Aaltje Albers van den Hoorn


Dochter van Pietertje Pieters Barberis en Albert Remmers.
Zij leefde 10-11-1754 tot 28-4-1807.
Aaltje was getrouwd met Pieter Klaasz Griek op 24 juni 1781. Pieter was een zoon van Klaas Jacobsz Griek en Trijntje Pieters Drijver van Den Hoorn. Het kindje dat zij verwachtten kwam op 3 oktober van het jaar, naamloos, doodgeboren. Daarna kwamen Klaas, Jantje, Trijntje (1786-1881), Albert, Albert (1790-1879) en Pieter (1792-1823).
Pieter (1758-1792) was omgekomen op zee, aan boord van een loodsboot onder bevel van Cornelis Duijnker.
Aaltje Alberts was niet het enige kind van Pietertje, doopgetuige bij de geboorte van de twee zoontjes genaamd Albert was Trijntje Alberts.

Trijntje Alberts Remmers (1764-voor 1798) was een dochter van Albert Ariensz Remmers of Boleter, en Jantje Jans Remmers. Getrouwd met Wijbrand Cornelisz Kooijman.
Broer Jan (1753-1826) was getrouwd met Lijsbet Klaas Smit. Kinderen Klaas, Albert, Jantje, Jacob. Kinderen uit eerder huwelijk van Albert Remmers: Frouwtje en Aarjen.

Antje Alberts Remmers, getrouwd met Harmen Cornelisz Schoen, kinderen Martje en Trijntje

Twee keer Aaltje Albers
Er waren twee vrouwen met de naam Aaltje Albers, volgens Dijt beiden met de achternaam Brouwer. Een van hen kwam uit Den Burg. In ‘Texelse geslachten’ van Dijt staat de naam van Aaltje Albers van Den Hoorn vermeld als Aaltje Alberts Brouwer, maar ‘bij de doop van haar kinderen werd zij vermeld als Aaltje Alberts Remmers’.
Zoiets verzint zo’n vrouw niet. Er was een Albert Remmers in Den Hoorn in de tijd van Aaltjes geboorte. Over een Albert Brouwer in Den Hoorn is niets bekend. Gezien een geconstateerde vermenging door Dijt van twee Aaltjes Brouwer is het de vraag of hij eigenlijk wel heeft bestaan.

In de boeken
Aaltje’s naam dook een enkele keer op in de oude boeken in het Texelse archief. Als dat gebeurde met een vrouw uit het volk was er iets met haar aan de hand, ook in dit geval. Aaltje en haar moeder konden zich niet op een eerlijke manier redden, wat vaak kwam als er geen man was die voor ze werkte. Misschien was Pietertje ongehuwde moeder of weduwe. Zulke vrouwen hadden het extra moeilijk.
De eerste keer kwam Aaltjes naam naar voren als jonge vrouw van 20. Haar zaak stond op de Criminele Rol, ze was aangeklaagd wegens diefstal, samen met haar moeder. De indruk bestaat dat de vrouwen moesten leven van liefdegaven of van bedelen en dat ze wat niet gegeven werd, wel zelf kwamen halen.

