Pagga - nagekomen berichten.

Cornelis Gorter- waarom heette hij geen Gerrit Gorter?

Misdaad en straf in Texels verleden J.S.M. Dijt
serie artikelen in de Texelse Courant jaargang 1964
Jonge weduwe aan lager wal
Toen Maartje Frans Roos in 1794 in het huwelijk trad met Henricus Verberne, scheen het alsof er een wolkenloze toekomst voor hem lag. Zij was de dochter van een koopvaardijkapitein, hij was de zoon van een welgesteld koopman, al was na de dood van zijn vader Jacobus Andriesz Verberne in 1782 de eens bloeiende zaak onder het beheer van zijn moeder wel achteruit gegaan. Het jonge paar werd echter door rampspoed getroffen. Hun beide kinderen stierven op zeer jeugdige leeftijd en in oktober 1800 overleed ook Henricus Verberne, slechts 28 jaar oud. Met de financiën was het inmiddels ook de verkeerde kant opgegaan en zo kwam de 25-jarige, uit het lood geslagen weduwe zonder middelen op straat te staan.
Zonder vaste woonplaats, hield zij zich meestal op in het boetje van Neeltje Spreeuw bij Den Burg, de kost verdienende met naaiwerk en bedelen. De naaste familie kon ook niet helpen. Haar moeder, Antje Hendriks Zijm, was enkele jaren tevoren overleden, haar enige zuster zat als weduwe met een gezin van 6 jonge kinderen, een broer en een zuster van haar man waren ook al in 1800, het rampjaar van de familie, overleden.
Helaas liet Maartje het niet bij bedelen, weldra verviel zij tot stelen. Bij Barend Zijm op Zuidhaffel, waar ze op 27 maart 1801 wat aan de deur kwam vragen, verwijderde zij op een onbewaakt ogenblik de zilveren gesp van een schoen van de dienstmaagd, haar achternicht Martje Jans Roos.
Daarmee ging ze naar Jannetje Pieters in Den Burg, wie ze op de mouw trachtte te spelden, dat ze de kostbare gesp had gevonden in het gras achter de boe van Hendrik Dijt, en verzocht deze voor haar aan de zilversmid te verkopen. Jannetje raadde aan met de gesp- een mooi staaltje zilversmeedkunst- naar de Jood van Oudeschild te gaan, die er beslist veel meer voor zou geven; bovendien was het dan “zo secuur, alsof het in een vat gekuipt wierd”. Met dit plan stemde ook Gerrit Jansz Gorter in, een 51-jarige opkoper van twijfelachtige reputatie, die bij de 35-jarige Jannetje Pieters in huis was.
Aldus besloten trok het drietal naar Oudeschild. Gorter voerde de onderhandelingen met “de Jodinne Moerianne” en kwam met 5 schellingen naar buiten. Hij kreeg 1 schelling voor zijn bemiddeling en droeg de rest af aan Maartje. “Krijg ik nou ook niemendal van je?” vroeg Jannetje Pieters, die zich door deze gang van zaken te kort gedaan voelde, waarop Maartje ook haar een schelling afstond. In werkelijkheid was de onervaren dievegge door haar meer gewiekste medeplichtigen bedrogen: Gorter had 42 stuivers of 7 schellingen ontvangen.
Toen de zaak- die blijkbaar toch niet zo secuur zat- uitkwam, moesten de helers zwaar voor hun schellingen boeten. Voor de strafbaarheid maakte het geen verschil of de gesp gestolen of gevonden was. Op grond van een Placaat van 19 maart 1614 van de voormalige Staten van Holland en West-Friesland, een wet, die ondanks de revolutie onverkort van kracht was, eiste schout Langeveld zowel tegen Jannetje Pieters als tegen Gerrit Gorter geseling, brandmerking en eeuwige verbanning. Het vonnis luidde 3 jaar verbanning uit het voormalig Gewest Holland (al deze Staten en gewesten waren ‘voormalig’, omdat er sedert 1798 een nieuwe provinciale indeling van kracht was- Noord-Holland heette toen Departement van Tessel).

Over het zoontje van Jannetje Pieters:
Vergadering 12 Mey 1801
Binnen gestaan Bregje Pieters te kennen gevende: dat haar Suster Jannetje Pieters door de Justitie van deeze Eilande om haaren misdryf gebannen, by haar Bannissement mede genomen hebbende haar Jongetje in Huwelyk verwekt by wyle Barend Hendriksz, oud 11 Jaaren, nu het zelve Jongetje te rug gezonden heeft-
Dat nog haare Zuster nog haar overleden Man, ergens Lidmaat zynde, zy niet weet waar zy met dat Jongetje heen zal- versoekende deswegens de Voorsiening van deeze vergadering- en is haar aangezegt provisioneel voor dit Jongetje tegens behoorlyk Kostgeld te moeten zorgen- zullende Heede 8 dagen met de Gemeene Armevoogden by het doen der Reekening over spreeken- Deselve vraagt f 1.10- per week Kostgeld en een half Brood-
Vergadering 9 Juny 1801
Binnen gestaan Bregje Pieters zig beklagende over de Gemeene Armen Voogden van den Burg, welke haar 3 weeken onderhoud weigeren voor het Kind haarer zuster Jannetje Pieters van wegens deese Vergadering by haar besteed, versoekende deswegens voorsiening
Geresolveerd de gemeen Armevoogden door de Bode te laten aanzeggen: dat zy de 3 weeken Kostgeld aan Bregje Pieters zullen hebben te voldoen

Over de kinderen van Gerrit Gorter:
Gerrit Jansz Gorter x 1788 Tryntje Ysbrands Metselaar
Jacob 1789, IJsbrand (1790-1842), Liesbeth (1794-18xx)
Gerrit Jansz Gorter (1750-xx) zoon van Jan Pietersz Gorter en Lisabet Teunis Ryk

Deze Gerrit Gorter was de grootvader van Cornelis Gorter ofwel Pagga. De vraag was: waarom is Cornelis geen Gerrit genoemd, naar de vader van zijn vader? Dat was toch gebruikelijk in die tijd?
De grootvader aan moeders kant was Rut Schaatsenberg, ook geen onbesproken naam.
Waar kwam toch de naam Cornelis vandaan?

Uit boven- en onderstaand verhaal blijkt dat Gerrit Gorter geen aardige grootvader was. Hij had zijn gezin in de steek gelaten, was op het slechte pad geraakt en daardoor van het eiland verbannen. Niet iemand waar de volgende generatie dagelijks aan herinnerd wilde worden.

In dat stuk werd Trijntje IJsbrands Metselaar (1754-1828), de echtgenote van Gerrit Gorter, niet genoemd. Haar kinderen IJsbrand en Liesbeth waren in huis bij haar zus Stijntje (1751-1827) en zwager Gerrit Keesje (1748-1821). Maar waar verbleef zij zelf?

