Klaas Pietersz Smit en Rempje Teekes van Grouw |
Verhaal van de bittere armoede die zij met elkaar van jongs af wel hadden geleden. Klaas leefde van 1785-1871, Rempje van 1788-1875. Ze trouwden in 1808. Zij was een kleindochter van Tjalling van Grouw, doopsgezind prediker en Rempje Bloemhof. Kinderen: Pieter, Cornelis, Jan, Antje, Betje, Teeke, Grietje en Jacob Dominee Huizinga noteerde tamelijk veel over de familie Van Grouw, wellicht omdat ze afstamden van een liefdeprediker. Meestal schreef hij over arme mensen weinig op. Kolonie Wil Schackmann schreef een interessant verhaal over Texelaars in de landbouwkolonies in Drenthe in het blad van HV-Texel. Daarbij waren kopieën afgedrukt van de inschrijving van de Texelse kolonisten, waaronder de familie Smit. Schackmann is de schrijver van een boek over DE PROEFKOLONIE, vlijt, vaderlijke tucht en het weldadig karakter onzer natie. Hieruit komt de informatie over de gang van zaken op de kolonie. Kolonisten in Drente In 1818 was de Maatschappij voor Weldadigheid begonnen met het stichten van landbouwkoloniën. Arme mensen konden daar met steun van beter gesitueerden een nieuw bestaan opbouwen, ze konden leren wonen en werken. Zij kregen een kans op een beter leven en de rijken werden verlost van een groep armen, die jaar na jaar moesten worden bedeeld en ondersteund en toch nog kwamen bedelen langs de deur. De Maatschappij vroeg de burgers een stuiver per week opzij te leggen. Met het zo gevormde kapitaal zouden arme gezinnen naar het onontgonnen Drenthe overgebracht kunnen worden om daar te leren de eigen kost te verdienen. Een groot succes, binnen een jaar waren er in het land al 700 ‘Subcommissies van Weldadigheid’ opgericht. De eerste kolonie was Frederiksoord, Willemsoord werd gebouwd in 1820 en Wilhelminaoord in 1821. In de eerste opzet werd het geld van de contribuanten door de plaatselijke commissie ingezameld en naar de penningmeester van de Maatschappij verzonden, vanwaar debetalingen gedaan zouden worden. Dat bracht grote problemen mee- hoe kreeg men het geld van bijvoorbeeld Texel in Amsterdam? Er was nog geen giraal systeem! Al snel werd het plan veranderd. De betaling werd door de subcommissie zelf geregeld. Men veranderde ook de toelatingsregels. Het was eerst de bedoeling om arme, maar flinke gezinnen te laten insturen, liefst een volledig gezin, de man niet ouder dan 40, de vrouw wat jonger, en vijf kinderen waarbij een flinke tienerzoon en dochters die goed konden helpen met spinnen. Dat soort gezinnen vond men niet gemakkelijk, het soort mensen dat door de Commissies werd gestuurd was meestal veel ‘moeilijker’. Voor een ‘gewoon’ gezin betaalde de subcommissie 25 gulden per gezinslid, gedurende 16 jaar, voor het standaardgezin was dat per jaar 250 gulden. De kolonisten moesten het geld dat aan hun kleding en dergelijke was besteed terugbetalen, ook in 16 jaar. Nu mocht men ook wezen insturen voor 60 gulden per jaar, met per 6 wezen 2 gratis huisverzorgers. Ook mocht men dan twee aangrenzende hoeves gratis vullen met ‘gewone’ kolonisten. Voor 360 gulden per jaar was men dan 22 armen kwijt. Dat was wel erg voordelig! Weldadigheid De ‘Subcommissie van Weldadigheid Texel’ had al snel 58 contribuanten. Het bestuur inde de contributies en selecteerde geschikte armen. Men moest wachten tot 1821 voor er plaats was voor Texelse armen. De ‘Gemeene Armenvoogden van Texel’ sloten een contract voor 360 gulden per jaar, waarvoor ze 3 hoeves mochten ‘vullen’. Of de geselecteerde armen zelf mochten meebeslissen over hun inzending? Hadden die