Wat is dat voor klei
onder ons land aan de Rozendijk? Hoe komen er zoveel doorbraakkolken in deze dijk? Hoe zag het er hier vroeger uit? Dit soort vragen kwamen op, nadat er bij grondboringen op het Pieterskoogje werd geconstateerd dat er een dikke kleilaag onder het huis lag, waarvan bij het keukenraam de diepte op 5 meter lag en bij het kamerraam aan de andere kant, vijf meter naar het westen, op 9 meter. Bij de buren op Rozendijk 26 lag de onderkant van de klei op 5 meter. Dat moet een groot en diep gat zijn geweest, toen het net was gevormd. Het is geheel met klei gevuld, wat voor de stabiliteit van de huizen wel zo prettig is. Maar hoe is dat zo gekomen? Er was eens, al ver voor de tijd van de Romeinen, een zeegat ten Noorden van het keileemland van Texel. Henk Schoorl dacht dat de ‘Vidros’ die Ptolemaeus indertijd noemde, meer dan 2000 jaar geleden, hoogstwaarschijnlijk hetzelfde zeegat was als dat wat de 20e eeuwse wetenschapper Ente weer onder de aandacht heeft gebracht. Hij schreef in zijn boek ‘Zeshonderd jaar water en land’: ‘Stolte (1984) schreef “Ptolemaeus’ volgende riviermond, de Vidros, komt terecht in het zeegat, dat oorspronkelijk het eiland Texel in 2 delen verdeelde: het eigenlijke Texel en Eierland”. Stolte verwierp de voorstellingen van T. Edelman (1962, Riviermonden ten tijde van de Romeinen) op grond van onvoldoende kennis omtrent de problemen en de literatuur over Ptolemaeus’. Dat is drastisch, maar wie gelijk heeft durf ik niet te zeggen. Het zeegat Vidros op de website van Bill Thayer Website Bill Thayer http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Gazetteer/Periods/Roman/_Texts/Ptolemy/home.html Germaniae latus occidentale Rhenus fluvius terminat, septentrionale vero Germanicus Oceanus, cuius lateris descritio haec est. Post Rhenu fluvii ostia: Vidri fluvii ostia Marnamanis portus Amisiae fluvii ostia Dat betekent in het Engels: The western boundary of Germany is the river Rhine, and ist northern boundary is teh Germanic Ocean, of the shore of which the following is a description. After the mouths of the Rhina river: The mouths of the Vidrus river 27*30 54o45 Marnamanis, a port 28*00 54o15 The mouths of te Amisia river 29*00 55o00 Het bijbehorende kaartje is erg schematisch, maar men ziet links in het zuiden Gallië, dan de Nederlandse kust met halverwege de Rijnmond en dan de hoek van Texel. Daar staat Vidrus. De Waddenzee zoals die nu bestaat was er 2000 jaar geleden nog niet. De volgende haakse hoek is de Duitse Bocht, dan Denemarken. De Westen Ponger kwam tot de slotsom dat eens in De Westen een éénschepig tufstenen kerkje stond, dat hij dateerde in het einde van de 11e eeuw. Wij weten nu dat de kerkbouw in De Westen op zijn vroegst tegen het einde van de 12e eeuw tot stand kwam en dat de duinen ontstonden in de loop van de 13e eeuw. Voordat de duinen in de periode 1200-1300 zó hoog waren opgestoven dat ze een barrière gingen vormen, waardoor het dorp van de zee afgesloten zou worden, moet de Westerkerk zijn gebouwd. [Dat betekent dat de Vidros of Entegeul nog bevaarbaar was, anders kon men niet meer bij het dorp komen] Het feit dat men niet in Den Burg, De Waal of Oosterend de eerste kerk bouwde, wijste er op dat De Westen toen het belangrijkste bevolkingscentrum was. Verzanden Entegeul en doorbreken Anegat Het zeegat verlandde en brak weer door, meer dan eens. Tekst Schoorl: De kustopening ter plaatse van het verlande zeegat ten noordwesten van de hoge rug van Texel bleef in de Merovingisch-Karolingische tijd een zwakke plek. Bij storm vond het zeewater hier een doorgang naar het achterliggende waddengebied. Door de