Pieter Jacobsz Boon ((1820-1866) zoon van Jacob Pietersz Boon en Antje Pieters Bakker) en Cornelisje van der Wijk ((1820-xx) dochter van Cornelis Aukersz van der Wijk en Antje Simons Kikkert). Zij waren de ouders van: Pieter (1841-1911) Antje (1843-1916) Neeltje (1845-1907) Cornelis (1847-1862) Reijer Sijbrandsz Keijser ((1804-1871) zoon van Sijbrand Pietersz Keijser en Grietje Jacobs Boon) en Johanna Christina Schneider (1812 Meppel- 1888 Tx) dochter van Johan Pietersz Schneider en Johanna Christina Kok) waren de ouders van Johannes Sibrand Reijersz Keijser (1845- ) Johan Reijersz Keijser en Neeltje Pieters Boon waren de ouders van: Johanna Cornelia (1865-1872) Cornelia Christina (1866-1868) Reijer Pieter (1867-1868) Reijer Pieter (1869-1942) Cornelia Christina (1870-1947) Christina Adolfina (1871-1941) Johanna Cornelia (1873- xx) Anna Pieternella (1874-1949) Ferdinand Pieter (1880-1965) Neeltje Pieters Boon en Johannes Sibrand Reijersz Keijser 29 Augustus 1865. Bij Pieter Boon de kraamvrouw Neeltje bezogt, nog zeer lijdende. Zij was 14 dagen na haar huwelijk bevallen. Neeltje (1845-1907) en Johannes trouwden op 19 juli. Het kindje kwam op 4 augustus. Haar vader was zwaar aan de drank (stierf in de jenever in 1866), hij leefde gescheiden van haar moeder. Kennelijk woonde het jonge paar bij hem in. De dronkemanswoede van Pieter Boon had al tot veel ellende geleid, gezien deze aantekeningen: 12 October 1858. Bij P. Boon, die volslagen krankzinnig was. Zijn vrouw en kinders waren hem ontvlugt, t licht ging uit, bij een kaars met hem gepraat. De Heer S. Keyser tot hulp gehaald. Tenslotte zijn vrouw weer bij hem gehaald, hij had sterken drank gebruikt. 31 October 1858. P. Boon zegt, dat t voorgevallene er toe bijdraagt, dat hij niet meer in kerk of kerkekamer komt. Misschien dat dit huwelijk zo op het allerlaatst gesloten werd vanwege de drankzucht van de vader van de bruid. Typhus-epidemie In korte tijd een flink aantal doden door typhus, ook kinderen van Johan en Neeltje. 1 April 1868. Ik des morgens 7 uur geroepen bij Johan Keyser. Het tweede kind sterft te 9 ure. 6 April 1868. Ik was vanmorgen bij buurman Keyser en vanmiddag bij zijn zoon Sijbrand aan de Waal, die hun kindje na een paar dagen ziekte verloren hebben. Van de week heeft Johan Keyser 2 kinderen verloren, waar ik verscheidenen malen geweest ben. 9 April 1868. Des avonds half 7 ter begrafenis, eerst van de 2 kinderen van Johan Reijersz Keijser en daarop van het kindje van Sijbrand Cornelisz Keijser aan de Waal (in het graf van Grieteken bijgezet). Huizinga noemde Neeltje Boon en Johan Keyser ook later af en toe: 23 February 1872. Sina des namiddags naar Neeltje Boon, thee gedronken, daarna naar Sientje Kalis. 3 September 1873. Laatstleden zondagavond maakte ik eene visite bij Johannes Keyser, die onlangs van een zesdaags reisje naar Groningen (Uithuizen) was weergekeerd. Zijn oom Hendrik van moederszijde was daar zetboer op eene plaats van Reinders. Keyser verhaalde mij veel van het landelijk bedrijf aldaar, doch de zeden en gewoonten bevielen hem niet. Het was hem daar te boersch. Zijne vrouw was dien namiddag naar de plaats van A. Koning in Eijerland, Vianen, geweest. Zij verhaalde van den grooten voorraad van landbouwwerktuigen, machineriën, aldaar aanwezig om zich te kunnen helpen als handenarbeid zou ontbreken. 5 January 1874. Wij des avonds naar de Nutsvergadering. Sina bleef terug om visites te maken bij Neeltje Boon en Marretje Keyser-Kuiper. 17 April 1875. De [dominees] kandidaat Dekker van Rotterdam afgehaald. Hij is verleden najaar geëngageerd met Johanna Stikkel van Alkmaar, wier vader daar grutter is geweest, eene kleindochter van Marretje Kikkert, die zuster was van Antje Kikkert, moeder van de weduwe P. Boon [Cornelia van der Wijk], naar welke hij mij vroeg en die hij wilde bezoeken. Des avonds half 8 gingen wij naar weduwe Boon, die ons vriendelijk ontving en ter kennismaking met den nieuwen aanstaande neef ook hare kinderen Pieter en Neeltje en Jakob Kooiman en Johannes Keyser noodigde, met wie wij aangenaam sprekende tot ruim 10 uur daar toefden. Veel gesprek over de familieleden. 8 Maart 1877. Des avonds naar Johan Reijersz Keyser, zijn zoontje Reijer, nog maar 8 jaar oud, had zijn opstel tot 7 bladzijden doen uitdijen. Hij is zeer ijverig, altijd werkzaam, heeft veel leer- en leeslust. Keyser wil dan ook dat hij zooveel mogelijk zal leeren. Hij gevoelt dat hij zelf is te kort gekomen. Wij hadden uitvoerige gesprekken o.a. over de Bewaarschool. Hij oordeelde dat het onmogelijk was om hier eene goede te krijgen en daarom was hij er tegen. Men mogt liever zorgen dat de Lagere School het onmisbare Hulppersoneel kreeg. 