Aardappelziekte op Texel


Aardappelen
Aardappelen werden in ons land pas in het begin van de 18e eeuw op enige schaal geteeld.
Het was hoofdvoedsel voor de armen. Ook in onze streken vernietigde de aardappelziekte van 1845 het overgrote deel van de oogst en ontstond er verschrikkelijk armoede.

De aardappelziekte (Phytophthora infestans) is gevreesd om de snelheid waarmee de ziekte zich in het gewas kan uitbreiden. Uitgaande van een schijnbaar onbetekenend niveau van aantasting kan een vatbaar gewas binnen een periode van twee weken volledig te gronde worden gericht. De schimmel tast alle boven- en ondergrondse delen van de aardappelplant aan. Schade ontstaat door de vernietiging van het loof, waardoor het productievermogen van het gewas wordt gereduceerd, en door aantasting van de knollen.

Blad
Op de blaadjes ontstaan lesies (bladvlekken. Het uiterlijk ervan is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Onder vochtige omstandigheden begint een lesie als een waterige, niet scherp begrensde vlek van 1 tot 2 cm doorsnede. Bij doorvallend licht zijn vaak donkere, op kraaiepoten gelijkende figuren in de vlek zichtbaar. Op deze vlekken kan zich binnen enkele uren een dunne laag wit schimmelpluis vormen, dat uit sporendragers en de zich daarop gevormde sporen bestaan.
Het komt meestal alleen aan de onderzijde van het blad voor. Onder voor de schimmel zeer gunstige omstandigheden kan ook schimmelpluis aan de bovenzijde van het blad ontstaan. Wanneer een blad ondersteboven heeft gezeten, kan het voorkomen dat het schimmelpluis alleen aan de bovenzijde van het blad voorkomt. Binnen één dag verkleurt het sporulerende gedeelte van de lesies via lichtgroen (chlorose) naar bruingrauw of donkerbruin en verdwijnt het schimmelpluis. Lesies zijn nu zichtbaar als scherp begrensde, onregelmatig ronde vlekken.
Omdat de schimmel voortgaat met aantasting ontstaat rond het afstervende weefsel een zone van 0,5 tot 1 cm breedte van waterig of chlorotisch weefsel, waarop zich weer sporulerend schimmelpluis vormt. Dit proces kan zich herhalen totdat het gehele blaadje is aangetast of totdat het blad afsterft. Onder voor de schimmel minder gunstige omstandigheden, zoals hoge temperaturen (> 25 °C), droogte of een minder gevoelig ras, kan de verbruining van aangetast weefsel eerder beginnen. Ook kan de vorming van schimmelpluis verminderd zijn of achterwege blijven en is de lichtgekleurde zone van nieuw aangetast weefsel veel minder breed of afwezig. In dit stadium is de ziekte moeilijk te onderscheiden van grauwe schimmel, Alternaria of verdorring door de verwelkingsziekte. In geval van twijfel enige blaadjes met lesies in een vochtige plastic zak wegleggen bij kamertemperatuur. Na 24 uur moet er wit schimmelpluis zichtbaar zijn als Phytophthora in het spel is.

Stengel
Op de stengel komen grote langwerpige grauwbruine tot bruinzwarte lesies voor, die de stengel omvatten. Onder vochtige omstandigheden wordt hierop sporulerend schimmelpluis gevormd. Stengellesies ontstaan vroeg in het seizoen meestal van uit bladoksels, wanneer sporen in bladoksels kiemen en deze binnendringen. Ze komen relatief vaak voor in het begin van de aantastingsperiode, wanneer de gewassen nog niet volledig gesloten zijn. In dergelijke gewassen blijven de bladoksels langer vochtig dan het blad en dus is er meer kans op infecties in de oksels. Ook bij lage temperaturen in het begin van het seizoen ontwikkelt de schimmel zich traag en groeit vanuit aangetast blad de stengel binnen. In tegenstelling tot bladlesies kunnen stengellesies lang voortbestaan en daardoor kan het voorkomen dat er op bepaalde momenten meer stengellesies aanwezig zijn dan bladlesies. Plantedelen boven deze lesies vertonen vaak vergeling en knijpen van de bovenste bladeren. Door de brosheid van de aangetaste weefsels breken stengels ter plaatse van stengellesies gemakkelijk af.

