Een artikel waarin betoogd wordt dat veel keten op Texel gebouwd werden als woningen en eindigden als schuur of varkenshok. Pachterskaart In het Archief van Ecomare ligt sinds een jaar of tien een serie van 32 kaarten van de binnenduinrand van Texel, van ten zuiden van Den Hoorn tot aan de Cocksdorp, verkend in 1842, schaal 1:2500. Later zijn er veranderingen op bijgetekend, in 1844, 1848 en 1853. Op de kaarten zijn de verschillende percelen ontgonnen grond op de Domeingebieden of Mientgronden te zien aan de westkant van de Limiet, de grens tussen Staats- en particulier landbezit. In elk perceeltje staat de naam van de pachter geschreven, daarom noemen we deze kaart de Pachterskaart. |
De pachters van de Westermient Van de Vergeven Hoek bij de Jan Ayeweg tot aan de Koog staan deze namen op de kaart: P. Kikkert, C. Koorn, Biem Lap, Daniël Klaassen, Dirk Boon, Jacob Eelman, Arie Bakker, J. de Wit, J. Lammerts, A. Kalf, G. Schrama, G. de Vries, Joh. Reuvers, Joh. Hopman, P. Keijzer, Harmen de Boer, J. Gielis, G. Zoetelief, G. Harsman, J. Eelman, T. Rijk, Jacob Krijnen, C. Zutphen, C. van der Ploeg, Jan Maats, Jb. Keizer, Teunis Kooijman, G. Mulder, Geest van der Ploeg, Cornelis Kuip, Arie Schasenberg, Hendrik Koorn, Nan Eelman, C. Maas, Frederik Gaats, B. Huisman, J. Schasenberg, wed. P. Koorn, P. Koorn, C. Kalis, B. Nielen, J. Stark, Jb. Bakker, H. Boon, M. den Bleijker. De meeste pachters woonden niet op de Mient, maar elders. Ze verbouwden duinaardappels of hadden daar een hooiland. Op een aantal percelen staat een blokje getekend dat een gebouw voorstelt. Bij sommige gebouwtjes staat het woord keet. Dat was het geval bij Dirk Boon, Pieter Keijzer, Jacob Krijnen, Gerrit Mulder en Hendrik Koorn. Ook de keet van Wouter Verwey staat op de kaart getekend, echter niet met zijn naam erbij. Johannes Hopman woonde op het plaatsje Oude Westermient, Cornelis Zutphen op de Onderneming aan de Randweg. Ook Teunis Kooijman had een gebouwtje op zijn land, net als Cornelis Koorn, Cornelis Maas, Frederik Gaas, de weduwe Pieter Koorn, Cornelis Kalis en Maarten den Beijker, maar zonder nadere aanduiding zodat we niet weten of het een stenen of een zoden huisje betrof. Ten oosten van de Limiet stonden getekend de boerderijen van Hendrik Maas (Vredelust), Harmen de Boer (nu bungalowpark het Hooge Land), Pieter Brouwer (Gouden Dak), Johannes Reuvers (Gertenbachshok), de Worsteltent en de keet van Hendrik Mulder. Momentopname Het probleem met een kaart is dat elke verandering van de werkelijkheid ook op de kaart veranderd zou moeten worden. Er is op deze kaart niets doorgestreept, alleen toegevoegd, maar we weten bijvoorbeeld dat Pieter Keijzer al in 1849 zijn keet verliet om te trouwen met Antje Brouwer van de Everstekoog, waarbij hij zijn keet al of niet onbewoond achter liet. Zijn broer Jacob Keijzer trouwde met Antje Dekker. Zij kwamen eind 1853 op de boerderij de Onderneming aan de Randweg, dat door Cornelis Zutphen werd verhuurd. Die was op Buitenlust gaan wonen. Paggas hutje staat niet op de kaart, die woonde in 1853 nog bij zijn moeder in De Koog. Keet, wat betekent dat woord? Bouwkeet, bierkeet, het woord keet bestaat nog steeds. Er zijn verschillende opvattingen over de betekenis van het ouderwetse woord keet. Was het in de negentiende eeuw een zooien huus ofwel een plaggenhut, of een schuurtje? Voor plaggenhut werd in Eierland ook wel het woord zoonekeet gebruikt, volgens het