Clandestiene bouwsels.

Er waren woningen, schuren, stallen en keten gebouwd op de Mient, door arme mensen ‘in het vertrouwen dat hun genot, ook zonder titel, wel ongestoord zal blijven’. Dat was gebeurd zonder vergunning van Gedeputeerde Staten, en er werd ook geen pacht betaald.
Dat kon zo niet blijven.

Brieven over zonder vergunning geplaatste bouwsels op de Mient van Gedeputeerde Staten van de Provincie Noordholland aan de Burgemeester van Texel, bewaard in gemeente archief Texel
De eerste brieven hierover zijn gestuurd in januari 1862, waarbij door de opzichter van Waterstaat een lijst van overtreders is gemaakt. In 1869 was er feitelijk niets veranderd aan deze situatie dan dat een deel van de personen op de lijst inmiddels waren gestorven, verhuisd of van Texel vertrokken.
In 1870 zou men tenslotte gaan handhaven, maar of dat werkelijk zo is gegaan als in de brief van 28-1-1870 werd gesteld? Dat was (en is) de vraag.

Deze brieven waren gericht aan de Texelse Burgemeester. Wat zijn antwoord was zouden we graag willen weten. Onderzoek daarnaar in de Gemeenteraadsnotulen dd 1870 leverde niets op. De zaak was niet belangrijk genoeg om door de Heren van de Raad besproken te worden en zal wel ‘ambtelijk afgedaan’ zijn.
In de boeken met kopieën van de uitgaande brieven van Burgemeester en Secretaris van Texel vond ik tenslotte toch de antwoorden.

Burgemeester Loman zal zo’n grote groep armen liever op de Mient hebben gelaten. Als die mensen daar vandaan gestuurd zouden worden moest hij voor onderdak zorgen, maar waar zouden ze moeten wonen? De armenwoningen zaten vol!

Brief over lijst van overtreders:
Helder, 4-4-1862
Wel Edel Achtbare Heer! Burgemeester van Texel
Bij missive aan den Heer Ingenieur J.K.U. Conrad, in dato 1 Februarij l l. No. 553, werd mij ter kennisneming toegezonden, eene brief van den Heer Hoofd Ingenieur in dit Gewest, van den 31 Januarij bevorens, No. 192, waarbij was gevoegd, eene missive van Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie van den 29en dier maand No 21, hoofdzakelijk inhoudende, dat, van de eigenaars en bewoners, der op de bij de Provincie in beheer zijnde duin en mientgronden te Texel, staande gebouwen, woningen, schuren, stallen, keten, enz, eene schriftelijke verklaring wordt verlangd, dat de grond door die opstallen ingenomen, slechts tijdelijk is gegund en het eigendom blijft van den Staat.
Toen ik in de laatstgenoemde maand, de duinen van Texel in oogenschouw nam, voor het doen der voorjaarsbeplantingen, heb ik tevens de op die gronden staande huizen, keten en opstallen opgenomen, en daarvan de hiernevens gaande lijst opgemaakt.
Dewijl Heeren Gedeputeerde Staten, bij de voormelde verklaring ook verlangen, dat de Sectie en het nummer, waaronder het Perceel bij het Kadaster bekend staat, vervoegde ik mij op den 23 Maart j.l. bij U.W.E. Achtb. ten Raadhuize van Texel, om die vereischten uit de Kadastrale Leggers overtenemen, waarin ik echter niet slaagde, omdat die stukken naar Alkmaar ter bijwerking verzonden waren.
Bijaldien zij nu ten Raadhuize terug mogten zijn, mag ik dan de vrijheid nemen, U.W.E.A. beleefdelijk voortestellen, om voor mij de Kadastrale Sectie en het nummer van ieder Perceel, in de laatste Colom van de nevensgaande lijst aantetekenen? Waarmede U.W.E. Achtbare den ondergeteekende zeer zult verpligten, die met bijzondere hoogachting onderschrijft.
De Opzigter van den Waterstaat, C.v.d. Sterr
onderwerp Woonhuizen, Keten en Stallen, staande op de Mient van Texel



