Brief van een kleindochter

J. van der Vlis schreef in zijn boek Texel, land en volk in de loop der eeuwen, 1949, bladzijde 224:
Grafzerk met familienaam Bok. Men weet hoe een nazaat van deze Bok, de uitgever van het Ladies Home Journal, het in Amerika tot millionair heeft gebracht. Hij sprak [in zijn autobiografie] over de zouthoudende nevels op het eiland, die de bomen doen verwelken, over het succes dat zijn voorvaderen desondanks met het planten van bomen hadden en van de vele nachtegalen, die in de nieuwe aanplantingen van Bok zo luidkeels zongen, dat men hun lieflijk geluid hoorde als men per schip het eiland voorbij voer.
Inderdaad heeft de familie Bok op Texel geleefd. Willem Bok was er gemeentesecretaris van 1827 tot 1842, maar een burgemeester Bok, die bij zijn benoeming het gevoel had, dat hij naar Siberië was verbannen, heeft nooit bestaan. Omstreeks 1750 was er een oester- en garnalenvisser Cornelis Bok, over hem schrijft de millionair niet. Het is echter waarschijnlijk, dat hij van deze eenvoudige visserman, die best een flinke kerel geweest kan zijn, afkomstig is. ‘s Mensen ijdelheid gaat ver, wij weten dat wel.

De kleindochter van Willem Bok, W M G Santman-Bok schreef een brief waarin ze de familieverhoudingen uitlegde:

Den Haag, Nassau Dillenburgstraat 9, 25 oct. 1954

Zeer geachte Heer v.d. Vlis,

Met buitengewoon veel belangstelling heb ik kennis genomen van uw boek over Texel, dat mij werd toegezonden door mijn neef Ir. F. Bok, werkzaam bij Werkspoor, Rooseveltlaan 109A, die met vrouw en kinderen dezen zomer op het eiland vertoefde. U hebt daar een prachtig stuk werk verricht, en het spijt mij alleen, dat ik een oud boekje over het eiland al weg gaf, vóór ik van het bestaan van uw boek op de hoogte was.
Ik ben de laatste van de drie geslachten die op het eiland woonden, namelijk de dochter van notaris W.H. Bruno Bok. Over mijn bureau hangt de oude plaat, waarvan u een reproductie geeft op bld. 33. De oude plaat van het molentje bld. 48 gaf ik ingelijst aan mijn neef Mr. Dr. Willem Bok, oudste directeur der Verk Mij “de eerste Nederlandsche”- nu reeds een tijd overleden. Wat u echter over mijn familie schrijft is niet geheel volgens de waarheid, al zou ik het heus niet zoo heel erg vinden om van die brave oester en garnalenvisser Cornelis Bok af te stammen! De zaak ligt echter anders!
Ik ben in het bezit van oude familiepapieren, alles gedateerd, en m’n bet-overgrootvader Willem Bok voer als kapitein bij de Koopvaardij op de Levant- Middellandse Zee- St. Petersburg etc en in 1768 kwam mijn overgrootvader bij hem aan boord; deze ging later als kap. luit. ter zee in dienst van de O.I. compagnie naar Batavia etc in 1790, en in 1795 werd hij overgeplaatst naar de Marine, commandant over ’s Lands brik van oorlog “de Gier”, werd als kapt luit ter zee gepensionneerd wegens opgedane verwonding. Hij woonde dicht bij Amsterdam, te Uithoorn, waar 24-mei 1800 op het buitengoed Ruimzigt mijn grootvader, de latere Mr. Willem Bok werd geboren.
Op 22 oct. 1822 deed hij z’n examen als notaris, kwam te Rijswijk. Er staat dan: “in 1827 (maart) ben ik naar Texel vertrokken als zijnde benoemd aldaar bij Z.M. besluit den 22 April 1827 te Brussel tot secretaris der Gemeente en als notaris, hoezeer tegen mijn zin en alleen op aandrang en aanbod van het prov “Gouvernement”. In Juni 1833 promoveerde hij als “doctor in de beide regten” te Leiden. In 1839 werd hij door Z.M. benoemd tot opper strandvonder in het Ressort Texel en bij het overlijden van burgemeester Mr. Reinbach is hij werkelijk benoemd geweest in diens plaats, maar heeft daarvoor bedankt (ik denk omdat het notarisambt voordeliger was, hij had een groot gezin).
In 1852 kreeg hij ontslag als secretaris van Texel, en ook de betrekking van opper strandvonder werd door het gehele rijk opgeheven en deze functie aan de burgemeesters der zeekusten opgedragen. In Januari 1856 werd hij benoemd tot plaatsverv. Kantonrechter te den Helder. Toen mijn grootvader 29 april 1872 stierf werd mijn vader, die tot dien tijd cand:notaris was op het kantoor van zijn vader, in zijn plaats [tot] notaris benoemd en verliet mijn grootmoeder, die een Amsterdamse was- dochter van prof Tideman- het eiland; wij gingen toen in het grote huis wonen, aan den ingang van het dorp, en het is jammer, dat dit niet meer bestaat; uit uw boek merk ik uw liefde voor oude huizen- de voordeur was al een staaltje van kunst! Mijn vader stierf in 1884 aan bloedvergiftiging en [toen] verliet mijn moeder, een Friezin van geboorte (van Dunné), het eiland met haar 5 kinderen, en verkocht haar huis + 2 1/2 HA bos en tuin aan notaris Dikkers. Deze liet na eenige jaren het huis afbreken; de oude gebeeldhouwde eiken deuren, waar ik als klein meisje met m’n vingertjes altijd langs streek, gingen naar Twenthe naar zijn familie + de grote marmeren schouw met het schilderstuk erboven. De marmeren gang in het huis was 22 meter!
Een van de klerken van het kantoor van mijn vader richtte dat als woonhuis in- Hendrik Flens, die nog vele jaren de connectie onderhield met mijn moeder in Haarlem. Notaris Dikkers hakte ook alle bomen om, die hij verkocht. Zoo bleef er niet veel van ons ouderlijk huis over!
Mijn grootouders Mr. Willem Bok had 13 kinderen, waarvan er 2 jong stierven, en op het kerkhof bij de Herv. Kerk liggen begraven, evenals mijn grootvader en mijn vader W H. Bruno Bok. Hij, m’n grootvader had 7 dochters + 4 zonen.
No 1 trouwde met Van Hoorn- handel Zaanstreek, 2 met Prof Jorissen Amsterdam, 3 met predikant (Doopsgez) Dyserinck, 4 met Cordes, president v/d Kamer v Koophandel te Amsterdam, 5 met Voute- handel- A’dam, 6 met haar neef Tideman, hoofdingenieur bij de Marine, Amsterdam, 7 bleef ongetrouwd, woonde te Amsterdam.
De oudste zoon Willem werd notaris in den Helder- leefde daar op te grote voet, speculeerde met het geld van zijn cliënten, de familie paste bij, tot hij moest vluchten, naar Amerika. Dit was de vader van Edward Bok. Ze leefden daar in armoe; hij sprak zijn talen vloeiend, zoodat hij met lessen en vertalen probeerde z’n brood te verdienen.
Edward werkte zich op- verkocht ijswater- werd journalist, trouwde later met de dochter van de uitgever van the Ladies Home Journal, bracht het blad tot bloei, en z’n beide zonen zijn nu vooraanstaande mensen in Philadelphia. Wat u over hem schrijft beaam ik volkomen, het is onzin- dat over die nachtegalen etc, maar hij heeft in Amerika veel goed gedaan- gaf bij zijn overlijden het Amerikaanse volk een park met klokketoren cadeau, de klokken in Nederland gegoten (ik bezit daar een tekening van) en stichtte een muziekopleidingsinstituut, the Curtis Institute waar veel belovende jongelui een gratis opleiding kregen, o.a. de bekende Hongaar Tibor de Marbula, cellist, helemaal een snob was hij dus niet! Zijn moeder, de vrouw van notaris Willem Bok, die vluchtte, was een van Herwerden, geparenteerd aan de Roland Holsten en de De Meesters, en kortgeleden trouwde een Amerik. kleindochter van Edward met haar neef Roland Holst.
Omdat m’n grootvader een halve Amsterdammer was- bleven ze niet altijd op het eiland, zooals de echte Texelaars, maar reisden veel; vandaar die A’damse huwelijken van z’n dochters. Mijn vader O.A. ging als jongen van 20 jaar geruimen tijd naar Engeland om vloeiend engels te leren. De oudste zoon was dus notaris, de 2e Remonstrants predikant, de 3e was m’n vader, de 4e ging naar Zuid Afrika en werd daar staatssecretaris onder Kruger. Zoo ontstond er een tak in Afrika, waarmee ik nog steeds correspondeer-
Mijn grootvader en ook mijn vader hielden veel van het eiland, ook van de aard van debewoners, en m’n grote liefde voor de natuur heb ik stellig aan m’n eerste kinderjaren (tot m’n 7e) aan m’n eiland te danken. Ik ben nu 77 jaar, en de eenig overgeblevene van ons gezin, met mevr. Trijnaerts Francken-Dyserinck, en mevr. Kist-Bok de eenigen van onze generatie. De zoons van mijn grootvader trouwden geen van allen met Texelsche vrouwen, ze waren daar eenigzins outsiders.
Ik hoop, dat ik u niet verveeld heb met m’n lang relaas, maar uw liefde voor het eiland trof me, en ik had behoefte dit te zeggen. Ik vertrek over een paar dagen naar A’dam, huis Herman Gorterstr. 29, om dar een tijdje te logeren. Wilt u mij een briefkaartje zenden of u dit schrijven hebt ontvangen?

Met de meeste hoogachting uwe W. M.G. Santman-Bok.



Terug naar de vorige bladzij