IJsbrand Gerritsz Gorter (1790-1842) en Antje Ruts Schaatsenberg (1799-1855)
Antje was de jongste dochter van Rut Teunisz Schaatsenberg(1757-1818) en Martje Rinks Wijngaard (1755-1831), kinderen Teunis, Teunis, Geertje, Rink, Guurtje, Antje, Antje, Rink, Antje, Cornelis, Antje.
Misschien zijn IJsbrand en zijn vrouw Antje op de naam Cornelis uitgekomen om deze oom Keesje te eren- Gerrit viel af, maar Cornelis was een prima naam.

Vergadering 12 Mey 1801
Binnen gestaan Gerrit Keesje te kennen gevende: dat hy onder zig had 2 Kinderen van Gerrit Gorter, uit hoofde van misdryf door de Justitie van deeze Eilande gebannen- dat die Kinderen door Gerrit Gorter en wel het meisje langer dan 2 jaaren, voor f 2- per week, waar voor hy maar eens op Reekening van Gerrit Gorter had ontfangen f 30- zonder meer, maar dat hy met meer anderen onder Ryer Kikkert arrest had laten doen op de gelden door denzelve Gerrit Gorter verdiend voor het ryden by de Engelsche Armee in Noord Holland en den Jaare 1799- dat hij reeds langer dan een Jaar ook het Jongetje op aansporing van eenige Liefdadige Menschen, tot zig had genomen, ten einde dat Kind door gebrek niet zoude omkomen, daar voor S’ weekelyks ook van die selve Menschen onderhoud genooten had- maar nu uit hoofde van het Bannissement des Vaders, niets voor die Kinderen meer geniet- dat hy daar Gerrit Gorter Lidmaat was van de Roomsche Godsdienst aan den Burg, deselve Kinderen aan de Armbesorgeren dier Godsdienst had opgedragen, maardat die dezelve niet wilde aanneemen-
Dat hy maar een gering man zynde, wel uit hoofde van Bloedverwantschap die Kinderen niet ongenegen was te helpen ondersteunen, maar dat het geheel niet van hem gevergd kon worden- presenteerende zo slegts voor ieder Kind, uit hoofde van de duurte der Levensmiddelen f 2.5- konde genieten per week, dan deselve te willen houden-
Geresolveerd heede Middag de Roomsche Armevoogden van den Burg opteroepen, en de reeden hunner weigering aftevragen-
Dezelve Armebesorgeren zynde Cornelis Jansz Verberne, Jan Dirksz Kooijman en Cornelis Roos, binnen gestaan: en is hun door de precident de reeden van weigering dier Kinderen afgevraagd- waarop dezelve te kennen geven niet beter te weeten, of dat Gerrit Keesje die Kinderen vooral het Meisje als eigen tot zig genomen had- antwoordende verder: dat zy vermeenen ongehouden te zyn, die Kinderen aanteneemen, als zig met de toepassing van de resolutie van het Uitvoerend Bewind door de Municipaliteit gedaan, niet kunnende conformeeren, waarom zy ook by request aan het Wetgevend Lighaam hebben geadresseerd- dog verklaren niettemin wanneer de Municipaliteit hen zulks schriftelyk ordonneerd, te zullen gehoorsaamen, dog egter niet anders als onder protestatie van ongehoudenheid, en zonder prejudicie van hun regt, waaromtrent zy voorneemens zyn, behoorlyk acte te passeeren-
De Municipaliteit persisteerende by haare resolutie van 27 January ll ten opzigte van de Kinderen van Dirk Spreeuw genoomen, uit kragte van het decreet van 14 Nov. 1800 te vooren door het Uitvoerend Bewind by resolutie van 6 January 1801 verklaard op het zelve geval alleszins applicabel te weesen, gelast dienvolgens de Roomsche Armevoogden van den Burg op hunne verantwoordelykheid, voor het onderhoud der verlatene Kinderen van Gerrit Gorter te moeten zorgen- en zal hier van aan deselve Extract worden gegeven tot denselver informatie en narigt respective-
[Dirk Spreeuw en zijn vrouw waren ook verbannen. Voor hun kinderen moest gezorgd worden, net als voor de kinderen van Gerrit Gorter. De RK-armvoogden konden protesteren zoveel zij wilden, zij kwamen niet onder deze betalingen uit].

Vergadering 16 February 1802
Binnen gestaan Gerrit Keesje, versoekende, daar hem nog 14 dagen Kostgeld competeerd van de Kinderen van de gebannen Gerrit Gorter en de Roomsche Armevoogden aan den Burg hem daarvoor nu betaling ter Somma van f 6- weigeren, dat deselve daartoe mogen worden geconstringeert- en is geresolveerd: de Boode naar deselve Armebezorgeren te zenden met last opgemelde f 6- aan Gerrit Keesje te moeten betalen-

Ouderlijk huis van Kees Gorter

Boerderijenboek: KGd. 5, Dorpsstr. 4
bld 885 Eerst bekende bewoning vanaf 1773. Toen was eigenaar Gerrit Jacobsz Keesjen, getrouwd met Aafje Hendriks, overleden in 1799. Daarop hertrouwde hij met Stijntje Ijsbrands Metselaar.
Miriam Klaassen: 27 kadasternummer H 22 situatie in 1830:
Westkant van de Koog
In 1827 behoorde het toe aan de erfgenamen van wijlen Stijntje Isbrandsz Metselaar, weduwe van Gerrit Keesje. Bij de invoering van het kadaster was de boerenarbeider IJsbrand Gorter de eigenaar. Hij woonde hier met zijn vrouw Antje Schaatsenberg en hun dochtertje Trijntje (1 jaar in 1830).
Stijntje zal wel een zus geweest zijn van Trijntje IJsbrands Metselaar, de moeder van IJsbrant Gerritsz Gorter, die dan een van de erfgenamen was.
Boerderijenboek: IJsbrand (BG 1790-KG 1842) werd eigenaar van de boerderij staande op een erf van 540 vierkante meter en het daarnaast gelegen landje van 400 vierkante meter, waar eerder een boerderijtje stond dat in 1826 was afgebroken. Tevens had IJsbrand 19 zeer verspreid gelegen perceeltjes bouw- en weiland, totaal 9,25 hectare. IJsbrand was in 1818 getrouwd met Antje Ruths Schaatsenberg (BG 1799- KG 1855). Na haar overlijden verkochten de erfgenamen het bezit in 1856.
De nieuwe eigenaar werd Jacob Jacobsz Eelman (1797-1859), schoonvader van Trijntje Gorter. Hij droeg in hetzelfde jaar zijn bezit over aan zijn zoon Jacob Jacobsz Eelman (1830-Amerika). Dit echtpaar emigreerde in 1866 met hun 4 kinderen naar Amerika.

