achteruitgaan. De maatschappij hier op Texel was zoo goed als ergens, waar zou men het zóó vinden? Gelukkig Texel ontboezemde Marretje Jans Koning uit de volheid van haar hart. Was er hier ook nog ondeugd, dat zou en moest wel blijven. 18 Maart 1871. Sijbrand Pietersz Keyser verhaalt de ontmoeting met Dominee Bakker ten huize van Dominee Buisman, waarbij hij de Texelaars gruwelijk beleedigd had door te zeggen: Het is hier op Texel alles een verdomd gemeene boel!, waarvan Sijbrand toen het noodige gezegd had. 25 December 1877. Des namiddags Cornelis Keyser hier om mij mede te deelen den afloop der stemming hier en aan de Waal. Hij verhaalt mij dat Cornelis Kuiper Texel ging verlaten om zich te Bussum te vestigen tot uitoefening van eene Stalhouderij met 12 of 13 paarden voor den Heer P. Loman van Amsterdam. Zoo als Keyser niet onduidelijk liet opmerken was het vooral om onder het gezag van zijn schoonvader (den Baron) vandaan te komen. Hijzelf Cornelis Keyser verlangde er ook hard naar om van Texel af te komen, vooral naar eene plaats waar hij goede gelegenheid had om zijne kinderen te laten leeren. Met een kapitaal van 40.000 gulden kon men hier nog geen voldoend bestaan hebben. Hij had nogal wat op Texel tegen. Men heette er liberaal maar was erg bekrompen. |