voortgaande erosie van de Texelse Stenen ontstond hier een tweede doorbraak in de strandwallenkust. In latere bronnen werd deze nieuwe kustopening aangeduid als het ‘Anegat’. De hoge gronden van de Moerwaard verhinderden dat het Anegat zich kon ontwikkelen tot een belangrijk zeegat. Via deze doorbraak werden zand en zavel afgezet in het gebied ten noorden en oosten van het huidige De Koog. Door de vorming van deze kustopening ontstond ten westen van de Texelse rug het eiland Ganc. De zeearm tussen Ganc en Texel nam nadien weer in betekenis af. Noot 42: De ligging van het voormalige Anegat is niet alleen bekend uit 16e eeuwse kaarten, maar ook uit de aanwezigheid van een tot 9 meter dik zandpakket in de vooroever van het huidige Texel, de geulopvulling van dit reeds in de Romeinse tijd bestaande zeegat. [Maar- op de kaarten op bld. 26 en 28 staat dit Anegat (Westeierlandse Gat) getekend ter hoogte van de Slufter, vlak onder Eijerland. Er is wel een zijarm getekend tot midden in het Texelse land. In de tekst staat: omstreeks het midden van de 14e eeuw bereikte het Anegat tussen De Koog en het Heersdiep ten zuiden van het eiland Huisduinen hun grootste capaciteit. Het Anegat verzandde omstreeks 1540.] Op andere reconstructiekaarten van de 14e eeuw tekende men het restant van de Entegeul midden in het Gerritsland, terwijl de geul juist onderlangs de Rozendijk gelopen heeft in de tijd dat de kleivulling bezonk. Dat gebeurt niet in stromend water. Later, na het opstuiven van duinen en Mient, was het laagste deel en de afwateringssloot wel midden in de polder. Gerritslanderdijk en Rozendijk Wie een kaart uit de 19e eeuw bekijkt kan trouwens heel goed zien waar die geul op het laatst heeft gelopen, vast tussen de Gerritslanderdijk en de Rozendijk in. In beide dijken zijn verschillende doorbraakkolken te zien. In de tijd van voor de dijkbouw, voor het jaar 1000 zal het gebied zoiets zijn geweest als de Slufter nu, maar dan veel groter. De Entegeul lag tussen het keileemland van het Oude Texel en het zandeiland Ganc of Canchala. Dat verdwenen Ganc is later uiteengevallen in het Oog of Koogereiland, Eijerland en Vlieland. Men was nog niet in staat om aan de loop van zo’n geul iets te veranderen, het zal net zoiets geweest zijn als nu in de Slufter, maar veel groter, een meanderende, steeds naar het Noorden verlopende geul, die dan aan de Zuidkant weer doorbrak enz. Dat zou de tegenwoordige Slufter ook doen als Rijkswaterstaat er niets tegen zou doen. Op het laatst lag deze geul ingedamd tussen de Rozendijk en de Gerritslanderdijk. Toen na 1200 een vloedhaak verheelde met de zuidkant van Ganc en die niet meer doorbrak raakte de Entegeul definitief afgesloten van de Noordzee. Zo’n geul bleef niet steeds op dezelfde plaats, maar verplaatse zich, net als de Sluftergeul nu, naar het noorden (corioluskracht, alles buigt af naar het noord-oosten door de draaiing van de aarde). Vroeger was er geen Rijkswaterstaat die, als de geul te dicht naar de noordelijke duinen was gegaan, een nieuw gat door het zuidelijke strand groef om de stroom te leiden. In die tijd brak er spontaan hier en daar een nieuw gat door. Zo ontstond een rommelig, ruig gebied met hoge en lage delen, afgesneden stukken geul met kleivulling en verse zeestromen uitgeslepen in het zand. In stromend water, dat onder invloed van eb en vloed staat, kan geen klei neerslaan. De kleivulling is dus van na die tijd, na het afsluiten van de Vidros aan de Westkant. Kleiput De bewoners wisten heel goed dat er een kleilaag onder het land zit. Er was vroeger een kleiput aan de noord-oostkant, waaruit voor 1924 door eigenaar Piet