Bezitters van gebouwtjes op de Mient van Texel, die geen regt van opstal hebben

Namen Verpacht duinperceel Aanmerkingen
W. Hol ’t Horntje is genegen regt van opstal te bedingen
B. Lap op de Hors
B. Lap N 6
D. Snip N 6 is pachter
Jacob Koorn Cornelisz N 8 is pachter
J. Hopman N 9 is pachter
W. Verwey N 9
C. Gorter N 9
A.J. Kikkert N 10 is pachter
Wed. H. Koorn N 11
C. Maats N 11
F. Gaats N 11
Wed. P. Koorn N 12
K. Brugman N 12
Willem Stark N 12 bewoond door F. Knol
P. de Ridder N 12
C. Lieuwen N 12
R. Smit N 12 is pachter
K. Trap N 13
H. de Ridder N 12
G. Scholten N 13
S. Bakker N 13
W. Verhoeven N 13
P. van der Vliet N 13
Erven J. Bakker N 13 bewoond door G. Bakelaar
L. Vermeulen N 13
P. Zandvoort N 13
G. Huizinga N 13
A. Thiessen N 13
Reyer Vermeulen N 14
D. Kikkert N 14 is pachter
C. Mulder N 15 verklaarde zich bereid om af te breken
A. Koning N 15 idem
Wed. C. Boon N 16 bewoond door A. van der Vliet
C. Wetsteen N 16
C. Wetsteen N 17 bewoner K. Knol
B. Huisman N 17 bewoner C. van Hert
B. Huisman N 17
NB. Met de bezitter, pachter zijnde, wenschen Gedep. Staten nog niet in regeling te treden

19-2-1869 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
De eigenaren van de navolgende perceelen zijn:
H 893 Simon Bakker, H 894 G. Scholten, H 895 Arie Schaatsenberg, H 896 Weduwe Van der Vliet, H 897 Pieter van der Vliet, H 910 Klaas Borgman, H 914 Hendrik Gaas

Brief over verpachting van 1870:
Aan den Heer Burgemeester van Texel
Haarlem, 26-1-1870
Wij hebben de eer U hierbij ter kennisneming toe te zenden een afschrift van het proces verbaal der gehouden verpachting van de duin- en mientgronden op Texel en een exemplaar van de voorwaarden, waarnaar die verpachting heeft plaats gehad.
Aangenaam zal het ons zijn dat door U op de behoorlijke nakoming der pachtvoorwaarden eenig toezigt worde gehouden.
Gedeputeerde Staten der Provincie Noordholland Voorzitter en Griffier van kadaster

Voorwaarden van Verpachting dd 1-1-1870 tot 31-12-1875
Waarin men probeerde clandestien bouwen te verbieden of onmogelijk te maken:

3 De pachter heeft het regt om onder goedkeuring en toezigt van de directie van den waterstaat de gepachte gronden te omheinen, daarin waterleidingen te maken en daarop getimmerten en gebouwen te zetten.

4 De pachter mag geene gebouwen, getimmerten of andere opstallen aan derden over dragen, noch toelaten dat er door derden gesteld worden, dan wanneer de grond waarop die opstallen geplaatst zijn of worden, aan den verkrijger of steller dier opstallen in opstal zijn uitgegeven bij schriftelijke in de openbare registers overgeschreven overeenkomst, aangegaan tusschen het rijk, de provincie Noordholland, den pachter van den grond en den verkrijger of steller der opstallen.
Ten laste van laatstgenoemde komen alle kosten op het aangaan en overschrijven dier overeenkomst vallende.

18 Bij overtreding van eene der bepalingen in art. 3 tot en met 17 vervat, is de pachter telkens verschuldigd eene som van 10 gulden binnen 8 dagen na kennisgeving te storten bij den ontvanger der registratie en domeinen op Texel, onverminderd de verpligting om binnen 14 dagen na aanmaning het onwettig gemaakte te herstellen of het niet gedane ten uitvoer te brengen.

