Ada van Holland


Over Ada en Texel worden spannende verhalen verteld. Er is/was een schilderij waarop zij, met ketenen geboeid, uit een torenraam naar de zee kijkt, smachtend naar bevrijding. Ook wordt verteld over hoe zij in de kelder onder de Weezenschuur opgesloten heeft gezeten, of in een kelder onder het Schoutshuis. Maar wat is er waar van al die romantische fantasieën?

Kerker
Een armelijk kloostertje, en Vrouw Ada kan er weinig gemak gehad hebben; trouwens die Graavin heeft er slegts één jaar gezeten in het jaar 1205”, zei Pieter van Cuyck rond 1780.
Er is wel meer verteld over Ada, vooral in de 19de eeuw.
Men wist toen weinig meer over de geologie en de ontstaansgeschiedenis van Den Burg en Texel, maar fantaseerde er lustig op los. De gracht en burgwal zijn aangelegd in 1346, toen heel Holland door de opeenvolgende Graven van Holland geleidelijk onderworpen was. Texel werd bestuurd door een Baljuw, die namens de Graaf de nieuwe orde bracht.
In Ada’s tijd was het nog lang niet zo ver. Het armelijke (maar wel van steen gebouwde) Agnietenklooster was er nog niet, er was nog geen Schoutshuis en geen donkere kerker. Het duurde nog honderden jaren voordat die gebouwd werden.
Ze is niet opgesloten in een donkere kelder. Den Burg was toen beslist geen plaats van betekenis, het bestond uit de resten van de Burcht der Friese Koningen (in de achtste eeuw overwonnen door de Franken), met een onbeduidend monnikenklooster (met lemen muren en een rieten dak), een kapel en enkele boerderijen. Geen gebouwen van steen.
Bovendien, ook zonder kerker zat ze gevangen. Zonder schip kon ze vanaf Texel nergens naar toe en dat was dan ook de voornaamste reden voor haar oom Graaf Willem van Holland om haar naar Texel te sturen.

Biechten
Ada van Holland kwam aan bij Texel in de winter van 1203 op 1204.
De Texelse rede lag in die tijd bij Den Hoorn, vlak ten zuiden van het Hoornder Klif aan het Marsdiep. Dat was een beschutte plek om af te wachten tot het weer gunstig was voor de overtocht naar Engeland. Ze moesten wachten op oostenwind om de overtocht naar Engeland te kunnen maken. In de winter was zo’n zeereis gevaarlijk, zeker als de wind ongunstig was.
Of Ada wel van het schip af geweest is? Ze kan hebben gewandeld tussen de hutjes van het dorpje op het Hoornder Klif, misschien is ze doorgevaren naar Wambas of Westeynde.
Dat dorp was in de voorafgaande eeuw zwaar getroffen door stormen en overstromingen, maar de Westerkerk stond veilig op een keileemhoogte. Via de slenk van het Hoornder Klif tot aan het Zeegat ten noorden van het Hoge land van Texel kon men per (kleine) boot varen tot aan de Westerkerk. Ada zou vast wel willen biechten voor ze aan de gevaarlijke zeereis naar Engeland begon. Er was zo veel gebeurd, al was het meeste niet haar schuld.

Munten

Munten uit de tijd van Ada.
Bij Den Hoorn gevonden door Paul Dekker.



Strijd om de macht
Ada speelde slechts een bijrolletje in de geschiedenis van de Graven van Holland. Ze was een van de drie dochters van graaf Dirk VII en Aleid van Kleef en leefde van 1188 tot 1223. Dirk’s broer Willem was als kruisvaarder uit het Heilige Land thuis gekomen. Later verbond hij zich met de opstandige Westfriezen, wat tot een onaangename machtstrijd tussen hem en zijn broer de graaf leidde, die tenslotte een nederlaag voor Dirk bracht. Om de verzoening te bezegelen tussen Holland en Gelderland zou Dirk’s dochter Aleidis in 1202 met Hendrik van Gelre trouwen, maar dat ging niet door omdat Aleidis dat jaar stierf.
Moeder Aleid had zich op een door haar uit te oefenen regentschap voorbereid door te regelen dat sinds 1198 oorkonden uitsluitend konden worden uitgevaardigd door graaf en gravin gezamenlijk. Ook nam ze andere maatregelen voor de situatie die zou ontstaan als de graaf zonder mannelijke nakomelingen zou sterven. Dat gebeurde op 4 november 1203.

