Hendrik
Maas (1)
|
||
ik ben wel ver van u mar
darom dink ik dog nog wel an u want de oude nabere of
oude lefde en is nog uit mij nit KWARTIERSTAAT
|
Zijn doopnaam was Johannes Henricus, maar als hij zijn naam schreef stond er Hendrik. In de namenlijst van het Boerderijenboek is de eerste naam van zijn doopnaam gebruikt, zo staat er bijvoorbeeld Cornelis ‘Johannesz’ Maas, waar de familie zelf ‘Hendriksz’ zou hebben gezegd. Dat is verwarrend, vooral omdat dit niet consequent gedaan is. Er zijn ook mensen aangeduid met ‘Hendriksz Maas’ die broers zijn van degenen met ‘Johannesz’. Hendrik werd goed opgenomen in de Texelse gemeenschap, hij deed mee in de maatschappij, zo trad hij als collega-boer op als borg voor Cornelis Dijt van de Worsteltent. Hij was Poldermeester van Koog en Everstekoog. In 1806 was hij Schepen, een van de mensen die oordeelden over een diefstal die was gepleegd door de jongen Jacob Schaatsenberg. Dat een vreemde mee mocht doen in de samenleving kan behalve met vertrouwen in de persoon ook te maken hebben met de neiging van de autochtone Texelaar om het werk liever door een ander, desnoods een vreemde nieuweling te laten doen. Tot in deze tijd gaat dat zo, bij het organiseren van markten, in de politiek, in besturen en bij evenementen. BOKKENRIJDERS In de tijd dat Hendrik Maas in Limburg leefde was het meeste land daar in handen van grootgrondbezitters, de bevolking leefde op pachtboerderijen. Het gebied was achterland en korenschuur voor Maastricht en ‘winterkwartier voor de legers’. Een heel andere situatie dan die op Texel, waar het verschil tussen arm en rijk veel kleiner was. Op Texel geen stad om voor te werken, geen kastelen en geen abdijen. De belangrijkste grootgrondbezitter in Limburg was de abdij Kloosterrade met 16 hoeven, 900 hectare land. Daar in het zuiden was de RK-godsdienst de grootste, terwijl deze in het noorden na de Hervorming min of meer verboden was. De katholieken mochten hun ‘paapse stoutigheden’ in de 17e eeuw nog slechts in het verborgene uitoefenen en later werden hun schuilkerken slechts getolereerd. Pas in 1853 werd de Bisschoppelijke Hiërarchie hersteld en was men vrij in het geloof. Een heel verschil met wat Hendrik op geloofsgebied in zijn geboorteland gewend was! De sociaal-economische toestand in Zuid Limburg leidde tot het ontstaan van roofbendes: de Bokkenrijders. Er is wel gedacht dat door toenemende bevolkingsdruk een leger van ondervoede arbeiders wanhopig greep, wat men niet door eerlijke arbeid kon verdienen, maar dat is door onderzoek niet bevestigd. Het waren ‘juist ambachtslieden, karrevoerders, kooplieden en vertegenwoordigers van andere dienstverlenende professies, die de benden domineerden en niet de landarbeiders’ schreef Anton Blok in zijn boek De Bokkenrijders, roversbenden en geheime genootschappen in de landen van Overmaas 1730-1774, uitg. Prometheus, Amsterdam. Een van de veroordeelde Bokkenrijders was ‘Leonard Maas; gehuwd. Verhoord 8 april 1773; scherper examen, legde uitvoerige verklaring af. Ontsnapt met 3 anderen uit detentie in de nacht van 8 op 9 april 1773. Voortvluchtig. Bij verstek veroordeeld’. Zijn bijnaam was ‘de Horrebedor’ of ‘Guliksche Lennert’. Nu begint de Maas-stamboom met een Leonard, met een zoon Leonard (1692) en een kleinzoon Leonard (1714). Het kan geen van deze personen zijn geweest, maar het zou best kunnen zijn dat deze veroordeelde Bokkenrijder een oom of neef van Hendrik Maas was (zelf was hij te jong en leefde hij te lang om deze persoon geweest te kunnen zijn en incognito op Texel in ballingschap te zijn gegaan, al is het een spannend idee). Maar misschien betrof dit hele verhaal wel een andere familie Maas… Om daar zekerheid over te krijgen zou verder onderzoek in het Zuiden nodig zijn. Het Bokkenrijdersboek geeft trouwens een helder en benauwend beeld van het land waar Hendrik Maas uit weg ging: het was een heuvelachtig gebied met veel bos en heidevelden. Rond de verspreide nederzettingen lagen de grote pachthoeven waarop men een gemengd bedrijf voerde en waar de veeteelt ondergeschikt bleef aan de landbouw. De meeste nederzettingen hadden namen eindigend op rode, rade, hagen, heide, holt en veld, die wijzen op oude ontginningen uit de wildernis. Op Texel was het leven veel rustiger en de gelijkheid onder de bevolking groter. Bovendien was de Texelse boer baas op eigen grond. En daarbij, toen Hendrik eenmaal met een Texelse boerin getrouwd was kon hij niet meer terug naar huis. Levensloop van Hendrik Maas HENDRIKS HUWELIJKEN Hendrik (Joannes Henricus) Maas, zoon van Petrus Jacobusz Maas (1781-1786) en Anna Herbrighs werd geboren op 6-6-1759 in Voerendaal Zuid-Limburg. Antje Pieters Brouwer Zij was de dochter van Pieter Klaasz Brouwer en xx, weduwe van Jacob Aldertsz Koorn van de boerderij Vredelust. Ze was geboren in 1740, gestorven op 3-9-1807. Vredelust was K Napoleonnr. 49 of na de invoering van het Kadaster H 642, huisnummer 45. Een jonge seizoensarbeider die trouwde met een 20 jaar oudere weduwe- wat zagen ze in elkaar, was het liefde? Daar kom je niet meer achter. Een boerin kon niet zonder boer, een boerderij ook niet, maar waarom koos ze niet iemand van haar eigen stand? Was hij knecht op haar boerderij en zag ze dat hij een betrouwbare harde werker was? Waar kende ze hem anders van? Niet uit de kerk, want zij was doopsgezind en hij katholiek. Behalve de leeftijd was er ook nog de taalbarrière. Al die tegenwerpselen deden er niet toe: zij koos voor hem. Hij zal een aardige jongen zijn geweest. Zij zijn 22 jaar getrouwd geweest, kinderloos door haar ouderdom. Hoe lang Hendrik toen al op Texel was is onbekend, een eenvoudige seizoensarbeider werd niet ingeschreven in de registers, die ging meestal weer weg. Door zijn huwelijk werd Hendrik boer op Vredelust en na haar dood in 1807 werd hij eigenaar van de boerderij.