Barnde Pietertje, in de Serie Misdaad en Straf, verhaal van J.S.M. Dijt (1963)
Voordat Dirk Jansz Knaap op 7 januari 1774 met zijn vrouw bij zijn vader het middagmaal ging gebruiken, had hij zijn huis in Den Hoorn goed afgesloten. Bij zijn terugkeer zag hij tot zijn schrik een raampje openstaan en zijn bange vermoedens werden tot zekerheid toen hij in huis Aaltje Albers, de jonge dochter van Albert Brouwer [Remmers] aantrof. Het meisje trachtte hem wijs te maken, dat zij was binnengekomen om een handjevol aan haar beloofde uien te halen, maar Knaap nam met deze uitvlucht geen genoegen. Voor het huis liep Aaltjes moeder Pietertje Pieters, in de wandeling genaamd Barnde Pietertje, heen en weer, en het viel op dat zij iets in haar schort verborgen hield. Daaruit kwamen o.a. 2 roodachtige doeken, een schortedoek, wat boter en een stuk van een corente bol tevoorschijn. Barnde Pietertje gaf de gestolen goederen gewillig aan Knaap terug.
Tegen beide vrouwen was al eerder verdenking van diefstal gerezen en de schout vond dat er nu maar eens straffe maatregelen moesten worden genomen. Burgemeesters en schepenen waren het daar niet mee eens. Eenstemmig oordeelden zij, dat het door de schout Cornelis Binkhorst, de opvolger van Huijdecoper, verzamelde bewijsmateriaal onvoldoende was voor strafvervolging. Waarschijnlijk dankten de vrouwen hun vrijheid slechts aan de onbekwaamheid van de schout. Aaltje Brouwer is later nog huishoudster geweest bij Arend van Brederode, de handelaar die in 1805 wegens diefstal van een schaap tot 10 jaar tuchthuisstraf werd veroordeeld.
Dirk Knaap was geboren in 1749, zijn vader in 1717, allebei geboren Hoornders.
Barnde Pietertje- wat betekende die naam? Verbrande Pietertje, gebrandmerkte Pietertje? Was ze al eerder veroordeeld?

Aaltje Albers was weduwe geworden. Zonder kostwinner was het leven voor een arme vrouw erg zwaar. Aaltje had het geluk om aangesteld te worden als turftonster.

Turftonster
Gemeenteraadsvergadering 30 Mey 1797
De Commissie benoemd tot aanstelling eener Turftonster aan den Hoorn, berigt dat zy tot dat eynde aldaar aangesteld hadden Aaltje Albers wed. Pieter Smit en dat zy dezelve in den Eed hadde genomen en qualificatie gegeven- Geapprobeerd en de Commissie bedankt.

Aaltje

Wat hield dat werk in? De turf kwam met turfschepen uit het oosten, Drenthe of Overijssel.
Op Texel werd de turf overgeladen in tonnen, nauwkeurig gemeten door de turfmeters. Dan ging de turf per kar naar de afnemers, waar de turf uit de ton gehaald werd en opgestapeld in het turfhok. Bij dit werk waren meestal weduwvrouwen ingeschakeld, die er een karig loontje aan verdienden. In Den Hoorn waren steeds twee beëdigde turftonsters.

Verbannen of opgesloten
Het viel allemaal niet mee in het leven van Aaltje. Men gaat liever niet uit stelen, maar hongerlijden is ook moeilijk. Toen ze eenmaal weduwe was redde ze het helemaal niet meer. Het loon van haar man had haar wat vastigheid gegeven, maar met zijn dood viel dat weg.
Ze had weinig verwanten die haar konden steunen. Ouders en schoonouders waren overleden. Haar man had een broer en een zus in leven. Jacob Griek woonde weliswaar aan Den Hoorn, maar had met 7 kinderen zelf zorgen genoeg. Antje Griek woonde in Den Helder.
Zij werd ‘geconfineerd’, dat betekent dat ze in een tuchthuis werd opgesloten (confiner is een Frans woord voor begrenzen, opsluiten, verbannen).
Wat haar ergerlijk gedrag inhield staat er niet bij.
Voor haar kinderen moest nu worden gezorgd, maar daar wilde de diakenen van de Gereformeerde Gemeente van Den Hoorn niets van weten. Zij hadden Aaltje Albers uit hun gemeente gestoten en vonden dat haar kinderen daarom ook niet onder hun verantwoordelijkheid vielen.
De Gemeenteraad dacht daar heel anders over- de kinderen waren gereformeerd gedoopt en dus lid van de gemeente, al hadden zij nog geen belijdenis gedaan. In andere gevallen telde de Gereformeerden zulke personen ook mee als lid, zoals bij de berekening van het aantal zielen wegens de verdeling van de kerkgebouwen bij de Scheiding van Kerk en Staat, toen het erom ging zo veel mogelijk leden te hebben. Wie toen meetelde kon nu niet afgewezen worden.
De kinderen waren al een tijdje onderhouden door de ‘Gemeene’ (algemene) Armen, maar dat was beslist de bedoeling niet. Het geld in die pot was uitsluitend bestemd voor mensen die bij geen enkel kerkgenootschap waren aangesloten- en dat waren er meer dan men zou denken.
Aaltje heeft kennelijk haar straf overleefd- veel vrouwen waren niet zo flink of gelukkig. Zij overleed op Texel.

