Ongans in 1817


In het jaar 1817 stierven op Texel meer dan 1200 schapen aan het ongans.
Wat houdt deze ziekte in? Is er iets tegen te doen en hoe gevaarlijk is een besmetting voor de schapen?
Wikipedia: Leverbotziekte, ook wel distomatose of fasciolose genoemd, is een parisitaire ziekte, die wereldwijd voorkomt onder herkauwers. De belangrijkste verwekker van leverbotziekte in gebieden met gematigd klimaat is de Fasciola hepatica, een ovaalvormige platworm van 30 x 12 mm, die behoort tot de Trematoda.

De volwassen leverbot, die zich in de galgangen van de lever bevindt, produceert talrijke eieren, 140µ bij 80 µ, die via de gal in het darmkanaal en vervolgens met de uitwerpselen in de buitenwereld terechtkomen. Afhankelijk van de temperatuur en de aanwezigheid van water, ontwikkelt zich binnen de 2 à 4 weken een miracidiumlarve, die in het water leeft en actief op zoek gaat naar de tussengastheer, zijnde een waterslakje: de leverbotslak (Galba truncatula). De miracidiumlarve dringt de slak binnen. In de slak gebeurt een ongeslachtelijke vermenigvuldiging door de vorming van een sporocyst, (1 mm) die 5 à 8 rediae vormt (soms met dochterrediae) en vervolgens ontwikkeling tot het cercaria-stadium. Na deze ontwikkeling die ongeveer twee maanden duurt verlaten de cercariae de slak. De cercariae (1 mm groot, waarvan 2/3 staart) zwemmen rond en zetten zich vast op de aanwezige planten vlak onder het wateroppervlak en kapselen zich in. Deze meta-cercariae kunnen verschillende maanden infectieus blijven. Na opname van de besmette planten door de gastheer (voornamelijk rund of schaap), komen de jonge larvaire leverbotjes vrij in de darm. Ze doorboren de darmwand, komen in de buikholte en penetreren in de lever. Ze migreren verschillende weken door het leverweefsel, waarbij ze groeien en leverweefsel vernietigen, om uiteindelijk in een galgang te belanden, waar ze volwassen worden en eieren leggen. Bij schapen kunnen deze platwormen meerdere jaren (tot 10 jaar) in de galgangen overleven. Bij runderen zouden ze minder lang aanwezig blijven. De prepatente periode bedraagt 10 à 12 weken. De volledige cyclus duurt minimaal 17 à 18 weken.