Brief over contract van opstal
Haarlem, 3 November 1869 No. 70 N 402
Aan den Heer Burgemeester van Texel
In de duin en mientgronden op Texel die door de provincie worden verpacht, bevinden zich een aantal gebouwen, die zijn gesticht of althans in eigendom toebehooren aan personen geen pachter zijnde van die duinen.
Met het doel om verlies van regten aan de zijde van den Staat te voorkomen, is aan de bedoelde personen aanzegging gedaan, dat indien zij hunne opstallen na 31 December 1869 willen behouden, zij dan een contract van opstal kunnen aangaan en dat zij bij weigering daarvan hunne opstallen voor 1 Januarij 1870 zullen hebben weg te ruimen.
Onderscheidene dier personen hebben echter geweigerd om mede te werken tot het sluiten van het bedoelde contract van opstal, waarop eenige kosten vallen, die ten hunnen laste zouden komen en wel omdat zij er op rekenen, dat noch het rijk, noch de provincie hen tot de wegruiming der hier bedoelde gebouwen na 1 Januarij 1870 zal noodzaken.
Ondertusschen is het ons stellige voornemen om ter handhaving van de regten van het rijk den grond waarop deze gebouwen staan te zijner tijd de noodige maatregelen te nemen opdat die opstallen waarvan de eigenaars geen contracten hebben gesloten worden weggeruimd.
Ofschoon hiervan aan de bedoelde personen reeds door den ontvanger der registratie kennis is gegeven, achten wij het toch niet ondienstig dat zij ook nog van eenen andere zijde gewezen worden op hetgeen hun in hun eigen belang te doen staat.
Het is daarom dat wij de vrijheid nemen te dezer zake Uwe tusschenkomst in te roepen en U te verzoeken aan de personen, wier namen U door den ontvanger der registratie zullen worden opgegeven, onder het oog te brengen, dat zoo zij hunne gebouwen na 1 Januarij 1870 willen behouden, het dan volstrekt noodzakelijk is dat zij van het aanbod tot het sluiten van een contract van opstal gebruik maken.
Gedeputeerde Staten der Provincie Noordholland Voorzitter Griffier van Kadaster

[Zie bovenstaande lijst, waarvan inmiddels niet iedereen meer in leven of op het eiland wonend was. Misschien was er inmiddels een nieuwe lijst gemaakt- er is later sprake van 46 overtreders, terwijl er op de eerste lijst 38 stonden- maar die zit niet bij deze brief in de map.]

Brief over handhaving
Haarlem, 28 Januarij 1870 Aan den Burgemeester van Texel 2de Afdeeling No 140/692
Door Heeren Gedeputeerde Staten werd u bij missive van 3 November jl, N 70, medegedeeld, dat eenige van de eigenaars van gebouwen in de door de provincie verpachte duin- en mientgronden, geen pachters zijnde, weigerachtig waren om mede te werken tot het sluiten van een contract van opstal, en werd in het belang dier personen, wier namen u later door den ontvanger der registratie zullen zijn opgegeven, te dier zake uwe tusschenkomst ingeroepen.
Het tijdstip is thans daar waarop de Staat het regt heeft om de opstallen van die der bovenbedoelde personen, die geen contracten van opstal hebben gesloten, te doen opruimen.
Het is daarom dat Gedeputeerde Staten thans gaarne eene opgave van de opstallen die in het hier bedoeld geval verkeeren, zouden ontvangen en dat ik te dezer zake andermaal uwe welwillende tusschenkomst inroep en U verzoek, na gehouden overleg met den Ontvanger der Registratie, mij te willen melden, welke van de hier bovenbedoelde personen, in gebreke zijn gebleven om of een contract van opstal te sluiten, of hunnen gebouwen op te ruimen.
De Voorzitter van Gedeputeerde Staten der provincie Noordholland

17-2-1870 De Burgemeester van Texel aan de Heeren Gedeputeerde Staten van Noord Holland te Haarlem
Naa aanleiding van UEdGrootachtb geëerde missive dd 28 januarij jl N 140 692 2e afd. Heb ik de eer UEdGroot. Bij deze aan te bieden
1 Eene staat van de opstallen op de verpachte duinen van de Mientgronden alhier, waaromtrent geen contract is aangegaan
2 Een staat van de opstallen, waaromtrent een contract van erfpacht is aangegaan in overleg met den waarnemend Ontvanger der Registratie alhier-

