Dirk Maas en Trijntje Mulder op het Ruige Landje

Dirk Hendriksz Maas (1819-1865) en Cornelia Willemsz Lely (1815-1880).
Hun kinderen waren Hendrik (1842-1926), Willem (1843-1927), Jan (1846-1892), Klaas (1849-1929), Pieter (1850-1936), Naantje (1853-1918) en Jannetje (1856-1857).

Jan Maas trouwde op 25 april 1872 met Jantje Huisman, dochter van Jacob Huisman (1803-1879) uit Oudeschild en Aagje Hin (1805-1874) van de Hoogeberg (Huis aan de Put).

Kinderen van Jan Maas en Jantje Huisman
Dirk Maas
(1873-1944), geboren in de Hal, overleden op Zandvrucht
Hij is overleden aan de Duinweg om 10.00 uur; aangifte overlijden op 27 september 1944 door Jan Maas, 42 jaar, landarbeider, wonende op Texel.

Aagje Maas (1876-1931), geboren in de Hal, overleden in Nieuwendam
Zij trouwde in 1898 met Klaas Simonsz Puiman (1874-1959), zoon van Simon Puiman en Catharina Slot. Kinderen Catharina, Jan, Simon Nico, x, Jannette, x, Dirk.
Piet Maas: Zeeman te paard. Ome Klaas Puiman had verkering met vaders zuster. Hij was schippersknecht. Zijn vader werkte in stalhouderij, daar kon hij een paard lenen en zo naar zijn meisje in Eierland gaan.
Nieuwendam.

Na de dood van Jan Maas hertrouwde Jantje Huisman op 12 oktober 1893 met arbeider Cornelis Jansz Schoenmaker (1859-1936) uit Waalenburg. De moeder van Cornelis was een nicht van Willem Mulder, de vader van Trijntje. Ze hadden dezelfde overgrootouders- hun grootvaders waren broers. Zij woonden in het boerderijtje ‘Molenkoog’ in het Gerritsland.

Advertenties in de Texelsche Courant:
4-3-1897 Heden overleed zacht en kalm, na voorzien te zijn van de laatste H.H. Sacramenten der stervenden, mijne geliefde echtgenoote en der kinderen zorgvolle moeder JANNETJE HUISMAN, in den ouderdom van 48 jaar. Allen, die de overledene gekend hebben, zullen beseffen wat wij in haar verliezen. C.J. SCHOENMAKER. D.J. MAAS A.J. MAAS
Gerritsland, Texel, 10 Maart 1897

18-3-1897 DANKBETUIGING De ondergeteekenden betuigen bij dezen hunnen welgemeenden dank voor de vele bewijzen van deelneming tijdens de ziekte, het overlijden en de teraardebestelling van hunne geliefde echtgenoote en moeder ondervonden.
C.J. SCHOENMAKER. D.J. MAAS A.J. MAAS
Gerritsland, Texel, 16 Maart 1897

27-10-1892 Loting Nationale Militie 62 Dirk Maas, Eenige Zoon

Cornelis Schoenmaker is overleden om 06.00 uur in het Armenhuis; aangifte overlijden op 4 april 1936 door Gerrit Sikkerlé, 56 jaar, armvader, wonende op Texel.

DIRK JANSZ MAAS
Zo kwam de moeder van Dirk Maas in het Gerritsland te wonen. Hij leerde daar Trijntje Mulder kennen, als familielid, buurmeisje of bij bezoeken aan de R.K. kerk in Den Burg. Het familieverhaal was dat hij lopend uit Eijerland kwam om haar te ontmoeten, wat waar kan zijn als hij daar achtergebleven was om te werken, terwijl zijn moeder met zijn zusje naar het Gerritsland ging. Hij was tegen die tijd al 20 jaar, oud genoeg om uit huis te gaan.

Eerste liefde was het niet
Tante Martje van ome Nic vertelde: Trijn Mulder had een zeeman, die was gaan varen. Als wraak had zij gezorgd met een ander getrouwd te zijn voor hij terug kwam. Wie die zeeman was is niet overgeleverd.
Simon Bakker: Dirk Maas had een oogje op Marretje Gieles, maar tegen Dirk Johan Bakker kon hij niet op. Ze werkten bij dezelfde boer (in Eierland?). Zij kwam uit een arm gezin in Den Hoorn, ze zal wel meid zijn geweest op de boerderij waar de beide Dirken werkten.
Dirk Johan vroeg haar het eerst. Ze zei meteen ja tegen hem. Ze trouwden in 1894.
Dus zo is het gekomen dat Dirk Maas ook niet met zijn eerste liefde trouwde. De families werden later verbonden toen de zoon van Dirk Johan trouwde met de dochter van Dirk.

Ruigelandje

Sigarenkoker van Dirk Maas, de ingekraste initialen zijn van zijn kameraden.

Piet heeft de leren sigarenkoker van vader Dirk Maas, uit zijn jonge jaren ± 1890. Ingekraste initialen van vrienden F K(alis) en P Z(ijm). Dirk had zelf zijn letters bij de anderen ingekrast.
Nu in bezit van de oudste zoon van zijn oudste dochter Joke Maas, die heet John van Latum.
Frans Pietersz Kalis (1875-1958) trouwde in 1899 met Rigtje Buijs uit De Cocksdorp. Later woonden zij in Den Helder. Pieter Lammertsz Zijm (1876-1959) trouwde in 1907 met Margaretha de Porto, een nichtje van de familie De Porto van de Ploegelanderweg.

Vader ging naar de kermis vanuit Eierland, met Kees en Wim de Graaf, lopend van Madura. Op klompen? Misschien schoenen.

TRIJNTJE WILLEMS MULDER
Catharina Mulder was geboren op 1 februari 1877 in een keet op het Ruige Landje aan de Westermient, ze is gestorven op 15 mei 1955 vlak bij haar ouderlijk huis, bij haar dochter Anne op de Smittenboerderij. Haar hele leven raakte ze niet veel verder dan anderhalve kilometer van haar geboortehuis verwijderd.
Haar ouders waren Willem Hendriksz Mulder (1838-1908) en Antje Jacobs Dijt (1837-1916). Er was een zusje, Johanna (1878-1951).
Willem woonde in de keet die zijn vader bouwde op het Ruige Landje, nadat hij de Worsteltent had verzopen en vergokt. Daar was Willem zelf geboren en ook zijn dochters. Toen die ‘meisjes’ waren, bouwde hij het stenen huisje, groot genoeg voor een echtpaar met twee dochters: een woonkamer met twee bedsteden.

Ruigelandje

Trijntje Mulder werkte als meid bij de Veegers aan de Westen.
Haar zusje Jannie ging uit naaien, met de naaimachine onder de arm.