Herkauwers besmetten zich voornamelijk op vochtig weiland. De aanwezigheid van waterslakjes is noodzakelijk voor het voltooien van de cyclus. Laag gelegen weiden met grachten of poelen zijn het biotoop van de leverbot. Vooral als deze graslanden ook nog regelmatig overstromen, wordt de infectiekans groter. Ook bij langdurige regenval kan voldoende water tussen de graszoden blijven staan, waarlangs waterslakjes vanuit hun oorspronkelijk biotoop uitzwermen. Doch één natte hoek of grachtkant volstaat om leverbotproblemen te veroorzaken. Vandaar dat er reeds zware leverbotinfestaties vastgesteld zijn in heuvelachtig gebied. Namelijk op weiland waar bronnen aanwezig zijn, die permanent vochtige en drassige plekken veroorzaken. Zware besmettingen worden vooral gezien, wanneer de dieren het oppervlaktewater (gracht, poel, bron) gebruiken om te drinken. Waarschijnlijk worden hierdoor grotere hoeveelheden cercariae (mogelijk ook slakken) opgenomen.
De hoeveelheid metacercariae die opgenomen worden over een korte periode bepalen de graad van aantasting. Bij rundvee ziet men vaak geen acute symptomen of sterfte. Wel worden de dieren naargelang het seizoen vordert sloom en mager, met lang haarkleed. Vaak is het zo: hoe jonger de dieren hoe erger de symptomen zich manifesteren. Ze lijden aan bloedarmoede en eiwittekort, waardoor het typische onderkaak oedeem optreedt. Runderen vormen antistoffen tegen leverbot. Deze antistoffen blijven evenwel niet lang (6 maanden) aantoonbaar. De migrerende larven vernietigen het leverweefsel en veroorzaken bloedingen. Bij acute zware besmettingen is er ernstige schade. Migratiesporen kan men op de lever zien. Bij herhaalde en chronische besmettingen kan zelfs levercirrose ontstaan. Weefselnecrose als gevolg van de larvairemigratie kan een gunstig (anaeroob) microklimaat doen ontstaan waarin eventuele Clostridium sporen tot ontwikkeling kunnen komen, met levergangreen tot gevolg. Volwassen leverbotten beschadigen de galgangen, die verdikken en soms verkalken.
Schapen zijn gevoeliger voor leverbot, voornamelijk doordat ze geen weerstand na besmetting opbouwen, en de opeenvolgende infestaties dus accumuleren. Vaak worden ze ook zwaarder besmet omdat ze korter bij de grond grazen. Bij schapen komt dan ook soms sterfte voor door leverbotaandoening. Geïnfecteerde schapen scheiden langdurig en veel wormeieren uit en doen dus de leverbot infectiedruk op de weide stijgen.
Weidebesmetting wordt onderhouden door metacercariae die de winter overleven (kunnen niet tegen vorst), maar vooral door de tussengastheer, de slak. Gezien de lange, volledige levenscyclus zijn het vooral dieren die een weideseizoen hebben dat ruim langer is dan zes maanden, en ondertussen niet zijn behandeld, die kans lopen op een zware herinfestatie.
Men moet ook trachten de tussengastheer (waterslakken) uit te schakelen. Aangezien de migrerende leverbotlarven veel schade veroorzaken en niet gevoelig zijn voor leverbotmiddelen is dit een maatregel die bij zware infectiedruk noodzakelijk is. Leverbotbehandeling met medicamenten geeft in de acute (begin)fase van een infectie geen resultaat. De meeste slakkenverdelgingsmiddelen zijn vrij toxisch en daarom uit veiligheids- en ecologisch standpunt niet erg aan te bevelen. Kalkcyanamide-meststof wordt nogal eens aangeprezen. Doch op plaatsen waar het product door water opgelost en verdund wordt (gracht, poel) of wegspoelt (bron) heeft het geen invloed op de slakkenpopulatie. Droogleggen of draineren van natte gronden kan in sommige gevallen de oplossing zijn. Grachten, beken en poelen afschermen zodat de dieren er niet kunnen drinken en niet op de vochtige oevers kunnen grazen. Tegelijkertijd zuiver drinkwater ter beschikking stellen (putwater, boorput, leidingwater of voorraadtank).

Kortom, gevaarlijk en onbehandelbaar.

Een kleine wereld: Tambora en Texel

Waarom was er juist in 1817 zo’n uitbraak?
De uitbarsting van de vulkaan Tambora in Indonesië veroorzaakte wereldwijd slechte zomers.

Tegen de avond van 11 april 1815 werden de eerste explosies gehoord van de vulkaan Tambora. De vulkaan lag aan de noordkust van het eiland Sumbawa, dat toentertijd nog een onderdeel was van Nederlandsch-Indië. Ruim een week later, op 19 april volgde een enorme uitbarsting, die de dodelijkste vulkaan-eruptie uit de geschiedenis zou blijken.  Naar schatting verloren 12.000 mensen direct het leven. Een aantal van 80.000 tot 177.000 stierven ten gevolge van hongersnoden doordat  oogsten mislukten en landbouwgronden onbruikbaar raakten. De erupties duurden nog drie maanden en na afloop was de vulkaan 1300 meter lager geworden.
De uitbarsting was zeven op de Volcanic Explosivity Index (VEI). Van de tienduizend bekende vulkaanuitbarstingen zijn er maar vier die zo explosief waren. De bekende uitbarsting van de Krakatau in 1883 was zes op de VEI schaal en de uitbarsting van de Vesuvius die Pompeji en Herculaneum bedolf, was vijf. _De eruptie van de Tambora bereikte een hoogte van 44 kilometer. De uitbarsting wierp gigantische stof- en aswolken in de atmosfeer. Sterke winden wierpen mensen, vee en gebouwen de lucht in. Grote delen van Sumbawa werden bedekt met een anderhalf meter dikke aslaag. De omringende zeeën waren bedekt met ronddrijvende bomen. Door de miljoenen kubieke meter vulkaanstof in de hogere luchtlagen werd de atmosfeer minder transparant, waardoor de temperatuur daalde.
Op het noordelijk halfrond was de temperatuur in 1816 ongeveer 3 graden lager dan normaal en het voorjaar en de zomer waren koud. Door de stof in de atmosfeer  viel begin 1816 in Hongarije bruine en roze sneeuw. In Zuid Italië waar normaal geen sneeuw valt, was de neerslag rood en geel.
1816 werd bekend als "Het jaar zonder zomer". Op veel plaatsen vroor en sneeuwde het nog in juni, juli en augustus. Vele oogsten gingen verloren. De voedselprijzen stegen en de armoede nam toe. Om sommige plaatsen, zoals in Zwitserland, was de nood zo hoog dat men mos en katten at. In Ierland, dat toen ook al sterk afhankelijk was van aardappels, stierven duizenden mensen aan de gevolgen van de voedselschaarste. In andere delen van Europa braken op grote schaal ernstige voedselrellen uit. De rellen duurden voort tot in 1817. Daarna kwam een migrantenstroom naar Amerika op gang. Zo trokken bij voorbeeld tienduizenden mensen uit Zuid Duitsland naar Nederland, in de hoop daar een overtocht naar Amerika te kunnen krijgen. Amsterdam raakte overvol en de Nederlandse regering trachtte de Duitsers  tevergeefs al bij de grens tegen te houden.

