Gerrit Leen is geboren in Oosterend op 19/29-8-1817, zoon van Jan Leendertsz Leen en Antje Gerrits Duinker. Hij is overleden in Den Burg op 4-2-1893. Eerste huwelijk met Martje Dirk Boon op 4-11-1841. Martje was 23 jaar oud, dochter van Dirk Jacobsz Boon en Trijntje Reijers Mulder. Zij stierf op 20-7-1852. Keet van Dirk Boon op de Mient. Op perceel 856 staat nu hotel Bosch en Duin. Het voetpad liep over het erf van Boon, je zou denken dat hij liever had dat men omliep, gezien de hokken die hij erop heeft gezet (een hok in dit geval is een stukje land omringd door tuinwallen). Kinderen van Gerrit en Martje Hun zoon Jan werd geboren in 1841/42, hij stierf op 24-5-1869 op de Westermient. Jan was op 14 mei 1868 getrouwd met Cornelia Lagerveld, haar vader was van Stellendam, haar moeder uit Dirkshorn, beiden in Eijerland gestorven. Ze kregen in de korte tijd die hun huwelijk duurde twee zoons, Jan en Dirk (11-8-1869- 4-9-1869). Cornelia is in 1877 hertrouwd met Jacob Drooger uit Melissant in de Haarlemmermeer. Die was ook weduwnaar. Kleine Jan was in de zomer van 1868 geboren, hij trouwde in 1894 in de Haarlemmermeer met Maria Korsuize van Colijnsplaat. Zij hadden ook weer een zoon Jan, de enige nakomeling. Van de andere kinderen werd er, behalve de tweede Dirk, geen ouder dan 10 jaar. Dirk (Burg 1843- Oosterend 1844), Dirk (Oosterend 1845-18xx), Jacob (1848/49- 24-1-1858 de Westen), Trijntje (1850 Akenbuurt) en Reijer (1851-1852 Mient). Dirk II was zeeman. Hij trouwde op 23-1-1873 met Antje Tuinder, dochter van Kasper Tuinder en Jannetje de Wijn. Antje was 21 jaar oud. Gerrit Leen had een broer Jacob (1811) en een zuster Neeltje (1826), die allebei maar een maand leefden. Zijn moeder overleed op 6-10-1847 in Oosterend, zijn vader was de laatste jaren van zijn leven bij de enige zoon in huis en overleed op 16-6-1867 op de Westermient. Gerrit hertrouwde op 14-7-1855 met Grietje Zeijlemaker van Vlieland, geboren in 1830, dochter van Cornelis Zeijlemaker (zeeman) en Aaltje Snor. Zij overleed op 31 januari 1889 op de Hoogeberg. Van de dood van Gerrit werd op 6 februari 1893 aangifte gedaan door zijn neef Jan Leen (35), schilder, en Johannes Moojen (62), gemeentebode. Keet op de Westermient Het huisje van de ouders van Martje, Dirk Boon en Trijntje Mulder, werd na de dood van de laatste in 1849 door Gerrit en Martje bewoond. Dirk overleed daar in 1851. Huizinga 5 Juny 1849. Bij Jakob Arisz Eelman op Oeperen koffij gedronken. Aldaar zijne vrouw Aafje Jakobs List. Pietertje Jacobs Wuis zeer arm, heeft maar weinige schapen. Veel last van haar onwijze zoon Cornelis Reijersz Eelman. Bij Pieter Gerritsz Eelman gegeten. Bij Dirk Boon de vrouw ziek. Ik des avonds nog bij Gerrit Leen en vrouw op de plaats van Lindgreen [Akenbuurt]. Huizinga 26 Juny 1849. Gister, maandag, ik des voormiddags ter begrafenis van de vrouw van Dirk Boon op de Mient. Ik vervulde er tevens de plaats van voorlezer en sprak er een zeer ernstig en hartelijk woord. Na de begrafenis te 2 ure op den Burg gebleven. Ze waren voor die tijd nog al eens verhuisd. Hun kinderen werden aangegeven op Texel (Jan), Texel, overleden in de polder Oosterend 1844 (Dirk), Texel, overleden aan de Westen 1858, (Jacob), Akenbuurt (Trijntje, meteen gestorven na de geboorte) en Texel, overleden op de Mient (Reijer). Gerrit was zeeman (1841, 1844, 1847, 1850, 1851, 1855, 1858, 1868, 1869), later landbouwer (1889). Ze woonden op een werkelijk idyllisch plekje, beschrijving is van Jac. P. Thijsse. 