TROUWEN

Ruigelandje

Kinderen van Dirk en Trijn
Jannetje (1899-1935) getrouwd in 1928 met Cornelis Ingenluiff
Willem (1900-1973) getrouwd in 1933 met Hendrika Maas
Jan (1902-1977) getrouwd in 1957 met Gertrud Anthonie Drach
Anna (1903-1963) getrouwd in 1932 met Cornelis Smit
Aagje (1904-1990) getrouwd in 1928 met Jan Cornelis Bakker
Jacob (1905-1981) getrouwd in 1932 met Marretje Bakker
Hendrik (1907-1948)
Dirk (1908-1990) getrouwd in 1935 met Maria Volkerdina Hin
Pieter (1910-2000) getrouwd in 1937 met Cornelia Zijm
Catharina (1912-1985) getrouwd in 1937 met Theo van Sambeek
Maria Johanna (1913-1939) getrouwd in 1935 met Cornelis Lemstra
Klaas (Nic) (1914-1983) getrouwd in 1940 met Martje Daalder
Cornelis (1917-1990) getrouwd in 1950 met Mies Diemer
Johanna (1919-201x) getrouwd in 1942 met Jacobus Helsloot en in 1979 met Jan Schuurman
Dora (1920-1990) getrouwd in 1942 met Simon Bakker

Ruigelandje

Na de geboorte van Nic op 31 december 1914 ging anderhalf jaar voorbij, waarin Trijn niet zwanger werd. Ze dacht dat ze in de overgang was, maar in de herfst van 1916 bleek dat toch niet zo te zijn. Cor kwam op 3 juni 1917. Dirk had een tijdje de bijnaam Dirk Dertien, maar toen de 14e en de 15e kwam sloeg dat nergens meer op.
Het is gebruikelijk om een inlegvel te geven als de beschikbare 12 regels vol zijn. Waren die op toen de ambtenaar de kleine Cornelis moest inschrijven? Dezelfde ambtenaar schreef Cor in als geboren in De Cocksdorp (daar was ook een Duinweg) en op de verkeerde datum.
En het is maar goed dat er niet nog een kindje kwam nadat Johanna en Dora er nog onder gepropt waren….

In het voorjaar komen de nieuwe lampies en een nieuw Maassie, zei vader Koorn.

Trijn zei: ik heb 15 kinders gehad ( in 20 jaar) en ik kan nergens over meepraten.
Nooit een complicatie in de zwangerschap, geen problemen bij de bevalling.

Ruigelandje


Huisnummers
Zoals opgegeven bij de geboorte van de kinderen met bijgevoegd gegevens uit het Boerderijenboek, waar men weliswaar een vooroorlogse huisnummering gebruikte, maar die anders was dan die ten tijde van de geboorte van de kinderen Maas. Men had rond 1930 de huisnummers weer eens veranderd, dat gebeurde wel meer.
1898 H 174 trouwerij
1899 H 190 Op Ruimte - HN 63 H 102 Jannie geboren
1900
1902 H 193A
1903 B 615 Catharinahoeve - BG 48 B 142 Anna geboren
1904 H 187 Maria-hoeve - HN 65 H 112
1905 H 188 St. Jozef - HN 64 H 118
1908 tot 1920 H 98 Ruuge Landje - HN 92 H 98
1924 Zandvrucht BG 42 B 144

Het RUIGE LANDJE aan de Westermient
Na het vertrek van Willem Mulder naar de Spreeuwenstichting, een R.K. armenwoning in de Molenstraat, woonde Jannie Mulder met haar gezin in het huisje. Al in 1908 overleed haar echtgenoot Simon de Porto aan tbc, en liet haar achter met 4 kinderen, geboren in 4 jaar.
Zij ging naar een armenhuisje in de Warmoesstraat. Nu kon de familie Maas op het Ruige Landje wonen. Het was al meteen veel te klein, maar het grote voordeel was dat ze er konden blijven en niet meer zo vaak hoefden te verhuizen.
Trijn zei eens tegen haar zus dat die het maar makkelijk had met 4 kinderen. Maar als de echtgenoot was blijven leven had ze er vast veel meer gehad. Jannie vond haar leven als weduwe niet zo prettig.

Grootmoeder Antje Dijt
Meijert Bakker en Willem Mulder waren neven en allebei doof.
Het nieuwtje op de buurt was de pas aangestelde boswachter Van de Craats. Dat was in 1910.
Hew jee al kukels? Zei de een.
Hiet ie zo? Zei de ander.

Opa Mulder was het evenbeeld van Jaap. Meijert Bakker van Hoog Koog zei: “Ze hadden jou Willem moeten noemen”.

Piet Maas over het verlies van de Worsteltent: Overgrootvader [Hendrik Mulder] was een grote boer- moeder wou er niet over praten. Ze had een vreselijke hekel aan kaarten.
Opa Mulder ging veel naar de markt, glaassie enz (spelen, kaarten).
Klaas Vaak (Mulder) in de Warmoesstraat was een neef van Moeder, de weduwe Rijk, Hendrika Mulder, nicht. Joppe en Tinus Rijk naaste familie.
Kinderen van Maarten Mulder en Antje Puiman, Trijntje, Klaas, Hendrika en Marretje, waren dat ook. Klaas was melkboer aan Den Burg.
Mulders waren vooral vrouwen.

Kap heeft moeder nooit gedragen, Antje Dijt wel. Door de week droeg ze een wit mutsje, zondags de Texelse kap, als het koud was met harseswarmer.

Marietje Bakker: Willem Mulder lag ziek in de bedstee, zij was met haar oma daar.

Ruigelandje

Antje Dijt

Aagje: Vader werkte bij Adolf Keijzer, kreeg f 18- per week. Dat geld werd op zondag betaald. Uitgeteld op tafel bij Ommoe Mulder. Die zei: Nu krijg ik er toch wel eentje, nu heb je zoveel! Dat had ze nog nooit gezien. Dat was voor 1916.
Toen Oppa en Ommoe pas aan den Burg in Spreeuwenhuissie woonden, gingen Anna en Aagje wel eens daar te slapen (vanwege de geboorte van een nieuwe baby?).
Zaten ze op de grond te spelen, zei hij er wat van. Ommoe zei: ze zitten toch zoet te spelen.

Piet: Antje Dijt. Ben ik wel eens geweest met moeder toen ik 6 (1916) was, ze lag in bed.

GEZICHT OP HET RUIGE LANDJE

Ruigelandje

Uitzicht vanaf de Fonteinsnol, aan de horizon Den Burg

Het Ruige Landje was eigendom van de Westerbuurt. Het werd elk jaar verhuurd, net als een ander stuk land en de wegbermen van de buurt. Het deel waar het huisje stond was de Tuin.
Er is een Burenboek bewaard met de rekeningen van die verhuring vanaf 1875 tot 1926. In dat jaar gingen de buurten op in de Gemeenschappelijk polders. Het boek bleef liggen bij Smit op de Worsteltent, omdat Gerrit Smit de laatste secretaris was.
In 1875 werd het Ruigeland verhuurd aan Jan Dirksz Witte voor f 41- en het ‘Westelijk gedeelte Ruigeland’ of ook wel ‘Tuintje’ aan Willem Mulder voor f 5-
In 1808 werd de huur voor de Tuin verhoogd tot f 8- toen Simon de Porto huurder werd: ‘Ondergrond van ’t huis en erf en voor en achtertuin aan S. du Porto voor 3 jaren en per jaar f 8,00’. In 1909 was hij ook de huurder, daarna was dat Dirk Maas. Simon was doodgegaan halverwege de pachtperiode, Dirk nam de pacht over. Het bedrag bleef onveranderd tot 1925.