Texels woordenboek van Jansen. Het etymologisch woordenboek zegt: hut of schuur. Keet volgens dominee Huizinga In de tijd waarin de Pachterskaart getekend werd bezocht de doopsgezinde dominee Huizinga verschillende mensen in hun keet. Uit zijn dagboeken citeer ik: 24 Juny 1846. Bij Jakob Kors List in het Eijerland koffij gedronken in hunne nieuwe keet bij de vrouw en de kinderen. Men drinkt koffie niet in een schuurtje, maar in een huis, dus dat zal wel een woning zijn geweest. Veel uitgebreider is het verhaal over de keet van Jan de Bleijker: 28 September 1851. Brief aan broeder Juriaan Huizinga, houthandelaar te Westzaan: Inliggende een briefje van Jan Jansz de Bleijker, arbeider onder de Cocksdorp. Hij is iemand die het met zijn handen verdienen moet, maar naar ik denk wel een eerlijk man. Wilt gij hem de 25 achterdeelen zenden. Ik voor mij heb er niet tegen en hij zal ze wel behoeven. 25 October 1851. Brief aan Juriaan: Jan de Bleijker heeft mij verzogt of gij het hout spoedig wildet sturen. Hij wilde het wel gaarne met de beurtman hebben, daar er wekelijksch gelegenheid is van het Oude Schild met een schip naar de Cocksdorp. Hij moest noodig zijne keet vertimmeren. 27 October 1851. Brief aan Juriaan: Jan de Bleijker (de vader), woonagtig onder de Zanddijk, gehoord hebbende dat zijn zoon J. de Bleijker jr. woonagtig onder Kocksdorp, hout van u wachtende was, kwam gister bij mij en wilde ook gaarne hetzelfde doen als zijn zoon, namelijk een zolder leggen in zijn keet. Hij verzogt mij daarom u te schrijven om 15 achterdeelen. Hij had een mud tarwe t welk hij verkoopen wilde en met het geld waarvan hij terstond zou betalen. t Is wel een ongelukkig maar eerlijk man. Voor uw geld behoeft gij niet bevreesd te zijn, dat durf ik u verzekeren. Maar nu oordeelden wij (Kors Roeper zat er ook bij) dat achterdeelen eigenlijk niet best geschikt waren voor een zolder. Hij zou het evenwel doen om de goedkoopte. Nu ben ik zoo met hem afgesproken: ik zou aan u schrijven dat hij 6 of uiterlijk 8 guldens te missen had voor het hout. Hij verzocht u hem daarvoor te sturen wat gij daarvoor missen kunt dat geschikt is voor eene geringe zoldering in zijne keet van 18 voet lengte (hij wil de planken graag geploegd hebben). Ik zeide dat het soms wezen kon dat gij nog goedkoope enden liggen had waarmede gij hem zoudt kunnen gerijven. Zie eens wat gij daartoe doen kunt. De man is het wel noodig, maar als gij ook al geen geschikter hout voor 6 á 8 gulden leveren kunt, dan verwacht hij toch 15 achterdeelen van u. Gelieve het te sturen gelijk met het hout van zijn zoon, maar dan het zijne door een afzonderlijk merk van dat zijns zoons te onderscheiden. De jonge Jan de Bleijker ging al in 1852 emigreren naar Amerika. Zijn vader volgde hem later. 8 mei 1857. Dagboek. Jan de Bleijker hier. Het is voor hem eene groote teleurstelling dat de [Doopsgezinde] Gemeente hem de 50 gulden niet verstrekt die hij nog noodig heeft voor de reis naar Amerika. Ik schrijf hem een aanbevelingsbrief tot het verzamelen van giften, geef hem Attestatie en laat hem een papier teekenen dat hij aan broeder Juriaan [Huizinga] 10 gulden schuldig is. Dat was kennelijk nog steeds niet betaald! Of het geld ooit nog gekomen is vanuit Amerika? Huizinga had het er niet meer over. Zo eerlijk was Jan de Bleijker toch niet . Voor Huizinga was een keet geen bijzonder bouwwerk. Hij had het er alleen over als er iets aan de hand