|
Trijntje Simons Visser Nadat hij weduwnaar van Antje Brouwer was geworden trouwde Hendrik op 21-11-1808 met Trijntje Visser, dochter van Simon Meijndertsz Visser en Cornelisje Jacobsz Boon. Trijntje was geboren op 24-1-1779, ze overleed op 24-8-1810. Bij het huwelijk was ze 3 maanden zwanger van Pieter, geboren op 21-5-1809. Dat was weer zo’n drama: jonge vrouw zwanger geworden, trouwen, een kind geboren en kort daarna de vrouw dood, hier misschien bij de volgende bevalling, de vader die achterbleef met het kindje. De stamboomboeken staan er vol mee. Ook hier was er geloofsverschil, zij was gereformeerd. In zo’n geval gingen meestal de zoons met de vader mee naar de kerk en de dochters met de moeder. In het RK-Doopboek van 1809 stond: Heeden May 21 Petrus van den Eversten Koog parentus Hendrik Maas en Trijntje Simons Visser acatholica sus Zacharias Sluysman en Martje Claas Graaf Bij Hendrik werd zijn vadersnaam niet genoemd, ook niet bij andere gelegenheden, want die vader kende toch niemand op Texel. Jantje Cornelis Mulder Ten derde trouwde Hendrik op 3-1-2-1813 met Jantje Mulder (12-1-1788 tot 9-9-1829), dochter van Cornelis Mulder en Guurtje Hopman. Bij het trouwen was Jantje nog wat langer zwanger dan Trijntje, al 5 maanden. Op Texel vond men dat geen probleem, “dat was zo Texelsch gebruik’. Soms waren de ouders tegen het huwelijk, hier was de man 29 jaar ouder, wat bezwaarlijk gevonden zou kunnen worden, maar ook in andere gevallen was er meestal pas een trouwerij als daar een goede reden voor was. Hoe dan ook, er kwamen 8 kinderen, waarvan er maar een jong stierf. De anderen trouwden te zijner tijd allemaal en kregen kinderen- en dat was maar goed ook, anders was er op Texel helemaal geen familie Maas geweest! Halfbroer Pieter trouwde wel, maar zijn huwelijk bleef kinderloos. De kinderen van Hendrik en Jantje waren Cornelis (1814-1892), Wilhelmus (1815-1892), Guurtje (1816-1888), Dirk (1819-1865), Antje (1821-1894), Johannes Hermanus (1823-1893), Gerardus Jacobus (1825-1828) en Elisabeth (1828-1854). Hun moeder overleed ruim 10 maanden na de geboorte van het laatste kindje. De oudste was 14, de jongste van de ouderen 6. Betje werd opgevoed door Cornelis Mulder en Martje Boersen,, voor de rest zal door een huishoudster of meid gezorgd zijn. Cornelis was een broer van Jantje Mulder. Hendrik Maas overleefde zijn jonge vrouw wel 22 jaar. Hij stierf in 1847, 88 jaar oud, maar volgens zijn bidprentje 90 jaar. Zo oud, zijn kinderen wisten niet eens precies hoe oud! Men beschreef zijn inboedel en verkocht zijn onroerend goed. Er was totaal ruim 6000 gulden te verdelen. Niet gek voor iemand die met niets gekomen was! FRUITBOMEN Op Texel groeiden nauwelijks bomen. Pieter van Cuyck weet dat aan de ‘onverschillige luiheid’ van de Texelaars. Een staaltje daarvan: Met een myner vrienden wandelende, kwamen wy voorby eene schoone boeren wooning, waar in wy een huisgezin vonden van vader, moeder en 5 of 6 genoegzaam volwassen kinders, meest allen jongens; deeze lieden ons zeer redelyk schynende, begonnen wy met hun te spreeken over onze Zuidhollandsche boeren; wy verhaalden, hoe dezelve hunne wooningen omcingelden, en alle ook moestuinen en boomgaarden hadden; en wy vroegen aan deeze lieden, of zy ook geene appelen en peeren lusteden; het antwoord was, ja wel; waarom, vroegen wy, plant gy dan mede geene vrugtboomen? wel, was wederom het antwoord, wy zouden dood zyn, eer de vrugten gegroeit waren; wy voegden hun hier op te gemoet, of zy dan niet wel te vrede zouden zyn, indien hunne vader en grootvader zulke boomen geplant hadden; en of zy hunne kinderen niet lief genoeg hadden om zoodanig voordeel aan dezelve na te laaten? Een dom stilzwygen was al wat hier op volgde; toen bood myn vriend aan, om hun de boomen, zo tot omcingeling hunner wooning, als tot het maaken van eenen boomgaard, voor niet te geeven, indien zy den grond door hunne kloeke zoonen wilden laaten omspitten, en de boomen wilden planten; zy zagen elkanderen aan met gezigten, daar het mistrouwen op geschildert stondt; die edelmoedigheid streedt zoo zeer tegen hunnen imborst en beginselen, dat zy het aanbod niet durfden aanneemen, maar weigerden, door te herhaalen van het geenen zy reeds gezegt hadden; en de jongens voegden er by, dat zy dan niet zouden kunnen uitzien; waar in hunne verregaande luiheid mede hare rol speelde, dewyl de zoons begrpen, dat zy dan eenigen buitengewoonen arbeid zouden moeten doen. Dit verhaal ging zeker niet over de familie Maas (die in de tijd van Pieter van Cuyck nog niet bestond), want op Vredelust stonden vruchtbomen op het erf. In Zuid Limburg staan overal zulke bomen en waarschijnlijk heeft Hendrik Maas, die eraan gewend was vers fruit te hebben, die op zijn eigen erf ook aangeplant. Ze droegen nog vrucht tot halverwege de 20e eeuw. De Nieuwe Aanleg, vlak bij Vredelust, was een eikenaanplant. Het zou me niets verbazen als Hendrik daarmee te maken heeft gehad. Hij was van jongs af gewend tussen de bomen te leven- (en bij het overtypen van de Inventaris van 1813 bleek dat dit vermoeden juist was. Hendrik kocht in 1799 een kwart van dit land, hij was mede-eigenaar van dit hout-bosch).
|
Testament van Antje Brouwer en Hendrik Maas 1801 In de marge: Gepasseerd zonder zegel, vermits wegens de ziekte van de comparante periculum in mora scheen te zijn [zij was in doodsgevaar, leek stervende] Heden den 16 november des jaars 1801 compareerden voor mij Jan Star, notaris publieq bij den Hove van het voormalig gewest Holland geadmitteerd, op Texel residerende, in presentie der nagenoemde getuijgen.- Hendrik Maas en Antje Pieters Brouwer, Egtelieden in de polder Everste Koog op dezen Eijlande woonagtig, mij notaris bekend, zijnde de Comparante ziekelijk, dog egter bij het volkomen gebruijk van haar verstand en zinnen, dewelke verklaarden genegen te zijn om van hunne nalatenschap te disponeren, en ten dien eijnde haar Testament te maaken in maniere als volgt.- Eerst en voor af herroepen zij Comparanten hiermede alle hunnen voorgaande Testamenten en Codicillen, ende als nu bij dezen op nieuw disponerende zo verklaarden zij Comparanten elkanderen over en weder, en over zulks de Eerststervende de Langstlevende van hun beijden te benoemen en te stelen tot zijne of tot hare eenige ende algeheelen Erfgenaam of Erfgenaame, en dus van al het geen de Eerstoverledene met deselver dood zal ontruijmen en agterlaaten, niets daar van uytgezondert, alleenlijk met deeze bepaaling, dat de Langstlevende gehouden en verpligt zal zijn om aan des Eerstoverledens naaste Bloedverwanten volgens ’t vaste regt binnen de tijd van Twee Jaaren na deszelfs dood bij wijze van legaat te moeten uytkeeren en voldoen een somma van zeventien honderd guldens aan contant geld; mits dat egter de Langstlevende der Comparanten daar aan zal mogen afkorten en inhouden de geregte helft van alles hetgeen dezelve wegens het middel op het collateraalen impost heeft moeten voldoen.- Het geen voorsz: staat verklaarden zij Comparanten, na duijdelijke voorlezing, te begeeren dat na hun overlijden alzo stiptelijk agtervolgd en nagekomen zal moeten worden, als Testament of Codicil, zo het best zal mogen bestaan.