Dirk verdiende af en toe nog wat met het werk voor de Buren:
1905 voor wegsleghten f 5,62 en wegsleghten 5 dagen f 5,50
1906 2 1/2 dag f 3,75
1909 greppele ruigeweitje en slegten 2,75
1910 3.12.1/2
1911 een dag kunstmestrooije
1912 arbeidsloon 3,75
1917 arbeidsloon voor slooten op het Zodenland 13,50
1920 volgens rekening van D. Maas f 10,-
1921 betaald voor sloten f 5,20 en voor het slegten der wegen 8 2/3 dag f 4- per dag
en 10 zegels f 36-
1922 paal geleverd en gezet Ruigeland f 0,75
1923 slootwerk Ruigelandje f 17,70 en J. Maas voor het slechten op de wegen f 22,-
1924 en 1925 H. Maas Dz wegen slechten 8 dagen a 1,75 plus zegel 14,60
J. Maas en G. Schrama slechten op Jan Aaiesweg 5 _ dag à 3,50 19.25, 2 dagen f 7-,
1 dag f 3,50 en Jacob Maas 2 dagen f 7-

Slechten is het egaliseren van zandwegen en landerijen.

Ruigelandje

Van rechts naar links het Ruige Landje, rechts daarachter de Catharinahoeve, links de Worsteltent, daarachter Ruimzicht van Veeger met het oude voorhuis aan de weg, links daarvan Hoog Koog, dan Zandvrucht, de Betwiste Rust en heel in de verte Hermanshoeve.

Waar nu het zomerhuis staat was een schuurtje met helm op dak en zooien vastgelegd, door Dirk Maas gebouwd of nog eerder. Misschien het restant van de ouwe keet van grootvader?

Arie Koopman: Dirk Maas had de schuur daar gebouwd, veel duigen erin verwerkt. Complete pakken gejut. Kippenhokken.

Een plaggenhut op Ruige Landje, daar had Cor Maas nooit van gehoord, maar er waren er verscheidene tot aan De Koog, een schutting van juthout aan de binnenkant, met zoden ertegen aan, je had zo een dikke isolerende wand. Hoog gezet geen last van grondwater.
Niet zo gek, goed te verwarmen, de mensen waren toen niet achterlijk.

Aagje: In het Bosje dat recht het land in steekt, daar zette vader lijsterstrikken, driehoekig ijzerdraadje in de lijsterbessen, met paardenhaar, dubbeltje per stuk- Vlessing was er gek op, specialiteit, die verkocht dat in Amsterdam. Zoiets werd niet door hun zelf opgegeten.

Jan Drijver (Texel het Vogeleiland): ‘Vroeger werden in ieder bosje zg ‘boogjes’ uitgehangen, driehoekig gebogen wilgetakken, voorzien van 2 of meer paardeharen strikken en gespijsd met lijsterbessen. Dat bedrijf begon in october en duurde officieel tot de laatste december. In de practijk kwam het er echter op neer, dat de vangst reeds tegen het eind van november afliep, omdat er dan nagenoeg geen buit meer te halen viel’.
In 1912 werd dat vogels vangen verboden (Vogelwet), wat voor Dirk Maas jammer was, er viel een mooie bijverdienste weg.

Ruigelandje

Tegel gevonden bij het Ruige Landje

Toen Aagje Maas 4 was kwamen ze naar het kleine huisje vanaf de Westen, ouwe St. Jozef. Aag en ome Jaap op de wagen met verhuisspullen, moeder met de kleine Dirk op de arm lopend door het land, de kortste weg.

Dirk: Hij was op St. Jozef geboren, als baby verhuisd naar Ruige Landje, recht over het land op moeders arm, over sloot met plank.

Aan weerskanten van raam stond een paarse sering, en onder het raam tijgerlelies.
In kamer schouw met tegeltjes met paardje en koeien.

HUISHOUDEN
Burgemeester van Texel Loman in een rapport aan Gedeputeerde Staten:
‘De levenswijze der arbeiders is hoogst eenvoudig. De vrouwen zijn huiselijk, zindelijk en zéér zuinig. De woning bestaat uit een vertrek, van kasten en bedsteden voorzien, dat als woon- en slaapvertrek dienst doet en waarachter een kleine keuken is. Als er veel kinderen zijn slapen deze doorgaans op zolder.
Het eten is gezond en vrij goed. Het bestaat uit: erwten, bruine boonen, gort, rijst, meel en melkkost, brood, beschuit, roggebrood en weinig aardappelen; spek niet geregeld en vleesch bij uitzondering genuttigd. Het laatste alleen als het zeer goedkoop is, doordien een schaap is verdronken of een koe een poot heeft gebroken’.
Loman berekende dat voor een gewoon, vlijtig en oppassend en gezond gezin de inkomsten per jaar f 330- waren en de uitgaven aan eten en noodzakelijke kosten f 290. De rest was dan voor kleren en tabak. Maar moest er geen huur betaald worden? En waren er geen andere kosten? Dan is het bedrag structureel te weinig. Van sparen kon geen sprake zijn.
Hij rekende een loon van 6- per week en voor uitgaven f 5,59. Maar voor de ‘losse’ arbeider lag het niet zo mooi, schreef hij ook: gedurende de winter valt er weinig te doen en dat duurt tot in het voorjaar. Dirk Maas was een los werkman, die lang niet altijd werk had. Dat betekende armoede vanaf het begin.

Dirk: Leven- je kan het je niet voorstellen- Armoed en ellende, niks kon er en der was niks.
Annie Smit: Anne wilde niet over vroeger praten, het was zó arm.

Als vrouw alleen zijnde zonder hulp moest je de was doen, schoonmaken, brood bakken, pap koken, stoppen, breien, naaien, verstellen. Sajet sleet snel in klompen.

Zoveel werk- hout stoken, turf, petrolielamp, elke dag schoonmaken, vanwege het walmen.
Eerst had ze een mat op de kale vloer (tegels zo op de grond, of daar planken er overheen?), later zeil en een mat. Veel vuil kwam van lamp en kachel. Alle dagen vegen, mat opnemen, theebladeren strooien, dat nam het stof op en dan stoof het niet zo.

Op vrijdag alles kloppen en dweilen. Later dachten de dochters- wat een zwaar werk. Toch neuriede ze vaak een liedje bij het werken. Ze had het wel naar haar zin. Ondanks alles was ze vrolijk, maakte grapjes met de kinderen. Gek met kinderen.
Piet: moeder ging alle dagen door als een machine, om 5 uur present.
Corrie: Ze had ook weinig slaap nodig. Toen ik bij jullie kwam zat ze soms in te dutten boven haar breiwerk, maar daarna was ze weer helemaal wakker.

Aagje: Wat er nodig was kwam er altijd.
Gratis was hout, putwater, eten groenten, aardappelen, bessen, zwarte, rooie, aardbeien, frambozen.
Kopen: kruidenierswaren. Arie Maas van de Koog kwam venten, 1 of 2 keer per week. Soms ook brood. Meel.
Arie Maas [de kruidenier] was een leuk mannetje. Kwam altijd bij dezelfde mensen. Hij zei: “Hier is Arie Maas met gist en of je verder nog wat wist”.

Piet was het eerste jaar nadat hij van school kwam ‘Moeders knechie’. Hij was een klein zwak kereltje, wou niet meer naar school. Deed klusjes voor moeder, kippen voeren, boodschappen doen. Pas na lang aandringen ging hij bij de boer voor 1 gulden van 6 uur tot ’s avonds in de Hemmer stiekels hakken, moederziel alleen, en in de oogst helpen.
Zo’n knechie was handig, maar als hij geld kon verdienen had moeder meer aan hem.