Smit klei werd gehaald (voor de verkoop?). De vloer van het Ouwe Schuurtje bestond uit zulke grijze klei, net zo goed bruikbaar voor dat doel als leem. Aan de kant van de Rozendijk is de kleilaag het dikst, 3 meter onder een zandlaag van anderhalve meter. Aan de noordkant loopt de diepte af tot in het perceel achter het Grafelijke Bos, waar in 19xx een meer werd gegraven. Bij elkaar was de geul op het moment van afsluiting aan de Rozendijkkant wel ruim 200 meter breed. Vaargeul In de Romeinse tijd was de diepte zeker niet minder. We mogen ons best voorstellen hoe de Legioenen langsvoeren in hun oorlog met de ‘opstandige Friezen’. Wellicht gebeurde er wel meer dan alleen langsvaren, want archeoloog Flip Woltering heeft de verdwenen Burcht van de Friese Koningen gelokaliseerd op dezelfde plek waar nu de Hervormde Kerk in Den Burg staat. Met de onderwerping van de Friezen door de Franken verloor de Burcht zijn bewoners, maar niet zijn naam. De Hollandse Graven maakten er eeuwen later in 13xx hun bestuurscentrum van. Ze groeven een tweede gracht ruim om de eerste heen. Haven De havenplaats Wambas of Wambense lag niet voor niets op de plek waar dit dorp lag en niet een kilometer naar het oosten of westen. Er was een zijarm van de Vidros/Entegeul, die een natuurlijke haven vormde. Hoog op het keileemklif, veilig voor hoog water. Over het hoge land kon men naar de Burcht gaan, die op wat meer afstand van de zee lag. Er zal heel wat gebeurd zijn, niet alleen in de Romeinse tijd, maar ook later met de Franken en de Noormannen. De Franken zagen erop toe dat de Friese bevolking werd bekeerd tot het Christendom, de staatsgodsdienst van de Franken. Daarvoor werden op heilige plaatsen nieuwe kerken gebouwd, dan wist men zeker dat de mensen zouden komen, al was het maar om in het geheim de eigen Goden te vereren. De kerk in Wambas zou heel goed door Willibrord zelf gesticht kunnen zijn. De kerk was gewijd aan Johannes de Doper, wiens naam als ‘eerste Christen’ gegeven werd aan eerst gebouwde kerken. De stenen kerken in het kust- en Waddengebied zijn gebouwd na de Noormannentijd, als dank aan God voor de verlossing daarvan. Voor die tijd was het een enorm kostbare onderneming, van een arme bevolking. Ze waren vast heel dankbaar. Ook toen Wambas van de Noordzee was afgesloten en steeds meer een armzalig gehucht werd, overstoven door duinzand, en de naam Westeijnde of de Westen de oude naam verdrong, bleef de Westerkerk belangrijk. Pas na de verwoesting door de Watregeuzen moesten de mensen naar een andere plaats voor hun kerkgang. Ze gingen naar Den Hoorn of naar Den Burg, waar inmiddels grote kerken waren gebouwd. Na de Hervorming verloren de Roomskatholieken hun gewijde kerkhof aan Den Burg. Ze begroeven tot in de 19e eeuw hun doden op het kerkhof van de Westen, ook toen de kerk daar allang buiten gebruik was. Het Bakkumerklif verdween onder het zand, de haven ook. Maar er is nog steeds wat van te zien voor wie goed oplet. Waar aan de duinrand de Okusrichel en de Fonteinsrichel elkaar raken, in de Bocht van de Rozendijk, onder metersdikke lagen zand, daar was het. Door de bosaanplant is het moeilijk meer te zien. Maar aan de Fonteinsweg ligt nog steeds het paardenlandje, waar een ijzeren staaf van 4 meter lang geen grond vond, ondanks de enorme hoeveelheden grond die er al in zijn gedumpt en weggezakt, tijdens de Ruilverkaveling. De Vidros/Entegeul is nu verdwenen onder de Westermient en de polders Gerritsland, Burger Nieuwland en Waalenburg. Maar wie het weet kan het nog steeds zien en zich voorstellen hoe totaal anders het landschap toen was vergeleken met tegenwoordig. |