- Aldus gepasseerd ten Huijze van de Comparanten in Everste Koog voornoemt in bijzijn van Sijbrand Kooning en Jan Korsz List, als getuijgen Hendrik Maas dit merk + bij de comparante eijgenhandig gesteld, verklaarende niet te kunnen schrijven Sijbrand Koning Jan List Jan Star not.publ. Hendrik heeft het bedrag van 1700 gulden keurig uitgekeerd, zo bleek uit de onderhandsche Quitantien van Cornelis Cornelisz Bethlehem, Pieter Klaasz Brouwer, en Jan Cornelisz List, die de ‘naaste bloedverwanten’ Antje Pieters waren. Pieter was een neef, aannemend dat zijn vader Klaas Brouwer haar broer was. De andere mannen waren aangetrouwd, Cornelis met Dirkje Jacobs Slot (misschien was haar moeder een Brouwer) en Jan met xx. Sijbrand Koning (1748-1802) Vraag: waarvan kenden Hendrik en Sijbrand elkaar zo goed dat Koning als getuige optrad bij het opstellen van dit testament? Hij woonde niet in de buurt. In dit geval was de getuige eerder dood dan de schijnbaar doodzieke Antje…… Huis in de Waalderstraat In 1800 kochten Sijbrand Koning en Hendrik Maas het huis voor 250 gulden. Van mei 1801- mei 1802 werd het verhuurd aan Maarten Boon. Koning overleed in 1802, waarop Hendrik Maas zijn deel kocht. In 1803 verkocht hij het huis aan Ruth Schaatsenberg voor 325 gulden. Sijbrand Koning was een van de rijkste mannen van Texel, had veel land enz. Hij was ook eigenaar van de de Nieuwe Blekerij en de Nieuwe Aanleg op de Mient. Wat Hendrik Maas van plan was met deze aankoop? Misschien wilde zijn vrouw in Den Burg gaan wonen, net als veel oudere Texelaars, misschien was het een soort belegging waarvan Koning hem had overtuigd. Hendrik heeft er niets op verloren, van 250 naar 325 gulden in 3 jaar is een mooie winst. DE FRANSE TIJD Notaris Jan Star hield het op bij den Hove van het voormalig gewest Holland geadmitteerd, notaris Beets schreef de gemeente van Texel, Arrondissement Alkmaar, Departement van de Zuiderzee. Er was heel wat veranderd in het land. In de Everste Koog zullen ze er weinig van gemerkt hebben, ze woonden zo ver van de wereld vandaan, maar ook Texel ontkwam niet aan de woelingen van de tijd. Hendrik schreef in 1787: mijn gelefde broder ik en weit nu neit neuwes mar de Prinsgesijnde dreifen hir dagliks grote kurren. In de geschiedenisboeken staat over die kuren het een en ander geschreven. De ene partij maakte de andere het leven zuur en bij wisseling van de macht deed men het terug. Een verstandig mens bemoeide zich er niet mee, maar dat was niet gemakkelijk. 1795 Bataafse Republiek 1799 Invasie Engelsen Franse Tijd Napoleons oorlogen Veel oorlogsschade, veel op het strand 1815 Nederland werd een koninkrijk Hendrik was er op een afstand getuige van….. Boet in de Graaflijkheidsduinen In 1810 403 was er een stolpboe in de Graaflijkheid nr. 22, 44 gulden, van Pieter Klaasz Brouwer en H. Maas en comp. (Cornelis H. Sluisman). Misschien had dit te maken met het houtbos op de Nieuwe Aanleg. Eigenaar Hendrik Veenstra en Compagnons, waarvan Hendrik Maas voor een deel eigenaar was: van een vierde in een stuk Land, groot 2 Hectares en 50 Ares (1000 Roeden) en alzoo van 62 Ares 50 Centiares (250 Roeden) leggende in de Polder Everste Koog, en aangelegd als een Hout-bos, belend ten Noorden de Grafelijkheid en ten Zuiden den Kooper. (boedelbeschrijving 1813). Knecht Het huis in De Koog op Dorpsstraat 49 werd op 21-4-1812 door Dirk Ariesz Mulder verkocht aan Timoot de Porto (1775-1858). Hij was tot 1811 inwonend knecht bij Jan Ran en daarna bij Hendrik Maas op Vredelust (Boerderijenboek). INVENTARISATIE 1813 bij het huwelijk van Hendrik en Jantje In de Jare 1813, den 27e van de maand October, des voormiddags te 9 ure; Ten verzoeke van Hendrik Maas, doende Boerenbedrijf, wonende in de Polder Everste Koog, binnen de gemeente van Texel, Arrondissement Alkmaar, Departement van de Zuiderzee, alhier tegenwoordig, zoo voor hem zelven, uit hoofde van de gemeenschap van goederen die tusschen hem en wijle zijne laatst overledene huisvrouw Trijntje Visser, ten gevolge van het, tijdens het aangaan huns huwelijks, alhier vigerende Landregt, bestaan heeft, en nog als wettige voogd over Pieter Maas, thans oud 4 jaren, minderjarige zoon van hem en van voornoemd zijne huisvrouw. Zijnde de gemelde minderjarige bekwaam om zich als Erfgenaam te gedragen van voornoemde Trijntje Visser, zijne moeder. In tegenwoordigheid van Jan Jacobsz Boon [broer van Trijntjes moeder], herbergier aan den Burg, binnen de gemeente van Texel voornoemt, in naam en als toeziende Voogd van voornoemde minderjarige, zijne achterneef; zijnde hij tot dezen voor hem aangenomen post verkozen bij besluit van de bloedverwanten en vrienden van denzelven minderjarigen, bij wijze van famille-Raad vergaderd onder voorzitting van Den Heer Martinus Langeveld, Vrede-regter van het Canton Texel, blijkens deszelfs Proces Verbaal van de vierden dezer maand October, den tienden daar aanvolgende alhier gepasseerd. Wordt, tot bewaking van de regten van Partijen en van alle anderen die daarbij belang zouden mogen hebben, door Simon Theodorus Beets, Keizelijk Notaris in de residentie van Texel voornoemt, in tegenwoordigheid van Jacob Jacobse List en Jan Korsz List, beide doende boerenbedrijf in het Burger Nieuwland woonagtig, getuigen daartoe uitdrukkelijk verzocht, en deze met mij Notaris onderteekend hebbende, toegetreden tot de Inventarisatie en beschrijving van alle de Meubelen, gereedschappen tot de huishouding, kleederen, linnne, zilverwerk, gereed geld, titels en andere papieren, in- en uitschulden, en in het Algemeen van alle de roerende goederen tot de gemeenschap die tusschen de voornoemde Hendrik Maas en wijle zijnen opgemelde huisvrouw bestaan heeft, en tot de nalatenschap der laatstgenoemde behorende, zijnde dit alles gevonden en berustende op de hierna genoemde plaatsen in een huis, staande en gelegen in de Polder Everste Koog voornoemt, gemerkt met nummer 45, welk huis aan de voorschreve gemeenschap is toebehorende, en in het welk de voornoemde Trijntje Visser bereids in den maand September des Jaars 1810 is overleden. En zijn alle de voorschreve goederen te voorschijn gebragt door den voornoemden Hendrik Maas, die, na het overlijden zijner gemelde huisvrouw, in het bezit derzelven gebleven was. De begrooting der goederen die daaraan onderworpen zijn zal gedaan worden door Pieter Klaasz Brouwer, doende Boerenbedrijf, wonende in de Polder Everste Koog, thans alhier tegenwoordig, in qualiteit als deskundige, verkozen door den voornoemden Jan Jacobsz Boon, toezienden Voogd, ten verzoeke van gemelden Hendrik Maas overeenkomstig Artikel 453 van het Wetboek Napoleon; hebbende de gemelde Pieter Klaasz Brouwer, in die qualiteit den Eed in handen van den Heer Vrederegter van het Canton Texel afgelegd den 18den dezer maand October, blijkens Proces Verbaal den 19den daar aanvolgende geregistreerd. En hebben de partijen en de deskundige, benevens den Notaris en de getuigen, na gedane voorlezing, alhier geteekend. Hendrik Maas, Jan Jb. Boon, Pieter K Brouwer, Jacob J List, Jan Korsz List, S.Th. Beets keizerlijk nots.
|