Brief over aanstaand proces tegen de meestgegoede clandestiene bouwer
Registratie en Domeinen N. 6083 Aan den Heer Burgemeester der Gemeente Texel,
14 April 1870 opstallen op de Mient
Op nevengaande staat vindt UEdelachtb vermeld de namen van personen, die opstal geplaatst- en gedeeltelijk nog in gebruik- hebben op gronden van den Staat, in beheer en genot van bij de provincie Noordholland.
Sommige dier personen hebben gebruik gemaakt van de aan allen aangeboden gelegenheid om zich een wettigen titel van het regt van opstal aanteschaffen, het merendeel hunner heeft echter geweigerd daartoe overtegaan, eensdeels om de daaraan verbonden kosten, anderdeels in het vertrouwen dat hun genot, ook zonder titel, wel ongestoord zal blijven.
Deze toestand wordt echter onhoudbaar, vooral tegenover de pachters van zoodanige perceelen, waarop derden, zonder titels, regt van opstal uitoefenen, waarom dan ook Gedeputeerde Staten dezer provincie aan Z.E. de Minister van financiën in overweging geve tot het nemen van afdoende maatregelen overtegaan.
Die afdoende maatregelen kunnen nu geene andere zijn dan een proces tot ontruiming.
Het zal geraden zijn dat proces aanvankelijk tegen één der opstallers, liefst tegen de meestgegoede hunner, aantevangen.
Ik neem daarom de vrijheid Uedelachtb te verzoeken mij wel te willen inlichten omtrent de gegoedheid van sommige der op nevengaanden staat als bewoners vermelde personen, wel behoorende tot de pachters of hen, die dan titel en hun regt bevestigd zijn (nr. 1, 2, 5 en 7, 9, 25, 34, 36-39, 42 & 46 van den staat).
De bijlage wordt met u antwoord terug verwacht.
De Ontvanger Dickers

Wie zouden ze voor het proefproces hebben uitgekozen? Wie was ‘gegoed’ genoeg? Het ging hier over de allerarmste mensen van Texel…. Dat waren:
21-4-1870 Aan den Heer Ontvanger der Registratie en Domeinen te Texel: Onder terugzending van de bij Uwe geëerden missive van den 14 dezer N 6883 ontvangen staat der opstallen, staande op de verpachte Provinciale Duin en Mientgronden, heb ik de eer UEd naar aanleiding van genoemde missive te berigten, dat al de bewoners dier opstallen onvermogend zijn ter betaling van eenige kosten, met uitzondering der hieronder volgende welke mijns inziens daartoe in staat zoude wezen.
Sectie H N 912 wed. P. Koorn, N 893 S. Bakker, N 897 P. Van der Vliet,
N 902 L. Vermeulen en C. Wetsteen
Hoe arm waren dan de anderen?

Is er werkelijk een aanklacht ingediend tegen deze mensen en zijn ze veroordeeld?
In de uitgaande brieven van B&W staat daarover geen woord, terwijl men toch voor alle mogelijke overtredingen proces verbaal opmaakte. Misschien was dreigen genoeg om ze te laten vertrekken.

Weg
Op de kaart van 1873 waren veel van de op oudere kaarten getekende plaggenhutten verdwenen. Niet iedereen nam de moeite bij het verlaten van het huisje alles af te breken en op te ruimen en van gemeentewege was daar geen controle op, bleek jaren later. Dat leverde nog wat correspondentie op.

4-11-1874 Aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland
Dat het perceel A 806 werkelijk bestaat en thans bewoond wordt door Krijn Tanis. Dat omtrent de slooping van de perceelen Sectie H N 915, 898, 902 en 923 nimmer aan de administratie van ’s Rijks belastingen kennis is gegeven, als bij ons niet bekend zijnde. Dat echter heden aan genoemde administratie zal worden kennisgegeven van de slooping dier perceelen, alsmede voor de perceelen Sectie A 803, Sectie H 894, 901, 906, 908, alle welke perceelen nog op de Kadastrale plans voorkomen.

4-11-1874 Aan den Heer Controleur der directe Belastingen enz te Helder
Ik heb de eer U te berichten, dat de perceelen Sectie A 813, Sectie H 894, 897. 901, 902, 906, 915 en 923 in de perceelsgewijze legger onder art. 1223 voortkomende, zijn gesloopt, alsmede perceel Sectie K 770, toebehoorend hebbend aan de Erven van Gerrit Dekker. Zijnde op perceel Sectie K 771 een nieuw gebouw gesticht, waarvan de Heeren Gedeputeerde Staten is kennisgegeven. De eerstgenoemde perceelen zijn meest allen keeten of hutten, waarvan nimmer bij ons eenige aangifte is geschied en zich in Eijerland, in de Koog [en] op de Mientgronden [bevinden].