Ruigelandje

Boodschappen, moeder ging zelden zelf naar het dorp, gaf lijstje mee met Ouwe Miggel met de paardekar. Hierboven is zijn huisje te zien, op het land ‘de Waaghals’ aan de Okusweg. De man op de kar is iemand anders, maar het geeft een goed beeld.
Michiel Dirksz Witte (1858-1924) was vrijgezel, buurman en huisvriend.

Zaterdags werk voor de kinderen: ’s middags geen school, dan konden ze het bestek schuren met zand en soda. Wij aten allemaal van ons eigen bordje en bestek. Bank onder raam. De rest op stoelen, plank erover, dan pasten er meer op.
Moeder kon heel goed koken, maakte werk van netjes eten, niet veel praten onder eten.

Ruigelandje

Trijn met Jopie en Doortje, rond 1921, foto gemaakt door Jonker van het Mienthuis


SLAPEN
Er waren twee bedsteden in de kamer, een voor vader en moeder en de andere voor de kleine meisjes. Cor en Nic sliepen in de keuken in een kleine bedstee, de rest op zolder- Willem, Jan, Jaap, Hein, Dirk en Piet. De oudere meisjes waren al jong uit huis- daar was ook geen plaats voor.
Zolder: winters mochten ze binnendoor, zomers buitenom naar bed. Ladder stond bij het zolderraam. Die stond ’s winters in het keukentje in de weg.

Maarten Stoepker: Ome Jaap vertelde: Je hoefde ’s ochtends niet de sneeuw van je af te schudden, maar het was er niet vrij van.

Slapen op het Ruige Landje: Ome Jan zei: als je wat laat thuus kwam stonden de pannen al rechtop. Dakpannen, met de tonen van de gebroeders deur het dak.

Piet: Bij Maas lagen de pannen los op het dak, konden de jongens hun tenen doorsteken als ze in bed lagen op de zolder. Strozakken op de lange regel.
Nic zei: Als er weer eentje sliep zetten we hem rechtop in de hoek, dan kon de volgende gaan liggen.

ETEN
Eten koken, enorme hoeveelheden.
In het Huussie was een open haard met ketel. Ketting rookte zwart van het stoken, de kinderen moesten af en te de ketting schuren (anders zou roet in het eten kunnen vallen).
Moeder Maas kon heerlijk koken, zeiden ome Kobus en tante Corrie.
Moeder vroeg op, 5 uur? 6 uur was laat.
Piet: Grote jongens moesten om 7 uur beginnen te werken. Scheelde waar ze zaten. Moeder snee het brood, voor de borst, plank was niks. Stikkezak werd de avond tevoren door moeder klaargemaakt, 10 tot 12 sneden de man. ’s Ochtends, ze hadden de hele nacht niks gehad. ’s Ochtend brood met spek, 5 per man, nooit met lege maag de deur uit.

Veel, 5 of 6, kinderen gingen om 7 uur de deur uit, vader ging ook op tijd te werk en dan waren alleen de kleintjes over. Moeder had overdag redelijk de handen vrij.
Ze had nooit niks te doen.
Bakte alle dagen 2 broden. Hete as, broodblikken met deksels, geglommen briketten eroverheen, rondom, dan werd het brood gestoofd, niet gebakken.
Open haard, ketting, hangijzer op open vuur, kachel, oliestel, veel werk.
Havermout (loop der tijd). Als er te weinig brood was, maakte moeder apart brood in braadpan op peteroliestel. Traktatie.

En: er was altijd kaas op tafel- schuifkaas, werd van bord naar bord geschoven, maar je mocht er niet van eten.
“Ieder beessie neemt sien vet mee”, zeiden ze bij Maas, als er iets in het eten zat.
Altijd goed te eten. Verschillende soorten pap op tafel voor verschillende smaken.
Elke ochtend pan havermout. Kerels stikkezak voor overdag.
Rooie biet met boter en azijn. Grofmeelpap voor de kleintjes.
Altijd voldoende. In oorlog wel eens krap.
Cor: Arie Maas bracht wel eens een paar broden mee, maar dat was niks, harmonicabrood, dat kneep je zo in elkaar.
Joop en Door vonden zichzelf niet verwend, ze mochten pas weg na schooltijd als boontjes afgehaald en piepers klaar waren.

WATER
Al het water voor het eten kwam uit kolk bij de weg. Harstikke best kolkie. Droogde helaas uit na bosaanleg. Wijnvat 1000 l gekocht en koolstoffilter met kraantje eraan. SBB groef toen nieuw kolkie vlak bij de ingang van het huis, maar daar was niet zulk goed water.
Om te wassen namen water uit het slootje, altijd schoon en helder. Kinderen wassen: achter mekaar in de tobbe. Regenton.
1990 Dirk: Wassen elke week, in de keuken, op een rij, ze hoefden niet bloot klaar te staan, jongens en meisjes apart. Een paar tobbes, grote ketel water uit kolkie boven vuur. Puur, met kikkers en watervlooien.
Cor: Water: er was nog geen put, maar een kolkie. Hij had gehoord dat er verderop een beter kolkie was. Verhaal over 2 kolkies van Dirk. Cor: daar zaten zeker betere kikkers in.
Later was er wel een put geslagen, na hun vertrek.

BRANDHOUT
Van het strand.
Stookhok. Water koken voor de was en in de hete as brood bakken. Hok apart vanwege de hitte. Brood in extra grote blikken. Ham en worst, zo heerlijk, zelfgerookt in de schoorsteen.

In oorlog 14-18 moesten de kinderen de onderste takken van de bomen afbreken als brandhout, brandhout zoeken. Ze scharrelden in het bos, verzamelden spanen van het houthakken voor de kachel.

SANITAIR
Grote jongens sliepen op de zolder. Grote emmer om ’s nachts in te plassen. Moeder had de grootste maat nachtspiegel gekocht. Jaap zei: “Jongens doe je best, hij moet vol”. Dat lukte, tot de rand. Ze moesten de inhoud overhevelen in een emmer, kon zo niet weggehaald worden. Dan maar meteen in een emmer.

Sanitair. Pleetje met emmer. De jongens zochten een boom, zo het uitkwam. Daarom zijn de bomen in die buurt zo goed gegroeid.

Mesthok. Alle uitwerpselen in hok, een vierkant van tuinwallen. Later ging dat over de tuin.

WAS
Wassen en drogen onder afdakje, misschien in de schuur. Drogen door aan de lijn te wapperen, of anders aan houten hekje om de kachel. Dat werkgoed kon je niet eens wringen, manchester en pilo. Alles ging met ellebogenstoom.

Bij het Ruige Landje haalden ze water uit de kolk, rauwe handen van het sjouwen met water. Geen wanten. Voor schooltijd zoveel mogelijk water klaarzetten, voor de was.

Je deed de was voor een ander als het nodig was (Guurtje Bakker had niet veel gemerkt van die onderlinge hulp toen haar moeder in het ziekenhuis lag).

Aag heeft van haar eerste jaargeld een wasmachine voor moeder gekocht, dat kostte f 40-

KLEREN
Kleren 2 1/2 stel per persoon. Losse grote linnenkast, propvol. Alles meteen wassen.

Voor zondags schoenen en rijglaarsjes, knap naar de kerk. Rond 12 uur waren ze thuis, dan deden ze andere kleren aan. Tussenkleren, niet erg oud.
Jongens gingen veel meteen het bos in.

