Arm Antje


Trouwen met een man zo oud als je vader
Antje Alberts Mulder was in 1843 een jonge vrouw van 22 toen ze trouwde met Nan Eelman, een weduwnaar. Hij was geboren in 1796, dus al 47 jaar oud. Hij had makkelijk haar vader kunnen zijn! In feite was haar vader maar 3 jaar ouder dan deze man.

Nan had al 4 kinderen en samen kregen ze er nog een, Albert, die maar kort leefde.
In Antjes familie trouwden de vrouwen pas als ze er zeker van waren dat ze zwanger waren, een ‘zo genoemd Texels gebruik’ waar dominee Huizinga meerdere afkeurende aantekeningen aan heeft gewijd. Op Texel zag bijna niemand daar veel kwaad in, als het kindje maar binnen het huwelijk werd geboren was er toch niets aan de hand?
Waarschijnlijk was ze vanwege die zwangerschap met Nan Eelman getrouwd. Het kan zijn dat ze als meid of huishoudster bij hem in huis was na de dood van zijn eerste vrouw. Zijn oudste dochter was 8 jaar, veel jong om voor alles te kunnen zorgen.

In het stambomenboek staan nog 3 kinderen van Nan en Antje vermeld, Antje, Cornelisje en Pieter. Maar uit de aantekeningen die door dominee Huizinga over Antje Mulder werden gemaakt blijkt dat die kinderen beslist niet van Nan Eelman waren.
In zijn dagboek was Huizinga vrij kort over deze zaak. Hij gaf een samenvatting van wat hij erover in de Notulen van de Kerkeraadsvergadering had geschreven. Daar staat heel gedetailleerd wat er aan de hand was met dit echtpaar en deze kinderen.
Nan en Antje woonden op de boerderij De Doofpot, die hij huurde na het overlijden van zijn vrouw. Het Boerderijenboek zegt ‘zij vertrokken van hier voor1860’. Dat was waar, maar ze vertrokken niet samen. Waarom en hoe? En waarheen?

Weggegaan met een andere man
Antje was bij haar wettige echtgenoot vertrokken om met Wiegert van de Herberg verder te leven. Ze had er veel voor over, ook het verlies van haar plaats in de Doopsgezinde Gemeente en vooral de daarbij behorende ondersteuning. Daardoor raakte ze in grote armoede en was gedwongen om genoeg berouw te tonen om weer in de Gemeente opgenomen te worden.
Uiteindelijk trouwde ze wel met Wiegert, maar pas nadat haar eerste man in 1849 gestorven was. Dat kon niet eerder, behalve als ze tot echtscheiding was overgegaan. Waarom ze dat niet heeft gedaan? Wellicht was het duidelijk dat Nan niet meer zo lang zou leven. Misschien ook vonden ze het niet belangrijk, of kwamen ze niet op het idee om te scheiden. Misschien ook was het te duur, scheiden kost geld.
Ze hebben de inschrijving van de kinderen maar zo gelaten- op naam van een andere man dan de biologische vader. Het maakte ze misschien niet veel uit, zij wisten wel hoe het zat. Daarbij, later veranderingen laten maken in de wijze waarop een persoon ingeschreven staat kost erg veel geld. Maar zo komt het dat de naam Van den Herberg niet bekend is gebleven, alhoewel er mannelijke nakomelingen waren.

Waardoor zou ze zich zo tot Wiegert aangetrokken hebben gevoeld?
Hij kwam niet van Texel, maar uit Hazerswoude. Hij was veel ouder dan Antje, ruim 21 jaar, maar dat was wel 4 jaar jonger dan de man die ze had. Toen zij Wiegert ontmoette, ongeveer in 1843 of 1844, was hij 44 jaar oud en zij een jonge vrouw, pas getrouwd, ze was een keer bevallen en had het kindje alweer verloren. Een nare tijd voor haar.
Of Antje gelukkig was met Nan? Waarschijnlijk niet echt, maar zou ze daarover nagedacht hebben als ze Wiegert niet gekend had? Het kan zijn dat ze als plaatsvervangster voor de gestorven eerste vrouw van Nan in het gezin was gekomen zonder dat er sprake was van grote liefde. Dat ging vaak goed, maar in dit geval niet. Antje koos voor een andere man en dat gaf haar veel moeilijkheden.
Soms komt dat voor, dat mensen als een blok voor elkaar vallen en alles doorstaan om bij elkaar te zijn, toen net zo goed als tegenwoordig. Maar het was in die tijd wel erg zwaar als je iets deed wat door anderen werd veroordeeld.

