Thijs Govertsz


Een klein uyterlandeken
Verhaal samengesteld uit de mappen van Henk Schoorl (ARA.GRK.nr.1016 en 1018)

Bedrogen
Een zekere Nanne Cornelisz had op 24-1-1559 vergunning gekregen voor de bedijking van buitendijks land, een ‘aenwas, beginnende van Bonningecoich, langs Bonifaes landt, eyndende aen de Cleyne Saet’. Het zou een polder worden van 41 hectare. Nanne zou jaarlijks 14 groten vlaams, ofwel 7 stuivers per morgen moeten betalen en aan Zijne Majesteit de ‘raepthienden mit den thienden schoof van alle greynen [granen], zoewel kort als lange etc’. De stormvloed van november 1559 zou voor deze Nanne de reden kunnen zijn om de vergunning door te verkopen. Het land was daardoor zo verzilt en bedorven dat er van graan verbouwen weinig terecht zou komen.

Hij had die vergunning overgegeven aan Thijs Govertsz, die op het kwelderland een dijkje maakte. In welk jaar dat gebeurde valt uit de rekeningen niet op te maken.
Het poldertje is gemeten door schout en schepenen van Texel en groot bevonden 200 roeden lang en 5 roeden breed, omgerekend 1036 bij 25,8 meter, is 267288 vierkante meter. Deze meting vond plaats in de nasleep van de overstroming van 1559, door landmeter Laurens Pietersz, die er in 1561 een interessante kaart bij maakte. Daarop is te zien waar het poldertje van Thijs Govertsz lag, namelijk in de bocht van de zeedijk bij Dijkmanshuizen.
De omvang van het gewonnen land was Thijs bij nader inzien erg tegengevallen. De ruimte die de dijk innam ging van het bruikbare land af, bovendien kon die dijk niet te dicht bij de hoogwaterlijn gelegd worden. Het aanleggen van een dijk van 1500 meter lang, met de schep en de kruiwagen, was hoe dan ook een zwaar werk.

Uyterlandeken

Thijs vond dat hij ‘was bedrogen geweest bij desen Nanne Cornelisz, ende dat hij tot zijn groote laste ende schade bedijckt heeft ’t selve uyterlandeken’. De nog te maken onkosten zouden ‘veel swaerder vallen dan die prouffyten, die in lange jaren daervan soude comen, overmits die veelheyt van de voorscreven dijck ende die cleynigheit van ’t voorscreven landeke’. Daarbij moest hij jaarlijks 16 ‘groten vlaams’ aan erfpacht betalen en de ‘grove en smaelthyenden van ’t gewas’ (over graan verbouwen had men het niet meer). Hij verzocht kwijtschelding voor 15 of 16 jaar. Dat werd hem vergund, maar slechts voor 8 jaar, ingaande 1565. Na 1572 moest weer betaald worden.

Verdonken
Maar Thijs betaalde nooit meer, behalve met zijn leven.
De dijk van dit poldertje is namelijk ‘in den grooten vloet anno 1570 in desen troublen tijdt door storm ende wint doorgebroocken ende voorts wechgespoelt’ en ‘t landt geïnundeert’. Hierbij is ‘voorsz Thijs Govertsz met wijff ende eenige kinderen daerup verdroncken, ende zoo voorts [is het land] onbeheert en met de zee gemeen blijven leggen’. Ze waren blijkbaar in het poldertje gaan wonen, en toen de dijk doorbrak reddeloos verloren. Op de kaart van 1561 stond geen huis getekend, maar wellicht was dat toen nog niet gebouwd.
Deze overstroming was niet zomaar een stormvloed, maar de beruchte Allerheiligenvloed van 1-11-1570, beschreven door Buisman op bld. 642-654 in deel 3 van ‘Duizend jaar weer, wind en water’. Een uitzonderlijk hoge vloed, erger nog dan die in 1953, aldus beschreven door een getuige: ‘Den noerdwesten wint heeft ’s nachts so doergedrongen, dat hy duysenten op ’t bedde verrascht heeft metter doot.’ Geen hulp mogelijk, geen kans om te vluchten.
Met het gezin van Thijs Govertsz verdronken nog zo’n 20.000 mensen in het kustgebied. Over Texel staat weinig geschreven in het boek van Buisman, maar alle kustplaatsen hadden schade, de Zijperdijk doorgebroken, 70 huizen van Callantsoog en 50 van Egmond weggespoeld.

Nu bracht Thijs zijn landje helemaal niets meer op, zodat men besloot deze ‘gors metten aencleven van nyen aen te vaerden en verpachten als vervallen aen de Graeflijkheyt, sulcx den rentmeester in den jaere 1583 [gedaen heeft] ende verpacht voor den tijdt van 3 jaeren, ende ter expiratie van dyen (1586) wederomme opnyeuws in pachte is bij eenen Jan Boon van de Wael, voor den tijdt van 3 jaren (1587-1589).

Opnieuw bedijken
Waernaer te voorschijn comende den zoon ende dochter van den voornoemden Thijs Govertsz ende verzoucke doende [om het land van hun vader weer te bedijken], hebben mijne Heren van de Reeckeninge, ter autorisatie van den Heeren Staten voornoemd, den voorscreven aenwas ofte grye upnieuw gegunt ende in erfpacht verleent Joost Mathijs ende Joost Cornelisz als man en de voogd van Margryette Mathijs, ten aensien van hun armoede door de voorsz. inundatie ende verlies van hare ouders, omme dezelve te bedijcken binnen 2 jaren ende bedijckt weesende te gebruycken als andere zaetlanden mette ettinge van den ouden dijck, zooverre ’t bedijckte land soude strecken, reserverende ten profijte van de Graefflicheyt alle grove ende smaelthyenden, oock de visscherye ende vogelrye ende andere heerlicheden’. Dit werd ze vergund in 1589 voor 3 pond en 5 schellingen erfpacht.
Met nieuwe overstromingen werd al rekening gehouden: ‘Ende oft gebuerde dat ’t selve lant t’eeniger tijde werder quame in te breecken, sullen de voorscreven erfgenamen gehouden sijn naer de 2 eerstcommende jaeren de voornoemde landen weder te bedijcken, op peyne van verstoten wesen van ’t effect deses, ende dat alsdan wederom compt te vervallen ende de voorscreven erfpacht daerdoor doot ende te nyet wesen zal’.

Zou het ze beter zijn vergaan dan hun ouders? In 1592 werd de pacht betaald en in 1595 verlengd, toen leefden ze zeker nog. Maar ze moeten het erg zwaar gehad hebben. Het waren daarbij ook nog de koudste jaren van de Kleine IJstijd …… Tien jaar lang elk jaar een strenge winter, alles onder ijs en sneeuw behalve een paar maanden in de zomer. Dan kan je weinig bereiken.
Het lijkt er op dat het ze met het inpolderen niet is gelukt, want op de kaart van Langedijck uit 1595 staat het gors buitendijks getekend, en of het daarna ooit nog van bedijking kon komen? Dat was haast onmogelijk door de uitschuring en afslag van de Texelse oostkust, die rond die tijd steeds erger werd.

De veldnaam ‘Kleine Zaad’ bestaat nog steeds, dat perceel ligt naast het veld ‘Grote Zout’ volgens het Veldnamenboek (C863-867).
De na de ruilverkaveling nieuw aangelegde wegen worden nu ‘Dijkmanshuizen’ en ‘Ottersaat’ genoemd.

Hillebrant den Otter uit Amsterdam had een stuk land in pacht, de Otters’ Saet.




Home