Niet strijken wegens gevaar van brandplekken, het strijkijzer werd verhit met kooltje vuur, dus liever niet. Lakens en slopen opvouwen, en er op zitten. De slopen hadden strikjes, daar moesten de meisjes muizetrappetjes van vouwen, dan was het weer netjes. Oog voor detail.

Kees van Lotje [Lemstra] zijn fiets was een mooi stukkie lichter als hij bij ons was geweest.
Jongens van Vlessing ook, met paard en wagen. 2 broers, een in textiel en 1 in ongeregelde goederen (Waalderstraat). Vader van Sam Vlessing, beroemde pianist en muzikant.

BEVALLINGEN
Cor Witte: Trijn Mulder had geen enkel privelege (nooit iets privé, bedoelde hij). Bedstede was wel warm. Je kon er niet in liggen. Hoe de dokter erbij kon bij bevalling? Je snapt niet hoe ze leefden.

Katrien Hoogenbosch: over de familie Maas in oud huissie. “Het is weer zo ver, we krijgen weer een broertje of zusje”, zei Jan. Hij kwam dan de zenuwendruppels halen voor z’n moeder (valeriaan) bij Hoogenbosch.

Tante Aag had aan Joop verteld: ome Nic moest in 1914 geboren worden. Oorlog.
Moeder had een stuk kaars bewaard voor bij de bevalling.
Daarbij kwam Jaantjepeet als baker, die was familie van de man van tante Jannie (Jantje Krijnen, moeder van de gebroeders de Porto, dus de schoonmoeder van Jannie).
Kwam de dokter bij een bevalling? Volgens Aag wel. Joop kan dat niet controleren.

Voordat het bos groeide waren er geen hoge bomen, dus legde men als teken dat de mannen naar huis moesten komen,een sjouw op het dak, ook als de vroedvrouw moest komen. Ook kon moeder een van de kinderen dwars over de Mient over het paadje sturen.
Bij een van de jongste kinderen had moeder een zweer in de borst, daar moest zemelenpap op in een doek, om te broeien.
Ze stond na 4 dagen alweer achter de wastobbe, met zweer en al. Het werk moest door.
Piet Hoogenbosch: Ze was zo sterk als een bruine beer.

KERK
Piet: Naar de kerk voor schooltijd, 8 uur. Nuchter. Dan had je later lekker trek. Vasten is tweeledig. Het is goed voor je body en voor je portemonnee.

Bijbel- ik heb nooit een bijbel gezien, zei Piet. Het geloof, dat waren regels waar je je aan hield. Ouderen gingen naar de zangvereniging. Piet had er geen tijd voor.
Corrie: Je ging er op om van huis weg te kunnen.
Jongelingenvereniging. Daar waren Jaap, Hein en Dirk bij. Je leerde er nog wat, zoals handvaardigheid. Jaap deed houtsnijwerk (verder deed alleen Cor dat).

H. Franciscus was lekenorganisatie, eeuwigdurende aanbidding elk half uur, elke 1e vrijdag van de maand naar de kerk hoort er ook bij.

Geen Maas in klooster, nooit over gehoord, nooit over geprakkizeerd. Piet kan zich wel goed indenken dat Marietje van de Kapberg het klooster is ingegaan. Hij weet niet hoe dat bij andere families ging. Bij hun is er nooit over gesproken. Moeder vond het zonde.

SCHOOL
Kinderen naar school op tijd de deur uit, stonden voor 8 uur startklaar. Boodschappenlijstje mee. Lopend naar school, over Rozendijk tot bij Veeger, door het land naar Akenbuurt, kwamen bij (ingestort) boetje op Westerweg, die was verhard. Van gemeentewege plank met leuning over sloten in landpaadjes.
Verzamelen op de Westerweg, ± 8 kinderen van Hendrik Kuup/Kuip van St. Jozeph, Hopman, Zijm (jonger), 3 van Huisman (Freek en Kees), Bakker van tegenover Weltevreden (ouder) Dirk, Kees, Piet, Corrie. Kikkert en Koorn waren protestant. Eventuele ruzie gebeurde aan Den Burg, nooit onderweg. Klompen vlogen door de lucht.

Ruigelandje

Jozefschool 1910

Aagje ging in 1910 naar school. Ze zit op de foto naast het meisje met de witte jurk op de tweede rij van voren. Rechts naast haar Anne. Achteraan links in de hoek Jannie, voor haar op de tweede rij van boven Willem, Jan op de derde rij tweede van links.
Klompen in de gang, op sokken in de klas.
Ze had graag door willen leren, maar er was geen (RK) ULO school op Texel. Het gebrek aan vervolgonderwijs was de voornaamste reden voor de familie Min om Texel te verlaten.

Theo Timmer, verhaal van Guurtje Bakker: Meester Willemse deelde op zijn verjaardag sinaasappels uit, die zagen ze anders nooit.
Hardlopend van de Dennen naar school, waren daar op tijd. Dan bleven ze achter een tuinwal wachten, want ze mochten te laat komen.

Onderweg drinken uit melkbussen, stonden langs de weg, wei kwam terug voor de varkens, rivella. Melk kostte ook niets toen, ging heel anders dan nu. Bussen op wagentje, kuilen in de weg, vloog wel eens een deksel af. Kuup van St. Jozef was melkrijder, gebrekkig.

Ruigelandje

Jozefschool 1914, Jan rechts op de achterste rij, Jaap is de middelste jongen van de een na achterste rij. In de middelste rij staan Anne en Aagje als derde en vierde van links (krullen).
Dan nog rechts zittend op de tweede rij van voren Hein en Dirk.

Ome Jaap zei: Het was best gezond, op weg naar school een plak koolraap om op te knabbelen.

Brood mee naar school, opeten bij Ommoe Mulder in de Molenstraat, tot 1916.
Als ze geen brood genoeg had, haalde ze bij bakker Zoetelief in de Molenstraat brood, om dat bij Ommoe op te eten.
Naar school 3 kwartier lopen, een keer over een sloot springen. Recht over land tot halverwege Smitsweg. Met mooi weer over de slootjes. Tegenover Operen over landpaadje achter Rozenburg.

Als meester wat vertelde en er later naar vroeg, wisten de Mazen 9 van de 10 keer het antwoord, zei meester. Goed geheugen.

Kinderen bleven op school over. In oorlog 14-18 broodschaarste. Jaap, Hein, Dirk en Piet kwamen tussen 12 en 2 thuis eten en dan weer terug. Je had alweer honger als je terug op school was. Piet was 6 jaar, ging overblijven bij tante Jannie in de Warmoesstraat.

Als er bij de Lindehoeve (Veeger) een witte vlag uithing was dat een teken dat de kinderen Maas een boodschap moesten doen voor Veeger. Ze kwamen er toch langs.
Moeder Veeger, Agatha Schraag, kwam nooit naar buiten om de boodschap aan te pakken, dat deden haar kinderen. Ze hadden er daar 13.

Jaap zei: Je moet ’s ochtends koppiestied eten zoveel als je lust, middags zoveel als je hebt, en zorgen dat je niks overhoud, anders denkt moeder dat je ziek bent.