was, zoals bij het gedoe met de familie De Bleijker. Het ging hier niet om de keet zelf, maar om de houtleverantie door Juriaan Huizinga en de uitgebleven betaling. Als Huizinga op bezoek ging bij Dirk Boon zei hij niets over het huis van deze familie, maar ook dit was een keet, zoals te zien is op de Pachterkaart. Later woonde Gerrit Leen, de schoonzoon van Boon daar, weduwnaar van Martje Dirks Boon. 7 April 1876. Zeer schoone dag. Des namiddags met Katrina een wandeling gemaakt naar de Mient, het Elzenbosch en over de Westen terug. De keet van Gerrit Leen wordt afgebroken en verplaatst. Nu werd er iets veranderd en daarom door Huizinga genoteerd. Huizinga kwam ook vaak bij Aafje Teekes, de vrouw van Wouter, en bij Antje Dekker, toen die bij Pagga woonde, maar schreef niets over hun huisjes, waarvan wij weten dat het plaggenhutten waren. Dat was voor hem heel gewoon. Schetsen van Reinier Bakels In het Veldnamenboek staan verschillende percelen die keet of keetstuk genoemd werden. Er was een keet achter Oost, aan de Nesweg, op de Hoge Berg, aan het Hoornderslag, aan de Gerritslanderdijk, aan de Kogerweg en achter Aurora. Deze lagen allemaal oostelijk van de Limiet op particuliere grond. De keten op Staatsgrond aan de westkant daarvan staan niet in dit boek. Door Reinier Bakels zijn heel wat schetsen gemaakt van schilderachtige bouwsels, waarvan niet altijd duidelijk is waar die gestaan hebben. Maar bij sommige tekeningen schreef hij waar het was. Zo zijn er van de keet op de Hoge Berg wel 3 tekeningen. |
De keet aan het Gerritslanderdijkje staat half op een tekening, met gezicht vandaar op Den Burg. Die keet staat getekend, met naam van de bewoner- Rab, op een plattegrond van het Gerritsland, gemaakt door Witte van de Bontekoe. |
Keten in Eijerland In Eierland waren vlak na de inpoldering voor de arbeiders keten gebouwd van riet, duidelijk bedoeld als tijdelijk en provisorisch onderkomen, zoals blijkt uit de papieren van de ontginning van Eijerland: Anderhalf jaar later bij het opmaken van de Staat der Sociëteit en Eigendom van Eijerland per 31-12-1838 waren alle rieten en houten keten verdwenen en vervangen door 63 stenen en 21 houten arbeiderswoningen. Onder deze gebouwen waren niet begrepen de keten onder de Zanddijk op Domeingrond, waarin Huizinga zijn bezoeken aflegde. Die stonden er jaren later nog. Keet = woonhuis Het lijkt erop dat halverwege de negentiende eeuw een keet een woning was, niet van steen, maar van ander materiaal gebouwd, met muren van plaggen en/of hout, houten betimmeringen, en riet of helm op het dak. Dat hout kwam meestal van het strand. Sommige keten zijn vervangen door stenen huizen, zoals bij Windy Ridge, het Ruige Lnadje, het Huussie van Hannes, Bergland aan de Tempeliersweg en in Eierland. Opvallend is dat, met uitzondering van Eierland, het nieuwe huis niet op precies dezelfde plaats als het oude werd gebouwd (zie kaartje). De oude keet werd waarschijnlijk niet afgebroken, maar nog als schuur of varkenshok gebruikt. Zo kwam het dat een keet ook een schuur kon zijn. Irene Maas Bronnen: Pachterskaart Ecomare, in kader: schaal 1: 2500, 32 bladen, reg. No 427 Dagboeken van Jakob Huizinga 1846-1879 Etymologisch woordenboek, Dr. J. de Vries, Het Spectrum, 1958 Texels woordenboek, Gelein Jansen Veldnamenboek, J. Schraag Archief van de Sociëteit van Eijerland, Regionaal Archief, Alkmaar Langs Paggas paadje, Irene Maas, het Open Boek, 2002 |