Familie Gorter
Vraag op Texel-rootsweb
discussielijst Texelse genealogie website Texelse genealogie www.texelsegenealogie.nl
Subject: Re: [NLD-TEXEL] vraag van Irene Maas
Date: Thu, 7 Jan 2010 19:28:16 +0100
Dag allemaal, Ik ben bezig met de 'Nagekomen berichten' over Pagga, verhalen enz
binnengekomen na het verschijnen van het boek 'Langs Pagga's Paadje' in 2002.
Mijn vraag gaat over de ouders van Pagga, Cornelis IJsbrandsz Gorter.
De vader van IJsbrand zou een Gerrit geweest zijn, maar daar twijfel ik aan. Zijn zoon heet namelijk Cornelis. De dochter heette Trijntje (moeder van vader). Bij de voorouders van Antje Ruths Schaatsenberg is geen Cornelis (Ruth was haar vader), alhoewel, de vader van Jantje Waart, de moeder van Ruth was Cornelis. Maar dat is alweer wat verder weg (vader van grootmoeder).
Er was wel een Gerrit Gorter, tijdgenoot van Cornelis, maar dat is een andere tak. Deze Gerrit Gorter was aanwezig bij een begrafenis waar Huizinga sprak en Gorter was daarover zo vol lof dat het werd genoteerd.
De Schaatsenberg-stamboom van Kees van Heerwaarden (Vennewaard) geeft als ouders van IJsbrand/Isbrant Gerritsz Gorter en Trijntje Metselaar.
Ook nog, IJsbrand en Antje zouden in 1818 getrouwd zijn maar hun eerste kind kwam in 1830. Dat kan, maar het kan ook dat het trouwjaar niet klopt en bv 1828 moet zijn.
Kortom, wie weet wat? Irene Maas

Hans Kuip: In de B.S. staat dat IJsbrand Gorter en Antje Schaatsenberg getrouwd zijn op 03-08-1828, vader en moeder Gerrit en Trijntje Metselaar.
In het RK doopboek staat bij hun drie kinderen als vader drie maal Gerrit genoemd en moeder Trientje. M.v.g. Hans Kuip
Dag Hans, Dan zal het wel Gerrit zijn. Ik weet van 2 kinderen, was er nog een die jong gestorven is? Irene
In het rk doopboek staat nog een Jacob, ged. 21-07-1789 Hans
Sorry, ik weet van dit stel alleen IJsbrand en eigenlijk weet ik ook zijn geboortedatum niet precies. Wil je de andere data ook geven? Irene
IJsbrand ged. 16-09-1790 en Liesbeth ged. 11-10-1794. Hans
Wellicht waren de ouders van IJsbrands vader Jan Pietersz Gorter en Lisabet Teunis Rijk, als tenminste ‘onze’ Gerrit degene is die op 20-1-1750 is geboren.
IJsbrand Gorter had dus een broer en een zus. Hij was al 38 toen hij trouwde.

Rob Gomes: Hierbij mijn gegevens betreffende je vraag
Eerste Generatie
1. IJsbrand Gerritsz Gorter (zoon van Gerrit Jansz Gorter en Trijntje IJsbrands Metselaar), ovl. 19 Feb 1842 in De Koog (Texel). Hij trouwde met
Antje Ruts Schaatsenberg, getrouwd 3 Aug 1828 op Texel (dochter van Rut Teunisz Schaatsenberg en Martje Rinks Wijngaard), ovl. 4 Mrt 1855 in De Koog (Texel).
Kinderen:
2. I. Trijntje Gorter geb. 1828/29.
3. II. Cornelis Gorter geb. 17 Jun 1830.
Er was dus geen sprake van dat ze 10 jaar moesten wachten op hun eerste kindje, maar van een typefout van de genealoog.
Tweede Generatie
2. Trijntje Gorter, geb. 1828/29 op Texel. Zij trouwde met Jacob Eelman op 3 Mei 1855 op Texel, geb. 15 Jul 1830 op Texel (zoon van Jacob Jacobsz Eelman en Wijntje Boon)
Kinderen:
I. Pieter Eelman, geb. 18 Mrt 1856.
II. IJsbrand Eelman, geb. 1857, ovl. 1857.
III. Antje Eelman, geb. 29 Jan 1861, ovl. 1861.
IV. Marretje Eelman, geb. 20 Mrt 1862.
V. IJsbrand Eelman, geb. 3 Sep 1864.
3. Cornelis Gorter, geb. 17 Jun 1830 in De Koog (Texel), ovl. 6 Aug 1909 in Den Burg. Hij trouwde met Antje Dekker op 14 Dec 1865 op Texel, geb. 6 Mrt 1832 in Oudeschild (dochter van Jan Pietersz Dekker en Antje Breker), ovl. 30 Okt 1917 op Texel.
Kinderen:
I. Antje Gorter, geb. Mr/Apr 1866 [22 mei] op Texel, ovl. 8 Dec 1867 in Everstekoog (Texel).
II. Dirkje Gorter, geb. 13/14 Nov 1867 [18 november] in De Koog (Texel), ovl. 30 Nov 1867 in De Koog (Texel).
III. IJsbrand Gorter, geb. 13/14 Nov 1867 [18 november] in Everstekoog (Texel), ovl. 13 Dec 1867 in Everstekoog (Texel).
IV. Antje Gorter, geb. 14 Dec 1868 in De Mient (Texel), ovl. 1 Apr 1946 in Amsterdam.
Zij trouwde met Jacob Huisman, op 4 Mrt 1893 op Texel, geb. 31 Okt 1871 in De Koog (Texel) (zoon van Jacob Huisman en Antje Maas), ovl. 15 Dec 1938 in De Koog (Texel).
[V Dirkje 23 maart 1871, ovl. 25 augustus 1871]
[VI Trijntje 16 mei 1873, ovl. 8 februari 1874]

In het familieboekje van Gorter staat eigenlijk wel 13 ipv 18 november, maar zo onduidelijk dat de vergissing heel begrijpelijk is.
Hier was het trouwen ‘op sien Tessels’, de vrouw flink zwanger bij het huwelijk.
Men zou op het eerste gezicht kunnen denken dat Cornelis en Antje eerst in De Koog hebben gewoond, omdat de kleine Dirkje daar geboren zou zijn. Zij was echter de eerste van de tweeling, en merkwaardig genoeg werd de tweede ingeschreven als geboren in de Everstekoog. Het eerste Antje stierf in de Everstekoog, wat er op wijst dat het gezin toen echt niet meer in De Koog woonde.