Dit gedaan zijnde, is men overgegaan tot de Inventarisatie in maniere navolgende. In het voorvertrek uitzicht hebbende aan den weg Twee greinen houten geschilderde tafels, te zamen begroot op zes Franken 6- Agt stoelen met matte zittingen, te zamen 9- Een gladhouten kleinen kast 15- Drie bedden, 3 peluws en 6 kussens te zamen 126- Vijf wolle en 2 catoene Dekens 60- Een staande en een leggende ijzeren plaat, een dito draaitreeft, te zamen 10.50 Een greinen houten bureau 4- Acht schilderijtjes, devers, te zamen 3- Een spiegel met eene bruine lijst 3- In het Agter-vertrek of zoogenaamde Zomerwoning, uitzicht hebbende op het land Een greine houten geschilderde tafel begroot op 2,50 Zes stoelen met matte zittingen te zamen 6- Een groen kastje met eenig Porcelain en Aardewerk te zamen 20- Zes en dertig tafelborden van wit Engelsch Aardewerk, te zamen 12,60 Achtentwintig borden van Delftsch Aardewerk te zamen 4,20 Vijftien Mantel-schotels, mede van Delftsch Aardewerk, te zamen 6- Een Delftsch Kas-stel van 5 stukken, te zamen 4,50 Een tinne koffy-kan, begroot op 2- Twaalf tinne borden, te zamen 7- Achttien tinne lepels, te zamen 2,30 Zes tafel-messen, te zamen 2- Eenig oud tin, te zamen 8- Acht koperen kook-ketels, te zamen 42- Een metalen eetens-pan 4- Twee koperen koffy-kannen, te zamen 6,30 Nog eenig koperwerk, te zamen 4- Een friesche hang klok, begroot op 17- Twee oude greinen houten kleer-kasten te zamen 2- Eén bed en één kussen, te zamen 21 Twee wollen dekens en een Catoene dito, te zamen 25- Zeventien bedde-lakens, te zamen 70- Zestien kusse-sloopen, te zamen 10- Twee Peluw-sloopen, te zamen 3,70 Zes tafel-lakens, te zamen 19- Elf linnen Molen-zakken, te zamen 21- Mans en Vrouwen klederen Negen mans hemden, te zamen 33,50 Zes gestreepte onder baaijtjes, te zamen 19- Vier gestreepte mans onderbroeken, te zamen 6- Twee damasten tusschen baaijtjes, te zamen 10,50 Twee lakense baaijtjes, te zamen 13- Twee Bever baaijtjes, te zamen 8- Drie lakense vesten, te zamen 10- Drie fluweele vesten, te zamen 9- Drie manchester mans-broeken, te zamen 25- Twee lakense mans-broeken, te zamen 16- Een lange bever mans-broek, begroot op 9- Drie lakense mans-rokken, te zamen 38- Twee mans lakense Jassen, te zamen 38 Twee mans-hoeden, te zamen 14- Vier paar saayette kousen, te zamen 12- Een wolle en twee Catoene mans slaapmutsen, te zamen 2,50 Zes en dertig Catoene doeken, van verschillende zoorten, te zamen 57- Twee piqué vrouwen-borstrokken, te zamen 5- Een gestreepte en een baaije vrouwen-borstrokken, te zamen 4- Acht katoene vrouwen rokken, te zamen 84- Twee serge de bois vrouwen schorten, te zamen 21- Zeven Catoene vrouwen Jakjes, te zamen 42- Vijf bont Catoene schorte kleeden, te zamen 20- Drie gestreept linnen schorte kleeden, te zamen 14- Drie paar Catoene kousen, te zamen 2- Een vrouwen Kaper, begroot op 10- Eenig kindergoed, te zamen begroot op 10- 1113,40 In de stal en op het veld Honderd oude schapen, 10 franken en 50 centimes het stuk, en alzoo te samen op 1050- Zes en dertig lammeren, 7 franken en 35 centimes het stuk 264,60 Vier koeijen, begroot op 84 franken het stuk en alzoo te zamen 336- Vier vaarsen, 73 franken en 50 centimes het stuk, te zamen 294- Vijf schetters, 42 franken het stuk, 210- Vijf kalveren, 25 franken en 20 centimes het stuk…..126- Twee Paarden, begroot op één honderd en 25 franken het stuk 210- Twee varkens, 63 franken het stuk 126- Twintig beijen korven, met de beijen, te zamen begroot op 210- Een partij honig, wegende circa 25 killogrammes, begroot op 52,50 Een partij was, wegende cica 10 killogrammes, begroot op 23- Vijftig flessen mede, te zamen 52,50 Een pot met boter, begroot op 10,50 Een partij kaas 25- Een Boeren-wagen, met hetzelfs toebehoren, te zamen 105- Een drie wielde kar, begroot op 42- Een Ploeg en Egge, te zamen 21- Een partij Hooij, ten bedrage van ongeveer 60 wagens, begroot op 504- Vijf mouten, te zamen 10- Negen kaas-vaten, te zamen 8- Vier wei-vaten, te zamen 4- Een boter-karn 8- Vijf tobbes 8- Eenige kaas-koppen 2- Zeven schapen-krebben 6- Eenig los hout werk, te zamen 7- Een Graaf, eenige Harken, Vorken en verderen kleinigheden, te zamen 7- 4835,50 Goud en Zilverwerk Vier groote zilveren lepels, wegende te zamen 315 grammes, of 22 lood, 4 Engels en 8 azen, begroot op 52,50 Vier kleine zilveren lepels, wegende 85 grammes, of 6 lood, 5 Engels en 8 Azen 12,60 Twee zilveren tas-beugels en een dito haak, wegende 490 grammes, of 31 lood, 8 Engels en 10 azen, begroot op 73,50 Een zilveren tabaks-Doos, 225 grammes, of 15 lood, 2 Engels en 24 azen 33,60 Een paar zilveren Vrouwen-gespen, wegende 134 grammes, of 8 lood en 7 Engels 18,90 Een paar zilveren mans-gespen, wegende 185 grammes, of 12 lood en 8 azen 27,93 Een paar broek-gespen, wegende 40 grammes, of 2 lood en 6 Engels 5,88 Een zilveren knipbeugel, wegende 45 grammes, of 2 lood, 9 Engels en 8 azen 6,30 Een zilveren vork, wegende 55 grammes, of 3 lood en 5 Engels 8,40 Een zilver trouwstuk, wegende 40 grammes, of 2 lood en 6 Engels 6,09 Een zilver kroontje, wegende 27 grammes, of 1 lood en 8 Engels 4,20 Twee zilveren naaldjes, drie knopen en een naairing, te zamen begroot op 25 grammes, of 1 lood, 6 Engels en 8 azen 3,78 Een zilver snuif-doosje, wegende 27 grammes, of 1 lood, 8 Engels en 8 azen 4,41 Een Eau de la Reine-doosje, wegende 20 grammes, of 1 lood en 3 Engels 2,94 Een zilveren kurke-trekker en een dito mesje, wegende te zamen 40 grammes, of 2 lood en 6 Engels 6,30 Een zilveren uitpluizer, wegende 10 grammes, of 6 Engels en 16 azen 1,58 Een zilver Oor-ijzer, wegende 70 grammes, of 4 lood, 5 Engels en 16 azen…10,29 Vijf gouden ringetjes met Steentjes, wegende 8 grammes, of 5 Engels en 6 azen 25,20 Twee gouden spelden, wegende te zamen 4 grammes, of 2 Engels en 19 azen 10,50 Twee gouden spelden, wegende te zamen 4 grammes, of 2 Engels en 19 azen 10,50 Drie gouden naalden, te zamen 25 grammes, of 1 lood, 6 Engels en 8 azen 71,40 Een gouden naald, wegende 3 grammes, of 1 Engels en 30 azen 6,09 Een gouden boot, wegende 6 grammes, of 3 Engels en 28 azen 16,80 419,69 Kostbaarheden Een bloed-koralen ketting, begroot op 21- Een bloed-koralen ketting, begroot op 14,70 Een granaten ketting, begroot op 4,20 Een Kerk-boek, met zilver beslag, begroot op 24,15 Een Kerk-boek, met zilveren krammen, begroot op 12,39 Een zilver Zak-horologe, begroot op 21- 97,44 Men is bezig geweest van des voormiddags ten 9 Uren voornoemd tot dat de klok 3 Uren des namiddags geslagen was met een dubbele Vacatie, besteed tot het opmaken van het bovenstaande hoofd van den Inventaris, als tot de beschrijving en de waardering van de hiervoren geinventariseerde goederen en zijn de voorschreve goederen gelaten in het bezit van den voornoemden Hendrik Maas, die zulks ook erkent, en zich belast om hetzelve weder te voorschijn te brengen of te verantwoorden wanneer en aan wien zulks behooren zal; en is de Vacatie tot het vervolgen van dezen Inventaris uitgesteld tot en bepaald op morgen; zijnde den 28sten dezer maand October, des voormiddags te 9 Uren. En hebben de partijen en de deskundige, benevens den Notaris en de getuigen, na gedane voorlezing alhier geteekend. Hendrik Maas Jan J: Boon Pieter K Brouwer Jacob J List Jan Korsz List S Th Beets Keizerl. Not. En ten voorschreven dage, den 28sten October 1813, des voormiddags ten 9 Uren, ingevolge de bepaling bij het Slot der voorgaande taxtie gemaakt, wordt door den ondergeteekenden Simon Theodurus Beets, Keizerlijk Notaris in de residentie van Texel voornoemt, in tegenwoordigheid van de bij de vorige Vacatie vermelde getuigen de voorschreve Inventarisatie vervolgt in maniere navolgenden Titels en Papieren Vooreerst het afschrift van het huwelijks Contract van Jacob Aldertsz Koorn en Antje Pieters, gepasseerd voor Bernardus Henricus van Dam, Notaris op Texel, in tegenwoordigheid van getuigen, den zesden Januarij des jaars 1768. Bij dit contract werd, onder anderen, door de toen aanstaande Echtgenoten verklaard, dat zij elkander over en weder en alzoo den eerststervende den langstlevenden stelde tot zijne of hare eenige Erfgenaam of Erfgename, met uitzondering alleen van de legitime portie in gevalle dezelve zoude te passe komen; Doch hetwelk, vermits het kinderloos overlijden van den voornoemden Jacob Aldertsz Koorn, en het vóóroverlijden van deszelfs ouders, geen plaats heeft gehad. Het voorschreve afschrift gequoteerd en geparapheerd zijnde door voornoemden