Vergadering van de Gemeenteraad den 12 November 1799
Binne gestaan Cornelis List als Armevoogd aan den Hoorn, [hem is] gelast om de Kinderen van Pieter Klaasz Griek en Aaltje Alberts, daar deselve Lidtmaat van het gereformeerde Kerkgenootschap geweest zyn, aan 't zelve Kerkgenootschap op te dragen en de reeds gemaakte kosten voor die Kinderen van gezegde Kerkgenootschap terug te vorderen-

Vergadering 15 November 1799
Binne gestaan Gereformeerde diaconen aan den Hoorn, vragende explicatie over de Kinderen van Aaltje Albers, welke om haar ergerlijk gedrag geconfineerd geen Ledemaat van de gereformeerde meer is-
Daar die Kinderen bij hunne geboorte by de gereformeerde zijn ingelijfd niet nadat de Moeder om haar gedrag geconfineerd was, ook daar volgens publicatie wegens de Schikking der kerkgebouwen zig uitdrukt, dat de berekening geschieden na de relatieve meerderheid der Zielen, zonder dat doop of belijdenis eenige uitzondering maakt- en dus wel degelijk tot de gereformeerde behooren, is hun aangezegt, dat men bij de genome resolutie bleef persisteeren- hebbende also Diac: verklaard zig nader te zullen addresseeren-
Het laatste woord was hierover nog niet gezegd.

Vergadering 28 Jan. 1800
Binnen gestaan de gemeene ArmeVoogden van den Hoorn, zig als nog beklagende: dat de Kinderen van Klaas Griek en Aaltje Albers geweest zynde Leeden van de Geref. Gemeente als nog bij hun door de gereformeerde Gemeente in Alimentatie gelaten worden-
En is de Bode gelast uit Naam deeser Vergadering Diac. Der Geref. Gem: aan den Hoorn aantezeggen: als nu onverwyld, die Kinderen naar zig te moeten neemen; als meede de kosten te moeten restitueeren, welke die Kinderen by de gemeene Armen veroorsaakt hebben-

Verder werd hierover niets meer opgeschreven.

Ook moest er een nieuwe turftonster aangesteld worden.
Vergadering 26 November 1799
Aan de Ordre zynde de begeving van Turftonster aan ’t Oude Schil en den Hoorn, zyn tot Sollicitanten tot de eerste opgekomen Annaatje van Suylen en Tryntje Theunis de Wyn en is de Eerste aangesteld
Tot de tweede Sollicitanten Wed. Pieter Visser en Wed. Klaas Abbenes, en is de Eerste aangesteld
Zullende ter naaster Vergadering S’ morgens 11 uuren opgeroepen tot het afleggen der Eed- en daar van aan den Hoofdgaarder worden kennis gegeven-

Huishoudster
Aaltje was huishoudster geweest bij Arend van Brederode, staat in het verhaal van Dijt. Dat is een verhaal apart, want waarom deze Arend op Texel was is nog niet duidelijk. Wel zijn er in de loop der jaren totaal 21 bladzijden over hem genotuleerd. Hij scharrelde met onroerend goed. Toen hij in 1805 veroordeeld kon worden wegens gerommel met een schaap, aarzelde de Schout geen moment. Eindelijk konden ze van die man afkomen.
Toen Arend eenmaal weg was, naar her Rasphuis in Amsterdam, moest voor zijn dochter Kaatje worden gezorgd. Omdat Arend niet van Texel kwam en ook niet met een Texelse vrouw was getrouwd, staat hij niet in de Texelse geslachtenboeken, en is hij onvindbaar op het internet. Hij had een broer in Alkmaar, bleek uit de correspondentie.
In die brieven duikt de naam van Aaltje Albers op. Zij kende Kaatje van Brederode goed, had nog voor haar gezorgd na de dood van haar moeder. Maar de man bij wie het meisje in huis was, gaf haar geen toestemming om met Kaatje naar Amsterdam te gaan om vader Arend op te zoeken. Dat betekent dat Aaltje in die tijd vrij was en naar haar ‘pleegdochter’ was gegaan.