HUISDIEREN
Hadden ze dieren?
Piet: Katten, elk jaar nieuwe. Hondje, vullisbakkie, had 2 jonkies, daar speelden Joop en Door mee, in het poppenwagentje, met kleertjes aan. Het ouwe hondje is later doodgegaan, een jong gehouden, het andere naar Willem (Zijm) van Antje op Driehuizen, vriend van Hein. Was een keffertje, klein licht/bont. Blafte naar Corrie.
Later een kleine herdershond van Maarten Veeger, Blackie, vrouwtje, haar zoon was de grote zwarte Bello. Altijd honden gehad.

SPELEN EN SPEELGOED
Speelgoed: klok en hamerspel, boerenschroom, dobbelsteen, dambord, kwartetachtig spel. Blokken. Kinderboek van Gulliver.
Lopend met hoepel naar school of touwtjespringen. Spelletjes op schoolplein.
Met Sinterklaas mandje zetten, daarin vonden ze een taaipoppie of soms speelgoedje.

Speelgoed? Karretje, kruiwagen, zelfgemaakt.
Sinterklaas: taai, speculaas, pepermoppen, allemaal een taaitje.
Jarig? Werd helemaal vergeten.

Speelgoed? Zelfgemaakte kruiwagens, blokjes, karretjes. Vader maakte ze goed, had goed hout, van de Grote Leverancier.
Eigengemaakt, boerenwagentje, poppenkeukentje. Moeder kocht wel wat voor Sinterklaas. De Minister in de Warmoesstraat had een kleine bazaar. Sinterklaastafel naast bioscoop. Rijdende bazaar. Kleine dingetjes, vlechtmatjes, kralen, kleurboekjes, blokkendoos (omkeerpuzzelblokjes), bouwdoos (kasteeltje).
Vader timmerde veel, houtresten waren voor de kinderen.
Joop en Door hadden een gekochte poppewagen, gekocht door de oudste zussen, die zelf nooit zoiets hadden gehad.

Ruigelandje

’s Avonds spelletjes halma. Moeder hield niet van kaarten. Al gauw 10 personen in de kamer, hoe deden ze dat? Ze konden allemaal zitten.
Ome Jan was veel bij De Porto, lange pijpen roken. Ook bij ouwe Miggel.

Ze waren veel buiten, indien op tijd thuis, gingen na schooltijd nog naar strand of bos om brandhout. De kippen scharrelden rond, eieren zoeken in het bos. Rommelen in de tuin.

Binnen bij heel slecht weer en om te eten en te slapen. Binnen gezellig erwten lezen.

Er was geen gevaar voor kinderen, weinig sloten en die stonden zomers vaak droog.
Heintjevaar in het kolkie, Tientoner in het bos.

Geweldig leven als kinderen, zo vrij in het bos.

Bij de familie Maas waren de jongens zoveel mogelijk buiten, ook bij regen. Als het moest zaten er een paar onder tafel en een paar in de bedstee. Huis te klein voor zulk weer.

Je ging niet echt met elkaar spelen na school, niet met vriendje mee naar huis.
Wel zaterdagmiddag met alle jongens van de buurt het bos in, dennenappels zoeken, of naar het strand. Bakkertjes hadden ander paadje.

Guttenperger balletjes (guttapercha) keihard van buiten en opgerold elastiek van binnen. Uitspannen op het landje, honderden meters, gaf een gierend geluid. Hele goeie stuiterballetjes. We waren nooit zonder elastiek. Piet heeft zich altijd afgevraagd waar ze voor waren. Zo breed als postelastiek, maar dunner.
We vonden ook wel eens tennisballetjes, van die grote luxeschepen.

Schaatsen: in bosje van Broere, tocht bij St. Joseph en op ondergelopen land. Dennen: achter huis op slootje. richting tocht achter Driehuizen langs, heel stel schaatsers, groot en klein met krulijzers. Vader Maas had echte friese doorlopers.
Elemert was ook nat, daar is de ijsbaan aangelegd.

Piet: Thijsse heeft ons nog eens tot stilte gemaand. Jongens wees stil, luister, we zoeken een vogel. Wat voor vogels? Zo groot als een lijster, maar dan geel. Een tjakker, meester!
Wij waren aan het spelen bij het Driehoekie, bij de Fonteinsnol, daar was een Wielewaal gezien. Een gele liester. De jongens vonden het belachelijk om naar zo’n feugeltje te kieken.
De heren hebben hem wel gezien.
Hele buurt speelde daar, Mazen, Bakkertjes, Kikkert, Kuip, Huisman, heel gewoon als er 20 jongens bij elkaar waren. Als jonge kinderen al, zondags van groot tot klein, verzamelpunt bij Fonteinsnol.

Thijsse vond Mient Tooverland. Piet: bewoners vonden er niks aan, denk ik.
Geiten op de Mient. Trijntje en Jantje Mulder gingen die ’s avonds ophalen, kwamen doornat thuis. Natte Vlak, Ouwe Kooi, Biesbosch, stonden in de winter blank.

Ruzie van kinderen Maas onder elkaar? Moeder had een vreselijke hekel aan heibel. Als je saggerijnig was kreeg je een paar flinke meppen. Als ze aanliep kreeg je klappen met wat ze te pakken kon krijgen, pook. Harde hand, orde. Jong geleerd om lief te zijn. Anders kan dat niet in zo’n groot gezin.
Geen ruzie aan tafel, je kon mekaar niet knijpen want je zat klem. Meteen een mep. In de kiem smoren.

BIJVOEDING
Jongens van Maas zaten bij ouwe Jan Boon in de aardbeien.

Piet en Nic spraken over bijvoeding. Verrek, kwam jij der ook?
Fruittuin van Van de Craats, hoge hekken
Tuin Staatskeet
Pastoorstuin met suikerperen van een kilo per stuk, over het dak van de paardestal
Bij landpaadje over Rozenburg heen stonden lekkere Dirkiesperen
Rondje om den Burg
Terug langs Kogerweg, Hermanshoeve. De Boogerd mocht je niet in, daar was altijd volk
Driehuizen, Ricus Maas
Aardbeien bij Van der Slikke (Nauta)
Tuin van Jonker
Aardbeien van Jan Boon

Piet vertelde: de eerste toeristen waren vogeltjesmensen. Zaten op het bankie bij hoek Ploegelanderweg-Rozendijk en ook bij Bosch en Duin. Appelschillen en pindadoppen leven achter. Dat werd na vertrek van gasten nagekeken op eetbare waar. Afstand bewaren, net als de hyena’s. Je was jong en je lustte alles.

Appels van de buren uit de tuin (boswachter Van de Craats en Jonker) flinke sprong over slootje. Over Jonkers hek klimmen en terug was moeilijker.

Papaverzaad ging naar de fabrieken, werd uitgeperst. Kinderen op weg naar school kauwden de koppen, werden licht verheugd en bij te veel slaperig. Mooi gezicht, rood/roze gloed op het land. Het werd afgeraden ervan te eten.

Waarom er geen hazelnoten groeien aan de Rozendijk:
± 1918 Bos tussen Rozendijk en Dunningsweg was gedund, werd bezaaid met eikels, beukenootjes, hazelnoten door opa Kok van Jaap Kok van het Gerritsland. Die ging koffie drinken bij Maas. Jongens gingen na waar hij gezaaid had. Eikels en beukenootjes lustten wij niet, hazelnoten wel. Zodoende groeien er geen hazelaars daar.
Ze namen ook een handvol uit de zak,
Later waarschijnlijk beuken geplant. Het duurde te lang voor ze opkwamen.