2-9-1875 Aan Zijne Excellentie den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland
Ik heb de eer UEdGrootAchtbare bij deze intezenden de staat van Gebouwde eigendommen voorkomende in Art. 1223 van de Perceelsgewijze legger. Naar aanleiding van UEdGrootAchtbare missive dd 14-12-1874 N 74, N 170/6277 heb ik de eer te berigten dat de perceelen Sectie H 1008, 1093, 1024 en 1297 zijn gesloopt, vroegere eigenaren P. Bakker, L. Vermeulen, F. Gaats en W. Verwij.
Betreffende het perceel Sectie A 742 en 743 thans nummer 1047, maakt met 1046 een huis met 2 schuurtjes, toebehoorende aan Bernardus Huisman, vandaar maar één wijknummer.
Het perceel Sectie A N 1036 behoort aan de Reddingmaatschappij.
1046 eigenaar en bewoner Bernardus Huisman en 1047 Cornelis Wetsteen, eigenaar en bewoner.
Van de perceelen Sectie A 1167, 1170 en 1175 zijn de bewoners W. Stark, G. Bakelaar en D. Kikkert.
Van Sectie F 1080 onbewoond [is de] eigenaar B. Lap, van Sectie H 1138 en 1129 [zijn de] eigenaars en bewoners Pieter Maas en Jacob Krijnen.
1242 is gesloopt, vroeger F. Koorn en 1254 P. Visser bewoner, eigenaar W. Smit.

Geen van de bewoners van deze opstallen was ‘gegoed’ te noemen, het waren zelfs zo ongeveer de armste mensen van het eiland.
Er woonden in deze tijd meer mensen op de Westermient. In het Botgras was de keet met schuur van Cornelia Lely, weduwe Dirk Maas, en de keet van Gerrit Leen bij de Fonteinsnol. Die worden in dit verhaal niet genoemd en hadden kennelijk wel recht van opstal, zodat zij niet hoefden te vertrekken. Zij waren echter niet minder arm dan hun clandestiene buren. Misschien vonden ze het beter, veiliger, om pacht te betalen, dat zou grote problemen voorkomen. Wouter daarentegen heeft nooit iets betaald en zeker 25 jaar op de Mient gewoond. Wat is wijsheid?

Combineren en deduceren
Heel even dacht ik dat er nu een combinatie gemaakt kon worden van deze perceelsnummers met de huisnummers op de Bewonerslijsten. Ik was bijvoorbeeld wel benieuwd waar Simon Bakker woonde (die krijgt een eigen hoofdstuk). Maar het bleek al snel dat niet alleen de huisnummers regelmatig veranderd werden, maar ook de Kadastrale nummering. Op geen enkele manier sloten deze nummers aan bij wat er in het Veldnamenboek staat, waar de oorspronkelijke nummers uit 1826 gebruikt zijn. In 1875 waren die geheel anders.
Tenslotte kon ik met de kaart van 1873 uitvinden waar de huisjes Wouter Verwey 1297), Pieter Maas (1138) en Jacob Krijnen (1129) waren gelegen. Maar dat wist ik al.

Niets veranderd sinds 1546
Dat de Mientbewoners weigerachtig waren om voor het recht van opstal te betalen heeft te maken met het gevoel dat de grond van de mensen is, niet van de Staat. Wat dat betreft was men sinds 1546 niet van gedachten veranderd. Toen schreef Rentmeester Frans Boschuysen over precies hetzelfde probleem:
In het Texelse Duin is een plaats genaamd Burchcamer [Borcamer, nu het duingebied Bollekamer] waar verschillende boeten ofwel huisjes gebouwd zijn in de tijd van de voorgangers van deze Schout, die hier zelf van hebben geprofiteerd. En hoewel de bouwvergunning niet langer gold dan de pachtperiode, denken de eigenaars dat de grond van hunzelf is.
Dat is nadelig voor de konijnen van de Schout, die hij daar in grote aantallen houdt, omdat het een van de beste velden van het hele eiland is.
Antwoord: de Heeren dragen de Schout op geen vergunning meer te geven om huizen in de duinen te bouwen. En aangaande de huizen die er al langer staan, daar moet het Recht van de Keizer gehandhaafd blijven.