'En dan de Westen, de Fonteinsnol, de Mient en de groote duinvalleien, die ik genoemd vond in het boekje van Holkema. De Fonteinsnol was een wonder, een hoog duin, dat uit de groote duinenreeks bij wijze van schiereiland in de vlakte vooruitsprong. Een eindje tegen de helling op, aan de noordoostzij ontsprong een bron, een echte bron, een holte in het witte zand, waaruit het klare water opwelde en dat stroomde omlaag, zich telkens vertakkend door kussens van veenmos en kwam uiteindelijk terecht in de vlakte van de Mient, die uit andere duinen nog meer water kreeg en zoo een allermerkwaardigst landschap was, half heide, half moeras en vol van de mooiste bloemen en de aardigste vogels. Maar het allermooist aan de Fonteinsnol en rijkst was toch de bron aan de Fonteinsnol en zijn onmiddelijke omgeving. Daar groeiden groote blauwe klokjesgentianen in alle schakeeringen van bijna wit tot het diepste donkerblauw. Daar stonden dicht opeen de geurige witte Nachtorchissen, het rondbladig Wintergroen, Parnassia en Duizendguldenkruid en lagen aan de beek de ongelooflijk mooie bloempjes van de tengere Bastaardmuur Anagallis tenella'. Die bron lag vlak bij het huisje van Boon, dat juist om dat schone water op die plek was gebouwd. Dominee Huizinga kwam daar af en toe. 9 February 1848. Aan Gerrit Leen 15 exemplaren van de Brandewijnspest gegeven om te verkoopen à 25 cent. Dogger heeft er hier aan den Burg reeds 14 verkocht. 5 Juny 1849. Bij Jakob Arisz Eelman op Oeperen koffij gedronken. Aldaar zijne vrouw Aafje Jakobs List. Pietertje Jacobs Wuis zeer arm, heeft maar weinige schapen. Veel last van haar onwijze zoon Cornelis Reijersz Eelman. Bij Pieter Gerritsz Eelman gegeten. Bij Dirk Boon de vrouw ziek. Bij Frans Koorn [Okushokkie] thee gedronken, aldaar hare ouders Cornelis Jakobsz Koorn en Cornelisje Iwens Boon. Gister de vrouw Antje Cornelis Koorn jarig. Bij Jan Cornelisz Dijksen koffij gedronken. Freerk brengt mij op weg naar huis. Ik des avonds nog bij Gerrit Leen en vrouw op de plaats van Lindgreen [Akenbuurt]. 13 April 1852. Des voormiddags naar de Westen gewandeld, de weduwe R. Eelman bezogt en Jan Leens en P.G. Eelman en zijne dochter Martje (in 't kraambed). Martje Boon vrouw van G. Leen bezogt. Vooral met hare oppasster Chrisje (gelijk overal) veel gesproken over mijne vrouw. Ik gevoelde levendig dat men alleen met hartelijke liefde zich liefde verwerft. 11 Mei 1852. Ik was bij de vrouw van Gerrit Leen. Zij is zwak. Hare help Chrisje gaat haar verlaten maar zij kan haar niet missen. Ik des avonds bij Pronk over de vrouw van Gerrit Leen. 6 July 1852. Extra warm, ik des namiddags naar de Mient. Gerrit Leen en vrouw bezocht, deze is zeer zwak. Naar Frans Koorn [Okushokkie], aldaar koffij gedronken. 