ondergeteekenden Notaris als een enkel stuk, is gebracht op den Invertaris onder Numero 1. Ten tweeden het afschrift van het Testament van Hendrik Maas, de Requirant in dezen, en Antje Pieters Brouwer, deszelfs toenmalige huisvrouw, gepasseerd voor Jan Star, Notaris op Texel, in tegenwoordigheid van getuigen, den zestienden November 1801. Volgens dit Testament is de vornoemde Hendrik Maas gebleeven eenige en algeheele Erfgenaam van zijnen eerste huisvrouw de gemelde Antje Pieters Brouwer, onder gehoudenheid niettemin om aan de naaste bloedverwanten van dezelve zijne overledene huisvrouw uittekeren en te voldoen eene Somma van 3570 Franken (1700 gulden Hollandsch geld) onder afkorting des helfte van het betaalde wegens het toen bestaand middel op de collaterale successie. Dit stuk door voornoemden Notaris mede gequoteerd en geparapheerd zijnde als een enkel stuk, is gebragt op den Inventaris onder Numero 2. Ten derden drie stukken, zijnde onderhandsche Quitantien, de eene van Cornelis Cornelisz Bethlehem, den anderen van Pieter Klaasz Brouwer, en de derde van Jan Cornelisz List, naaste bloedverwanten van des Requirants eerste huisvrouw, de voornoemde Antje Pieters Brouwer, en alzoo gezamentlijk tot de uitkering bij het laatstvoorgaande stuk vermeld geregtigd. De voorschreve drie stukken door den voormelden Notaris van het eerste tot het laatste gequoteerd en geparapheerd zijnde, zijn gebragt op den Inventaris onder Numero 3. Ten vierden Twee stukken, zijnde de bescheiden van Eigendom (voor zoo verre dezelve voor handen zijn) van de door den Requirant zelven bewoonde en aan hem toebehorende huismanswoning, gemerkt No. 45, en van de 20 Hectares en 50 Ares (8200 Roeden) land daar annex, alles gelegen in de Polder Everste Koog, belend ten Zuiden en ten Noorden ’s Lands Domeinen, als: 1. Een Transportbrief op den 16den Junij 1758, voor Schepenen van Texel gepasseerd door de erfgenamen van Jannetje Hendriks Deij ten behoeve van Jacob Aldertsz Koorn, van twee stukken Land elkanderen annex, te zamen groot 3 Hectares en 25 Ares (1300 Roeden) respectievelijk genaamt het Groote Weijland en de Blaauwe Koog, gelegen in de Polder Everste Koog, belend ten zuiden Simon Koger en ten noorden de weduwe Jacob List. 2. Een Transportbrief op den 30sten Juny 1796 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Hertje Mandje ten behoeve van Hendrik Maas, van een stuk land groot 75 Ares (300 Roeden) leggende in de Polder Everste Koog, belend ten Zuiden en ten Noorden den Kooper. De beide voorschreve stukken door den voornoemden Notaris gequoteerd en geparapheerd zijnde van het eerste tot het laatste, zijn gebragt op den Inventaris onder Numero 4 Ten vijfden Twee stukken, zijnde de bewijzen van Eigendom (alsmede voor zoo verre dezelve voor handen zijn) van de drie Hectares en 50 Ares (1400 Roeden) land, aan den Requirant toebehorenden, gelegen in de Polder Everste Koog, belend ten Zuiden Jacob Bruin en ten Noorden Jacob Jacobse List, als: 1. Een Transportbrief op den vierden December 1775 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Mevrouw de Weduwe van den Heer Mr. Hendrik Tuning, mitsgaders de Executeuren en Directeuren in den boedel en nalatenschap van dezelven Heer Tuning ten behoeve van den voornoemden Jacob Aldertsz Koorn, van een stuk land, gelegen in de Polder Everste Koog, groot 75 Ares (300 Roeden) belend ten zuiden Dirk Pietersz Bakker, en ten Noorden de Verkoopers. 2. Een Kustingsbrief op den 23sten Juny 1783 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door de Weduwe Jacob Aldertsz Koorn, ten behoeve vande Erven Dirk Pietersz Bakker en Trijntje Tuijk, groot 966 Franken (460 guldens) spruitende uit de koop van een stuk Land, groot Een Hectare, 62 Ares en 50 Centiares (650 Roeden) gelegen in de Polder Everste Koog, belend ten Zuiden Jacob Bruin en ten Noorden Jan Cornelisse Boon, zijnde in dorso van dezelve Kustingsbrief vermeldde afkorting der voormelde Somma in twee onderscheidene termijnen. Deze twee stukken almede van het eerste tot het laatste door voornoemden Notaris gequoteerd en geparapheerd zijnde, zijn gebragt op den Inventaris onder Numero 5. Ten zesden Een Transport-brief op den 21sten Juny 1770 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Dirk Ratelaar, ten behoeve van den voornoemden Jacob Aldertsz Koorn, van een stuk Land, groot 62 Ares en 50 Centiares (250 Roeden) genaamd Willemse Koog, leggende in de Polder de Koog, belend ten Noorden Antje Gerrits en ten Zuiden Jan Heijlig. Dit stuk gequoteerd en geparapheerd zijnde door voornoemden Notaris als een enkel stuk is gebragt op den Inventaris onder Numero 6. Ten zevenden Een Transport-brief, op den 26sten Juny 1799 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Jakob Bakker den Jonge, Hendrik Burger en Jan Jacobsz Reij, als last [opdracht] hebbende van Frans Ratelaar, ten behoeve van den gemelden Hendrik Maas, van een stuk land, groot 2 Hectares (800 Roeden) leggende in de Polder het Nieuwland of Raaphorst, belend ten Zuiden Lodewijntje Langeveld en ten Noorden den Menoniete Gemeente. Dit stuk almede door voornoemden Notaris zijnde gequoteerd en geparapheerd als een enkel stuk is gebragt op den Inventaris onder Numero 7. Ten agtsten Een stuk, zijnde het bewijs van Eigendom (voor zover hetzelve voorhanden is) van 75 Ares (300 Roeden) Land, gelegen in de Polder Everste Koog, binnen deze gemeente; en bestaande in een Transport-brief op den 27sten Juny 1799 voor Scheepenen van Texel gepasseerd, door de Erfgenamen van wijlen Dirk Kikkert ten behoeve van denzelven Hendrik Maas, van een vierde in een stuk Land, groot 2 Hectares en 50 Ares (1000 Roeden) en alzoo van 62 Ares 50 Centiares (250 Roeden) leggende in de Polder Everste Koog, en aangelegd als een Hout-bos, belend ten Noorden de Grafelijkheid en ten Zuiden den Kooper. Dit stuk insgelijks gequoteerd en geparapheerd zijnde door den genoemden Notaris als een enkel stuk is gebragt op den Inventaris onder Numero 8. Terwijl ter dezer plaatse alsnog wordt genoteerd dat geene de minste bescheiden of bewijzen van Eigendom gevonden zijn van de twee volgende alsmede aan dezen gemeenen boedel toebehoorende Perceelen, te weten: Een stuk Land, groot 87 Ares en 50 Centiares (450 Roeden) gelegen in de Polder de Westen, belend ten Noorden Simon Reijerse Smit en ten Zuiden Gerrit Dijt En een stuk Land, groot een Hectare en 50 Ares (600 Roeden) gelegen in de Polder het Kleij, mede binnen deze gemeente, belend ten Zuiden Martinus Langeveld en ten Noorden de Weduwe Gerrit Bakker. Opgaven van uit- en inschulden Door den voornoemden Hendrik Maas wordt verklaard, dat op het overlijden van zijne tweede huisvrouw gevonden is de somma van 241 Franken en 50 Centimes in gereeden penningen. Dat voorts op dat ogenblik aan dezen boedel niets verschuldigd was, en dat de weinige schulden welke dezelve als toen was hebbende, gelijk mede de begrafeniskosten van zijne huisvrouw, voor zijn privé rekening genomen zijn. En dat eindelijk door zijnen opgemelden minderjarigen zoon aan hem niets hoegenaamd verschuldigd is. Tot al het bovenstaande is men bezig geweest enen dubbele Vacatie, van 9 Uren des morgens tot 3 Uren des namiddags. Dit gedaan, en niets meer gevonden zijnde, om in dezen Inventaris te bevatten, of daarbij optegeven, is al hetgene daarin vermeld is, gelaten in het bezit van den voornoemden Hendrik Maas, die dit ook erkent, en zich belast om hetzelve weder te voorschijn te brengen of te verantwoorden, wanneer en aan wien zulks behoren zal. Dezelve Hendrik Maas heeft daarop dadelijk, ten