Texelaars zijn vrije mensen, die nooit de Keizerlijke Majesteit van dichtbij hebben gezien en zo’n schout moet zich niets verbeelden. In zijn ogen waren ze stropers en dus misdadigers, maar in hun eigen ogen deden ze beslist niets verkeerd.

Bovendien, wie volhardt in niet betalen zal worden kwijtgescholden, leerden de Mientbewoners in 1835. In 1827 konden of wilden Pieter Krijnen en Dirk Eelman de pacht van hun duinlandjes niet betalen, omdat die door het overstuivende duinzand niets hadden opgebracht. Hierover werden 4 brieven van hogerhand geschreven, en tenslotte gaf men het op.


Van sommige mensen weten we iets meer:
Namen clandestienen op Bewonerslijst 1856-79 en op lijst Dienstbodengeld 1879

Jacob Koorn Cornelisz 75 (Koorn Jacob Cornelis)
Jacob ging naar de Westen en later naar de Strooppot. Hij woonde niet in zijn clandestiene bouwsel.
Huizinga: 17 September 1860. Maandag, des morgens naar Jakob Koorn op de Mient, begrafenis van zijne vrouw aan den Burg die ellendig in het water is omgekomen l.l. vrijdagmorgen omstreeks 3 uur vermoedelijk. Heen en terug naar het kerkhof gereden met Maarten Koorn.
28 Mei 1862. Des middags te 2 ure ter begrafenis van het kind van Jakob Cornelisz Koorn van de Mient alhier aan de Burg. Met Pieter Gerritsz Eelman herwaarts gereden.

J. Hopman 77 Hopman Johannes vader en zoon
Westermient 77 45 Johannes Hopman M 1 V 1 J 4 M 3
Woonden in het boerderijtje aan de Grensweg, dat is verbrand in 1875, maar toen was het van Maarten Koorn.

W. Verwey (76 Maas Dirk Leely Cornelia wed. Dirk Maas (53) 76 (Maas Jan Dz) Maas Willem Dirksz.) Verwey Wouter
Deze laatste woonde uiteraard niet in huis bij familie Maas, maar in de buurt in een eigen keet.
1879 83 onbewoond [Verwey] Hier werden door de volkstellers twee keten verward, de ene van Maas in het Botgras en de andere bij het Woutershok. Verwey overleed in 1872, zijn vrouw in 1874, maar niet in hun eigen huisje op de Mient.
Huizinga 19 september 1848. Des namiddags naar de Mient bij Cornelis Gerritsz List. Bij Aafje Teekes (ziek) aldaar Jan Smit en vrouw. Wouter lijdt zeer aan het water. Ik bragt hun een pakje (rookvleesch, rijst, enz.). Ik daarna bij Pieter Klaasz Pronk om onderstand voor hen te verzoeken. Ook bij Burgemeester.
17 april 1873. Aafje Teekes van Grouw in de Molenstraat bezocht, herstellende.
23 April 1874. Des avonds te huis komende berigt van de ziekte van Aafje Teekes op de Mient.
24 April 1874. Aafje Teekes bij haar dochter Grietje bezogt. Zij is haar einde nabij.
28 April 1874. Des morgens 10 uur naar de Mient ter begrafenis van Aafje Teekes van Grouw aan den Burg.

