Gegevens uit het Worsteltent-archief van Willem Kooman, de website van Rob Gomes. en de Brieven van Burgemeester en Secretaris van Texel. Bernardus (1817-1891) was een zoon van Cornelis Reijersz Huisman en Aagje Jacobs Tulp. Antje Hendriks Mulder (1819-1880) dochter van Antje Pieters Robbok en Hendrik Cornelisz Mulder. Hij kwam van Dijksmanshuizen. Zijn geboorte was ’s ochtens vroeg, waarna de vroedvrouw Helena Schierecke samen met buurman Cornelis Wuis en Gerrit List op dezelfde dag van 20 augustus de aangifte deed. Dochter van een rijke moeder Antje wasgeboren op 24 februari 1819, “om half 4 ’s ochtends” in de Worsteltent. Antje Robbok was de kinderloze weduwe van Cornelis Hendriksz Dijt en als zijn erfgenaam eigenares van de Worsteltent. Hendrik Mulder was 26 jaar oud toen ze trouwden, Antje 41 jaar. Die kinderloosheid lag blijkbaar niet aan haar. Antje Robbok overleed in 1826. Haar dochter werd opgevoed door een huishoudster, later door Trijntje Meijerts Bakker, de tweede echtgenote van haar vader. Er kwamen nog drie broertjes en twee zusjes. Antje Robbok zal er niet op gerekend hebben dat ze op haar leeftijd nog een kind zou krijgen. In haar testament bepaalde ze: Wat voorts het overschot mijner gansche nalatenschap betreft, zoo stel en institueer ik, in het hiervoren gemelde geval, tot mijnen eenige en universeelen Erfgenaam mijnen gezegden man Hendrik Cornelisz Mulder, willende en begeerende alzoo, dat dezelve, in dat geval, van het oogenblik van mijn overlijden af, zal kunnen beschikken over den eigendom en het vruchtgebruik van al het gene mij verder op dat oogenblik zal toebehoren. Dan, bij aldien ik, op mijn overlijden kinderen uit mijn tegenwoordig huwelijk verwekt in leven mogt achterlaten, in dat geval geef en legateer ik niettemin aan mijnen meergemelden man Hendrik Cornelisz Mulder, die ik van het stellen van borgtocht ontheffe, al datgene waarover de wet mij toestaat ten zijnen behoeve te beschikken zoo in eigendom als in vruchtgebruik. Ze had al haar bezit nagelaten aan haar echtgenoot, niet denkend aan de gevolgen daarvan voor haar dochter. Het testament is niet veranderd toen het kind geboren was, terwijl ze toch de aard van haar echtgenoot kende en al eerder zijn schuldproblemen had opgelost (zie hoofdstuk De Worsteltent, afdeling Westermient). Volkstelling 1830 Nr. 262 1 gezin, 3 personen Boer, weduwnaar Mulder Hendrik 37 jaar geboren Texel Mulder Antje Hendriks 10 jaar geboren Texel Boersen Neeltje Cornelis 30 geboren Texel (1799-1884) uit Oosterend [Neeltje was de zus van Martje Boersen, een aangetrouwde nicht van Hendrik, getrouwd met Cornelis Cornelisz Mulder] Keet Uiteindelijk heeft Hendrik alles ‘verzopen en vergokt’. Voor Antje bleef niets meer over. De boerderij moest worden verkocht in 1835, de familie Mulder bouwde een keet op het Ruige Landje aan de Rozendijk. Antje Mulder trouwde op 4 mei 1843 met Bernardus (Bart) Huisman (1817-1891) zoon van Cornelis Huisman en Aagje Tulp, ook “in facie Ecclesia”. Hun kinderen werden geboren in het Gerritsland Aagje (1844-1918), in Eijerland Naatje (1845-1889) en Cornelis (1848-1883), in de Koog Henricus (1850-1851), Henrica (1853-1868), Cornelia (1855/56-1915) en Jacob (1858) en in de Everstekoog Antje (1859-1889) en Ariaantje (1863-1924 USA). Huisman pachtte in 1853 een paar landjes ten zuiden van de Koog, vlak bij het huisje van Frederik Gaas. De alfabetische bewonerslijst van Wijk Koog, 1850-1878 plaats hem in het huisje van Fredrik Gaas 68 Gaas Fredrik Fz Huisman Bartholomeus Dat ligt vlak bij de stukjes land van Bernardus (een Bartholomeus Huisman bestond niet). Op 4-4-1862 schreef de Opzigter van den Waterstaat C. v.d. Sterr een brief aan de Burgemeester van Texel met als onderwerp Woonhuizen, Keten en Stallen, staande op de Mient van Texel De familie Huisman woonde daaruit blijkend ergens onder de duinen in Eijerland. Bezitters van gebouwtjes op de Mient van Texel, die geen regt van opstal hebben:
Als het waar is dat het kind Antje is geboren in de Everstekoog, zijn ze in na 1859 verhuisd. De jongste dochter zal dan in Eijerland zijn geboren. Bij de vernieuwde verpachting van de Domeingronden in 1870 moesten deze mensen kiezen, pacht betalen of wegwezen. Huisman is gebleven. 2-9-1875 Aan Zijne Excellentie den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland Ik heb de eer UEdGrootAchtbare bij deze intezenden de staat van Gebouwde eigendommen voorkomende in Art. 1223 van de Perceelsgewijze legger. Naar aanleiding van UEdGrootAchtbare missive dd 14-12-1874 N 74, N 170/6277 heb ik de eer te berigten dat de perceelen Sectie H 1008, 1093, 1024 en 1297 zijn gesloopt, vroegere eigenaren P. Bakker, L. Vermeulen, F. Gaats en W. Verwij. Betreffende het perceel Sectie A 742 en 743 thans nummer 1047, maakt met 1046 een huis met 2 schuurtjes, toebehoorende aan Bernardus Huisman, vandaar maar één wijknummer. Het perceel Sectie A N 1036 behoort aan de Reddingmaatschappij. 1046 eigenaar en bewoner Bernardus Huisman en 1047 Cornelis Wetsteen, eigenaar en bewoner. Van de perceelen Sectie A 1167, 1170 en 1175 zijn de bewoners W. Stark, G. Bakelaar en D. Kikkert. Van Sectie F 1080 onbewoond [is de] eigenaar B. Lap, van Sectie H 1138 en 1129 [zijn de] eigenaars en bewoners Pieter Maas en Jacob Krijnen. 1242 is gesloopt, vroeger F. Koorn en 1254 P. Visser bewoner, eigenaar W. Smit. In 1869 huurde Huisman de duinen perceel 16 ‘strekkende van de binnenlimietpaal 17 tot tot de binnenlimietpaal 21’ voor F 195,- per jaar en ook perceel 17, vandaar tot de binnenlimietpaal 24 bij het Eijerlandse Huis voor F 240,-. Verlengd in 1875. Ze woonden toen op het boerderijtje De Krim. Testamenten Op 15-8-1871 maakte Antje Mulder, huisvrouw van Bernardus Huisman, veehouder, wonende in de polder Eijerland, haar testament op waarin zij haar echtgenoot benoemde tot executeur van haar testament, directeur van haar sterfhuis en begraving en redder van haar boedel. Ze verzocht haar verdere erfgenamen hem in het rustig bezit en genot van haar gehele nalatenschap te laten gedurende zijn leven. Ondertekend door A. Mulder, Bertus Houtwipper (tuinman), Abraham Anthonie van der Zaal (werkman), Henri Ariens Bok notaris Bernardus Huisman stelde eenzelfde testament op. Antje overleed op 30-12-1880 in Eijerland, 61 jaar oud. De aangifte werd gedaan door haar schoonzoon Jacob Dijt, getrouwd met Annaatje Huisman. Haar man ging in 1885 naar Alkmaar, waar zijn dochter Antje woonde met haar echtgenoot Frans Verberne (stamvader van de Alkmaarse tak van de Verbernes). Daar is hij gestorven. Op dat moment waren bijna al zijn kinderen al overleden, behalve de oudste en de jongste dochter. Aagje overleed in de polder Volharding, Ariaantje was met haar echtgenoot Willem Maas en hun gezin vetrokken naar Amerika, waar ze nog tot 1924 leefde. Hoewel Hendrik Mulder zijn familie veel schade heeft toegebracht werd hij royaal vernoemd. Zijn oudste dochter noemde zelfs een zoon en een dochter naar hem, Henricus in 1850 en Henrica in 1853. Dat doe je niet als je erg boos op hem bent. Bernardus Huisman in de Brieven van Burgemeester en Secretaris van Texel De meeste brieven gaan over het verlenen van vergunningen voor het vangen van konijnen. Er is ook een raar verhaal bij over de verstoorde relatie tussen de bewoners van die buurt in Eijerland over het onderverhuren van perceel 16. 