Knol
Via lenticellen, ogen en barstjes in de schil worden de knollen geïnfecteerd. De aantasting begint als blauwachtige, door de schil schemerende vlekjes. Met het uitbreiden van de lesies wordt de schil bobbelig en verkleurt het aangetaste weefsel naar roestbruin. Tussen roestbruin gekleurde enigszins draadvormige structuren komen eilandjes van schijnbaar normaal weefsel voor. De aantasting kan zowel oppervlakkig als diep zijn. Besmetting gebeurt zowel tijdens het groeiseizoen als bij het rooien. Bij bewaring ontwikkelt de ziekte zich verder, maar de ziekteverwekker kan, op een enkel ras na, geen gezonde knollen aantasten. Vaak gaat aantasting over in droog– of natrot. Het natrot kan daarop overgaan op gezonde knollen. Knolaantasting ontstaat vooral op natte en zwaardere gronden en is relatief veel minder belangrijk op zandgronden.

P. infestans overleeft ongunstige perioden zoals koude winters of droge hete zomers als schimmeldraden in de waardplant (aangetaste knollen, stengels, vruchten) of sinds kort als een speciale rustvorm, oösporen genaamd, die geslachtelijk gevormd worden. In deze vormen wordt de schimmel ook verspreid. Massale verbreiding van de ziekte te velde geschiedt door middel van ongeslachtelijke sporen, zoosporangiën genaamd, die met de wind of opspattende regendruppels verspreid worden. Deze sporen kunnen direct kiemen of eerst een aantal zwemsporen vormen. Kieming van sporen en infectie geschiedt alleen in water. Er is dus dauw of regen nodig. Aangezien de kiemtijd ongeveer drie uur bedraagt en de binnendringingstijd nog eens twee tot drie uur, is een bladnatperiode van minimaal vijf uur vereist voor infectie. Bij temperaturen tussen de 15 en 20 °C duurt de cyclus van spore naar lesie tot een nieuwe generatie van sporen vier tot vijf dagen. Bij temperaturen boven 25 °C staat de groei stil. Kennis van dit soort zaken evenals die van temperaturen waarbij de schimmel meer of minder groeit en van de relatieve luchtvochtigheid waarbij wel of geen sporulatie optreedt wordt gebruikt om de te verwachte uitbreiding van de ziekte te relateren aan de voorbije en te verwachten weersomstandigheden. De duur van hoge luchtvochtigheid en van vrij water op het blad bepaalt de uitbreiding van de ziekte in een gewas.
Globaal kan men zeggen dat bij een vatbaar ras, waarin de ziekte voorkomt, een periode van 14 uur met een hoge luchtvochtigheid en enige uren van vrij water op het blad kans geeft op enige nieuwe infecties, een periode van 16 uur met dezelfde situatie kans geeft op vrij veel nieuwe infecties, massaal infectie optreedt bij 24 uur hoge luchtvochtigheid en het blad vochtig is.
Tot voor kort overwinterde de schimmel in Nederland alleen in zieke knollen. Deze knollen komen na het sorteren op afvalhopen terecht of worden bij een lichte aantasting gepoot. Zieke knollen van vatbare rassen kunnen onder bepaalde omstandigheden soms een zieke plant geven; het begin van een haardje. Vanuit deze haardjes verspreidt de ziekte zich in mei/juni over het land. Nu recentelijk ook oösporen zijn gevonden, moeten we aannemen dat in het voorjaar ook besmetting vanuit de grond, waarop zieke planten hebben gestaan, kan plaatsvinden. Vooral in gevallen met nauwe vruchtwisseling en daar waar de ziekte niet wordt bestreden, is het waarschijnlijk dat de ziekte in de toekomst eerder zal optreden.
www.agris.be

Aardappelcrisis 1845-1849 ook op Texel
Aan het eind van de 18e eeuw raakte men ook op Texel aan de aardappel gewend. Ook daar kwam de ziekte in het gewas, met grote gevolgen. In Nederland werd gezorgd voor vervangend voedsel, het ging er niet zo als in Ierland, waar de hongerende bevolking kon kiezen tussen de dood en emigratie.
De burgemeesters moesten opletten of de aardappelplanten in hun plaats gezond waren en regelmatig rapport uitbrengen. Eind augustus 1845 vond men de eerste zieke planten en daar bleef het niet bij. Hoe natter augustus en september waren, hoe meer de ziekte zich uitbreidde.