C. Gorter Op lijst 1856-79 in de Koog ingeschreven in het ouderlijk huis, dat in 1856 werd verkocht.
1879 Westermient 46 76 Cornelis Gorter M 1 V 1 J – M 2
Gorter bleef tot 1909 op de Mient wonen. Hij had wel een contract had gesloten.
Huizinga 7 Augustus 1867. Woensdag, ik te half 10 mede op weg naar de Koog om gemeenteleden te bezoeken, Antje Wuis, Kors Eelman en Dirkje Dekker, aldaar koffij gedronken. Ik raad den man die zeer doof is ernstig aan om hulp te zoeken bij Doctor Guy te Amsterdam, waarvan hij gebruik wil maken.
De vrouw verhaalt van de bittere armoede die haar zuster Antje verleden winter heeft geleden zonder eten zonder brand. Eens had zij in tweemaal 24 uur niets genoten dan telkens weder een kop koffij, en als zij zich dan weder zoo flaauw gevoelde van den honger gebruikte zij een weinig zout als het eenige dat zij had. Wat zij nog te eten had was voor de kinderen. De man verdiende weinig. Het scheen dan ook dat de huiselijke vrede soms zeer onvolkomen was.
Dirkje was de zuster van Antje Dekker, de echtgenote van Gorter.

Wed. H. Koorn 67 (Koorn Hendrik) Koorn wed. Hendrik Maas Hendrik Cz Hin Arie
De weduwe Koorn, Neeltje Alberts Mulder, vertrok naar den Burg, maar haar huisje werd nadien door anderen bewoond. Deze keet stond in 1873 nog op de kaart.
Huizinga 7 Juny 1877. Op de Groene Plaats bij Albert Mulder. De zoon van Neeltje Mulder was remplacant, maar kon zijn geld niet krijgen, 500 gulden. [Hij] zou nu gratis procedeeren.
Neeltje was in 1844 getrouwd met Hendrik Pietersz Koorn (1817-1866). Ze hadden 4 zonen, maar daarvan bleef er maar een in leven. Dat was deze bedrogen remplacant, Pieter Koorn.

C. Maats 66 Maas Cornelis Maas Pieter
Cornelis is in 1870 naar het dorp de Koog gegaan. Hij was een schoonzoon van de weduwe P. Koorn en zwager van die van H. Koorn.

F. Gaats 65 Gaas Fredrik Wuis Pieter Pietersz
Hier kwam na Gaas een ander wonen, maar in 1873 was dit huisje weg.

Wed. P. Koorn 62 Kooiman (Trijntje wed. P. Koorn) Haar huisje was in 1873 weg.

Willem Stark bewoond door F. Knol
Huizinga 11 Maart 1855. Zondag. Met Geke naar Pieter Dirksz Bakker, aldaar met de Burgemeester en vrouw de avond genoeglijk gepasseerd.
Burgemeester verhaalde dat hier op Texel thans jaarlijks voor 18000 gulden aan Sterke Drank werd verbruikt. Te Cocksdorp moet dat zeer erg zijn. Alles geschiedt daar met drank.
Over drankmisbruik: zekere Willem Stark had van ’t zomer soms wekelijks 40 gulden verdiend en daarbij wegens bergloon nogal extra verdienste gehad. En nu onlangs kwam hij bij de Burgemeester een kind aangeven en tevens vragen of hij niet een 3 gulden voor hem had want zelf had hij niets. De Burgemeester gaf hem 2 gulden, dit was omstreeks de middag. De man is terstond het geld gaan verdrinken en kwam eerst de volgende dag zonder geld te huis.


P. de Ridder 32 Ridder Pieter de de Ridder Pieter weduwe (Harks Jan Wilhelmus)
Huizinga 30 Juny 1875. Des voormiddags half 11 geloopen naar de Mient. Begrafenis van Pieter de Ridder, man van Trijntje Nans Eelman. Zeer onverwachts gestorven. Weduwe blijft achter met 3 à 4 hulpbehoevende kinderen in een ellendige wooning.
Huizinga 3 February 1876. Gisteravond bij Trijntje Nans Eelman, weduwe met 4 kinderen, in eene zeer bekrompen woning. Slapen allen in eene bedstede. Turf op. Aardappels op. 3 gulden per week schraal inkomen. Daarna bij Cornelis Keyser daarover gesproken.
Kerkeraadsnotulen (gemaakt door Huizinga) 27-6-1878. Door broeder Jan Jakobs Roeper wordt de aandacht gevestigd op Trijntje Nans Eelman (wed. P. de Ridder) aan den Burg woonachtig, door de gemeente bedeeld, maar, naar de geruchten, van een ergerlijk levensgedrag.
Zie voor meer details over Trijntje het hoofdstuk ‘Nan Eelman en kinderen’ bij de afdeling Bewonerslijsten.


Terug naar de vorige bladzij