Het jaar zonder zomer
Door die nattigheid kwam het op Texel tot een uitbraak van het ongans onder de schapen. Er waren veel velden die in gewone zomers geschikt waren als weiland, die nu veel te nat bleven en op die manier een geweldig leefklimaat voor de leverbotslakken waren.
Alleen de schapen die op de hogere gronden liepen bleven gespaard.

Brief van Burgemeester Reinbach 2-11-1816
Aan Haar Edele Groot Achtbare de Heeren Gedeputeerde Staten van Noord Holland
Ik heb de Eer ter voldoening aan de resolutie van UEd Groot Achtbare van den 17 October betrekkelijk het doen eener Collecte voor de Noodlijdende ongelukkigen in Zuid Holland, waartoe wij ons als Leeden Eener Commissie voldijverig hebben aan geboden kennis te geven, dat de gelden welke tot dat einde door ons met besloten Bussen langs de Huizen der Ingezetenen en van dit Eiland op gepasseerde woensdag den 30 Oct: zijn ingezameld, hebben bedragen eene somma van f 279:1:- (zijnde het uit hoofde van het te kort inkomen der daartoe benodigde Stukken niet mogelijk geweest de Collecte op den 23 te kunne verrichten).
Welke gelden wij vervolgens blijkens het hier bij gaande reçu bij de Ontvanger der directe Belastingen alhier hebben doen overstorten; en hoe zeer deeze Som uithoofde der uitgestrektheid van deeze gemeente ook oppervlakkig schijnen moge, niet zeer aanzienlijk te zijn, vermeenen wij echter te mogen veronderstellen, dat de meeste Ingezetenen zig na behoren van hunne verpligting hebben gekweeten, aangezien dat geene Plaats in het geheele Noorder Quartier door het menigvuldige en aanhoudende hoogen water te veel zal geleden hebben als het Eiland Texel, alwaar ongetwijfeld meer dan duijzend morgens laage landen gedurende den geheele zomer en tot op dit oogenblik zoodanig zijn geinundeerd geweest, dat daar van geene Handvol Hooij heeft kunnen worden ingeoogst zonder nog eens van de slechten Teeld der graan gewassen melding te maken, welke omstandigheden natuurlijk wanneer men daarbij de duurte der voornaamste Levensmiddelen voor de Geringe man tegens eenen aankomende winter in verband brengt, geen ruime giften gedogen.
Wat er in Zuid Holland aan de hand was is nergens te vinden. Op Texel hadden ze zelf problemen genoeg, dan is een opbrengst van bijna 280 gulden niet slecht.