VERKOOP VEE EN GOEDEREN na de dood van IJsbrand Gorter
Extract uit het Register der voorlopige aangiften wegens het houden van openbare verkoopingen van Roerende Goederen
Kantoor Texel deel 6 nommer 127
Den 12den Maart 1842 compareerde de Heer Simon Reinbach Notaris Klerk wonende aan den Burg op het eiland Texel ten deze in qualiteit als bijzondere gemagtigde van den Heer Johannis Ludovicus Kikkert openbaar Notaris residerende op het eiland Texel blijkens onderhandsche procuratie op den 4den Februari dezes jaars alhier geteekend ten zelven dage ten mijnen Kantoor geregistreerd en aldaar gedeponeerd.
Dewelke verklaarde dat gedachten Notaris ten verzoeke aan den heer Pieter Simons Wuis zaakwaarnemer wonende aan den Burg gemeld, ten deze in qualiteit als mondelinge gemagtigde van Antje Schaatsenberg weduwe Ysbrand Gorter zonder beroep wonende aan de Koog alhier ten haren woonhuize zal procederen tot den openbare verkoop van eene partij levend vee, boeregereedschap, hooi en hetgeen verder zal worden gepresenteerd te beginnen des morgens 10 uren.
Van al hetwelk hij acte heeft gemaakt en deze geteekend S. Reinbach
Voor eensluidend Afschrift De ontvanger der registratie geteekend AC Merens

In het jaar 1842 de 12den dag van de maand Maart des voormiddags 10 uren heb ik Johannis Ludovicus Kikkert openbaar Notaris resederende op het Eiland Texel arrondissement Alkmaar provicie Noord Holland ter presentie van de nagenoemde getuigen,
Ten verzoeke van den heer Pieter Simons Wuis zaakwaarnemer wonende aan den Burg op het eiland Texel over het laatstlopende dienstjaar behoorlijk gepasseerd blijkens acte van patent door de regeering van Texel aan hem afgegeven onder nommer 278 ten deze als mondeling gemagtigde van Antje Schaatsenberg weduwe Ysbrand Gorter zonder beroep wonende aan de Koog alhier.
Mij vervoegd aan de Koog voormeld voor het huis, door genoemde Antje Schaatsenberg bewoond wordende, teneinde aldaar in het openbaar te verkoopen eene partij vee, boerengereedschap, Hooi en hetgeen verder zal worden gepresenteerd
En zulks op de navolgende Conditien
Artikel Een, De verkooping geschiedt voetstoots zonder eenige guarantie hoe ook genaamd, staande en leggende als het te verkoopene dadelijk na gedane verkoop voor rekening hag en risico van den kooper
Artikel Twee, De koopers zullen behalve de door hen uit te lovene kooppenningen moeten betalen tien procent van het beloop derzelve tot goedmaking der kosten dezer verkooping.
Artikel Drie, De verkooping geschiedt om Nederlansche guldens, te betalen in Nederlandsche klinkende muntspeciën vooraf op den 24en Juny aanstaande en ten kantore van ons Notaris aan den Burg op verbeurte van 10 percent boete ten behoeve van den verkooper in geval van nalatigheid.
Artikel Vier, Des gevorderd wordende zal ieder kooper moeten stellen twee goede en suffisante borgen welke ieder voor het geheel onder afstand van de exceptien des regts als zelfschuldigen zullen verbonden en aansprakelijk wezen.
Artikel Vijf, Alle abuizen bij deze verkoop voorvallende worden ter beslissing aan ons Notaris gedemandeerd. Indien de veilder zich vergist of verspreekt zal hij zich mogen herstellen, terwijl bij den afslag voor denzelven de eerste, tweede en derde roep wordt voorbehouden.
Dientengevolge hebben wij Notaris in tegenwoordigheid van den Heer Rekwirant, en van de natenoemen getuigen na voorlezing van al het vorenstaande aan de vergaderde menigte, het navolgende in koop toegewezen, als
1 Een Koe Jacob Schaatsenberg 11,75
2 een karn Cornelis Dijksen 2,40
3 eenige Roopen Harmen de Boer 1,60
4 twee schapen Pieter Brouwer 14,50
5 twee dito Klaas Slot 15,50
6 twee dito Joost Breker 15,-
7 twee dito Simon Duinker 15,75
8 twee Schapen Joost Breker 14,75
9 twee dito Martinus Langeveld 15,-
10 twee dito Jacob Bakker 9,-
11 twee dito Harmen Zegel 14,75
12 twee Enterlingen Pieter de Jager 13,75
13 twee dito Biem Lap 12,-
14 twee dito Pieter Hassing 12,75
15 een Enterling Biem Lap 5,25
16 een Ram Pieter Hassing 6,25
17 eene Geit Dirk Zoetelief 2,-
18 eene Koe Adam Kalf 66,-
19 eene partij Hooi Martinus Langeveld 27,-
20 eene Geit Adam Kalf 2,25
21 twee Schapen Martinus Langeveld 10,90
22 een Sleep Cornelis Wuis 1,90
23 twee Schapen Martinus Langeveld 13,50
24 twee dito denzelven 11,-
25 twee dito Pieter Hassing 10,25
26 twee dito Martinus Langeveld 12,50
27 twee dito Pieter Hassing 10,50
Tezamen 348,30 waarbij nog komt 10 percent 34,83 Makende een Totaal van 383,13
Waarvan wij dit proces verbaal hebben opgemaakt en gesloten ten dage maande jare en plaatse als boven, in tegenwoordigheid van Reyer Spreeuw schoenmaker en Simon Luitze Logementhouder, beide wonende aan de Burg gemeld als getuigen hiertoe verzocht, welke deze minute, benevens ons Notaris en den Heer Rekwirant na gedane voorlezing hebben onderteekend.
P.Wuis Reyer Spreeuw Simon Luitse Joh.Lud.Kikkert