De zomer van 1845 was koel en nat
Brief van Burgemeester Keijser 15-8-1845 Aan de Gouverneur
Dat zooverre mij …. is bekend geworden, tot gisteren binnen deze gemeente nog geen spoor aanwezig was van eenige ziekte onder de te velde staande aardappelen. Integendeel schijnen die tot heden over het algemeen uiterst gunstig te staan.

Brief 19-8-1845 Aan de Gouverneur
Dat ongeveer 64 bunders grond met aardappelen beplant zijn, die op heden allen nog zich in den besten staat bevinden. Doch de bestaande ongunstige weersgesteldheid is natuurlijk voor den reeds aangevangen oogst uiterst nadeelig.

Brief 26-8-1845 Aan de Gouverneur
Dat sedert 2 à 3 dagen de vrij algemeene bestane ziekte onder de aardappelen zich nu alhier heeft vertoond, en zoowel onder de verschillende soort van aardappelen als op verschillende soort van grond waar die gekweekt worden, vertoonende alle de kenmerken zoo loof als knol, hoedanig den algemeenen kenmerken schijnen te worden waargenomen. Op heden is echter dat verschijnsel nog niet algemeen en schijnen er zich nog meerdere landen te bevinden welke nog gaaf zijn. Mogt de ziekte belangrijk toenemen en met een geheel bederf der te velde staande aardappelen dreigen, zal ik de Eer hebben zulks nader te berigten.

Dreigend voedseltekort
Het werd tijd om ermee rekening te houden dat er de komende winter weinig aardappelen beschikbaar zouden zijn. De Burgemeester gaf de diverse Armbesturen opdracht andere voedselvoorraden aan te leggen om de armen de winter door te helpen.
Brief 17-9-1845 Aan onderscheidene Armbesturen
De zeer ongunstige vooruitzigten op de aardappeloogst door het geheele Rijk maakt het alle die aan het hoofd zijn geplaatst van zoodanige liefdadige Gestichten of Inrichtingen, als zelve met de voeding van behoeftigen zijn belast tot den eersten pligt, in zoodanige buitengewone omstandigheden bij tijds naar de beste middelen om te zien, ten einde zich te hoeden voor de treurige toestand waarin eenig gebrek aan de noodzakelijkste levensbehoeften dergelijken besturen zoude kennen brengen. Het spreekt toch wel van zelve dat een iegelijk van het beginsel dient uittegaan, dat op de gewone wintervoorraad van aardappelen niet valt te rekenen, alsmede dat die vrucht den aanstaande winter en voorjaar tot aan Juny 1846 toe, niet voor eenigsints redelijken prijs zal te bekomen zijn.
In dit gemis zal derhalve door ieder Hoofd van huisgezin, en met name door UEd voor Uwe administratie op eene andere wijze dienen te worden voorzien. En hier toe zullen dan toch wel Erwten, Boonen en andere zoogenaamde grutterswaren in de eerste plaats verdienen in aanmerking te komen.
Wij kunnen alzoo UEd niet genoeg aanbevelen, de ernstige en vooral spoedige overweging van die hoogst belangrijke aangelegenheid en dien ten gevolge het tijdig op den van de bij U waarschijnlijk benoodigde voorraad van al deze artikelen, als mede vooral te zorgen dat tot aan July 1846 toe die voorraad zooveel mogelijk strekke. Verscheidene dier artikelen kunnen door UEd binnen deze Gemeente zelve uit de eerste hand worden gekocht, wanneer UEd slechts zorgt, met den aankoop of bestelling niet te dralen, daar zeer natuurlijk het den bouwman niet aan de gelegenheid ontbreekt van zijn voorraad spoedig af te zetten
.