enig idee wat ze te wachten stond, zo ver van huis? Konden ze nog terug als het ze in Drenthe tegenviel? Bij aankomst werden de kolonisten in koloniekleren gestoken, blauwe uniforme kleding. Als mensen nette spulletjes hebben zullen ze zich vanzelf netjes gaan gedragen, was de gedachte. Maar ook- deserteren werd door deze goed herkenbare kleding moeilijker. Uiteindelijk was men hier niet vrijwillig naar toe gekomen. Ze betrokken een nieuw gebouwde hoeve, onder van steen, boven van riet, met er tegenaan gebouwd een houten schuur. Eenvoudige huisjes, maar altijd beter dan waar ze vandaan kwamen. En er was werk. Men moest het eigen kostje bij elkaar werken, maar ook de gedane investeringen terug verdienen. Men dat geld kon dan weer een volgende kolonie gesticht worden, voor andere mensen die hulp nodig hadden. Zij waren niet de enigen die het slecht hadden….. Er waren in die tijd ontelbaar veel arme mensen. Mannen en oudere jongens werkten op het land, deels in loondienst bij de Maatschappij, deels op hun eigen landje. De vrouwen moesten huishouden en vlas en wol spinnen. Klaas en Rempje Nomminative Staat der Aangekomene Huisgezinnen en wezen op den 12e Sept. 1821 Onder hen was het gezin van Klaas Smit en Rempje van Grouw met hun kinderen Pieter, Jan, Antje, Betje, Kornelis en Taeke. Zij werden geplaatst op Hoeve 14. Hun buren op Hoeve 13 waren Kornelis Boon, Arriaantje Kok, Kornelis Duinker, Jan Duinker, Dirk Duinker, Aaltje Duinker, Ariaantje Brons. Het derde Texelse gezin was dat van Neeltje de Wijn, weduwe van Louwie Pierre, met haar kinderen Trijntje en Hendrikje en de ingedeelde Riekje Troost (36 jaar oud). Die kwamen op Hoeve 63 te wonen. Van deze groep bestond alleen de familie Smit uit een ‘gewoon’ gezin, met vader, moeder en de eigen kinderen. Ariaantje Kok was eerder getrouwd geweest met Dirk Klaasz Duijnker en had hun kinderen bij zich. Volgens de Duijnkerstamboom leefde Dirk tot 1844, wat zou wijzen op echtscheiding. Maar misschien was zijn sterfjaar in werkelijkheid 1814, het geboortejaar van de jongste zoon Dirk. Volgens dezelfde stamboom was hun dochter Aaltje Duinker al in 1812 gestorven, maar dat kan niet, want in 1821 leefde ze nog. Ariaantje was in 1819 getrouwd met Cornelis Kok, hun dochter Ariaantje werd in dat jaar geboren, in 1821 volgde Bregje. Die kindjes gingen niet mee naar Drenthe, wat er op wijst dat ze al gestorven waren. In 1822 kwam nog een groep Texelaars, de meeste van hen vrouwen en kinderen, zoals Hendrikje Douwes die in hoeve 79 werd geplaatst met 6 weeskinderen, allemaal met een andere achternaam (Mooij, Bakker, Abbenes, Slot, Koger en Vlaming). Men dumpte vooral weduwen met kleine kinderen of andere ‘lastposten’. De vrouwen waren soms al zwanger voor ze aankwamen, of werden dat al snel in Drenthe. Dat hoorde beslist niet. De Directie was dan ook niet zo blij met hen. Het betrof soms personen, die tot geen goed werk te brengen waren. Eigenlijk zou Texel dit soort mensen op een andere manier moeten helpen, want voor het leven in de Kolonie waren ze ongeschikt, meende men. Terug naar huis Klaas en Rempje bleven de volle 16 jaar op de kolonie. Hun dochter Antje trouwde er met een wijkmeester, Jan van Buiten. Hij was familie/broer van kolonist Gert Harms van Buiten (volgens Schackmann een vreselijke dienstklopper want die kwam in de archieven voortdurend conflicten tussen wijkmeester Van Buiten en kolonisten tegen). Op 16 februari 1837 werd de ‘Texelse’ hoeve van Smit overgeschreven op naam van Jan van Buiten. Klaas Smit en zijn vrouw werden per die 16 februari 