Ongepast en strafbaar gedrag
Huizinga vond haar gedrag zeer ongepast en wees haar daar duidelijk op:
8 December 1846. Ik heb Antje [Alberts] Mulder nogmaals zeer ernstig toegesproken en vermaand om hare schaamteloze levenswijze met dien Van den Herberg af te breeken, maar zij weigert dit volstrekt en toont de grootste ongevoeligheid.
Even leek erop het dat Antje teveel in de kroeg zat, maar het bleek dat het hier geen drankmisbruik betrof, maar onzedelijk gedrag.

Uit de notulen van de kerkeraadsvergadering te De Waal 29 october 1846
(tussen haakjes cursief opmerkingen van Maarten ‘t Hart)
Eene zeer onaangename zaak bleef de vergadering nu nog te bespreken overig. Antje Alberts Mulder, lidmaat onzer gemeente, was van haren wettigen man Nan Jz Eelman weggeloopen, en huisde nu met eenen anderen man hier aan de Waal, terwijl men wist dat zij zich én over haren man én over hare tegenwoordige leefwijze er zeer onbetamelijke woorden uitliet. Het werd dan eenstemmig noodzakelijk geoordeeld haar daaromtrent ernstig te vermanen. Eene kommissie uit den Kerkeraad, bestaande uit de broeders List en Kuiper was nevens den leraar tot dat einde afgevaardigd, terwijl de overigen op berigt zouden blijven toeven. Men begaf zich tot haar. (NB: tijdens de kerkeraadsvergadering!) De leraar (hijzelf dus) sprak haar ernstig toe, daarin door zijne medeafgevaardigden ondersteund wordende, trachtte haar het verkeerde van haar gedrag waardoor zij zoo al niet de regtmatige beschuldiging van overspel, ten minste de schijn diens kwaads op zich laadde, te doen gevoelen, weidde daarover uit hoe zij hiermede zich bezondigde tegen God, tegen de mensch, haar man, haar vader, haar kinderen, onze geheele gemeente, hoe zij zich zelver hiermede een diep verderf bereidde, hoe noodig het was terug te keeren tot een beter leven en door alle bewijzen van een waarachtig berouw hare zonden uit te wisschen, hoe schrikkelijk anders haar toekomst en eens hare verantwoording voor God moest wezen. Maar wat en hoeveel wij ook spraken, wij verkregen echter niets anders dan de droevige ervaring van een schijnbaar geheel verstokt hart dat zich om hel of hemel niet scheen te bekommeren. Ook op onze verklaringen dat het ons zwaar zou vallen om haar als zij gene blijken van betere gezindheid gaf, voortaan als zuster onzer gemeente te eerbiedigen, antwoordde zij niet dan met bewoordingen der grootste onverschilligheid. Overigens zuiverde zij zich geenszins van den blaam die er op haar lag. Na vele toespraken, vermaningen en waarschuwingen gingen wij heen om aan onze medeleden des kerkeraads berigt te doen. Het slot onzer overwegingen in dezen was om haar te kennen te geven dat wij haar nogmaals ernstig vermaanden om toch een ander en beter leven te aanvaarden en zich ook zelfs voor den schijn des kwaads te wachten en zich ook na al hetgeen er nu reeds was voorgevallen eene waardige belijderesse van onze Heer J.C. (Jezus Christus) te toonen. Dat wij hoopten dat zij zich binnen de twee eerstkomende maanden hiertoe voor ons bereid verklaren zoude, met betuiging van leedwezen over het gebeurde, doch zoo zij onverhoopt aan onze vermaning geen gehoor wilde geven, dat wij haar alsdan niet meer als eene waardige belijderesse van onze Heer J.C. en dus als zuster onzer gemeente zouden kunnen aanmerken, maar haar naam van de lijst onzer ledematen zouden uitdoen.
Straks daarop volbragten wij bij haar deze last, helaas zonder dat wij eenig blijk, hoe gering ook, van gevoel konden opmerken. (de brief was dus nog dezelfde avond geschreven en gebracht).
Uit de notulen van de kerkeraadsvergadering van zondag 27 december 1846
Naar aanleiding van het voorgevallene op de voorlaatste vergadering over Antje A. Mulder deelde de leeraar mede dat hij haar intusschen nogmaals had bezocht, maar niettegenstaande zijne ernstige toespraken en vermaningen tot zijn leedwezen niet het minste blijk van berouw bij haar had kunnen ontdekken, ja dat zij veeleer haar vast besluit had te kennen gegeven om hare tegenwoordige leefwijze niet te veranderen, al ware het dat zij het lidmaatschap der gemeente hierbij moest verbeuren, hetwelk zij echter vertrouwde niet te zullen geschieden.