Zomer koel en nat. In grote delen van Europa mislukt de aardappeloogst
30-9-1845 Aan de Gouverneur
Aardappelziekte, driekwart folio [naar aanleiding van eerdere brief over genomen maatregelen]
Wij mogen nu alzoo op grond van een en ander ons vleijen, dat hoe treurig ook de bestaande duurte van de voornaamste voedingsmiddelen zijn moge, deze Gemeente althans geene schaarste veel minder gebrek aan dezelve zal hebben.
Wanneer de aardappeloogst niet mislukt en alzoo allen op den ouden voet ware, dan mag men aannemen dat in het najaar 1845 alhier zoude voorhanden geweest
Aan eigen gebouwde aardappelen 10.000
Aan ingevoerde idem 3.000
Totaal 13.000 Mud
Nu hoopt men dat van de eigen geteelde aardappelen zullen voorhanden zijn nog altoos eene Hoeveelheid van 3000 Mud en wat van buiten zal worden ingevoerd is zeer natuurlijk nog geheel onbekend. Men meent echter dit zal tegenvallen.

In de zeer zachte winter die hierop volgde bleef de schimmel in de grond aanwezig. Dit soort schimmel overleeft helaas ook bij vorst, want na volgende strenge winters verdween die niet.

De zomer van 1846 was arm, vooral in augustus.
Huizinga 23 January 1846. Gister een mud aardappels van Jakob Jansz Roeper gekregen.

3-8-1846 Aan de Commissaris
Dat over het algemeen genome deze aardvrucht zich gezond en bloeijend voordoet zonder eenig spoor van ziekte, terwijl ook de vroege aardappelen meerendeels zeer goed van kwaliteit zijn. Dat desalniettemin bepaaldelijk onder de vroege soort zich op enkele plaatsen de bekende ziekte voordoet en dan ook geheel op de gewone wijze zich openbaart en met het bederf der vrucht zelve gepaard gaat.
Aangezien echter dit laatste reeds voor ettelijke dagen zich bij wijze van uitzondering heeft geopenbaard, houden wij het daarvoor dat de Vooruitzigten zoo voor vroeger als later soort van de aardappelen voor dit Eiland niet ongunstig zijn. De kwantiteit der vroege soort is echter niet ruim
.

19-10-1846 Aan de Gouverneur
Dat de ziekte onder de winteraardappelen zich ook dit jaar in deze Gemeente heeft vertoond, doch in geringe maten-
Dat het gedeelte van den oogst dat daaraan zal verloren gaan weinig betekent en welligt geen 5 ten 100 bedragen zal-
Dat intusschen niet moet worden uit het oog verloren, dat de geheele opbrengst van de aardappelen zeer matig is en zoo niet meer, zeker althans een derde beneden het gewoon product is, terwijl dan nog de aardappelen kleiner van stuk zijn
.

De zomer van 1847 was in het begin koud en nat, maar in juli en augustus vrij warm en droog.
31-7-1847 Dat tot op heden, zoo in de vroege als in de late aardappelsoorten, zich geene verschijnselen van eenige ziekte hoegenaamd hebben voorgedaan.

13-8-1847 Dat de aardappelen tot op heden geene sporen van eenige ziekten verschijnselen nog heeft voorgedaan.

31-8-1847 Aan de Gouverneur
Dat over het algemeen binnen den gemeente het aardappelgewas mag geacht worden gunstig te staan, dat echter sedert mijn laatste inspectie in de polder Eijerland echter het vroegere bederf in sommige akkers aan eenige weinige knollen heeft geopenbaard, het welk echter niet van dien aard is dat zulks voor als nog eenige ongerustheid baart.

14-9-1847 Dat de rooying der aardappelen binnen deze gemeente gunstige resultaten oplevert, en dat slechts weinige knollen gevonden worden welke door de ziekte waren aangetast.