Brief van Burgemeester Reinbach 26-2-1817
Aan de Heer W.P. Barnard Lid van de Commissie van Landbouw in Noord Holland
Onlangs had ik de Eer op den ontfangst van UWelEdeleGestr: missive van den 6 deezer te melden dat hoe zeer de Ingezetenen deezes Eilands ook tot dus verre waare bewaard gebleven voor eene Ziekte en Sterfte onder het Hoorn vee en Paarden, egter van Tijd tot Tijd veele Schapen aan het zoogenaamde ongans sterven en dat ik UWelEdeleGestr: nader wanneer ik dit nauwkeurig had doen opnemen, zoude melden hoe veel het getal derzelver wel bedroeg. Dit nu geschied zijnde, moet ik UWelEdeleGestr: tot mijn leedwezen melden, dat dit reeds tot de aanmerkelijke Hoogte van 682 stuks is gekomen en daar dit ongemak zich over het geheele Eiland maar bij enkelde Huislieden plaats heeft, bevinden zig daaronder die genoegzaam hunne geheel kudde hebben verlooren of zeer zeker zullen verliezen, dan de Sterfte nog daaglijks continueert.-
De kentekenen van deeze Ziekte zijn zeer onderscheiden, bij zommigen die men geopend heeft, heeft men eene groote quantiteit water gevonden, andere ware met een kring bloed om de leever en het vet bezet en een derde Zoort met bot in de lever.-
De verre afgelegenheid van woonplaats om hier over met een geadmitteerde vee arts te consulteeren en de kosten die de overkomst van eenen zodanige veearts zoude veroorlophen zonder dat men weet of hier voor middelen bekend zijn, hebben de Ingezetenen tot dus verre terug gehouden van dienaangaande proeven te nemen, hoe zeer ik ook niet nagelaten heb met de naamen en woonplaatsen der door Zijne Majesteit aangestelde veeartsen ingevolge het besluit van Heeren Gedeputeerde Staten van den 6 dezer N: 28 bekent te worden.
Mag ik UWelEdeleGestr: dierhalven wel versoeken de goedheid te willen hebben, over deeze Ziekte toch een deskundig vee arts te willen consuleeren en wanneer men vermeend dat hier voor middelen met Succes konde worden geappliceert, mij zulks alsdan zo spoedig mooglijk te melden, zullende ik niet nalaten UWelEdeleGestr: den verder afloop deezes Ziekte van Tijd tot Tijd meede te deelen.-
De Texelaars zagen geen heil in de bemoeienis van een veearts. Daar hadden ze groot gelijk in, gezien de Wikipedia-beschrijving van de besmetting. De Burgemeester echter had vertrouwen in de wetenschap.

Brief van Burgemeester Reinbach 26-2-1817
Aan Zijne Excellentie den Heer Staadsraad Gouverneur van Noord Holland
Hoewel de Ingezetenen dezes Eilands in het gepasseerde Najaar zijn bewaard gebleven voor de Ziekte onder de varkens gelijk ook voor de Sterfte van het Hoornvee en Paarden, welke elders plaats hebben, treft hier egter een andere Ramp die niet minder schadelijk, Ja, voor veelen derzelver bij eenen gevreesden verdere voortgang geheel vreineus moet worden en die ik derhalven gemeend heb verplicht te zijn ter kennisse van Uw Excellentie te moeten brengen, te weeten het Zogenaamde ongans of sterfte onder het Wolvee, waarschijnlijk een gevolg van het natte Saisoen of menigvuldige Reegen in den gepasseerde Zomer, en welke Ziekte, hoewel niet besmettelijk, zodanig spoedig heeft toegenomen reeds 682 stuks daar aan zijn gestorven en nog daaglijks sterven; waardoor enkele huislieden die maar eene klijne kudde van ongeveer 100 Stuks schapen hadden, reeds alles hebben verloren.
Ik had gehoopt dat op de kennisgeving die ik ingevolge het verlangen van hun EdGrootachtbare op alle de dorpen deezes Eilands heb laten doen van de Namen en Woonplaatsen der door Zijn Majesteit in deze provincie aangestelde vee artsen, er Ingezetenen zoude geweest zijn die voor deze kwaal nog middelen hadden trachten aantewenden of ten minsten met een der benoemde vee artsen zouden hebben geconsuleert, maar zo veel ik heb kunnen ontdekken heeft zulks nog geen plaats gehad, en vermoedelijk is nagelaten uit een allegemeene gevoelen dat voor deeze kwaal geene geneesmiddelen te vinden zijn, of dat de kosten welligt de overkomst van zodanig een vee arts uit hoofde der afgelegene woonplaatsen, hier te zeer zoude bezwaren.
Ik schrijf alzo heden aan den Heer Barnard, Lid der Commissie van Landbouw met verzoek over de geneeswijze van deeze Ziekte der Schaapen die nog al van onderscheidenen aart schijnt te zijn, en welke ik omstandiger aan Zijn WelEdGestr heb beschreven, eens met een deskundig vee arts te willen consuleeren, en mij als dan zijne gedachten daaromtrent meede te deelen, waarvan ik de Eer zal hebben gelijk ook van de verdere voortgang op stuiting dezer Ziekte, Uw Excell: nader te kunnen geven.