1837 als 'ingedeelden' opgenomen in het huishouden Van Buiten-Smit, maar blijkbaar was dat geen succes, want op 15 juli 1837 vertrokken Klaas, echtgenote en twee van hun kinderen, Grietje en Jacob, die in Drenthe geboren waren, van de kolonie. Ze gingen terug naar Texel. Hun zoon Pieter was in Militaire dienst gegaan in 1830. Het jaar erop was hij dood, in de Citadel van Antwerpen. In 1830 was de oorlog met België, de Tiendaagse Veldtocht, misschien was hij daar bij betrokken. Cornelis verliet de kolonie op 16-04-1831. Hij trouwde met Grietje van Gunst. Later trouwde hij met Geertrui Johannes Moojen. Jan verliet de kolonie op 13-04-1837 (dus kort voor zijn ouders), getrouwd met Grietje van de Kaay en later met Christina Johanna Cornelis ter Maat. Steenwijkerwold als huwelijksplaats wijst er op dat zij ook iets met de kolonie te maken hadden. Liesbeth ging weg van de kolonie op 25-02-1837. Taeke is jong overleden (26-08-1827) op de kolonie. Klusjesmannen Dominee Huizinga maakte veel aantekeningen over de familie Smit. Klaas Smit en zijn zonen deden allerlei klusjes en werkzaamheden voor Dominee Huizinga, zoals: 28 April 1853. Klaas Smit aan het kleed uitkloppen. 3 Maart 1854. Gister en vandaag extra schoone dagen. Klaas Smit in de tuin aan ‘t spitten. 6 Maart 1854. Klaas Smit in den tuin, het spitten bijkans gedaan gekregen, benevens het ledigen der 3 putten in 4 dagen voor 4,50 gulden, daarbij het pad maken. 23 April 1870. Van de week alle dagen prachtig lenteweder. Alles begint zich heerlijk te ontwikkelen. Ik besteedde in de laatste dagen nogal wat tijd aan de tuin, die nu, alleen met hulp van Jan Smit, geheel in orde is. 2 november 1871. Jan Smit de 5 mud Roerkoolen van Nieuwenhuizen nagemeeten en een half mud bijkans te min bevonden. 3 April 1875. Jan Smit vanmorgen mist [mest] in den tuin gebragt van Sijbrand Jansz Keyser, die daarvoor de inhoud van mijn misthok overneemt, wat hij gister leedigde. Schulden en voortdurende armoede 10 October 1852. Ik des avonds bij Nanning Kikkert houder van de Bank van Leening om te verhoeden dat de kleeren van Jan Smit en vrouw morgen verkogt worden (wij met de diakenen zouden onder de hand lossen). 7 November 1852. Bij den Heer Bok thee gedronken. Over Jan Smit. Bok wil jaarlijks 20 gulden inhouden van zijn gage, terwijl ik zijn kleederen uit de bank zal lossen. Hij raadt mij overigens niet te veel op zijn praatjes af te gaan. Het gaat hier over de tweede vrouw van Jan, Christina ter Maat. Zij heeft geen ‘Texelse’ achternaam. Jan’s dochter Rempje was geboren in Steenwijkerwold rond 1837, haar moeder was Grietje van de Kaay. De geslachtenboeken zijn wat deze familie betreft nogal onvolledig. Drank en kindersterfte 23 February 1849. Des avonds komen Jakob Boon, Jakob Smit en Simon Dekker hier met Aris Keesman om leden van ‘t Afschaffingsgenootschap te worden, hetgeen geschiedt na veelvuldig en ernstig gesprek. Het was een plechtig oogenblik toen alle daar met ontblooten hoofde stonden, elkander gelukwenschende om sterk te zijn in de beleden goede voornemens. Goede voornemens zijn gemakkelijk gemaakt, maar volhouden, dat is wat anders! Het zat Jacob Smit in zijn huiselijk leven niet erg mee, al is dat geen excuus. Hij trouwde op 23-10-1845 met Tetje Hendriks Roeper, dochter van Hendrik Roeper en Jantje Wilt. Ze kregen 10 kinderen, waarvan Pieter (1846), Jannetje (1848), Jantje (1849), Rempje (1850), Klaas (1854), Klaas (1857) en Trijntje (1858) in het eerste levensjaar stierven. 