Huwelijk
Zijn enige nog levende dochter Ada- een jongere zuster van Aleidis, die omstreeks 1202 was overleden- was toen 15 jaar en dus meerderjarig. Toch werd zij niet in staat geacht zelfstandig te regeren. Een snel huwelijk met de graaf van Loon moest haar de steun geven die zij onder die omstandigheden nodig had. Dit plan was al voor het overlijden van Dirk bedacht door gravin Aleid en haar oud-oom Otto van Bentheim. Op deze wijze hoopte gravin Aleid de invloed van Willem, de broer van de overleden graaf, te kunnen uitschakelen en zelf het in het graafschap voor het zeggen te houden. Nauwelijks was de graaf (op 3 november 1203) te Dordrecht overleden, of gravin Aleid liet Lodewijk van Loon, die in het nabij gelegen Altena wachtte, komen’.
Misschien hoopte ze dat Ada snel zwanger zou worden en een zoon zou krijgen. Dan zouden de aanspraken van Aleid iets sterker worden. Holland was immers een zwaardleen, geen spilleleen, dus moest er een mannelijke opvolger komen. De aanspraken vanhaar zwager Willem waren volkomen terecht.
Hoewel het lichaam van de graaf nog opgebaard stond werd het huwelijk zonder uitstel voltrokken. De verontwaardiging van de Egmondse monnik die het verhaal heeft opgeschreven is duidelijk merkbaar. Ook was hij boos over het feit dat de begrafenis van de zeer vermogende graaf op kosten van de Egmondse Abdij heeft plaatsgevonden. Het grafmonument van de graaf in de Stefanuskapel, een sarcofaag waarop hij met harnas en wapenschild was afgebeeld, is bij de verwoesting van de Abdij in 1573 verloren gegaan.
Willem haastte zich naar Holland vanuit Midden-Friesland nadat hij het overlijden van zijn broer vernam. Gravin Aleid wist te verhinderen dat hij een vrijgeleide kreeg. Maar tal van Kennemer edelen zochten hem op en verzochten hem naar Holland te komen. In het diepste geheim en vermomd ging hij vanuit Vlaardingen per schip naar Zeeland, waar hij enthousiast werd ontvangen. Hiermee begon de Loonse oorlog. Kennemerland kwam in opstand’
.

Gevangen
Wat Ada zelf vond, of ze ergens over mee mocht praten? Ze moest doen wat haar werd opgedragen, trouwen met haar moeders favoriet. Verder had men Ada nergens voor nodig.
De Grafelijke familie ging (van waar, uit Haarlem?) op weg naar Egmond om de Zielemissen die 30 dagen na de dood van Dirk VII gehouden moesten worden bij te wonen (3 december 1203).
De Kennemers echter trokken op naar Haarlem onder aanvoering van Wouter van Egmond. Ada werd achtergelaten door haar echtgenoot en moeder, die samen in de nacht naar Utrecht vluchtten. Slechts door enkele ridders vergezeld bereikte Ada Leiden, waar ze na een korte belegering door haar oom gevangen werd genomen. Die stuurde haar naar het noorden, via de Rede van Texel, naar de koning van Engeland. Hij had haar ook via de Maasmonding, Hoek van Holland, naar Engeland kunnen sturen, maar dan was ze in de buurt van haar achterban. Op Texel zou niemand haar komen ontzetten, niemand zou haar uit zijn handen redden. Hoe lang ze moesten wachten voor de oversteek is niet bekend, maar het zal niet lang zijn geweest, een paar weken of maanden, geen jaren.
In Engeland bleef Ada tot alles weer rustig was, gedurende 4 jaar.