21 July 1852. Gerrit Leen berigt mij het overlijden van zijne vrouw. 23 July 1852. Des voormiddags naar de Mient te 12 ure begrafenis van Martje Boon vrouw van Gerrit Leen. Ik lees vooraf eenige gezangen voor uit het Lutersch Zangboek en voer daarop het woord tot de aanwezigen. Frans Koorn vertelde mij onderweg dat Gerrit Gorter, een Roomsch gezinde mede hier aanwezig, mij eens had hooren spreeken bij de begrafenis van de vrouw van G. Wuis en daarover zeer voldaan was zoodat hij had gezegd dat hij wel een gulden had willen geven als zijne vrouw het ook gehoord had. Zij was nu hier. 27 July 1852. Gerrit Leen des namiddags hier, komt spreeken over zijne toekomst. Ik raad hem om vooreerst bij de zee te blijven. Kaart van 1873, hoek Rozendijk en Westerslag, waarop twee huisjes zijn getekend, het rechtse gebouwd na 1853, misschien toen vader Leen bij zijn zoon kwam wonen. Een plaggenhut is niet moeilijk te bouwen. De op de kaart getekende brede wegen zijn nooit op die manier aangelegd. Men was rond 1875 heel wat van plan met de Mient. Er staat nu bos, maar in het terrein zijn nog sporen te zien van de paadjes waarlangs men indertijd ging. Ouwe Jan Leen 31 Augustus 1847. Allertreurigste toestand bij de vrouw van Jan Leen, de kamer waar zij ligt te lijden en te verlangen naar den dood laat de regen overal door. Dat was in Oosterend. Haar naam was Antje Duinker en ze stierf op 9 september 1847, 60 jaar oud. Van haar overlijden werd aangifte gedaan door Gerrit Leen (30), haar zoon, wonende in Oosterend, en Albert de Wijn (41), schoenmaker, wonend in Den Burg. Vader Jan, nu weduwnaar, kwam te wonen bij zijn zoon Gerrit in de keet van Dirk Boon of in een aanleunkeet vlak bij. Jan was zeeman geweest (1812, 1817, 1847), ook werkman (1826) en omroeper (1841). Huizinga 1 maart 1859. Ernstig gesprek met Jan Leen over drankmisbruik. Huizinga was voortdurend bezig met het bestrijden van Sterke Drank, waarvan hij veel narigheid zag in de gezinnen van drinkers. Hij schreef er veel en vaak over. 20 Juny 1867. Ik gister voormiddag naar de Mient, begrafenis van Jan Leen (vandaar gereden met Jakob Koorn). Jan was gestorven op 16 juni 1867 om 5 uur 's middags, de aangifte werd de volgende dag gedaan door Gerrit Leen (49), arbeider, zoon van de overledene en Bernardus Ramler (32), schoenmaker, beide wonende op Texel. Jonge Jan Leen Brief van Burgemeester Keijser 21-10-1862 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland Milicien verlofgangers Maarten Brouwer, Jan de Jong, Jan Leen, Arie Rab, Klaas Luitsen, Teunis Hemmer, Johannes Daalder, Gerrit Hendrik Houtwipper, Kors Saris, Jan Roeper hebben zich den 15 deze aangemeld. Miliciens zijn dienstplichtige militairen. Brief van Burgemeester 27-3-1865 Extinct Stamboek Jacob Bruin, Zeemilicien Stamboek N 7868 Idem voor Jan Leen Stamboek N 50274 2e Reg Infanterie Brief van Burgemeester Loman 26-4-1868 Certificaat van voldoening aan de Nationale Militie ten behoeve van Leen, Jan loteling van de ligting 1861 N 51 benoodigd tot het aangaan van een huwelijk. Jan stierf op 24-5-1869 op de Westermient. Hij was op 14 mei 1868 