21 Maart 1877. Zeer koude gure dag. Ter begrafenis van den ouden Heer Stiggelbout, 76 jaar. Sedert 1843 aan den Burg woonachtig, sedert 1838 op Texel gekomen van Middelburg. Drie reizen gedaan als scheepsdoctor. Talrijke vergadering, aldaar de buren, Burgemeester Loman. Westenberg enz. Hij werd naar het graf gebragt door mannen, die allen als hijzelf, het Metalen Kruis droegen. Twee bovendien met de Militaire Willemsorde gedecoreerd (Arie Dekker en . uit het Gesticht) gingen voorop. Aan het graf werden zij door Geus bedankt. Zij geleidden ons terug naar het sterfhuis en schaarden zich daar aan weerszijden der deur om ons te laten binnentreden. Ik bleef koffij drinken, sprak meest met P. Stiggelbout en Westenberg en Johan Reijers Keyser. 27 January 1878. In de Kerk had ik gesprek met Johan Reijersz Keyser over die Bewaarschool. Hij verklaarde zich heftig tegen, zou ze zelfs zooveel mogelijk tegenwerken, wijl Texel te klein en te arm is om op den duur er zulke, anders goede, inrichtingen op na te houden. Cornelis Pietersz Keyser deelde mij mede welke gesprekken hij had met die lieden, Johan Keyser, Pieter Boon, Jakob Kooiman had gevoerd [de diakenen]. Hun streven was het alleen om hun verkregen geld zuinig te bewaren, niets deden zij daarmede ten nutte van het algemeen. 31 January 1878. Des namiddags ik met de Diakens gereden naar de Waal, Rekendag. Er komt bij het Algemeene Boek eene zeer belangrijke som te kort, ik meen 1200 gulden, voornamelijk door de groote uitgaven voor de boerderij De Kamp. Onder het natellen der rekeningen Bakels, Cornelis Keyser en ik even naar de pastorij. Gesprekken over mijn voorstel over het verkrijgen van Lidmaatschap bij de Gemeente, straks zoo het scheen door Bakels met genoegen gelezen. Ik las het zelf vervolgens in de Vergadering voor. Het vond van de kant van Pieter Boon en Johan Keyser bestrijding. Ten slotte verklaarden evenwel allen, behalve alleen Pieter Boon en Jan Korsz Roeper, sympathie daarmede wat de strekking betreft, zonder dat het evenwel kwam tot een stemming over aanneming of verwerping. Men zou er later op kunnen terug komen. Het was na 12 uur dat wij ter tafel gingen. Wij hadden een regt genoeglijke avond, maar t was na 2 uur dat wij huiswaarts keerden. Te 3 uur kon ik mij ter ruste leggen. 4 Maart 1878. Ik wilde den Diaken Johan Keyser spreken, maar liep bij vergissing het achterhuis van Pieter Kikkert in en vertoefde bij die familie eenige oogenblikken. Daarna bij Neeltje Boon. 2 July 1878. Gister waren Jakob Roeper en Johan Keyser hier om eens op te nemen wat de timmerman, verwer en metselaar hier aan het huis te verrigten zouden hebben. 16 July 1878. Zeer schoone dag. Wij met elkander des namiddags met de kinderwagen naar de Tent en daar een zeer genoeglijke namiddag doorgebragt. In het boschje de weduwe Pieter Boon enz gesproken. 9 April 1879. Des avonds bij Johan Reijers Keyser, het opstellenschrift van Reijer terug gebragt. Veel over dat knaapje, 10 jaar oud, gesproken. Hij schijnt een zeer goede aanleg te bezitten. Zijn vader wil hem dan ook gaarne zooveel mogelijk laten leeren. Hij gevoelt dat hij zelf ten dien aanzien veel te kort gekomen is. 15 Juny 1879. Zondag. Des avonds bij weduwe Boon aan den Burg koffij gedronken met J.R. Keyser, P. Boon en Jakob Koning. Drukke gesprekken over allerlei, de boerenstand. Keyser voerde doorgaans een gematigde toon met waardering voor het goede in anderen, tegenover Boon die altijd alles het beste zelf weet, maar die ook door Kooiman ernstig wordt teregt gewezen. Boon meent dat men van theoretischen zooals Marlet en anderen niets kan leeren, dat een practische boer het alles best weet. Kooiman bestrijdt die eigengereidheid. Hij voor zich leert nog dagelijks veel van anderen, zooals van Dirk Leijen, die altijd best hooi en vee heeft, wat ook Boon moet toegeven. Over [de hervormde dominee] Gelderman en zijn drijven enz. In het huis van Simon van der Wijk komt een nieuwe winkel. Het huis door de weduwe Boon bewoond was zeker 200 jaar in handen van de familie Bakker. Er staat althans nog een oude mooije eikenhouten kast die er reeds 200 jaar gestaan zou hebben op dezelfde plaats. |