1 Juny 1851. Tegen de avond bij Jakob Klaasz Smit, die hun eenigst kindje verloren hebben, plotseling aan een stuip, aldaar de jodin Roosje en de kleermaker Rehberg. Huizinga wist hier kennelijk nog niet dat dit kleine Rempje al het vierde kindje van Jacob en Tetje was dat stierf. 12 July 1857. Jakob Klaasz. Smit heeft nu zijn 6e kind verlooren. 19 July 1857. Bij Jakob Klaasz Smit, die nu zijn 6de kind verloren heeft. Ik bleef er een paar uur. [Klaas werd 44 dagen oud]. Alle beloften als Afschaffers konden niet voorkomen dat men bleef drinken. 16 April 1861. Jakob Smit en J. Puinman hadden verleden week ook weder erg dronken geweest. Een maand later was Jacob dood. 24 Juny 1879. Afscheidsbezoeken aan den Burg. Het engagement van Cornelia [Jacobs’ Smit met Jan Sipkes is uit. Ernstig gesprek over het huwelijk. Bij Tetje Roeper, had haar zuster Trijntje uit Haarlem bij zich gehad. Over Cornelia en Jan Sipkes, over Rempje en Jannetje. Daar met Grietje List en Grietje Flens. Droevig einde 20 December 1870. Alles met sneeuw bedekt, zeer koud. De vrouw van Jan Smit blijft steeds kermen van de pijn, ‘t is reeds de 13de dag dat zij niets heeft kunnen gebruiken, noch rusten. 6 Juny 1871. Begrafenis van de vrouw van Jan Smit, na 9 maanden lijdens gestorven. Rondzeggen 31 Mei 1874. Zondag. Des morgens 7 uur kwam Jan Duinker van de Waal hier berigten, ofschoon zonder lastgeving, dat [dochter] Sina bevallen was heden morgen 6 uur. Hij was ten derde male op reis om Doctor Ensing die nu daar heen was, na er ook gisteravond geweest te zijn. Katrina [andere dochter] bragt mij die boodschap terwijl ik nog te bed lag. Katrina ging derwaarts om te helpen brieven schrijven. Wij lieten de gebeurtenissen hier rondzeggen door Grietje Smit. Vervolgens om den Burg door Jan Smit. Ondanks hun armoede werden Klaas en Rempje erg oud: 16 Mei 1868. Bezocht Klaas Smit, 84 jaar oud, zoo doof dat men haast niet met hem spreken kan, is nu ook zoo lijdende aan den oogen, dat hij bijkans niet zien kan. Daarbij krachteloos. Zijn vrouw sedert vele jaren bedlegerig. Zijn dochter Grietje is den laatsten tijd ziek. Klaas leefde zo nog 3 jaar. 8 January 1875. Naar Jan Smit, zijn oude moeder [Rempje Teekes van Grouw] ligt sedert gisternacht stervende. Zijn trouwe zorg voor haar is bewonderenswaardig. Hij verhaalt van de bittere armoede die zij met elkaar van jongs af wel hadden geleden [Misschien kwam hier het verblijf in de Kolonie ter sprake, maar daar heeft Huizinga helaas niets over genoteerd]. Van armoede was hij zelfs soldaat geworden schoon hij reeds 2 broeders in dienst had [Pieter en Cornelis, de eerste stierf in 1831 in Antwerpen, wat erop wijst dat hij was meegegaan op Tiendaagse Veldtocht]. Hij verhaalt uit de herinneringen van zijn vader van de ondeugden der 6 zoons van den Heer Sijbrand Keyser, de oude Dijkgraaf. Hoe zij de moeder in ’t midden van de nacht konden dwingen om voor hen pannekoeken te bakken enz. 9 January 1875. Rempjebuur gisteravond overleden. Zij is heel lang hulpbehoevend en zelfs bedlegerig geweest, al vanaf ver voor 1868. Wie zo oud wordt verliest veel verwanten aan de dood en beleeft het verdriet daarover mee. In dit gezin was er heel veel te dragen ….. Kleinkinderen van Klaas en Rempje 18 February 1859. Ik ontving een briefje (nameloos) dat Geert Kikkert slecht leeft met zijne meid, Rempje [Jans] Smit. Kikkert ontkent zulks geheel en speelt (zoo als later bleek) de geveinsde. Des avonds brief van Geert Kikkert waarin hij de waarheid belijdt en zich onwaardig verklaart het Avondmaal bij te wonen. 