24-8-1867 Vergunning voor het vangen van konijnen door middel van strikken en fretteren voor Gerardus Scholten, Jacob Kuiper, Simon Kuiper, Arie Rab, Pieter Kuiper, Bernardus Huisman en xxx Geen datum 1867 Aan den Ed Heer xxx Proces verbaal opgemaakt door Rijksveldwachter J.H. Niedelstein Walter contra Cornelis Huisman inzake het zetten van strikken zonder voorzien te zijn eener kostelooze vergunning, heb ik de eer UEdG te berigten, dat volgens verklaring van de Vader der beklaagden Bernardus Huisman, het proces verbaal onjuist is, daar niet Cornelis, maar Bernardus Huisman zelf de strik had gezet en dat deze van eene vergunning voorzien was. Bernardus Huisman heeft mij alsnu verzocht om UEdG beleefdelijk te verzoeken om zijne zoon Cornelis Huisman die alléén zich schuldig heeft gemaakt aan het ophalen van een konijnenstrik, zoo het mogelijk was de gelegenheid te geven om door het betalen van het maximum der bij de wet bepaalden boete, eene verdere vervolging te voorkomen, hebbende de Majoor der Brigade Meeuwis de zaak onderzocht en hem dezen raad gegeven. 22-10-1867 Aan den Heer Ambtenaar bij het Openbaar Ministerie te Helder Proces verbaal Rijksveldwachter Nielestein Walter contra Bernardus Huisman en Willem Brans, beide inwoner van Eijerland alhier. 17-7-1868 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland Kostelooze magtiging tot het vangen van konijnen door middel van fretten, netten en strikken [gevraagd ten behoeve van] Cornelis van Hert, Bernardus Huisman, Jan Trap, Jacob Kuiper, Jacob Kalis en Simon Kuiper Ofschoon het aantal konijnen niet schijnt toetenemen, zoo acht ik het nogthans voor het behoud der helmbeplantingen wenschelijk, dat de uitroeying van het konijn worde bevorderd. 4-8-1868 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland Eene vergunning te mogen erlangen tot het vangen van konijnen door middel van netten en strikken in de Duin en Mientgronden binnen deze gemeente, ten behoeve van Cornelis Huisman, genoemd persoon staat bij mij gunstig bekend. 10-9-1869 Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze te berigten, dat de onderstaande personen zich bij mij hebben aangemeld, ter verkrijging van eenen kostelooze vergunning tot het vangen van konijnen door middel van strikken en netten in de provinciale duinen en mientgronden binnen deze gemeente gelegen. Jan Trap, Jacobus Kuiper, Teunis Martinusse, Pieter van der Vliet, Johannes Martinusse, Cornelis Huisman, Gerardus Scholten, Willem Schaatsenberg, Arie Schaatsenberg, Simon Daalder en Arie Daalder Aangezien deze personen allen bij mij gunstig bekend staan en het voor de instandhouding der duinen wenschelijk is, dat de groote voortteling der konijnen worde beteugeld, zoo neem ik de vrijheid Uwe Excellentie te adviseren, aan genoemde personen, den gevraagde magtiging te verleenen. Perceel 16 11-2-1870 Aan de Commissaris des Konings in Noord Holland ontvangen berigten uwer missive van den 2 dezer N 29, geleidende eene beschikking ten behoeve van Bernardus Huisman alhier. 15-2-1870 Aan de Commissaris des Konings: B. Huisman [heeft] het perceel N 16, met goedvinden van de Heeren Gedeputeerde Staten in onderhuur afgestaan aan M. de Graaf en dat alzoo de bezwaren van de adressant geheel zijn uit de weg geruimd, daar deze bezwaren alleen betrekking hadden op dit perceel. In afwachting van hetgeen de nieuwe huurder welligt zal goedvinden te doen, het adres van B. Huisman eenvoudig voor kennisgeving aantenemen of het daarin gedane verzoek als geheel vervallen te beschouwen. 7-3-1870 Klachten van M. de Graaf contra R. Pals en C. Wetsteen, inhoudende: kort nadat B. Huisman in publieke verpachting [zie clandestiene bewoning] huurder was geworden van perceel No 16 heeft deze een gedeelte van dat perceel aan Rens Pals in huur overgedragen, terwijl partijen overeenkwamen, dat het contract door den Heer Bok zou worden opgemaakt en van UEdGrot goedkeuring zou worden aangevraagd. Vóór echter dat contract was geteekend en nadat Rins Pals zich reeds op het perceel had neergezet, schijnt Bernardus Huisman van Martinus de Graaf een voordeeliger aanbod te hebben gekregen, althans hij heeft geweigerd het huurcontract te teekenen tusschen