overstaan van den ondergeteekenden Notaris, en in tegenwoordigheid der mede ondergeteekenden getuigen, met Eede bevestigd, dat deze Inventaris is oprecht en deugdelijk. En hebben de partijen, benevens den Notaris en de getuigen, na gedane voorlezing, alhier geteekend Hendrik Maas Jan J: Boon Pieter K Brouwer Jacob J List Jan Korsz List S Th Beets Keizerl. Not. Hendrik had kleding ter waarde van 320,50 franks (160 gulden), waaronder tamelijk weinig daagse of werkkleren. Hij had ook weinig onderbroeken en sokken. Veel mooie kleren- hield hij daar zelf van of zag zijn vrouw hem graag goedgekleed? Dat moet dan Antje’s werk zijn geweest, want Trijntje was al zo snel gestorven dat ze niet veel aan haar mans garderobe heeft kunnen toevoegen. Trijntje had ook al zo weinig kousen en ook nauwelijks ondergoed. Vrouwen droegen toen nog geen onderbroeken, maar mannen wel. Bij eens per week verschonen is veel meer niet nodig, maar toch… Stal op veld Hier moet toch aandacht worden geschonken aan de passage in het Boerderijenboek over Vredelust. Er staat (bld. 827) ‘Vredelust was vervallen tot een ‘stal op het land’ en Hendrik woonde tijdelijk op de boerderij de Nieuwe Aanleg’. Bij de Nieuwe Aanleg staat ‘tussen 1810 en 1823 werd het huis bewoond door Hendrik Maas met zijn gezin’. Men verwees bij deze tekst naar de boedelbeschrijving van 1813, die hierboven staat uitgetypt. Niets hierin wijst op verval en verarming, sterker, alles is keurig in orde, beter dan in de meeste huishoudingen van die tijd. Er waren twee dagen nodig om alles te beschrijven! Hoe kwamen de schrijvers dan bij dit verhaal? Dat is terug te voeren op een schrijffout. Men heeft de Inventaris ingezien in het Archief in Haarlem en er aantekeningen van gemaakt, waarvan ik een kopie heb gekregen. Daarop stond niet ‘in de stal en op het veld’ zoals in de acte, maar ‘stal in op veld’. Op het verbeterde klad stond ‘stal op veld’, wat leidde tot een zelfverzonnen verhuis- en nieuwbouw-verhaal in het boek. Dat stuk in het Boerderijenboek kan worden doorgestreept, ook omdat er al jaren geen woonhuis meer was op de Nieuwe Aanleg. Dat was in 1776 afgebroken, ‘gedemoleert’, bij het einde van het bleekwerk op de Nieuwe Bleekerij (zie voor uitgebreide details daarover hoofdstuk Bleekerij). Dat afgebroken huis stond in 1785 nog in de akten vermeld. Het ‘huis’ bij de Nieuwe Aanleg was volgens het Kadaster in 1832 een ‘schuur’. De Pachterkaart 1842-53 toont een vrij klein langwerpig gebouw, terwijl Vredelust (met daarbij ‘woning van H. Maas’) een grote vierkante vorm had, zoiets als de boerderij die er tot 1966 stond (die toen na brand werd afgebroken). Land dat Hendrik Maas in bezit had in 1813 Ervoor het latere kadastrale nummer (1832): 657 twee stukken Land elkanderen annex, te zamen groot 1300 Roeden respectievelijk genaamt het Groote Weijland en de Blaauwe Koog, gelegen in de Polder Everste Koog, belend ten zuiden Simon Koger en ten noorden de weduwe Jacob List. Een Transportbrief op den 30sten Juny 1796 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Hertje Mandje ten behoeve van Hendrik Maas, van een stuk land groot 75 Ares (300 Roeden) leggende in de Polder Everste Koog, belend ten Zuiden en ten Noorden den Kooper. Twee stukken, zijnde de bewijzen van Eigendom (alsmede voor zoo verre dezelve voor handen zijn) van de drie Hectares en 50 Ares (1400 Roeden) land, aan den Requirant toebehorenden, gelegen in de Polder Everste Koog, belend ten Zuiden Jacob Bruin en ten Noorden Jacob Jacobse List, als: 492 Een Transportbrief op den vierden December 1775 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Mevrouw de Weduwe van den Heer Mr. Hendrik Tuning (deze overleed op 26 oktober 1774 in Den Burg en was bij zijn leven "commis ter recherche wegens het Edele Mog. Collegie ter Admiraliteit residerende te Amsterdam in Texel") , mitsgaders de Executeuren en Directeuren in den boedel en nalatenschap van dezelven Heer Tuning ten behoeve van den voornoemden Jacob Aldertsz Koorn, van een stuk land, gelegen in de Polder Everste Koog, groot 75 Ares (300 Roeden) belend ten zuiden Dirk Pietersz Bakker, en ten Noorden de Verkoopers. In 1847 Tuningenland, later Tuiningenland. een stuk Land, groot Een Hectare, 62 Ares en 50 Centiares (650 Roeden) gelegen in de Polder Everste Koog, belend ten Zuiden Jacob Bruin en ten Noorden Jan Cornelisse Boon, 328 Een Transport-brief op den 21sten Juny 1770 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Dirk Ratelaar, ten behoeve van den voornoemden Jacob Aldertsz Koorn, van een stuk Land, groot 62 Ares en 50 Centiares (250 Roeden) genaamd Willemse Koog, leggende in de Polder de Koog, belend ten Noorden Antje Gerrits en ten Zuiden Jan Heijlig. 548, 549 Een Transport-brief, op den 26sten Juny 1799 voor Scheepenen van Texel gepasseerd door Jakob Bakker den Jonge, Hendrik Burger en Jan Jacobsz Reij, als last hebbende van Frans Ratelaar, ten behoeve van den gemelden Hendrik Maas, van een stuk land, groot 800 Roeden leggende in de Polder het Nieuwland of Raaphorst, belend ten Zuiden Lodewijntje Langeveld en ten Noorden den Menoniete Gemeente. 620 Een stuk, zijnde het bewijs van Eigendom (voor zover hetzelve voorhanden is) van 300 Roeden Land, gelegen in de Polder Everste Koog, binnen deze gemeente en bestaande in een Transport-brief op den 27sten Juny 1799 voor Scheepenen van Texel gepasseerd, door de Erfgenamen van wijlen Dirk Kikkert ten behoeve van denzelven Hendrik Maas, 618 (Nieuwe Aanleg), 619 (schuijr) van een vierde in een stuk Land, groot 2 Hectares en 50 Ares (1000 Roeden) en alzoo van 250 Roeden leggende in de Polder Everste Koog, en aangelegd als een Hout-bos, belend ten Noorden de Grafelijkheid en ten Zuiden den Kooper. 861 Een stuk Land, groot 450 Roeden gelegen in de Polder de Westen, belend ten Noorden Simon Reijerse Smit en ten Zuiden Gerrit Dijt 398 En een stuk Land, groot 600 Roeden gelegen in de Polder het Kleij, mede binnen deze gemeente, belend ten Zuiden Martinus Langeveld en ten Noorden de Weduwe Gerrit Bakker. Land in bezit van Hendrik Maas in 1847: (Veldnamen uit het Veldnamenboek 1832) perceel 492 Tuiningenland, 494 Dirk Koesenland, 495 Madje, 534 Wiggersweel, 536 de Bollen (moerassen) van Maas, 535 idem, 536 idem, 548 het Burger Nieuwland, 549 idem 613, 614, 615, 620 (bos), 623 Vierkantje, 624 en 625 huis en tuin van Vredelust, 626 Huiskoog, 627 Huiskoog, 633 de Koekenbakker, 634 de Koekenbakker, 635 de Grote Bremakker, 636 (bos), 637 het Tonneke, 638, 640, 641 het Grote Hooiland, 642, 643 Wegstuk, 648 het Grote Schapenland, 651, 652 de Tarwestoppels, 653 het Spakenland, 654, 656 de Tweemad, 657 de Blauwkoog, 666 het Spakenland, 668 de Koeienweid, volgens het Veldnamenboek had hij in 1832 ook: 328 Koeienweid bij de Koog, 398 Burgerland aan de Kogerweg, 861 ‘Pieter Maas’ aan de Westen. Dit land had Hendrik in 1847 niet meer, dat waszo afgelegen dat hij het in de loop der jaren weer had verkocht. WRAKKEN Wrakken verkocht op 20-8-1814 VR 1814 No 102 23-9-1814 Hendrik Maas uit Everstekoog en Hendrik Kolder uit Oudeschild, beide van bedrijf negolianten, vragen om uitstel van berging uit de wrakken op de strande achter de Koog van onder het zeewater geviste Ammunitie, Lood, IJzer en Touwwerk uit de schepen zijner Groot Britannische Majesteit aldaar in den jare 1811 verongelukt. WOLHANDEL Van de twee brieven die door Hendrik Maas eigenhandig geschreven zijn, gaat er een over de handel in wol: Adressering: Deesen te bezorgen tot maastregt en verder tot klummen aan jacobus maas cito cito franco amsterdam 24 Maart 1803 Seer