Vergadering 17 December 1805
Ingekomen Missive van Klaas Warnaar te Winkel, geschreeven aldaar den 28 Nov. 1805 inzendende: de reekening zo van Kleederen als Kostgeld voor Kaatje Brederode te zamen
f 29.17.4 en verder te kennen gevende: dat de geweesene Huishoudster van Arend van Brederode, Aaltje Albers, om Kaatje had geweest ten einde mee te gaan na Amsterdam, zo zy voorgaf bij haar Vader in ’t Rasphuis, maar dat hy zulks onder goedkeuring van dit bestuur had geweigerd, dan al verder: dat Kaatje Brederode volgens haar eigen inleggende versogt: om de schoengespen van haar Vader-
Waar over zynde gedelibereerd is eerstelyk geresolveerd: zo ras de gelegenheid zig voordoed, gemelde Klaas Warnaar het geld te zenden en hem alvorens daar van kennis te geven, als meede: dat men zyn gedrag ten opzigte van het weigeren van Kaatje van Brederode goedkeurd, met vermaan zo voort te gaan en het Meisje op allerlye wyse zo veel mogelyk te willen behoeden en het pad der Deugd te doen bewandelen- dog wat het versoek om de gespen van haare Vader aangaat, dat men daar niet in bewilligen kan

Al voor haar dood werd het huisje van Aaltje in Den Hoorn afgebroken.
Vergadering 6 January 1807
Binnen gestaan Jan Jac. Boon, versoekende dat aan hem mag werden afgestaan, de geabandonneerde Erve van Grietje Klaas, Aaltje Albers en Cornelis Prins- geaccordeerd onder die mits dat door hem aan Straat voor die Erve eene behoorlijk Stek word geplaatst voorts betuind, en dat de straatjes of voetpaden voor de Erve door hem worden gemaakt en also onderhouden.

Kwekelingen van de Koning, de zonen van Aaltje Alberts en Pieter Griek
De Koning van Holland vond niet dat zijn onderdanen dienstplichtig moesten zijn. Uiteraard had hij wel soldaten nodig. Daarom werd opgericht het Koninglyk Etablissement te Amersfoort, waar arme kinderen als Koninglijke Kwekelingen werden opgeleid. Dat klinkt toch heel anders. De gemeenten moesten opgeven welke jongens geschikt waren om daarheen te worden gestuurd. Ze moesten 16 jaar oud zijn, ouderloos en gezond.
Op Texel pakte men dit voortvarend aan, het was een kans om van leeglopers af te komen.
Het bleek dat in de discussie over de zorgplicht over de kinderen van Aaltje Alberts, de gereformeerden hadden gewonnen: Albert Griek 17 en Pieter Griek 15 waren onder de directie van de Algemeene Armen. Zij waren al sedert een jaar in dienst bij de Marine.

Hieronder de stukken waarin de naam van de broertje Griek werd genoemd. Zie voor het hele verhaal over deze gedwongen indiensttreding het hoofdstuk Koninglijke Kwekelingen.

Vergadering 25 van Hooimaand 1809
Op de aanschryvingen van den Landdrost van 1 en 9 Hooimaand 1809 omtrent de Jongelingen voor de Militairen Etablissementen
Is na de ingekomene opgave der Wees, Armevoogden en Diaconien te hebben geexamineerd, vastgesteld dat by opgemelde aanschryvinge geene andere zyn bedoeld, dan ouderloosen die gealimenteerd wierden- maar niet zodanige welkers Ouders gealimenteerd, daar bij inwoonen, en tot subsistentie van dezelven hunne Ouders meer of min bydragen-
Dat alzo in de Termen vielen die in het Weeshuis zyn, 16 Jaaren en daarboven oud-
Die by de Gemeene Armen zyn 16 Jaaren en daar boven
Die by de Mennonite Gemeente Burg Waal en Oosterend zyn 16 Jaaren en daar boven
Terwyl by de andere gezindheeden, tot nog toe, geene zodanige Jongelingen zyn-
Beroepende zig de Mennonieten op een decreet zyner Majesteit van 18 dec. 1806 waar by de Mennoniten van de Wapenhandel als een gemoedsbezwaar zyn vrygesteld
Voorts zullen allen deeze in te Termen vallende omtrent hunne Lighaamsgesteldheid en gebreken worden onderzogt- door de Chirurgyns Ooykaas Ahlé en Dubert, welke hunne bevinding gehouden zullen weezen te geven een Nominatieve rapport
Zullende een Lyst van alle de Kinderen werden opgemaakt, met opgave van hun tegenwoordig beroep en bedryf dat met aangevoerde verschooning der Mennoniete tot den Wapenhandel, en het declaratoir van de Chirurgyns te zenden aan de Drost van het tweede Kwartier-