1848 Natte augustus
31-7-1848 Aan de Gouverneur
Nog geen verschijnsel van eenige ziekte in de aardappelen.

15-8-1848 Aan de Gouverneur
Dat over dit geheele eiland in bijna al het Aardappelgewas, min en meer zieke knollen onder de Aardappels zich voordoen. Men schrijft dit inzonderheid toe aan de in die tijd menigvuldig gevallen zwaare regens. Deze ziekelijke gesteldheid komt geheel overeen met die van voorgaande jaren, echter is dezelve op dit oogenblik nog niet van dien aard dat er bezorgdheid bestaat, daardoor eenige belangrijke schade aan het gewas zal worden geleden.

21-8-1848 WHN Weekblad voor den Helder en het Nieuwediep
Aangaande de aardappelen in deze provincie vernemen wij, dat de ziekte niet van genoegzaam belang kan geacht worden om vrees voor het gewas in het algemeen in te boezemen. De aardappel in het duin en alzoo op hoogen grond geteeld, heeft niets van de ziekte te lijden gehad. De ziekte voor zooverre zij in Noord-Holland bestaat, is het meest zigtbaar dáár, waar de vrucht op lagen grond staat en veel aan de nattigheid is blootgesteld geweest.
Meer en meer werden duinlandjes ontgonnen om aardappelen op te telen.

31-8-1848 Aan de Gouverneur
Dat in de laatst verlopen halve maand de ziekelijke gesteldheid der Aardappelen over het algemeen is toegenomen. Op de zwaarste gronden zijn de knollen voor het meerendeel door de ziekte aangedaan, op de hooge en dorre zandgronden daarentegen is zulks veel minder, echter zooals het zich thans laat aanzien, zal over het geheel op dit eiland een belangrijk verlies worden geleden.

Vroege aardappelsoorten op dorre grond hadden het minste last. In die tijd begon men met het telen van duinaardappelen.

15-9-1848 Aan de Gouverneur
De vroege soorten die gerooid zijn en daaglijks nog gerooid worden, zijn het minst door de ziekte aangedaan. Over het geheel gerekend men daarvan twee derde van het beschot behoudens de late of winteraardappelen en de zoogenoemde roode en blaauwe soorten zijn veel meer door de ziekte aangedaan, en verwacht men dezelve een zeer klein beschot zullen opleveren.

25-9-1848 WHN Om zieke aardappelen weer gezond en smakelijk te maken laat men ze 10 minuten in ruim water koken, daarna giet men ze af en doet er weer een weinig kokend water met wat zout op. Radicaal kan men ze genezen door de plekken waar het bederf zich toont, met de zalf van professor Holloway te bestrijken [zinloos, behalve voor de verkoop van de zalf].

30-9-1848 Aan de Gouverneur
Dat de ziekte in de Aardappels niet meer is toenemende; bij de Rooyingen waarmede men de laatste 14 dagen druk bezig is geweest, is het resultaat der gezonde knollen niet uit de hand gevallen; over het geheel echter levert het Aardappelgewas, door het verlies der ziekte een klein beschot.

Natte Juli
12-9-1849 Aan de Gouverneur
Geen aardappelziekte, geene sporen aan het loof, zooals in de 3 voorgaande jaren. [Tussen de] knollen die bij rooyingen, waarmede men dagelijks reeds druk bezig is, worden maar zeer enkele knollen [gevonden] waarin zich nog eenig spoor dier ziekte aanwezig is.

Zomer vrij koel, begin droog, eind nat
13-9-1850 Staadsraad Commissaris des Konings
Dat de aardappelziekte zich ook binnen deze gemeente wederom en in een vrij ernstige mate heeft geopenbaard. Het bederf heeft zich echter vooral in het lof en tot heden althans minder aan de knol medegedeeld. Men heeft dan ook van het eerste oogenblik af dat de ziekte zich deed herkennen deze aardappelen zoo veel maar mogelijk doenlijk te rooyen. Vooral daar het bederf, ook waar het zich aan de knol reeds had geopenbaard, na de rooying niet weder schijnt mede te deelen. Zooveel is zeker dat ook de gereed gebleven aardappelen naauwelijks een half gewoon beschot zal opleveren.