Hierop ter beraadslaging overgegaan zijnde, oordeelde men van de thans ingeslagen weg niet te moeten terugtreden, maar dat men alle zachtmoedigheid gebruikende, standvastig en voorzigtig voorwaarts moest gaan.Daar nu op heden de tijd van twee maanden verstreken was, die haar was gesteld om in denzelven van haar leedwezen over har gehouden gedrag gansch ongebruikt had laten voorbij gaan, ja veeleer hare volharding in het kwaad had doen blijken, zoo werd met eenparige stemmen goed gevonden het volgende besluit te nemen en haar aan te zeggen:
- dat wij met innig leedwezen vernomen hebben hoe zij nog geenszins voornemens schijnt te zijn om de ergernis die zij door haar levensgedrag in de gemeente geeft, weg te nemen door tot haren wettigen man terug te keeren of in allen gevalle de gemeenschap waarin zij thans met eenen anderen man leeft, af te breken, en nu voortaan als eene brave christelijke huisvrouw die ook den schijn des kwaads wil vlieden, te leven.
- dat wij als opzieners eener Gemeente Gods gesteld achten om voor haar te waken tot het behoud van eenen onbevlekten naam en om de terugbrenging van hare afdwalende leden op alle wijzen die door de leer en het voorbeeld van Christus of zijne gezanten gewettigd zijn, te beproeven.
- dat wij uit dien hoofde hier, hoewel met diepe smart, de noodzakelijkheid gevoelen om zulke maatregelen te nemen, waarbij wij den schijn van ons afwerpen dat wij onverschillig zouden zijn omtrent het gedrag van de leden onzer gemeente en de getrouwe vervulling onzer eigene verplichtingen die wij eenmaal voor deze en voor God hebben aanvaard, dat wij dan nu de kerkelijke tucht, waaraan ook zij zich eenmaal wel uitdrukkelijk heeft onderworpen (bij de doop; MtH) zullende handhaven, thans, nadat wij alle aangewende middelen van ernstigen broederlijken toespraak en vermaning vruchteloos zien en toe zouden kunnen en welligt moeten overgaan om haar het lidmaatschap der gemeente, waarvan zij zelve eene der voorwaarden, verbintenis tot een onstraffelijken levenswandel, moedwillig heeft geschonden, te ontnemen.
- dat wij intusschen, zulks ons voorbehoudende en hopende en biddende dat zij vooraf nog en wel spoedig tot inkeer mag komen, gemeend hebben nog ééne poging te moeten doen om haar daartoe te bewegen onder den zegen van God.
- dat wij dan nu, onder vernieuwde ernstige opwekking om hare zonden met berouw voor God te belijden en tot den weg der Christelijke deugd weder te keeren, haar moeten aanzeggen, dat, schoon haar naam voor het tegenwoordige nog niet is uitgewischt uit het Register van de leden onzer Gemeente, wij echter haar lidmaatschap in zooverre moeten opschorten dat wij haar het voorregt ontzeggen om tot onze avondmaalstafel te naderen tot tijd en wijle dat zij voor den kerkeraad belijdenis zal hebben gedaan van haar opregt berouw en zulks met de daad betoonende, zal verzoeken om weder in den vollen rang van leden der gemeente te mogen treden.
-en eindelijk van het een en ander bij vertoeving der broederschap aan deze berigt zal worden gegeven, nadat bij de eerstkomende kerkeraadsvergadering aan de betrokkene persoon mededeling van dit besluit zal zijn gedaan.
Uit de notulen van de kerkenraadsvergadering van 29 januari 1847
Nadat dan Antje A. Mulder van het besluit des kerkeraads ten haren aanzien, zoals het hiervoor is geboekt, schriftelijk kennis was gegeven, is zulks op zondag den 1e februarij na de godsdienstoefening aan De Waal aan de broederschap medegedeeld door voorlezing van al datgene wat over deze zaak in dit boek is geschreven, hetwelk over haar bij bezwijgingen is goedgekeurd en alzoo bekrachtigd geworden.