9 February 1869. Geert Kikkert was jongstleden zaterdag naar Alkmaar weggebragt wegens openbare mishandeling van zijne vrouw, nadat hij op ’t ontvangen van zijn geld voor ’t voorzingen in onze Gemeente zich eerst aan de Jenever te goed had gedaan. Achterkleinkinderen 16 Mei 1881. Jan Smit bezocht. Hij was zeer ziek geweest. Zijn kleinzoon Cornelis [Geertsz Kikkert, zijn moeder was Rempje Jans Smit] geeft veel reden tot ergernis, hij heeft al 2 maal met de gevangenis kennis gemaakt. Van de in leven gebleven dochters van Jacob Smit vertrokken Rempje (1851) en Jantje (1855) naar Haarlem toen ze een jaar of 20 waren. Alleen Cornelia (1859-1948) bleef op Texel wonen. 24 Mei 1879. Gister was hier Rempje van Dijk geb. Smit uit Haarlem, waar zij een winkel heeft in de Groote Houtstraat, voornamelijk tot verkoop van brood, wat haar man met paard en rijtuig tot aan Beverwijk rondbrengt. Zij had vernomen dat ik ging vertrekken en wilde mij vooraf nog eens zien. Ik hernieuwde met veel genoegen de kennismaking met mijn voormalige leerling. Zij schijnt een regt gelukkig leven te hebben. 17 February 1878. Des zondagnamiddags naar het Gesticht. Ik sprak ook de andere kranken toe, Grietje List en Jantje Klok. Met Grietje Smit, die ik er met hare 2 dochters aantrof, had ik ook nog een gesprek over de vraag of het haar, als doordrongen van Doopsgezinde gevoelens, wel niet hinderde dat haar zoon tot de Roomsche Kerk behoorde [door zijn huwelijk met Barbara Everts Slaman]. Het bleek mij dat zij daarover geheel onverschillig was en dat hare Doopsgezinde gevoelens alzoo ook niet zeer diep waren. Gelukkig heeft Huizinga nooit kunnen weten van Grietjes katholieke kleinkinderen! Adriaan Kees trouwde met Jannetje Willems Maas, een dochter van Willem Maas de Zouaaf, katholieker kon het niet. Grietje Kees trouwde met Willem Zijm, wiens moeder Naantje Maas een nicht was van deze Zouaaf [een Zouaaf was een jongeman die had gediend in het Pauselijk leger van Z.H. Pius IX te Rome]. 1880 Groningen. [Er wordt veel gecorrespondeerd: Huizinga schrijft b.v. bij het 40-jarig huwelijk van Jan Bruin en Elizabeth Smit in het Gesticht. Fokel Bakels houdt ze op de hoogte van huwelijk en overlijden van Texelaars]. Leven en dood Pieter (1808-1831 Citadel Antwerpen) Cornelis (1810-1859) getrouwd met Grietje van Gunst, en in 1851 met Geertrui Johannes Moojen Jan (1812-18xx) getrouwd met Grietje van der Kaay en daarna met Christina Johanna Cornelis ter Maat ? Jacob (1814-18xx) Antje (1815-1883) getrouwd met wijkmeester Jan van Buiten in Willemsoord. Deze overleed op 23 november 1839. Vier jaar later hertrouwde zijn weduwe met een andere wijkmeester, Jan Klijzing (oorspronkelijk uit De Beemster). Antje bleef in de Kolonie tot haar dood. Liesbeth (1817-18xx) getrouwd in 1840 met Jan Cornelisz Bruin ? Grietje (1818-18xx) Teeke (1819-1827) Grietje (18xx-18xx) getrouwd in 1847 met Adrianus Hendriksz Kees Jacob (1824-1861) getrouwd met Tetje Hendriks Roeper Grietje en Jacob op de Kolonie geboren? Niet volgens Texelse Geslachten II stamboom Smit. Wel in 1824 volgens Cees Hoogerheide Tien Texelse Families, maar die laat Jacob in Den Burg ter wereld komen. Het kan zijn dat ze eerder kinderen met de naam Jacob en Grieje gehad hebben, maar in dit geval lijkt het eerder dat in het schema Smit in Texelse Geslachten niet de juiste data staan. Dat de familie Smit naar Drenthe is gegaan wist tot voor kort niemand meer. Rempje zal voor een bevalling niet naar Texel zijn gegaan- dat is erg onwaarschijnlijk. www.deproefkolonie.nl (over het boek) www.schackmann.nl/proefkolonie (aanvullende info) www.kolonistendag.nl (zie het forum) |