aan de Drost van het 2e Kwartier te Hoorn
… dat onder de directie by de Algemeene Armen dezes Eilands en alzo ten kosten van onze publieke Kassen zyn 3 Mannelyke Kinderen Jan Barensz Steffens oud 17 Jaaren, Albert Griek 17 en P. Griek 15
Dog daar deselve opgeleyd wierden tot den Zeevaart zyn ze reeds zederd 15 Aug. of Oogstmaand 1808 by aanhouden in dienst op Zyn Majesteits Escadrille in Texel-

Vergadering 8 Herfstmaand 1809
Binnen gestaan Klaas Jansse en Jasper Schellinger, meede Gemeene Armen Voogden van Texel- aan de welke insgelyks alles is gecommuniceerd en mede afspraak gemaakt omtrent de Jongelieden Albert Griek, Pieter Griek, Jacob Wagenaar, Jan Geertsz van der Wyk, Jan Stoepman, Hendrik Stoepman en Albert C. Dekker

De Missive medegegeven luide aldus
aan den Raad van Administratie van het Legioen Velites
Ter voldoeninge der aanschryvinge van den Heer Landdrost van Amstelland van den 1 Herfstmaand jl N. 34 zenden wy voor het Koninglyk Etablissement hie by de volgende
Jongelieden allen voorzien met hunne doopattesten, als uit ons Algemeene Weeshuis: Hendrik du Gardyn, Cornelis Bruyn, Jacob Zwart, Jan Smit
Van de Gereformeerde Diaconie aan ’t Oudeschil: Jacob Wagenaar, Frederik Pottegieter, Reier Schaap
Van de Roomsche Armen aan den Burg: Reier Smit, Dirk Zwart, Pieter Dyker en Theunis Spreeuw
Van de Gemeene of Heilige Geest armen: Albert P. Griek, Pieter P. Griek, Jacob Wagenaar en Jan Geertsz van der Wijk
De Boode welke wy met deeze opzenden verzoeken te geven een bewys, dat wy aan bovengemelde Ordre voldaan hebben-
Texel den 12 van Herfstmaand 1809