1-10-1850 Dat door het gunstige weder in de laatste 14 dagen de ziekte in het aardappelgewas niet is verergerd. Op de hoge zandgronden is de ziekte in de knol zeer weinig. Op de zware gronden en lagere streeken daarentegen, wordt daardoor hoewel meer en minder dooreen gerekend, nog al een belangrijk verlies geleden, hetwelk gevoegd bij het klein beschot, het aardappelgewas dit jaar geen heel gunstig resultaat zal opleveren.

21-10-1850 WHN Aardappelen hebben eene halve opbrengst geleverd. De ziekte heeft wederom vrij algemeen geheerscht, echter minder dan aanvankelijk gevreesd werd, en meer in de lage, vooral in de kleigronden, dan op de hooge hei- en duingronden. Het gewas is echter ook daar gering en de knol klein van stuk.

25-11-1850 WHN Men meent thans de oorzaak en het redmiddel van de aardappelziekte gevonden te hebben. De ziekte spruit voort uit eene soort van ontaarding, of door dat de knol reeds verzwakt is door lange uitspruitsels, als zij gepoot wordt. Om dit te voorkomen, pote men de aardappelen met half November, dan kan men verzekerd zijn van den volgenden zomer gezonde aardappelen te rooijen. Het is gebeurd, dat iemand, die zieke aardappelen den geheelen winter door, in den grond had gelaten, zonder dien om te spitten, den volgenden zomer zeer gezonde en smakelijke aardappelen uit dien zelfden akker gerooid heeft [dat was dan toeval of niet waar].

Juli zeer warm en droog
16-10-1852 Aan de Commissaris
Dat van een verschil van slechts 162 panden welke in de loop van het jaar 1851 in de Beleenbank alhier meerder zijn beleend dan in het vorige jaar geene bepaalde redenen kunnen worden opgegeven. Na onderzoek is gebleken dat het slechts kleine panden zijn, dat ten gevolge de bijzondere weersgesteldheid in het voorgaande wintersaizoen eenige der arbeidende klasse nu en dan zijn belet geworden om te werken, terwijl tevens ook het meerder verlies der aardappelen door de ziekte in 1851 dan in het jaar 1850 daartoe iets zal kunnen hebben bijgedragen.

Huizinga 16 October 1852. Auke Griek bragt ons 6 mud aardappelen.

5-9-1853 WHN Volgens de waarnemingen van den landbouwkundige L. Vorster, van Haus Lohburg, Coesfeld, Westphalen, moet het ontstaan van het aardappelbederf worden toegeschreven aan zeker viervoetig gedierte, genaamd Julus agrettis, ’t welk zijn eijeren legt in den geplanten aardappel, en zich voedt met den wortelstengel (vergrootglas). Tegengaan met roet en asch, vermengd met fijn gestampte kalk, en van dit mengsel een eetlepel op den geplanten aardappel en naderhand bij het aanaarden op het loof te werpen.

9 November 1854. Verleden maand heb ik van ‘t Hoogezand 1 vat boter, 1 driekwart mud aardappels, wat appels en peren, gort en meel ontvangen.

Huizinga 18 July 1856. Met ons vijven geloopen naar Kors Roeper, boer in Eijerland. Even op de dijken, Cocksdorp doorgewandeld. Ka Buijs geeft mij wat aardappels mee.

Huizinga 24 September 1856. Vrijdag l.l. ben ik naar den Hoorn geweest ter begrafenis van Jacob Ariesz Kunst, die onder het opmeten van aardappels met zijn zwager Reijer Bakker plotseling neergevallen en gestorven was.