INVENTARIS van de inboedel van IJsbrand Gorter en Antje Schaatsenberg
1842 nr. 5005 N 832
In het jaar 1842 den 22en dag van de maand April, des namiddags 3 ure
Ten verzoeke en in tegenwoordigheid van Antje Ruths Schaatsenberg, doende boerebedrijf, wonende aan het dorp de Koog binnen de Gemeente van Texel, weduwe van en in gemeenschap van goederen onder de fransche wetgeving gehuwd geweest met Ysbrand Gorter, landbouwer gewoond hebbende en den 19en February dezes Jaars aan de Koog gemeld overleden, en als dan door hem benoemd tot zijns erfgename voor het disponibel gedeelte zijner nalatenschap, blijkens testament den 20en July 1838 ten overstaan van ons notaris in tegenwoordigheid van getuigen gepasseerd, door hem met den dood geconfirmeerd, en den 25en February dezes jaars geregistreerd, benevens nog, als moeder en mitsdien wettige voogdesse over hare 2 minderjarige kinderen met name Cornelis en Trijntje, met genoemde Ysbrand Gorter in huwelijk verwekt.
Voorts in bijwezen
1 Van Cornelis Visman, broodbakker, wonende aan het Oude Schil binnen deze Gemeente, in kwaliteit van toeziend voogd over gemelde minderjarigen, daartoe benoemd en aangesteld door den Heer plaatsvervangend Kantonregter in het Kanton Helder te Texel, na verhoor den bloed- en aanverwanten, blijkens proces verbaal daarvan den 16den dezer opgemaakt behoorlijk geregistreerd.
En 2 van den Heer Pieter Simons Wuis, zaakwaarnemer wonende aan den Burg alhier, dewelke door den voornoemde Heer plaatsvervangend Kantonregter is beëdigd, tot de taxatie der natemelden roerende goederen, mede blijkens verbaal van beëdiging van den 16den dezer maand, behoorlijk geregistreerd.
En zulks onder voorbehouding van de daabij belanghebbende om de na te melden nalatenschap te aanvaarden of te verwerpen.
Is door Johannis Ludovicus Kikkert, openbaar Notaris, residerende op het eiland Texel, Arrondissement Alkmaar, provincie NoordHolland, ter presentie van de natenoemen getuigen en tot bewaring van de regten van partijen, en van een ieder die daarbij belang mogt hebben, overgegaan tot de beschrijving van den boedel, der rekwirante en haren overleden echtgenoot in gemeenschap is bezeten geweest, en van al hetgeen verder door hem is nagelaten, en zulks ten huize van de Rekwirante aan de Koog gemeld geteekend met nommer Elf, alwaar de vermelde Ysbrand Gorter is gestorven, en waarin of waaromtrent zich de roerende goederen bevinden, alles naar de opgave en aanwijzing die daarvan zal worden gedaan door de meergemelde Antje Schaatsenberg, welke met de bewaring, het opzigt en beheer daarvan is belast geweest.
En alsnu tot de boedelbeschrijving overgegaan zijnde, is bevonden hetgeen volgt:
In een kamer uitzigt hebbende op het Land
Een greenehouten Tafel gewaardeerd f 0,60
Een greenhouten dito 0,50
Drie oude stoelen 0,60
Een draaitreeft 0,90
Een ijzeren haardje op de plaats 0,80
Een Tang en Vuurschut 0,40
Een koperen Theepot 1,40
Een dito koffyketel met comvoor 0,80
Vier stoven 0,50
Negen bonte aarden schotels om de wand 1,25
Tien differente borden 0,75
Een spiegel en 4 schilderijtjes 0,50
Een half douzain zwartbont Theegoed met oortjes 0,75
Een witaarden Melkkan en dito Kwispedoor 0,40
Een tinnen Trekpot en steenen Comvoortje 0,60
Een half douzain theegoed 0,60
Een blikken Theebladje, en dito Theebusje en een tinnen Tabaksdoos 0,60
Eenig los Theegoed, kommetjes, en een Suikerpot 0,50
Een Regtbankje 0,80
Een Hangkastje en trommeltje 0,30
Twaalf kommetjes op den schoorsteenmantel 0,60
Twee zitbanken en een bedbankje 1,20
Zes differente Karaffen 1,20
Dertig dito kelkjes en glazen 2,25
Een kom, suikerpot, Theebusje en melkkan 0,60
In een Kastje
Twee schalen en eenige borden 2,50
Eenige potten Vlesschen en Rommeling 1,50
Eenige messchen vorken en Lepels 1,20
In de voornoemde Kamer
Een bed, peluw en twee Kussens 25,-
Een katoenen en een wollen deken 6,-
In het Voorhuis
Een ijkenhouten Kast 0,80
In dezelve Kast
Eenig Aardenwerk, Vlesschen en Rommeling 1,-
Een geschilderde bureau staande in het Voorhuis 2,-
Een Koffymolentje en Trommeltje 0,80
Een blikken Bus, en Kandelaar met houten voet 0,30
In een Kamertje uitzigt hebbende op het Land
Een oude Kast en kistje 0,60
Een Ton en Trommel 1,25
Eenige Vlesschen, Aardenwerk en Rommeling 0,80
Op een bovenkamertje uitzigt hebbende op den Weg
Een blaauw geverwde Kist 1,20
Twee kleine Kussens 2,-
Een witte pot en eenig Aardenwerk 0,80
En Zitbank en klein Kistje 0,40
Een bezempje, eenige Vlesschen en eenige Kleinigheden 0,60
In den Gang
Twee schilderijtjes, een vuilnisblik, en bezempje 0,60
Een Rak met 8 borden, pot en schotels 0,75
Twee zitbanken 0,60
In de Schuur
Een graaf, zaag en twee vorken 2,-
Een schothaak, hamer, en eenig IJzerwerk ,50
Een Ladder, eenige harken, en Houtwerk 5,-
Een schapenkrib, twee oude Tafeltjes, manden en Rommeling 3,-
Drie differente Tobbens, een Emmer en een halsjuk 1,30
Een ijzeren Ketting 1,50
Drie ijzeren potten 1,50
Een vat, en eenig los houtwerk 1,20
En bedbankje en eenig Aardenwerk 0,60
Een Emmer 0,60
Een Kruiwagen en Schapenkrib en een oude dito 1,80
Contanten
De Inventariente als moeder en wettige voogdesse verklaart dat er op het overlijden van haren voornoemden man geene gelden voorhanden waren dus Nihil
Pretentien en Inschulden
De boedel heeft te vorderen van ons Notaris
De opbrengst van eenige Schapen en roerende goederen en dato 12 maart dezes jaars ten overstaan van ons Notaris en tegenwoordighen vier getuigen aan de Koog gemeld publiek verkocht blijkens proces verbaal vandien datum behoorlijk geregistreerd,
ter somma van 263,30
Van Willem Boermeester aan het Oudeschil alhier wegens verkochte schapen de somma van 33,- guldens
Van Pieter Hassing aan den Burg alhier wegens idem alsboven 22,- guldens
Van Jacob Pieterszoon Bakker aan de Koog gemeld wegens idem alsboven 17,- guldens
Tezamen 425,35
Schulden en Lasten des Boedels
Aan de doopsgezinde Gemeente van Texel, obligatie met hypotheek in den jare 1829 geteekend groot en kapitaal 130,- rentende 5 ten 100 ’s Jaars,
Interessen hierop verschuldigd sedert den eersten July 1837 32,50
Aan de Armenkamer van de Waalderstraat aan den Burg op Texel wegens obligatie met hypotheek in dato 25-1-1834 geteekend, groot in Kapitaal 284,- rente 4% ’s Jaars,
Interesse hierop verschuldigd sedert den 25en January 1837 59,30
Aan den Notaris Johannis Ludovicus Kikkert te Texel, wegens gekochte schapen in de verkooping van Jan Dijt, 73,30
Aan de weduwe Simon Wuis te Texel, wegens geleverde goederen 12,32
Aan Eppo Dekens te Texel voor idem als boven 5,50
Aan de erven Pieter List voor geleverd brood 36,03
Aan Pieter Schrama voor arbeidsloon en leverantie 5,-
Aan Cornelis Bouwenszoon Bakker voor geleverde goederen 6,44
Aan den Heer Christiaan van Deinse voor geneeskundige hulp en geleverde medicijnen 20,-
Aan den Weleerwaarde Heer Adriaan ter Stappen voor Kerkelijke diensten als anderzins 30,-
Aan Cornelis van Keeren voor arbeidsloon en leverantie 11,50
Aan Jan Verberne voor gedane leverantie 6,75
Aan den Heer Hendrik Veenstra voor idem als boven 11,10
Aan Gerrit Geus voor het luiden van de klok 3,10
Aan Martinus Langeveld voor geleverde goederen 7,40
Aan Cornelis Rab voor idem als boven 16,12
Aan Nanning Hoogheid voor geleverde schoenen 4,-
Aan Martinus Langeveld Junior voor geleverde goederen 15,70
Aan Hendrik Haakman voor idem als boven 40,-
Aan Gerrit List, Directeur der bank van leening, wegens geleend geld 63,-
Aan de Rijksontvanger wegens verschuldigde grondbelasting 10,20
Aan de Penningmeester der Dijkagie voor verschuldigde dijklasten 20,10
Aan Martinus Langeveld Pieterszoon wegens geleverd vleesch als anderzins 53,09
Aan Jacob Buissen voor arbeidsloon 10,-
Aan de weduwe Cornelis Verberne voor geleverde dranken 8,-
Aan Maarten Koorn voor arbeidsloon 15,-
Aan Jacob Wuis voor idem 10,-
Aan Jacob Boon arbeidsloon 10.15
Aan Jacob de Witte, wonende even als alle de hiervoor genoemde Crediteuren te Txel, voor arbeidsloon 10,-
Te zamen 1019,53
Vaste Goederen
Een Huis en Erf, met eene partij Bouw- en Weiland en Schaapeweide, staande en gelegen aan de Koog en in den polder de Koog op Texel, bekend bij het Kadaster in sectie H nommers 22, 23, 38, 102, 103, 122, 123, 149, 52, 154, 155, 156, 157, 162, 63, 164, 194, 196, 292, 293, 318, 319, 50 en 51, groot voor het geheel Elf bunders 68 roeden, 70 Ellen.
Titels en Papieren
Expeditie van het Testament van Ysbrand Gorter op den 20en Julij 1838 ten overstaan van ons Notaris en getuigen gepasseerd, door hem met den dood geconfirmeerd, behoorlijk geregistreerd waarbij de testateur zijne echtgenoot benoemt tot zijn Erfgename voor het disponibele gedeelte zijner nalatenschap.
Dit stuk is door ons Notaris geperapheerd met de letters JLK, en genoteerd nommer 1
Expeditie proces verbaal van publieke verhuring van Landerijen in dato 11 Maart dezes ten overstaan van ons Notaris en getuigen gehouden, waaruit consleant dat op den 24en Juny en op den 15den November dezes jaars door differente personen verschuldigd is telkens eene somma van 91,50, zijnde genoemd verbaal behoorlijk geregistreerd Memorie
Dit stuk is door ons Notaris geparapheerd met de letters JLK, en geregistreerd nommer 2
Verklaarde de Rekwirante dat van voorschreven vaste goederen geene bewijzen van eigendom voor handen zijn.-
Men is bezig geweest met de inventaris en taxatie in maniere voormeld van des namiddags 3 tot des avonds 6 ure, met eene enkele vacatie. Dit gedaan zijnde en de inventariente als moeder en wettige voogdes verklaard hebbende, niets van hare minderjarigen te vorderen te hebben, en niets meerder gevonden zijnde, dat op dezen Inventaris behoorde gebragt of gedeclareerd te worden, is al hetgeen daarin is vermeld gelaten onder bezit en in bewaring van genoemde Antje Schaatsenberg die zulks erkent, en aanneemt al hetzelve te zullen verantwoorden of te voorschijn brengen daar en waar zulks zal behooren,-
Hebbende vervolgens in onze handen in tegenwoordigheid der getuigen den Eed afgelegd op de verklaring, dat zij van den boedel niets heeft verduisterd noch weet noch gezien heeft dat iets verduisterd is.-
Waarvan wij dit proces verbaal hebben opgemaakt en gesloten ten tijde en plaatse in het hoofd dezes gemeld, in tegenwoordigheid van Pieter Pronk timmerman en Reyer Spreeuw schoenmaker, wonende beide binnen deze Gemeente, als getuigen ten deze verzocht, welke deze minute na gedane voorlezing met de Rekwirante, den toezienden Voogd, den Schatter en ons Notaris hebben onderteekend.
Antje Rut SchaasZenBerg P. Wuis G. Visman P. Pronk Reyer Spreeuw
Joh.Lud.Kikkert not.