De gemeenteraad stuurde een brief aan de jongens in Amersfoort. Men beloofde alles in het werk te stellen om ze van het Regiment Velites (voetvolk) te laten overplaatsen naar de Zeedienst. Tot het zover was moesten zij braaf en gehoorzaam zijn.
Aan de Jongelieden Jacob Zwart, Hendrik du Gardyn, Pieter Griek, Albert Griek, Reier Schaap, Jan vanderWyk, Jacob Wagenaar, Pieter Dyker, Theunis Spreeuw, Dirk Zwart en Frederik Pottegieter thans te Amersfoort
Agtenswaardige Jongelingen
Uw gedrag heeft goedkeuring en onser aller agting verworven- ga zo voort Kinderen! Zyt altoos gehoorzaam, aan die over uw gesteld zyn- betragdt de deugd- hou God voor oogen, die alle Uwe daden ziet, tot de Klynste toe, en eenmaal Uwe Regter zal zyn- dog bemind hem als eene Kind zyne Vader of Moeder- dan zult gy altyd liefderyk worden ontvangen en ‘t zal Uw welgaan, in welk stand ook, om het even, die uw de voorsienigheid gebied intetreeden-
Wy hebben uwe meening wel begreepen, het geene wy by uw vertrek zeide, was zo: de Heer Landdrost van Amstelland schreef op voorstel die wy hem gedaan hadde, dat indien onder Ul waren die liever tot de Zeedienst wilde overgaan, zig te Amersfoort by hunne Overste maar had aantemelden- dat ‘er dan welligt aan hun verlangen voldaan werden-
dat hebben wy ook aan de Minister van Binnenl. Zaken gemeld- en indien men woord houd, zult gyl. aan uwe begeerte beantwoord zien-
Geev de moed niet op jongelieden! Ondervinding moet men hebben, met Lydzaamheid in gedeeld zal men door de wereld komen- immers is het evenveel tot wat beroep men overgaat, als het maar eerlyk is en een gerust geweeten geevt
Schoon uit ons oog, zyt gyl. niet uit ons hart en de belangen die wy in Ul stellen is niet te verwerpen- daarom verzuimt niet van tyd tot tyd, ons uwen toestand te berigten, het kon u zomwyle van nutte weezen
Wy blyve altoos Uwe liefhebbende Vrienden
Bailliuw en gemeentebestuur van Texel
Ter ond. van deselve WRomans sec.
Texel den 26 September

In een brief aan de Landdrost werd uitgelegd waarom jongens die al bij de Marine waren, toch opgestuurd waren naar Amersfoort:
Aan den Heer Landdrost
Even zo was het gelopen met de Jongelingen Albert P. Griek en Jan Geertsz van de Wyk alle dienende by de opgave, nog op S’ Konings Escadrille voornoemt, dog zedert afgedankt en aan de Wal lopende tot last van de Gemeene of HG Armen-
Zo meede Hendrik Stoepman by de Ger. Armen van Oosterend onderhouden, wiens toereikende ouderdom onbekend, pas voor de opzending ontdekt wierd- als ook: dat Pieter Griek geen 15 maar volle 16 Jaaren bereikte
Dagt ons best, daar men bewustheid had, dat S’ Konings Etablissement Velites was ingerigt en voor de Land en voor de Zee Armada- deeze tot Lasten luij en ledig lopende jongelieden ook verpligt te weezen te moeten opzenden-
Texel 14 van Wynmaand 1809

Nog twee weken later ging een lange brief uit naar de Landdrost en ook een naar de Koning van Holland met verzoek om de Texelse jongens in de Zeedienst te plaatsen.
Dat de Wees en andere gealimenteerde Opgezondene Kinderen van Texel, aan het Koninglyk Etablissement te Amersfoort- wanneer zy goede blyken van aanleg of bekwaamheid geven van geschiktheid tot den Zeevaart- mogen worden vergunt overtegaan by S’ Konings Marine-

Hoe dat precies is afgelopen staat niet in de Notulen. Een driekwart jaar later was het afgelopen met Lodewijk Napoleon. Zijn broer voerde gewoon de algemene dienstplicht in.
Napoleon voerde zijn oorlogen meest op het continent, waarbij hij enorme aantallen voetvolk de dood injaagde. Wie bij de Marine diende had meer kans op overleven.

Hoe dan ook, Albert en Pieter bleven in leven. Ze kwamen niet terug op Texel, maar vestigden zich in Den Helder.
Albert trouwde daar met Grietje Jans Harge. Ze kregen 10 kinderen, een droevige reeks van geboorte en dood in het Geslachtenboek. Pas het 7e kind bleef in leven, hij werd maar 32 jaar. Het 9e kind leefde tot in 1913, maar het 10e werd ook niet ouder dan 25. Vader Albert overleefde ze allemaal, behalve zijn dochter Katje (naar Kaatje van Brederode?). Hij werd 89 jaar oud.

Pieter trouwde in 1818 met Jantje Huijberts Lap van Den Hoorn. Hij overleed in 1823, waarna Jantje in 1825 hertrouwde met schipper Pieter Teunisz Snoek, die een jaar erop ook al overleed. In maart 1828 trouwde Jantje nog eens, met sjouwerman op de Werf Cornelis Hofstee. Nu stierf zij zelf, in november van dat jaar.



Home