Door het stof
Het gezin Van den Herberg was erg arm, de man kon om wat voor redenen dan ook, niet genoeg verdienen. Er was geen sprake van ondersteuning, want hij was een vreemdeling op Texel en Antje was uit de Doopsgezinde Gemeente gezet. Om in aanmerking te komen voor wat brood en turf moest ze eerst weer in het reine komen met dominee en diakenen.
Dagboek 8 April 1852. Antje Mulder hier, zij wenschte weder als zuster van de Gemeente te worden aangenomen en betuigt groot berouw over haar misdrijf.
Uit de notulen van de kerkenraadsvergadering van 28 mei 1852
Antje Alberts Mulder in het jaar 1846 om haar zedeloos leven van de bijwoning des avondmaals geweerd (zie het verhandelde op folio 171-177) nu na de dood haars eerste man Nan J. Eelman, met een ander, den vader harer 3 kinderen in het huwelijk getreden, had zich voor enigen tijd bij den leraar aangemeld om weder in de Gemeente te mogen worden opgenomen. Deze had in zijn gesprek met haar vooral getracht de beginselen van dit, haar verlangen uit te vorschen om een opregt berouw bij haar te verlevendigen. In hare woorden had zij dan ook een levendig berouw van haar misstap uitgesproken. De leeraar vroeg dan nu aan de broeders hoe in deze te handelen. Het bleek dat allen zich vereenigden met zijn advies om aan haar verzoek geen gevolg te geven vóór den tijd der gewone doopbediening in het volgende jaar, maar haar aan te zeggen dat haar verzoek bij den kerkeraad in ernstige overweging werd genomen, dat wij intusschen op haar gedrag onze bijzondere aandacht zouden vestigen en alleszins hoopten dat dit zoodanig mogt blijken te zijn dat wij haar eerlang weder als eene opregt berouwhebbende en nu verbeterde zuster in onzen kring konden opnemen.
Dagboek 13 July 1852. Antje Mulder (in de Prins Hendrik Polder) betuigt bij herhaling haar hartelijk leedwezen over hare misstappen en wenscht zeer bij de gemeente weer als zuster te worden aangenomen. Zij had bittere armoede geleden en durfde haar nood aan niemand klagen om de beschuldiging van haar geweten. Zij had ook nu zelfs geen kleed om mede in de kerk te komen, maar moest dat van anderen leenen.
Uit de notulen van de kerkenraadsvergadering van 30 julij 1852
De leraar geeft verslag van zijn bezoek bij Antje Mulder. Zij gaf vele betuigingen van hare schaamte en van haar berouw over haar misstap, maar verklaarde ook wat armoede en ellende zij al had doorgestaan in al den tijd van haar huishouden met hem die thans haar man was, dat zij in al die jaren de kerk had verzuimd, moest mede worden toegeschreven daaraan dat zij geen kleedingstuk had om daar behoorlijk te verschijnen. Wij hopen dat haar berouw uit de regte bronnen mag voortvloeijen.
Dagboek 13 February 1853. Wederopname van Antje Mulder in de Gemeente.
Uit de notulen van de kerkenraadsvergadering
Doopbediening aan 16 personen te weten [hun namen]
Bij deze gelegenheid werd ook Antje Alb. Mulder na voor den vollen kerkeraad op de ernstige toespraak des leeraars, openlijk haar diep berouw en opregt voornemen tot een vroom christelijk leven te hebben verklaard, weder als zuster der gemeente aangenomen en totale bijwoning van het avondmaal op de eerstvolgende zondag uitgenodigd, waardoor alzoo voor ons allen de Godsdienstige vreugde van dezen dag werd verhoogd.
Dagboek 13 Maart 1853. Antje Mulder hier om over eene woning te spreken.
Dit wijst erop dat de voornaamste reden van haar boetedoening niet haar ‘hartelijk leedwezen’, maar haar wanhoop geweest moet zijn. Of ze zomaar een huis kreeg? Dat zal wel niet. De steun bestond vooral uit brood en turf, en daarvan niet al te veel.