geagte broder, Of u mijn brief van den 19 feberwarij geworden is, omdat ik daar geen antwort op gekregen en hebben, wat deese wolkoopman van sins is en hoeveel duizend pond hij soude willen hebben en of hij van sins is om te kommen of niet en so hij van sins is om te kommen dat hi dan de datum vast stelt wanneer hij naar Amsterdam komt en so hi mijn dan schreift waar hi gelogert is, dan sal ik hem af halen en op Texel bringen. Ik twijffel niet of de wol sal hem goet aan stan, ik sout de moiiten niet doon als ik dagt dat hi deese kosten en moijten vergeefs waren. Seer bemijnde broder, so gat self met deesen breif bi hem en vragt wat hi van gedagten is en segt hem dat ik op sijn komstbeen wagtende en van hem ook eijgenhandeg antwort verwagt. Hendrik gaf de kosten van accijns en vervoer op: [vertaald in modern Nederlands] van iedere 100 gulden 2 aan ‘convoij’, en voor premie 1, voor een pas 1 gulden en 10 stuivers, voor elke partij, groot of klein, scheepsvracht van Texel naar Amsterdam accijnskosten 6 stuivers per 100 pond en het weegloon bedraagt 7 stuivers en 4 penningen. In dese Breif sluit ik een goude dukat voor de moijten en kosten, so gat dog so gouw als mogelijk is na Aken en segt dat ik ok antwort van hem verwagt. Op het moment dat Hendrik deze naar de post brief wilde brengen kwam er een brief van mijnheer Lieber uit Aken. Die had inderdaad nog geen antwoord gehad, dus werd de broer nog eens extra gevraagd om snel te handelen. In 1814 handelde Hendrik Maas nog steeds in wol. Na het verwisselen van de macht in Holland (Fransen weg, Koning Willem I gekomen) moest alles volgens de nieuwe richtlijnen georganiseerd worden. Brief van Burgemeester Reinbach 29-11-1814 Patenten Wolkoopers of commisionairs zonder patent: Sijbrand Keijser, Jan Bakker en Tiede Christiaans, welke in het geheel gaan patent hadden, weshalve ik hun tot het tekenen en invullen der hiernevens gaande Billietten heb verzogt. Dan nog Hendrik Kroeze, welke ongeveer voor f 3000- aan wol heeft gekocht en een Patent als koopman in Linne en Wolle manufacturen heeft van f 7.8.- Klaas Hans voor f 1800- patent als koopman 7e Classe f1.11.3 C. Verberne voor f 15000- als Tapper van f7.7.- B.K. Bruning voor f 1500- koopman als Kroese f 6.2.- Hendrik Maas voor f 7000- als voren f 6.16.2 J.J. Reinbach voor f 2100- als Makelaar f 9.9.- Jan Ran voor F 9000- als Zilverkas houder f 9.19.3 Of nu deeze patenten toereikende zijn laat ik aan de beoordeeling van UWelEdGestr: over. En wat de Oesterkopers betreft, hier is er eigentlijk maar een die reëel negotie in oesters doet en deralve op Hamburg en elders verzend, de overige zijn eigentlijk oestervisschers en gaan alzoo met hunne xx Producten ter Markt, zoo dat het mij toeschijnt dat deeze geen Patent benodigd hebben, en ook bevorens nimmer hebben gehad. 20-8-1814 Aan den Heer Controleur der Directe belastingen De Percepteur der Directe Belastingen heeft aan mij eene opgave gedaan van zeer zichtbare fouten of misstellingen in de Rolle der patenten, staat gaat hierbij, en waarop de winkels tegen over elkander zijn geplaatst die genoegzaam dezelfde affaire hebben.- Die van Hendrik Kroeze is na mijn inziens maar alleen eene verkeerde invulling van de Guldens in de Colomme der Stuivers, want daar hij geen minder winkel heeft of langs de huizen vent als Hendrik Maas, behoort hij ook althans niet minder aangeslagen te worden, evenzo is het ook na mijn inziens met B.H. Bruning die dezelfde affaire heeft als Maas en Kroese.- Doch de weduwe Kooiman wederom iets minder, maar hoe of Gerrit Liedmeijer op f 22:1:- komt, daar hij nog kleiner winkel heeft als Gerrit Geus die tegen hem overstaat, is mij geheel onbegrijpelijk.- Ik verzoek dierhalven dat UEd met den meesten spoed in dezen aanslag der patentpligtigen de noodige verandering of verbeteringen gelieft daartestellen; of anders daartoe den percepteur of zetters te willen authoriseren.- Ongans van 1817 Na de uitbarsting van de vulkaan Tambora in Indië waarbij zoveel stof in de atmosfeer terecht kwam dat wereldwijd het klimaat 3 graden kouder werd, en het daardoor veroorzaakte ‘jaar zonder zomer’ van 1816, was er op Texel zoveel regen gevallen dat de laaggelegen gebieden onder water stonden. Dat was reden voor een explosie van andere aard, namelijk van het leverbotslakje, dat weer de leverbotziekte of het ongans onder de schapen veroorzaakte. Er stierven ruim 1300 schapen aan de ziekte. Sommige boeren raakten vrijwel hun hele kudde kwijt. Wie moest de schade betalen? Hendrik Maas schreef namens zijn medegedupeerden een brief aan de Gemeenteraad: 16-10-1817 Eindelijk is nog gelezen een Request van Hendrik Maas C.S. alle in en opgezetenen van het Eiland Texel, zich van het Boerenbedrijf en voornamelijk van de Schapen-fokkerij generende. Daarbij verzoekende dat deze Raad de noodige middelen zoude willen aanwenden, ten einde zij Supplianten uit het fonds van den Landbouw, of op eenige andere wijze, eene billijke Schade-vergoeding erlange voor het ten gevolge der op Texel gewoed hebbende ziekte of Kwaal van hun afgestorven Schaapsvee; of anders zoodanig als bij hetzelve Request breder worde voorgedragen. En heeft de Vergadering besloten het voorschreven Request, bij missive met eene favourable voordragt, te verzenden aan HunEdGrootAchtbare, de Heeren Gedeputeerde Staten van Noord Holland (vide Missive N 7) Bij de Hoogst Belasten van de Gemeente 10-12-1819 Vergadering, gehouden den 10e December 1819 ’S voormiddags ten tien Uren Present de Schout, benevens de Raadsleden Jan Ran, Gerrit Michielsz Hillenius, Pieter Jansz Boon en Pieter Bremer De Notulen der vergadering op den 27sten November ll gehouden, zijn geresumeerd en goedgekeurd.- De Heeren Alberts Dirksz Keijser en Jacob Kopjes, met en benevens de afwezig geblevenen Hendrik Reiersz Dijt, Jacob Pietersz Dijksen, Arien Cornelisz Dijksen, Jacob Jansz Bruin en Hendrik Maas, naar aanleiding van Art: 57 van het Reglement van Bestuur voor het platte-land, door den Heer Schout opgeroepen ten einde, als hoogst belastten in deze gemeente, tegenwoordig te zijn bij de opneming der Rekening van den Gemeente-Ontvanger, over het Jaar 1818, hebben ter vergadering verschenen zijnde , gezamentlijk met de tegenwoordig zijnde Leden van de Raad, de voorschreve Rekening, zoodanig die, door den gemeente-ontvanger ter vergadering was overgelegd, aagehoord en opgenomen. En heeft de vergadering, in voegen als voren geconstitueerd, gemeend geene Zwarigheid te moeten maken om de voorschreve Rekening finaal goed te keuren, gelijk dezelve dan ook aldus wordt goedgekeurd bij deze. Vervolgens de gemelde als hoogstbelasten binnen deze gemeente opgeroepen personen de vergadering wederom verlaten hebbende, is op het geproponeerde van den Heer Schout besloten, naar aanleiding van het Besluit van Zijne Excellentie den Heere Staadsraad Gouverneur van Noord Holland van den 29e November ll, tot het teekenen der attesten van Certeficatie bij de wet van 8 January 1817 N 1 gevorderd, te benoemen in de Commissie van de Heeren Jan Ran en Geert Michielsz Hillenius. Waarna de vergadering door den Heer Schout is gescheiden en tot deszelfs nadere te doene oproeping geadjourneerd. Was Hendrik wel of niet gekomen om de rekening te zien? Kennelijk kwamen ze niet allemaal. Hieruit blijkt dat hij een van de vijf rijkste mannen van Texel was. [Hendrik Reiersz Dijt (1761-1826), boer, landeigenaar, zoon van Reijer Cornelisz Dijt en Antje Simons Zijm van de Westen, getrouwd in 1786 met Maartje Hendriks Biem (1762-1811), 6 kinderen, allen geboren te Westergeest, waar