Kaasjeskruid, daar speelde je mee, vadertje en moedertje, koken en ook opeten. Scharrelen om aan de kost te komen. Altijd trek. Aardbeienroof, Operen, omweg naar school om ze te plukken, tussen 12 en 14 uur een ommetje rond Den Burg, of naar Driehuizen, waar een aardbeienveld was. Die mensen waren om die tijd binnen aan de maaltijd.
Piet v/d Slikke teelde komkommers en bloemkool tegenover huis van Nauta. Piet had in die tijd zoveel komkommer gegeten dat hij het nooit meer lustte. Zo bleven we op peil.
Herfstdag- herfstraapjes op het land, witte en groenkraagjes (die waren het lekkerst). Zowel rauw als gekookt eetbaar. Die raapjes werden gezaaid als groenbemesting na de oogst, eerst de stoppelploeg erdoor, een deel voor het vee, de rest werd ondergeploegd.

WERK van DIRK MAAS
Hij was los arbeider, boerentimmerman, kon alles, spitten, maaien, zichten. In het begin deed men alles met de hand, later kwam de dorsmachine.

Brievenboek Min
N 144 25-11-1900. Hiermede neem ik de vrijheid UEd beleefd te verzoeken zoo mogelijk het graven van de tochtsloot in de polder Gerritsland, onderhandsch aanbesteed aan S. du Porto en D. Maas, op te dragen aan D. Maas alleen, omdat deze man thans geen werk heeft en Du Porto voor eerst volgende noch geen tijd heeft, en het in ’t belang van de kwekerij op de Staatsmientgronden is, dat het water vrij kan doorstromen en aangezien het werk toch reeds is aanbesteed, kan dit volgens mijn bescheiden mening geen bezwaar voor het Waterschap opleveren.

Voorstel van Boschwachter Min om Dirk Maas te benoemen tot vaste arbeider bij SBB
N 152 betreffende het aannemen van Vaste arbeiders 12-12-1900
Aan de Heer Inspecteur der Staatsbosschen enz te Utrecht
Naar aanleiding van UEdgestr’s missive van 6 December jl. No 930, betreffende arbeiders uitbetalen bij ongevallen, zou ik UEdgestr willen voorstellen om een paar arbeiders, Vader en Zoon, genaamd C. Bakker en W. Bakker Czn resp. 49 en 23 jaren, te willen aannemen, dit zijn arbeiders uitstekend op de hoogte met landwerk en wonen thans bij de Ontginningen, en zouden heel graag op Staatsgronden wonen; benevens Dirk Maas Jzn, oud 29 Jaren, een flink arbeider, die ook naast bij de Ontginningen is komen wonen.
C. Bakker en Maas zouden direct bij het begin der werkzaamheden en W. Bakker in Maart 1901 in dienst willen treden, met het oog op de Schaarste van arbeiders, en van de verre afstanden van arbeiders uit den Hoorn in ’t Voorjaar, komt het mij voor dat de bij de Ontginning wonende geschikte arbeiders aan de Ontginningen dienen verbonden te worden.
Hoewel ik begrijp dat dit voorstel niet in verband staat met de gevraagde opgaaf omtrent de vaste arbeiders zou ik toch gaarne willen dat UEdgestr dit voorstel in overweging wilde nemen.
De Boschwachter N. Min

Vader en zoon Bakker zijn aangenomen als vaste arbeiders, maar Dirk Maas niet. Min schreef er niets meer over. Misschien was hij aan het werk bij de losse arbeiders, maar daarvan werden de namen niet genoemd.

De jongens gingen naar school met een takkenbos op de rug, die moesten ze naar de bakker brengen.

Kees de Porto: Werken voor f 1,50 per dag, 10 uur, 14 uur van huis, wassen, eten, 8 uur skrep, 9 uur maakte je niet mee, dan lei je al. Hele dag bezig. Gelukkig dat een andere generatie dat niet meemaakt. Een endje hout langs de weg nam je mee, er lag geen rommel langs de weg toen. Je stapte ervoor van je fiets. Geen een jongen gaat nog een tuin in om bessen of een peer te jatten. Mazen in de aardbeien. Lijsters strikken. Ze wisten wel aan de kost te komen. De mensen zouden nu geen week overleven. Overal groentetuinen, nu nergens meer.

Meisjes waren al gauw voor dag en nacht weg, dat ruimde weer wat. Die moesten ’s avonds voor het werkgezin breien.

Dirk ging al gauw te werk, bij Kuup op St. Jozef.

Toen Piet 13 of 14 was moest hij een uur lopen naar De Koog, daar de hele dag werken in de bollen en een uur teug lopen, fiets was te duur, trouwens- het was een zandweg.
Thuis eten en naar bed.
Avondschool: snel eten en lopen naar Den Burg. En daar met z’n rozige hoofd proberen wakker en bij de les te blijven.

We zullen wat afgespit hebben, allemaal, het was niet anders. Het is een slag, laten glijden, net als schaatsen. Je kunt het land laten ploegen, maar dat kostte geld, klein stukkie was de moeite niet, ’s avonds lichte maantjes spitten.

Maarten Veeger had land bij de Muy. Piet was nog een schooljongen. Met wagen en paarden erheen. In De Koog stond mongool, zoon van Meester Mak, met open mond. Veeger zei: Jongen doe die mond toch dicht, straks vliegen de peerden er in!

Cor Bakker heeft met Piet Maas gewerkt bij Maarten Veeger, stiekels hakken en zo. Piet was ± 17 jaar (1927).

ARMOEDE
Bij Maas thuis brood van de bedeling? Weet Piet niet, moest toen hij 7 jaar was wel boodschappen en ook brood meenemen uit Den Burg.
Oud zakmes, moeder moest er later om lachen.
De kinderen werden gevoerd met dennenappels, zei Ome Piet.
Niemand had wat, er was geen afgunst onderling om auto’s of merkkleding.

Ome Jaap zei: vader was de hele week weg (met de dorsmachine in Eierland). De familie kreeg wel eens een brood, dat moest hij ophalen. Onderweg nam hij een hap eruit. Thuis kreeg je dan een klap voor je kop en niks meer, want je had al gehad.
“Ben jee der ien van Dirk Maas?” werd er gevraagd. Als je ja zei kreeg je een stuk spek mee (Kerk, armenzorg).
Ome Jaap kon al vroeg stropen.

VADER
Jan Roeper: Ouwe Dirk kon ook leuk praten, dat is echt Maas.

Jeugdherinneringen van vader? Daar had hij het nooit over. Was los werkman bij boer. Tuunwallen zetten. Boerentimmerman, hekken op kar, hooikribben.

Hij kon zowat fietsen op het erf, maar reed tegen paaltje. Nooit meer geprobeerd.

Drank was niet in huis.
Enigste vertier van vader was zondags naar de kerk en daarna 1 borreltje in de Oranjeboom.

Moeder ging weleens een daggie naar Alkmaar, vader nooit.
Vader was, als rechtgeaard Texelaar, moeilijk van het eiland weg te branden.
Aagje Maas, zijn zus, getrouwd met Puiman op Texel, woonde aan de overkant. Dirk is nooit bij zijn zus in Amsterdam geweest.