hem en R. Pals opgemaakt, en eene nieuwe overeenkomst met M. de Graaf gesloten, waarbij hij de eerst door R. Pals gehuurden Mient en Duingronden opnieuw verpachtte aan M. de Graaf, de vroegere verbindtenis geheel verbrekende. Het gevolg hiervan is dat R. Pals weigert te vertrekken en B. Huisman diens vee bij herhaling laat schutten, waarmede zoo lang zal worden voortgegaan tot R. Pals tot ontruiming zal zijn genoodzaakt. Ten aanzien van C. Wetsteen moet ik UEG opmerken, dat het niet waar is, dat deze zich op willekeurige wijze op perceel 16 heeft neergezet, maar dat hij Wetsteen reeds sinds 12 jaar huurder van perceel 16 was. Van B. Huisman had Wetsteen vergunning ontvangen om de door hem op perceel 16 bewoonde woning te blijven bewonen tot 1 April aanstaande, later verkiezende nog 14 dagen later. Voorts is het insgelijks bezijden de waarheid, dat C. Wetsteen het door M. de Graaf gehuurde land, door zijne schapen en geiten zou laten afweiden, daar hij geen vee op perceel 16 heeft lopen. Uit het medegedeelde zal UEdA gevoegzaam blijken, dat R. Pals dupe is van de handelwijze van B. Huisman. Vermist echter den adressant werkelijk bekend staat als pachter van perceel 16 en UEG met schikkingen, overeenkomsten of andere schikkingen welke de pachters der duinen of mientgronden met derden mogten hebben aangegaan zonder daarop den toestemming UEG te hebben verkregen, niet te maken hebben en UEG met dergelijke zaken om die gevolge wille moeijlijk kunt inlaten, zoo neem ik de vrijheid UEG te adviseren 1 Aan de adressant te kennen te geven dat aan zijn verzoek zal worden voldaan en C. Wetsteen en R. Pals tot ontruiming zullen worden gedwongen. 1 Aan R. Pals en C. Wetsteen een termijn van uiterlijk een maand te stellen binnen welken tijd zij de door M. de Graaf gehuurde gronden in perceel 16 zullen hebben te verlaten, onder bedreiging anders op geregtelijke wijze te worden verwijderd. 29-8-1870 Aan de Commissaris des Konings Aanvraag voor groote Jachtacte en eene kleien Jachtacte ten behoeve van Klaas Daalder en H. De Boer. Bij mij hebben zich aangemeld Jan Trap, Jacob Kuiper, Teunis Martenisse, Pieter van der Vliet, Cornelis Huisman, Johannes Martinusse, Cornelis Kuiper. Deze personen, alle bij mij gunstig bekend staande, en het voor de instandhouding van Duinen wenschelijk is, dat de voortteeling der konijnen worde beteugeld, zoo neem ik de vrijheid Uwe Excellentie te adviseren aan genoemde personen de gevraagde vergunning te verleenen. 26-7-1872 Aan den Heer Ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Helder Proces verbaal van C. Huisman contra Joh. de Graaf, landbouwer in de polder Eijerland alhier. 30-7-1872 Proces verbaal van C. Huisman contra J. de Graaf Strandvonderij 21-3-1877 Aan de Commissaris des Konings in Noord Holland Dat het beheer der Strandvonderij in deze Gemeente eigenaardige bezwaren heeft, die ik met hulp van Uwe Excellentie zou wenschen uit de weg te ruimen. Ofschoon het toezicht over de zeer uitgestrekte stranden op dit Eiland aan 8 onderstrandvonders is opgedragen, blijft het dikwijls hoogst moeijelijk om ontvreemding of versteling van strandgoederen te voorkomen, aangezien de strandvonders bij het constateren van eenig misdrijf in den regel alléén zijn wen daarom tegenover de overtreders geen macht hebben, ook geen ontzag hebben, waardoor hunne aanklacht bij mij doorgaans geen gevolg hebben kan. Het gevolg van dien toestand is dat de strandbewoners zich met neer dan gewone vermetelheid, in bezit stellen van onbeheerde goederen en niet zelden, alléén om eene kleinigheid te erlangen, goederen van waarde vernielen of onbruikbaar maken. Om nu hierin verbetering te brengen zou ik Uwe Excellentie voorstellen eenige mijner meest geschikte onderstrandvonders als onbezoldigde veldwachters aantestellen, ten einde langs dien weg toenemende misbruijken te