Echtgenoot ?
Hoe kwam het dat alleen zij in Leiden gevangen genomen werd? Waar was haar echtgenoot? Waarom beschermde hij haar niet? Ze zag haar echtgenoot pas weer in 1207, toen de Loonse oorlog afgelopen was. Zowel Lodewijk van Loon als Willem van Holland kregen veel steun en een paar jaar werd er geducht gevochten in Holland en Zeeland, waarbij verscheidene plaatsen werden getroffen, zoals Muiden, Weesp, Beverwijk en Dordrecht. De Kennemers staken bij Ouderkerk de dijk door.
Een van de voorwaarden van het verdrag van 14 october 1206 was de vrijlating van Ada. In 1207 richtte gravin-weduwe Aleid zich in een verzoekschrift tot de Engelse koning om de vrijlating van haar dochter te bepleiten. Dit verzoek werd ingewilligd na overleg met graaf Willem. Alvorens Ada terug te zenden stak de koning haar en haar gevolg in nieuwe kleren. Ze ging naar haar echtgenoot in Loon, bij Tongeren, waar ze ‘samen’ leefden tot hij stierf in 1218. Ook daarin werd haar mening niet gevraagd. Ze moest naar een echtgenoot die ze sinds haar huwelijk niet meer dan een maand had meegemaakt. In 1223 overleed ook zij, kinderloos.
Waar haar moeder al die tijd had gewoond staat nergens vermeld, maar het zou best kunnen dat die ook in Loon woonde.

(Gegevens over Ada uit ‘Graven Van Holland’ door D.E.H. de Boer en E.H.P. Cordfunke)


ADA VAN HOLLAND Als gevangene op Texel in 1203.

In ’t gedruis des winds verloren; over ’t woelig ruim der zee,
Laat zich Ada’s harptoon hooren; jammert dus haar hulploos wee:

Feestlicht, aan de toorts ontstoken, die mijns Vaders Lijk bescheên;
Echt, van morrend Volk weersprooken; van verbitterd Bloed bestreên,

‘k Draag uw schuld! In Moedershanden blonk de Bruidstooi, mij ten val:
‘k Sleep een boei, aan Texels stranden…. ‘k was Gravinne, in Dordrechts wal!

Ach, dit hart! (aan Hem ontreten- mijn genoot in ’t kort gezag-
Nu op waerelds vloên versmeten, waar mijn trouw niet volgen mag!)

Ada’s hart, doorboord van wonden, kweekt geen aardsche wenschen meer;
’t Voelt zijn laatste kracht verslonden, en geen balsem heelt het weer.

Waait niet langer, Krijgsbanieren, voor de Gaâ van Lodewijk.
Willems vaan blijv’ zegevieren! Dat ze op Leydens Burgtin prijk’!

Vloei’, neen! Vloei’ geen bloedstroom weder, om mijn regt, op Hollands grond.
‘k Leg den Staf gewillig neder, die me zoo veel tranen stond.

Groent voor andren, Eikenkruinen; Hagen, bij dat Graaflijk Slot,
Waar, in ’t luw der witte duinen, ’t Roosje met den winter spot.

Lustoord van mijn kindsche dagen! Heuvel, aan den Vijverkant;
Zwanen, op den plas gedragen, en gespijzigd uit mijn hand;

Duifjes, die mij plagt te omzweven, daar ik in mijn Bloemhof zat,
Of, in schaduw der hooge dreven, zingend langs den oever trad;

Uurtjes, als de maan kwam lonken, op de stille Maagdencel:
Viertijd aan de Vlijt geschonken, bij getok en snarenspel

Andren moog’ de vreugd verzaden, die gij eens mijn jonkheid boodt!
Andren zij, op ’s levens paden’ zoete Hoop tot togtgenoot!

Vreugde, Hoop is mij ontvaren, uitgespeeld de droeve rol.
Maak, o Dood, mijn achttien jaren met het uur der slaking vol!

A.C.W. Staring, 1827

Ada was de dochter van Dirk III, Graaf van Holland. Ada’s moeder poogde bij den dood des vaders, het Graafschap voor haar dochter te winnen. Daartoe huwde ze, terwijl het lijk van den Graaf nog boven aarde stond, Ada, in ’t geheim, aan Lodewijk, Graaf van Loon uit.
Dit geschiedde tegen den wil van het gansche land en van haar oom van vaders zijde, Willem, die door Dirk als zijn opvolger was aangewezen. Het jonge paar werd het slachtoffer van de roekelooze daad van de moeder. Willem liet zijn nicht gevangen nemen (in den, nog aanwezigen, Burcht van Leiden) en naar Texel voeren; hij verdreef Lodewijk en werd gehuldigd als Graaf van Holland (Willem I).



Home