Dirk Maas was vaak los werkman: sloten maaien, tuunwaltjes zetten.
Vader kwam om 6 uur thuis, om 7 uur warm eten, even in de tuin, even zitten, en dan zakte hij weg.
Vader? Die werkte altijd. Nooit werkeloos, ’s winters wel eens noodgedwongen. Dan deden ze het tuunwallen zetten en greppelen.
Handig met hamer, veel voerbakken, kippenhokken.
Alles lopend, hij heeft nooit leren fietsen.
Lopend naar De Cocksdorp, zondagavonds bepakt en bezakt heen en zaterdags terug, om te dorsen. Met de dorsmachine mee van de ene naar de andere boer.

Ome Jaap had kou gevat bij het stenen bikken bij de verbrande Elizabethhoeve, 1922/1924. Was 17 jaar, longontsteking, natte pleuris, bediend, in ziekenhuis.
Ome Willem had dat ook, maar droog.
Vader had het ook in hetzelfde jaar, op Zandvrucht, bediend, dokter kwam 3 keer per dag.

STRAND
Moeder ging nooit naar het strand.

Cor: Moeder zei wel eens: in de alderslechtste tijd (oorlog 14-18) kwam het meeste op tijd op het strand. Goed spul van getorpedeerde schepen.
Baal meel eerst afspoelen, dan openmaken, anders kwam er zand in het meel.

In een nacht 4 loggers van paal 13 tot 17. Logger bij paal 14 had broodjes ijzer. Met paard en wagen naar Westerslag, ijzer het duin opgesjouwd, opgeladen, tot Smitsweg, overgeladen, naar Oudeschild. Weken werk.

Cor Bakker: Deklast overboord- heeft wel eens meegemaakt dat je niet lopen kon van het hout.
I Dan werden die Mazen helemaal gek.
C Die ouwe, toen hij in de kracht van zijn leven was, heb ik ook zien lopen.

Arie Koopman: Mazen te jutten.
Een paar gingen langs het Westerslag en een paar door de Bleekersvallei. Weet niet meer wie waar langs ging. Jute zak mee met bijltje en een stuk touw.
Grote stukken hout tegen de duinkant, touw er omheen, schouders eronder en zo omhoog, lopend naar huis.
Eens een lading duigen: korte eindjes waarmee de oude schuren werden opgeknapt. Carboleumpot stond altijd klaar. Alle schuurtjes vertimmerd.

Ben Hoogenbosch: Jutten? Vader is wel te jutten geweest samen met de Mazen, Jaap en Jan.
Zaagden alle stempels eraf. Timmerman zei: moet je nooit meer doen want daar wordt het hout korter van.
Vader H met Jaap en Jan te stropen in de Biesbosch. Politie er achteraan om ze staande te houden. Aan het eind is de tuinwal, Jaap sprong net opzij, de agent dook voorover er overheen. Ze hebben hem daar nooit meer gezien.

Alesiapaadje was er allang voor het schip strandde, dat was het paadje waarlangs ome Willem altijd naar het strand ging.
Wij liepen langs het Westerslag tot de Moksloot en dan recht door de Meeuwenkolonie (die er nog niet was).

Schip op ‘t strand bij paal 14. Opa Maas had de wacht met nog wat anderen. Kinderen kwamen brood en thee brengen in ketel. Lopend door de duinen.
Jopie over jutten- op deze manier is het toch prachtig geregeld!
De mannen hadden in een punt (tussen 2 duinen) een hut gemaakt van het lange hout van de losgeslagen deklast, zodat ze droog zaten, ook wel een vuurtje erbij.

Over juthout: bouwen naar de aanvoer. Zo gauw we naar school konden lopen, konden we ook naar het strand om kleine houtjes in een zak te doen en grotere aangeven aan de ouderen. Noodzaak.

Ouwe Piet Visser was nog meer op het strand dan wij, echte strandloper. Jan Schuurman zei: “Ik loop er 10 keer overheen, ik zie niks, en die Mazen rapen het zo op”.

Ruigelandje

25 jaar getrouwd 1923
Corrie Gomes: toen Neeltje Dijt en Simon Gomes 25 jaar getrouwd waren, gingen ze om 8 uur naar de kerk voor de mis en toen zat daar de hele familie Maas, voor hetzelfde (de pastoor was in 1 keer klaar). Afspraak: met 40 jaar doen we het weer zo.
Simon Jansz Gomes getrouwd op 13 mei 1898 met Neeltje Dijt, 10 kinderen waaronder Cornelia (1909-2001) x Cornelis Michiel Bakker (1904-1997).

TERRASJE
De bewoners van Den Burg maakten af en toe een wandeling naar het nieuwe bos. Tegen de tijd dat ze daar waren kregen ze dorst en moesten zich, als ze niets van huis hadden meegenomen, behelpen met water uit de kolk bij het Ruige Landje.
Simon de Porto besloot om die zaak aan te pakken.

Ruigelandje

Ruigelandje

K
nipsels uit Nieuwe Texelsche Courant 1908

Een jaar later was Simon dood. De familie Maas nam huis en zaak over. Dirk timmerde een stevig afdak aan het huis waaronder een terrasje met wit bistro-ameublement, opklapstoeltjes op bak schelpen. Bij de weg plaatste hij een bord met ‘Limonade bier en gazeuse dranken’.

Elk jaar nieuwe schelpen in de bak, de stoelen fris geverfd. De kinderen moesten van het strand altijd schelpen meebrengen, ook voor de kippen.
De dochters bedienden de klanten, met schortje voor. Heel netjes.

Ruigelandje

Jaap Schrama wist zich nog te herinneren hoe de constructie van het terras was

Horeca: schelpen zoeken op het strand voor schelpenpaadje, dat zakte steeds weg.
Trien werd met de jongere kinderen, Marie, Nic en Cor, naar strand gestuurd, dan konden ze elk een zakje schelpen vullen, als ze dat regelmatig deden bleef het netjes, dacht moeder. Marie bleef netjes bij haar zus, maar die rotjongens liepen weg, ze kwam terug met heel weinig schelpen. “Er waren er niet meer”. Dat geloofde haar moeder niet.
De volgende dag werden ze gewoon weer naar strand gestuurd. Corrie en Nicie liepen weer weg. Alweer had Trien geen 4 zakjes schelpen toen ze thuiskwam.

Ruigelandje

Martha Bremer: Van Akenbuurt naar de Dennen kon je zomers wat drinken bij Maas. Een keer lagen ze met z’n vieren ziek in de bedstee, kleine kinderen.

Ricus Maas: Ranja werd met water uit kolkie aangelengd. Dirk Maas zei “De jongens pissen wel eens in het kolkie, maar daar hebben ze (de gasten) toch geen erg in”.
Dat was vast een grapje, want ze gebruikten dat water zelf ook overal voor.

Jaap Schrama: Terras Ruige Landje, voor kinderen waren gelukscaramels en repen te koop.
Met Bosch en Duin erbij was het de moeite niet meer, we hebben het nog 1 jaar volgehouden toen dat er was (1928-1929)

Reclame in oud boekje:

Ruigelandje

Ricus Maas: Bij Ruige Landje vond je bankies en verfrissing.
Gerrit Schrama had de rekening (overname?) niet betaald aan Maas. Jan en Jaap Maas erop af met ome Kees, Klaas Gielis, Jaap Prins 5 man. Schrama zei: “Ik werd in de sloot donderd”.
Het werd netjes geregeld.



Terug naar de vorige bladzij