kunnen wegnemen. Ik neem alzoo de vrijheid Uwe Excellentie uittenoodigen als zoodanig te willen benoemen Bernardus Huisman, Cornelis van Hert en Pieter de Jager, allen wonende te Texel 29-3-1877 Dat de door mij tot onbezoldigde veldwachters voorgedragen personen sedert vele jaren onderstrandvonder worden genoemd, ofschoon zoo als mij nu blijkt, die benaming onjuist is en dat zij slechts als gewone opzichters, die voor mij de stranden surveilleren, zijn te beschouwen. Hoewel het KB van 25-3-1854 staatsblad P. 18 aanleiding geeft om alhier volgens art. 1 strandvonders te benoemen, zoo acht ik het niet bepaald wenschelijk om deswege eene bepaalde voordracht te doen en zou ik het verkiesselijk vinden indien UEx kunt besluiten de door mij genoemde personen B. Huisman, C. van Hert en P. de Jager te benoemen tot onbezoldigde Rijksveldwachters. Verder zal ik mij gedragen naar het slot van Uwe geëerde missive. 15-8-1877 Rekest van B. Huisman en A. Barhorst betreffend het verlenen van vrij-acten voor de uitroeijing van konijnen, heb ik de eer te adviseren aan genoemde personen te kennen te geven, dat op hun verzoek bij eventuelen aanvragen om vrij-acten zal worden gelet. 24-4-1878 Aan den Heer Ambtenaar van het OM Kantongerecht te Alkmaar Onbezoldigd Rijksveldwachter Bernardus Huisman contra Pieter Zegel en Pieter Bakelaar, schelpenvissers wonende de Cocksdorp. 11-8-1878 Idem Verzoek van D. Daalder, C. Huisman en C. Slot en Maarten Boon om ook [konijnenvangvergunningen te hebben]. Daalder heeft een groote jachtacte en mag schieten, de rest mag fretteren en strikken. 9-9-1878 Lijst vergunningen konijnenjacht: P.C. Koning, Leendert Griek, J.C. Boon, P.M. Koorn, Biem Lap, H. Schoenmaker, Leendert Witte, Jacob Schaatsenberg, Willem Tz Bakker, Willem Stark, Gerbrand Huizinga, Cornelis Gorter, A. de Ridder M. Bruin, C. Smits, A. van der Vliet, Klaas Busse, Cornelis Eelman Cz, Bernardus Huisman, Lammert Jongenboer 14-5-1879 Aan den Ambtenaar van het OM Kantongerecht Helder te Alkmaar Gemeenteveldwachter Frans Koorn contra Cornelis Huisman, Klaas Daalder en Cornelis Kikkert xx-9-1879 49 personen op konijnenjacht met strikken en 6 met schietgeweer: Jacob Kuiper, Cornelis Kuiper, Biem Boon, Cornelis Beumkes, Simon Jonker, Jan Jonker, Jan M. Kooiman, Wijbrand M. Kooimna, Jacob Kalis, Hendrik Maas Cz, Antonie Meesters, Sijbrand Dijker, Sijbrand Dijker Sz, Cornelis van Hert, Cornelis van Hert Cz, Teunis de Boer, Cornelis de Ridder, Klaas Perenboom, Pieter Cz Koning, 4 namen onleesbaar, Cornelis Huisman, Cornelies Slot, x, Simon Kuiper, Willem Bakker, x, M. Bruin, W. Bakelaar, Arie Daalder, Simon Daalder, Pieter C. Koning, C. Eelman Cz, Arie Schaatsenberg, Willem Schaatsenberg, Lourens Halsema, Philippus Bakelaar, A. Bakelaar, Teunis van der Wal, Maarten Bruin, Klaas Luiten, Rijns Pals, Leendert Kuiper, Pieter van der Vliet Jobsz, Johan Georg van der Vliet, Pieter Koorn Hendriksz, Jacob Tanis 22-10-1879 Adviezen van Loman aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland: 1 Aangezien de konijnen grotendeels zijn uitgeroeit of althans slechts in zeer enkele perceelen geacht te kunnne worden thans eenige noemenswaardige schade te veroorzaken, op het rekest van M. Boon afwijzend te beschikken. 2 Omtrent het verzoek van C. Gorter zou ik om dezelfde redenen als sub 1 opgegeven Uwe Excellentie wenschen te adviseren insgelijks afwijzend te beschikken. 3 Wat betreft het verzoek van B. Huisman en A. Barhorst, welke zich beklagen over de last en schade die zij ondervinden door de vergunningen aan Jagers verleent om konijnen te schieten in de duinen en daarom intrekking dier vergunningen. Daar de vergunning loopt tot 1-1-1880 en de konijnen ne hazenten gevolge van de aanhoudende jacht merkelijk zeer zijn verminderd, [is het] advies het verzoek van B. Huisman en A. Barhorst niet intewilligen. |