Het vee werd verkocht, opbrengst 262,30, de landjes verhuurd aan ‘differente personen’. Huuropbrengst 91,50 per half jaar.
Waarde inboedel 425,35
Schulden 1019,53
Dat was en werd verder pure armoede.
Zes differente karaffen met 30 dito kelkjes en glazen, en wel 5 zitbanken in huis. Werd hier jenever geschonken?

WAAR STOND DE KEET VAN PAGGA?
Twijfel aan de correcte plek van het huisje van Pagga
KAART 1873 In de bibliotheek van de Historische Vereniging Texel staat sinds enkele jaren een grote metalen kist waarin kaarten hangen, die de situatie langs de binnenduinrand in het jaar 1873 weergeven. Daarop staat de hut van Pagga niet op de door ons gedachte plek, maar veel meer naar het oosten aan de Paggaweg. We hadden die kaart niet eerder gezien.

Nader onderzoek naar juiste plek van hut, daar met metaaldetector rondgelopen
Met de kaart in de hand is de plek van de hut terug te vinden, schuin tegenover de hoek die de sloot aan de zuidkant maakt. Daar is een woekering van braamstruiken met in het midden een open plek, een kale rechthoek met rondom braamstruweel, waar de grond indertijd extra bemest is geraakt door de geitenpis.
Wie daar staat bevindt zich in het huisje. De weg ligt precies voor het huis, daar vonden we met de metaaldetector heel veel metaal, waaronder een koperen plaatje uit een mondharmonica en een reuzegroot hoefijzer vlak voor het de plek van het verdwenen huisje. Misschien hing dat wel boven de deur.
Het stukje land waarop de keet stond ligt duidelijk wat hoger dan de rest van de omgeving.

Plaggenhut

Schets van het huisje van Pagga door dominee Bakels in 1884.


Op luchtfoto van augustus 1944 aan de vegetatie goed deze plek te zien.
Daar is het berkenbos geplant in 1932. De hut zal kort daarvoor zijn weggehaald.
De herinnering van de familie dat ‘de hut is afgebroken door boswachter Schol’ klopt dan ook. Die afbraak was niet in 1917, zoals eerder gedacht. Schol was toen nog niet op Texel in Staatsdienst, maar rond 1930 wel. Hij vond het een schande was dat mensen vroeger zo armoedig moesten wonen. Boswachter Min dacht er indertijd precies hetzelfde over, die plaggenhutten waren ‘niets meer dan beestenstallen’.

Maar- alle zegslieden beweerden dat de hut stond ‘waar later het dennenbos’ was, ook Logman in zijn verhaal over ‘de Landmeter en het hondje van Pacha’. Deze landmeter kennen we nu bij naam, het was de man die de kaart van 1873 gemaakt heeft, J.H. van Melle.

Het huisje van Pagga stond dus niet in het Donkere Dennenbos, maar erbij, in het berkenbos aan de oostkant ervan, wat inhoudt dat mondelinge overlevering niet altijd betrouwbaar is.
De mededeling “De keet stond in de bocht van de Randweg in het Donkere Dennenbos” moet zijn “Aan de Randweg in het Oude Berkenbos”.