Mienterglop
Volgens de bewonerslijst van Wijk Koog (opgemaakt in 1859) woonden Antje en Wiegert naast haar vader Albert Mulder, althans op opeenvolgende huisnummers, zij op 34 en hij op 35. Waar dat precies was? Niet in het dorp, het huis op Dorpsstraat 69 dat Albert Mulder daar had verliet hij om onbekende rederen. Het werd verhuurd. Uit combinatie van lijsten en kaarten valt op te maken dat ze ergens in de Koogermient woonden. Het landschap zag er in die tijd totaal anders uit dan nu, het was hei met een zandpad door de Mient. Het huisje zal niet veel meer dan een keet zijn geweest, een plaggenhut.

In 1864 stierf Wiegert. Antje had alleen nog haar vader om een beetje op te steunen.
Het lijk erop dat ze er vaak alleen voor heeft gestaan in haar leven- de moeite die ze deed om weer opgenomen te worden in de kring van Doopsgezinden geeft de indruk dat haar echtgenoot niet goed voor zijn gezin kon zorgen. Was hij ziek, invalide, aan de drank (Van den Herberg- dat is een verdachte naam wat dat betreft), werkloos, een combinatie hiervan? Even dacht ik dat hij van Texel was vertrokken, omdat in de Mulder-stamboom hun trouwjaar 1853 was. Maar ze bleken toch meteen na de dood van Nan Eelman getrouwd te zijn, dus dat droevige verhaal kon weer worden doorgestreept.

Huizinga wijdde verder geen woord meer aan deze zaak, behalve bijna 20 jaar later bij de belijdenis van Pieter Nans Eelman:
Dagboek 16 February 1872. Naar de Waal, Belijdenis van de 7 leerlingen van Koekebakker voor de Diakens. Van de 7 onderscheidde zich door kennis Klaas Roeper en Jakob A. Eelman (Kok), door domheid Pieter Eelman (Van de Herberg) en Cornelis D. Mantje. [Dominee] Koekebakker beviel mij vrij wel. ‘t Bleek dat hij zeer goed onderwijs had gegeven, maar vele zijner leerlingen wisten er weinig van.
Was er met Jakob Eelman (Kok) ook zoiets aan de hand? Huizinga had het soms ook over de familie Eelman (Kievit). Wat zou hij daarmee bedoeld hebben?

Een derde man
Antje hertrouwde in 1868 met haar achterneef Gerrit Dirksz Boon, zoon van een zuster van haar grootvader Dirk Boon van de Fonteinsnol. Die Gerrit was ook maar een alleenstaand weduwnaar, vader van 8 kinderen, die echter geen moederlijke zorg van haar vroegen- de jongste was in 1868 al 16 jaar oud.

Met hem woonde ze volgens het Boerderijenboek op De Laagte, bij De Waal in De Kist/Dorpzicht, later op de Hoge Berg in het Klimophuisje. Ze leefde nog tot 1887, Gerrit tot 1889.
Haar dochter Cornelisje Nans Eelman (Van de Herberg, zou Huizinga zeggen) trouwde met Dirk Boon, een zoon van Gerrit en zijn eerste vrouw Trijntje Kok. Die kregen twee dochters, Trijntje in 1873 en Antje in 1876.

Antje en Wiegert waren door het huwelijk van hun dochter Antje Nans Eelman met Hertje Simonsz de Wijn de grootouders van Sieme van ’t Hert en zijn zuster Antje, de vriendin van Lange Ma, beiden wonend in het Gesticht (zie hiervoor nummer 76 van het Historisch blad).

Stamboom


Bronnen:
Dagboek dominee Huizinga.
Notulen van de Doopsgezinde kerkeraadsvergadering.
Boerderijenboek.
Bewonerslijsten wijk Koog.
Pachterskaart 1843-1852.
Dank aan Mary Bakker-Zijm en Maarten ‘t Hart.



Home