getrouwd met Cornelia Lagerveld, hun zoontje Jan werd die zomer geboren. Het jaar erop kwam Dirk, die nauwelijks een maand oud werd. Gerrit Leen wilde verhuizen naar Oudeschild Gemeenteraadsnotulen 20-3-1868 Rekest G. Leen: wordt gelezen een rekest van Gerrit Leen, van beroep zeeman, wonende op de Mient, in substantie inhoudende het verzoek, van in het belang van zijn huisgezin, zich met de woon te Oudeschild te vestigen, de Raad verzoekt tot het bouwen eener woning aldaar, een gedeelte grond ter lengte van 30 en ter breedte van 20 voet [9 bij 6 meter] op de Havendijk onder erfpacht te mogen erlangen, ten oosten van de Pakhuijzen toebehorende aan G. Vlaming. Wordt besloten B&W te verzoeken te onderzoeken in hoeverre daaraan gevolg zou kunnen worden gegeven. Van de vergaderingen van B&W werden in die tijd geen notulen gemaakt. Het verzoek zal wel zijn afgewezen, want in 1870 woonde Gerrit nog op de Mient. 21 April 1870. Huizinga deed een rondje over de Mient: Ik des namiddags naar Gerrit Leen op de Mient, ziek. Daarna bij Aafje Teekes (aldaar [haar dochter] Grietje) koffij gedronken [Woutershok]. Haar 9 nummers Stichtelijke Blaadjes gegeven. Ik bij Jan Kikkert [Betwiste Rust/Kapberg], hij zelf niet thuis. 7 April 1876. Zeer schoone dag. Des namiddags met Katrina een wandeling gemaakt naar de Mient, het Elzenbosch en over de Westen terug. De keet van Gerrit Leen wordt afgebroken en verplaatst. Later maakte Dominee Bakels deze tekening van het uitzicht vanaf de Fonteinsnol. Alles was in 1880 nog kaal en onbebost. De Bakkenweg liep inmiddels door in het Westerslag, even daarboven staan wat lijntjes die aangeven waar vroeger de keet van Leen stond. Gerrit Leen in de buurt van Oudeschild De keet was afgebroken, dus woonde de familie Leen niet meer daar. Waar dan wel? Grietje is gestorven op Hoogeberg. Brief van Burgemeester Loman 6-1-1877 Aan de Heeren Gedeputeerde Staten van Noord Holland Intezenden eene aanvrage van vrijdom van grondbelasting ten behoeve van Gerrit Leen, arbeider alhier woonachtig. Brief van Burgemeester Loman 18-4-1879 aan xxx Dat alhier in de nacht van 16 op 17 dezer ten huize van den arbeider G. Leen door 2 personen baldadigheden zijn gepleegd, terwijl G. Leen afwezig was. De beide personen vonden de achterdeur ongesloten, zijn toen naar binnen gegaan en hebben een binnendeur opengeduwd. Zij hebben daarop in het woonkamertje een hevig spectakel gemaakt; maar hebben het huisje verlaten, toen de vrouw opgestaan zijnde ze met de tang dreigde te slaan. Toen G. Leen kort daarop thuis kwam vond hij zijne vrouw hevig ontsteld en zenuwachtig op de vloer liggen. Na veel moeite is het ons gelukt de daders optesporen. 't Is ons gebleken, dat het twee personen zijn geweest die van het Nieuwediep gekomen, in min of meer beschonken toestand de baldadigheden hebben gepleegd. Aangezien echter niets vernield is en G. Leen en zijne vrouw beide zeer oud zijn [62 en 49], en dringend gevraagd hebben de zaak niet te vervolgen, die weinig ruchtbaarheid heeft verkregen, zou ik U xxx [onleesbaar, waarschijnlijk 'aanraden om deze zaak buiten vervolging te laten'] |