WANNEER GING PAGGA NAAR DE MIENT?
Na de verkoop van zijn ouderlijk huis in 1856 zou Pagga naar de Westermient zijn gegaan, dat klinkt niet vreemd. Het BB zegt: ‘[Gorter] kwam terecht op zijn hut, Pachaweg’.
Dan zou hij in 1856 vertrokken zijn naar de Mient.

Vraag: stond de hut in het begin wel op eerstgedachte plek en is later de andere hut nieuw gebouwd? Of is dat blokje op die plek gewoon een blokvormige inktvlek en geen huisje?
Andere vraag: heeft Pagga meteen gebouwd op de plek van 1873, en was hij in 1859 gewoon nog inwonend bij zijn familie in De Koog? Het ouderlijk huis was immers niet aan vreemden verkocht, maar aan Jacob Eelman, de zwager van Pagga. Merkwaardig is het verhaal dat die wel eigenaar was van het huis, maar het verhuurde aan anderen, die echter niet op het adres staan ingeschreven. Werd het eigenlijk wel verhuurd? Bleef Pagga daar nog een paar jaar wonen? Eelman zelf staat ook niet ingeschreven in De Koog.

Niet mee naar Amerika
Jacob Eelman en zijn gezin gingen in 1866 naar Amerika. Waarom ging Pagga niet mee? Omdat hij getrouwd was en zijn Antje te ver heen zwanger was? Was het te duur voor ze? Durfden ze het om een andere reden niet aan? Wilde Pagga gewoon blijven waar hij was, bij de zee?

Bewonerslijst wijk Koog 1859: Cornelis Gorter staat vermeld op nr. 46 in het dorp.
Was hij daar wel vertrokken, maar had niemand dat gemeld bij de autoriteiten? Woonde hij nog in zijn ouderlijk huis bij zijn familie?

De kinderen van Pagga en Antje geboren op de Mient tussen 1866 en 1874. Dan zal hij er in 1865, toen hij met buurvrouw Antje trouwde, toch al wel een jaar of wat gewoond hebben. Het bewijs dat hij er al voor 1862 een huisje had gebouwd, blijkt uit de onderstaand verhaal.

Clandestien bouwsel
Was die plaggenhut zonder vergunning gebouwd en wenste hij er niet de aandacht op te vestigen door een adreswijziging op te geven?
Het was dan beter niets te doen. Als er eens een ambtenaar langs zou komen kon men zich van de domme houden en veinzen niet te weten dat er vergunning nodig was. Bij zo’n gelegenheid sprak een Texelaar uitsluitend plat Texels en verstond de ambtenaar beslist niet.

Uit de correspondentie tussen de Opzigter van Rijkswaterstaat en Gedeputeerde Staten van Noordholland blijkt dat dit inderdaad het geval was. Gorter was een van de personen die een bouwsel op de Mient hadden gezet zonder er land te pachten, zonder te betalen dus.
Zijn naam staat op de lijst van ‘Bezitters van gebouwtjes op de Mient van Texel, die geen regt van opstal hebben’. De eerste brief hierover werd in 1862 geschreven door opzichter C. van der Starr, met bijgaand de lijst met wel 38 namen. Men kon alsnog vergunning krijgen, maar daar waren kosten aan verbonden. In 1869 was er nog niets geregeld:
Gedeputeerde Staten aan de Burgemeester van Texel, 3 november 1869:
Er is aan bedoelde personen aanzegging gedaan dat indien zij hunne opstallen na 31 December 1869 willen behouden, zij dan een contract van opstal kunnen aangaan en dat zij bij weigering daarvan hunne opstallen voor 1 Januarij 1870 zullen hebben weg te ruimen. Onderscheidene dier personen hebben echter geweigerd om mede te werken tot het sluiten van het bedoelde contract van opstal, waarop eenige kosten vallen, die ten hunnen laste zouden komen en wel omdat zij er op rekenen, dat noch het rijk, noch de provincie hen tot de wegruiming der hier bedoelde gebouwen zal noodzaken.
Waarschijnlijk had het oprakelen van deze kwestie te maken met het per I januari 1870 aangaan van de nieuwe pachtperiode, waarbij het tegenover de pachters wel netjes zou zijn de percelen ‘schoon’ op te leveren.
Hoe dit afliep is niet in het Texelse Archief te vinden, omdat daar alleen de brieven aan de Burgemeester worden bewaard en niet de antwoorden er op. Hoe dan ook, Gorter bleef op de Mient wonen.

Op de lijst voor het Dienstbodengeld stond Pagga vermeld op nr. 76, tussen Jan Vlaming (op Uit en Thuis) en Gerrit Witte (op de Onderneming) in. Deze lijst is opgemaakt in 1879, nadat de kaart van 1873 was gemaakt. Het maakt trouwens voor de volgorde op de lijst niet uit of de keet van Pagga op de ene of de andere plek stond, het was hoe dan ook tussen Vlaming en Witte in.

VERDER VAN ZEE
Pagga’s Paadje begon dus niet aan de duinvoet, maar al veel meer richting Ploegelanderweg (die pas in 1900 werd aangelegd op het huidige tracé). De verklaring van Han Witte van Bloemwijk is dus geheel juist, hij zei dat het niet ‘Paggaweg’ moest zijn, maar ‘Pagga’s Paadje’. Dat had hij van zijn vader. Bloemwijk werd in 1900 gebouwd, de eerste bewoners van die boerderij hadden de oude situatie nog net meegemaakt.
Er is pas bij de bosaanleg in dat deel van de Mient een weg van gemaakt, jaren nadat Pagga naar Den Burg was gegaan in 1909.
Het is wel een verbazend flink stuk verder lopen naar het strand.

Niet kinderloos
JAN EN WILLEMIJNTJE
Jan Jacobsz Keijzer en Willemijntje Bieker hadden wel een kind, het was geboren op 14-11-1883 in Den Helder, zo staat het vermeld in de lijst met aanvullingen in Texelse Geslachten deel I. Het kindje heeft vast niet lang geleefd, want er werd later in de familie geen herinnering aan bewaard.

MEDEBURGERS!

Dat was de aanhef van een bedelbrief voor de weduwe van Jan Reijersz Huisman. Hij was getrouwd in 1876 met Trijntje Hendriks Koorn, en liet haar in 1887 achter met een flink gezin.

Een van de deelnemers was C. Gorter die intekende voor 2 1/2 cent per week. Het bedrag dat werd toegezegd per week was bij elkaar F 1.10, met nog wat giften in eens, bij elkaar maar F 11,50. Wie zou dat geld wekelijks moeten gaan ophalen? De weduwe zelf? Dan zou zij elke week naar de Mient moeten lopen voor die paar centen…..

En had Pagga al zijn geld niet heel hard voor zichzelf nodig? Hij was toch beslist erg arm! Misschien gaf hij wat omdat Trijntje een ‘buurmeisje’ van hem was. Ze woonde met haar ouders in een keet vlak onder de Koog, in die dunbevolkte streek ben je dan buren. Haar vader Hendrik Koorn zal ook wel gelijk met Gorter op het strand zijn geweest, hij woonde niet zomaar onder de duinkant en die jutters kenden elkaar allemaal (zie ook Clandestien bouwen).