Aardappelveldjes in de duinen
13-12-1856 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
1 Dat de duinen en woeste gronden, welke in deze gemeente aanwezig zijn, eene uitgestrektheid zullen bevatten van ruim 4 duizend bunders
a in eigendom aan de Provincie Noord Holland 4000 bunders
b in eigendom aan bijzondere personen 100 bunders
2 Dat de plaats gehad hebbende ontginningen eerst na het jaar 1841 zijn begonnen, en daarom sedert dien tijd tot op heden zullen ontgonnen zijn eene uitgestrektheid van ongeveer ruim 100 bunders, te weten ongeveer 70 bunders voor weiland en voor bouwland ongeveer 40 bunders, waaronder niet begrepen zijn de gedeelten duingronden, die tijdelijk voor de beplantingen van aardappelen worden gebezigd.
Geene der bedoelde gronden zijn voor de houtteelt gebezigd geworden. Wij nemen echter de vrijheid hierbij optemerken, dat de hiervoor gedane opgave, is gedaan naar eene provisionele opneming der gronden, zooals die tegenwoordig op de Kadastrale plans en registers dezer gemeente is aangeduid. Voor de juistheid dezer opgave kan door ons niet worden ingestaan, uit hoofde geene afzonderlijke perceelsgewijze kadastrale metingen der Duin- en Mientgronden in deze gemeente nog heeft plaats gevonden, hetwelk niet onnoodzakelijk mogt worden geacht, bij aldien het Gouvernement, met eene zoo naauwkeurige bekendheid van den staat dier gronden, verlangt te bekomen.

Huizinga 20 September 1860. Des namiddags Dirk en Samuel en ik bij het zeer schoone weder eene wandeling gemaakt naar de Duinen aan de Westen. Bij Maarten Koorn aardappels besteld.

Huizinga 18 October 1860. Klaas Brouwer van Cocksdorp hier, hem de aardappels betaald 3,50.

Mislukte oogst gaf extra armoede
21-10-1867 idem voor Cornelis Lieuwen, welke met 3 onverzorgde kinderen is belast en zonder inkomsten, en het mislukken van de aardappeloogst, dringend vordert dat aan hem onderstand worde verleend. Een gulden per week tot Ultimo April 1868 voor rekening van Terschelling.
21-10-1867 Cornelia Visbeen weduwe Klaas Bakker welke door hare hooge jaren niet meer in staat is in haar onderhoud te voorzien, en geene bijstand van hare kinderen door de mislukten aardappeloogst kan erlangen [waardoor die niets verdiend hadden en zelf gebrek leden] enz. Bedeling van 1 gulden voor rekening van Goedereede, alwaar zij is geboren 6-4-1798 of 1799.

Voor deze mensen moest de bijstand door de gemeente waarin zij geboren waren worden betaald. Gewone Texelaars moesten aankloppen bij de Kerkelijke of Algemene Armbesturen, waarover niets in de Notulen van de Gemeenteraad is opgeschreven.

17-11-1869 Aan den Heer Voorzitter van de Gedeputeerde Staten van Noord Holland
over de Bank van Leening
Dat dit verschil is veroorzaakt, door den achteruitgang van den arbeidenden stand in deze Gemeente in 1868, voornamelijk van het aardappelgewas in de duinstreken en geringe verdere xxxxx. Een en ander was oorzaak, dat vele arbeiders buiten staat waren om de in de Bank beleende panden ter behoorlijken tijd te aftelossen.

Huizinga 28 November 1869. Zondag. Bij Bakker koffij gedronken, aldaar Dominee Riet [van De Cocksdorp] gesproken, hem het ontvangen mud aardappels betaald met 2,50 gulden.

8 November 1870. Des middags Maarten Koorn [van de boerderij Westermient] hier, brengt anderhalf mud aardappels waarvoor ik hem anderhalf mud terug geef appels en peeren. Verleden week zond hij mij een schotel karbonade.

19 October 1872. 2 mud aardappels ontvangen van Dirk List à 3,25 gulden.

24 November 1872. Dirk List hier, hem 6,50 gulden voor 2 mud aardappels betaald.

23 April 1873. Aan Jonas Schagen een mud aardappelen betaald.

Huizinga schreef met geen woord over de mislukte aardappeloogst, waar hij toch wel mee te maken gehad zeeft.

Weerfeiten uit BAR EN BOOS, Zeven eeuwen winterweer in de Lage Landen, door Drs. Jan Buisman




Home