Brief van Burgemeester Reinbach 13-3-1817
Aan Zijne Excellentie den Heer Staadsraad Gouverneur van Noord Holland
Ik heb door den Heer Veearts Obdam, welke ten gevolde Ordre door UExcell: aan hem gegeven gepasseerde maandag alhier is gekomen, de Ziekte onder het Wolvee bij onderscheidene boeren laten onderzoeken en eenige schapen, zoo levendige als reeds gestorven laten openen ten einde met meer grond over den aart deezer Ziekte te kunnen oordeelen; waarop hij mij verzekert heeft dat deeze Ziekte ofschoon eenigsints onderscheiden in haare uitwerkselen, egter van een derzelve oorsprong was, geene besmetting in hield en zeer na alleen aan het zoogenaamde ongans kwam, waarvan hij meende ook met Succes geneesmiddelen konden worden aangewend.
Ik heb hem daarop verzogt, dat dadelijk in het werk te stellen, en wij hebben bij een Boer, die deeze Ziekte onder zijn kudde had, 10 schapen doen afzonderen, en dezelve in 3 klasse verdeelt, als 4 zeer zwaar zieke, 3 iets minder en 3 aan welke zig eerst de beginselen daar van openbaarden, aan welke nu alle dagen twee maal de voorgeschrevene en door hem zelven geprepareerde drank word ingegeven, waarvan hij meende dat binnen 8 a 10 dagen de uitwerkselen zoude te zien zijn. Het zoude mij derhalven aangenaam zijn, dat UExcell: den Heer Obdam geliefden aanteschrijven, dat hij zig tegens dien tijd andermaal alhier vervoegden, ten einde de uitwerkselen zijner genomene Proeven niet alleen zelve te kunnen beoordeelen, maar ook andere en meerdere te neemen, daar volgens zijn gezegde, de Staat van het Wolvee bij zommige veehouders zodanig gesteld, dat wanneer er geen middelen tot Stuiting kunnen worden uitgedagt zij gemakkelijk alle zullen sterven. Terwijl dan ook zedert mijne laatste zo verre men dit aan mij heeft bekend gemaakt wederom ruim honderd stuks zijn verloren gegaan.

De kans dat het drankje van Obdam tegen het ongans zou helpen is erg klein, gezien de mogelijkheden van behandeling hierboven vermeld. De Texelse boeren dachten niet dat zijn komst helpen kon en wisten zeker dat het veel geld zou kosten.
Wat wel heeft geholpen is de ontwatering van het eiland, te beginnen met de Mient in 1880, en nog altijd voortgezet. Dat heeft ook erg veel geld gekost, maar was beslist doeltreffend.
Op droog land is geen gevaar.

Brief van Burgemeester Reinbach 11-7-1817
De schapenziekte is nog aanwezig. Nog 239 schapen aan de gevolgen van het ongans gestorven, totaal 1296 stuks.

ONDERZOEK
De veearts kwam waarschijnlijk niet na de opgegeven 10 dagen de resultaten van zijn voorschrift inspecteren, daar is geen bericht over. Wel kwam hij anderhalf jaar later terug voor verder onderzoek. De kosten waren inderdaad aanzienlijk.

Brief van Burgemeester Reinbach 16-7-1818 Aan de Gouverneur,
Veearts A. Obdam van Alkmaar heeft met de Eilandsbode- vele veehouders bezocht, onderzoek naar de aard der schapenzieke. Rekening van zijn verblijf f 74:5:- met medicamenten f 20:8:- te betalen uit het fonds voor de Landbouw.
Intussen was de besmetting flink verminderd, dat kwam niet door het drankje van Obdam, maar door de vrij warme en droge zomer van 1818.

Onder de duinkant waren altijd natte plaatsen, waar het duinwater opwelde. Daar bleef de leverbotslak ook in de droogste zomer bestaan. De ‘Vergeven Hoek’ was zo’n plek. Daar kon men beter geen schapen laten lopen.

Brieven van Burgemeester en Secretaris van Texel
Wikipedia
Buisman ‘Bar en Boos’



Terug naar de vorige bladzij