GASLICHT
Jan Zwan had een verhaal van Arie Maas gehoord over Pagga, die voor het slapen gaan een plas deed buiten op de hei. Pagga zei: “Ik sting te zeiken en toen ging in Den Burg het licht aan”. Alsof het een met het ander verband hield!
Zwan was in 1940 op Texel gekomen. Hij had nooit werkelijk begrepen dat het bos er vroeger helemaal niet was. Pagga had vanaf zijn huis over de Mient ruim zicht op het dorp, waar op 11 mei 1907 in de schemering op de Groeneplaats een proef werd gehouden met aerogaslicht.

ONDERDUIK IN NIEUWENDAM
Oude connecties- of hoe kwam men aan een onderduikadres?
Op Texel had de jutter Pagga met de handelaar Vlessing te maken- die kocht alles, gejut, gestroopt, dat maakte niet uit, als het maar handel was. Hij leverde het juttersgezin allerlei spullen, kleren, stof, wat men maar nodig had, tegen betaling, maar men kon ook ruilen of ontvangen op afbetaling als het moest.
Die band tussen Vlessing en Gorter bleef bestaan in de volgende generaties. Ook in Nieuwendam leverde de firma Vlessing textiel, zelfs nog aan de kleinkinderen van Pagga. Dat waren ze zo gewend.
Dat Ies Vlessing joods was deed er toen niet toe. Achterkleindochter Antje vertelde:
Hij kwam naar Nieuwendam, zo twee keer per jaar en bracht dan koffers met kleding en textiel mee. Ies Vlessing was een erg aardige man, maar als kind kreeg ik de schrik, want hij bracht een winterjas voor mij mee waarin je geen vin kon verroeren. Keurige jas met….. bijpassend vilthoedje.

Hoedje

Ook voor m’n ouders bracht hij spullen mee, maar daar heb je als kind geen belangstelling voor. Bij de buren kwam hij ook en ook bij kennissen van ons in Oostzaan, de familie Krijnen, ook Tesselaars.
Jaren ging dit door, het werd oorlog en….. toen ineens geen Vlessing meer, waar hij was, niemand wist het. Wel kwam
[rond 1942/43] zijn broer Eli bij ons vragen of wij wisten waar Ies was. Geen idee (echt niet) en alle andere families waar z’n broer kwam wisten ook van niets. Hij geloofde het niet erg maar werd toch niets wijzer….. gelukkig. Hoe kon Eli zo vrij rondreizen terwijl andere jodenmensen moesten onderduiken en een gele ster op hun kleding dragen? Dat vroegen ze zich allemaal af.
5 mei, de bevrijding eindelijk. Een paar dagen erna toen iedereen er zeker van was kwamen onze buren vertellen dat Ies Vlessing bij hun ondergedoken was geweest, maar het droevige was dat de man een dag voor de bevrijding was gestorven, ik meen aan longontsteking. Hij is door de Ondergrondse meegenomen in een pakkist, dubbelgevouwen, en begraven in de berm naast het kerkhof op Nieuwendam. Later is hij herbegraven in Huisduinen. Een triest verhaal, dit vergeet je nooit meer.
Onze buurvrouw was een oude moeder met een dochter, die een kruidenierswinkeltje hadden.
Heel moedig van die vrouwen, want ook bij hun was Eli komen vragen naar z’n broer.
De jonge Antje dacht aan de arme Ies, die op zolder bij de buren zat en uit het raampje de kinderen op straat kon zien spelen, maar niet naar ze mocht zwaaien. Niemand wist van zijn bestaan en dat was maar goed ook, achteraf. Ze vonden het allemaal zo vreselijk jammer dat juist hij de oorlog net niet had overleefd!

Het verhaal gaat dat Eli Vlessing een Texelse vrouw had laten verklaren aan de Duitsers dat zij zijn echte moeder was, maar dat hij was opgevoed in het gezin van zijn vader. Op zich was dat niet onmogelijk, want men kon de oude Vlessing desgewenst ook in natura betalen en daar was wel eens een kindje van gekomen, maar in Eli’s geval was het echt niet waar. Hij heeft er wel de oorlog mee kunnen overleven.

NIEUWENDAMSE VERHALEN
Texelaars onder mekaar
In Nieuwendam woonden meerdere Texelse gezinnen, de meeste mannen werkten bij de HSM als bootwerker. Antje Huisman herinnert zich: Klaas Puiman getrouwd met Aagje Maas, Willem Burger en Marretje Kok, Albert Boon en vrouw, Pieter Brouwer en Agaat Bruin, Pieters zuster Neeltje Brouwer en Willem Lenghous. De Texelaars in den vreemde trokken erg naar elkaar. ’s Zondags na kerktijd gingen ze koffiedrinken en Texels praten. Gezellig.
Marretje Kok uit het Gerritsland was daar de beste vriendin van Antje Gorter. Ze kenden elkaar al hun hele leven. Kleindochter Antje, enig kind, was ’s zondags mooi aangekleed in een jurkje met kant en een strik in het haar. Dan zei Marretje Kok (elke zondag weer): “Kiend, je ben zo kaant als puus!” Dat hoorde er bij.

Skeepedooiertje
Antje Gorter vond het maar niks als haar kinderen gezellig zaten te schemeren. “Weerom zitte jullie bij dat skèèpedooiertje?” Dat bleek een klein lampje te zijn om het clandestien slachten van een schaap bij te lichten.

Pensioen
Getuigschrift: 27-September 1934. J. Huisman, geboren 31 October 1871, is sedert 21 Mei 1906 in dienst geweest als bootwerker en heeft gedurende dien diensttijd op alleszins loffelijke wijze aan al zijn verplichtingen voldaan. Hij wordt heden op zijn verzoek op de meest eervolle wijze afgevoerd en ontvangt tot wederopzegging een ondersteuning van voorloopig vijf gulden per week.-
Hollandsche Stoomboot Maatschappij NV.

Huisman

De grootouders Huisman met kleindochter en een vriendin.

Hout om huis
Na zijn pensioen vertrok Jacob Huisman met zijn Antje Gorter weer naar Texel. Daar waren ze vandaan gekomen en dat trok nog steeds, al woonden hun kinderen nog in Nieuwendam. Ze hadden een mooi huis in de Kamerstraat in De Koog, dat je haast niet kon zien van al het juthout dat er omheen stond, rondom lagen stapels hout, geen gezicht. Ze noemden het ‘Huize Annie’ naar hun kleindochter. Daar is Jacob Huisman in 1938 gestorven.
Antje Gorter is toen weer naar de Nieuwendammerdijk gegaan, ze woonde in het huis naast haar kinderen. Ze is in 1946 in Nieuwendam gestorven en aan Den Burg begraven, naast haar man. Op Texel hoorden ze thuis.


Terug naar de vorige bladzij