Maartje Biem vandaan kwam, hertrouwd met Dieuwertje Cornelis Bakker (1773-1844)]. [Jacob Pietersz Dijksen (1781-1856), boer, landeigenaar, veehouder, zoon van Pieter Jacobsz Dijksen (1755-1840) en Trijntje Harmannus Zuidewind (1760-1786), getrouwd in 1800 met Gerbreg Aries Dijksen (1781-1866), 5 kinderen. Bijnaam Jawik Riekse]. [Arien Cornelisz Dijksen (1752-1821), landbouwer, zoon van Cornelis Jansz Dijksen (17xx-1781) en Martje Dirks List (17xx-1783) uit de Waal, getrouwd in 1777 met Vrouwtje Dirks Mantje, 2 kinderen]. [Jacob Jansz Bruin (1778-1825) broodbakker in Den Hoorn, zoon van Jan Klaasz Bruin (1749-1810) en Annaatje Klaas Graauw (1750-1802), getrouwd met Antje Dirks Gollensteijn (1779-1825) uit Den Hoorn]. [Hendrik Maas of Joannes Henricus Petrusz Maes (1759-1847) uit Voerendaal, boer, koopman, landbouwer, getrouwd in 1785 met Antje Pieters Brouwer (1740-1807) van Vredelust, in 1808 met Trijntje Simons Visser (1779-1810), zoon Pieter, en in 1813 met Jantje Cornelis Mulder (1788-1829), 8 kinderen (in 1819 4)]. Hendrik was kennelijk heel goed in staat om zelf mooie kleren te kopen. Hij was geen 'toyboy' maar een goed zakenman. Een van de 5 rijkste mannen van Texel! NEEF WILLEM OP BEZOEK BIJ OOM Na de Franse Tijd, kwam een neef van Hendrik naar Texel, Willem Jacobsz Maas. Misschien kwam hij samen met zijn broer Jan. Hij trouwde met Naantje Harmens de Boer van het Hoge Land, een buurmeisje van oom Hendrik, en bleef de rest van zijn leven op Texel. Willem ondertekende als voogd voor Hendriks dochter Elizabeth de akte van de inventaris van de nagelaten boedel van Hendrik Maas in 1847. Willem schreef brieven naar huis, naar zijn ouders en later naar zijn zuster Marijanne, haar man Tedorus Brouwers en haar gezin, die in Klimmen bewaard zijn gebleven bij een achterkleinzoon Dorus Brouwers. Een kennis van de laatste eigenaar, Sjef Wouters, bewerkte deze brieven en stuurde mij kopieën en een bewerking toe. Bij deze brieven waren ook twee van Hendrik Maas uit 1787 en 1803. Die bleek heel netjes te kunnen schrijven (geleerd bij de paters in Limburg?), wat op Texel in die tijd nog niet gebruikelijk was. Hendrik schreef in 1787 aan zijn broer Jacob: ik heb wel vil lant mar dar van mot ok vil betalt worden hir moten wi van de koesenten alle jaaren van ons wel 40 gulden gefen en dan nog voor eder koe so vil sout en of wi het halen of nit wi moten de Cis dar van betalen so dat hir heft ok eder sijn ook last wi en mogen ons brot nit bakken nit brouwen of nit dergeleken het gene dat gi selfer dot dat moten wi don laten en van een knegt 3 gulden en van een magt 3 gulden van 2 knegten 6 gulden en also vervolgens so dat hir komt van alles mer gelt als bi ons mar het kost ok alles mer de 12 pont brot gelden 20 stufer mastrightlen gelt en het pont booter 13 stufer ok mastrigter gelt en verder alles nar verfolgens maar als ik van godt mag gesegent worden dan heb ik goodt loof en dank goot van eten en drinken ik heb 2 verkens geslagt en een halfe koe de wagden 600 en 50 pont en 82 pont vet Ofwel: Ik heb wel veel land, maar daar voor moet ook veel voor betaald worden. Hier moeten wij van de koeienopbrengst alle jaren wel 40 gulden geven en dan nog voor iedere koe zo veel, of we het hebben of niet, wij moeten de Belastingen daarvoor betalen. Dus hier heeft ook iedereen zijn problemen. Wij mogen geen brood bakken of brouwen en dergelijke. Wat wij zelf zouden kunnen doen moeten wij laten doen. Voor een knecht moeten wij 3 gulden betalen en voor een meid 3 gulden, voor twee knechten 6 gulden. Alles brengt hier meer geld op dan bij ons [in Limburg] maar het kost ook alles meer. Per 12 pond brood is het 20 stuivers in Maastrichts geld en per pond boter 13 stuivers enzovoort. Maar ik ben door God gezegend ben, want heb ik met lof en dank aan God goed te eten en te drinken. Ik heb 2 varkens geslacht en een halve koe, die wogen 650 pond en 82 pond vet. Kermis di nam gerne dat gi mijn gelefde broder en u vrouw en en mijn mooder voor een wek of 3 bi ons mogt wese wi souden ons grotelik vor bliden want het sout vil angenamer wiesen als ik u Personelik sprak als mit het schreifen der briefen gi schreif mi dat ik bi u te Kermes most komen het welk ik uit ganser herten vorlangen maar de tit en lat het met mi altit neit touw door mijn eygen werk en ok door het reis gelt want gi kont wel dinken dat ik wel 20 rixdalder mastreght ter gelt van noden hebben om te huys te kommen en wederom mar ik hob dog door godes Segen even wel nog te kommen min gelefde broder maarvan deese winter en sal het neit geburen Ik wilde graag dat gij, mijn geliefde broer en uw vrouw en mijn moeder voor een week of 3 bij ons zou mogen wezen, daar zouden wij heel blij mee zijn, want het zou veel aangenamer zijn als we elkaar persoonlijk spraken dan per brief. Gij schreef dat ik bij u te kermis moest komen, wat ik met heel mijn hart verlang, maar de tijd laat het me niet toe door mijn eigen werk en ook wegens het reisgeld, want ik zou er wel 20 rijksdaalders voor nodig hebben om thuis te komen en weer terug. Maar ik hoop door Gods zegen nog wel eens te komen, mijn geliefde broer, maar deze winter zal het niet gebeuren. ik ben wel ver van u mar darom dink ik dog nog wel an u want de oude nabere of oude lefde en is nog uit mij nit Ik ben wel ver bij u vandaan, maar daarom denk ik nog wel aan u, want de oude buren en de oude liefde ben ik nog niet vergeten. Oude liefde? als u bekend is of de dogter van willem silfertant di in ostinnie is nog in het lefen is en si genege sijnde om ens an har te schreifen so heb ik hir touw goude gelegenthit maar dan mot gi de aderest van har ok schreifen en wel uitdruklik want anders en konde ik de briefen nit adereskeren Als u weet of de dochter van Willem Silfertant die in Oost Indië is nog in leven is, zou ik wel met haar willen corresponderen, daartoe heb ik hier goede gelegenheid, maar dan mooet ik wel haar adres hebben, anders kan ik de brief niet adresseren.
|
In zijn brieven naar Limburg schreef Willem over zijn oom: Texel, den 28 janewaere 1838 En wij wonen kort bij ons oom Hendrik Maas. En hij laat u allen de Zeegen van den Allerhoogste God toewensen. Een zoon en dochter wonen bij ons voor knecht en voor meid. En oom heeft nog 8 kinders in het Leven. Texel, den 24 Juneij 1841 Uedele moet vooral de groetenis hebben van oom Hendrik. Hij is nog redelijk gezond, maar hij is stijf en kreupel. Het is een man van 82 jaar. Texel den 8 September 1844 Burger Nuweland Verder sluit ik deze brief met de hartelijke groeten van mij, uw broeder en mijn vrouw Nanje en mijn schoonvader en van de oude oom Hendrik en zijn kinderen. Want de oom is 87 jaar oud en kan van de eene stoel niet meer op de andere zonder te helpen. Zo op het ogenblik dat ik de brief geschreven heb kwam de zoon van oom Hendrik om mij en mijn vrouw te halen en zei dat zijn vader niet goed was en wij zijn er naar toe gegaan en wij bevonden dat het nodig was om de Pastoor te halen en nu is hij ten vollen bediend met de Heilige Sacramenten. Nu zien wij alle ogenblikken de dood tegemoet. Raadsel omtrent sterfjaar van Hendrik Maas: Deze laatste brief ken ik alleen uit de bewerking van Hr. Sjef Wouters, zodat ik niet zeker weet of er 1844 of 1847 staat. Gezien de dag, 9 september en de overlijdensdatum 11 september, leek het me aanvankelijk toe dat er 1847 moest staan, maar Wouters schreef me dat er zeker 1844 stond. Hendrik maakte zijn testament op 12-9-1844. Dat lost dit raadsel op: deze bijna-dood-ervaring vond plaats in 1844. Dat betekent dat Hendrik sindsdien nog precies 3 jaar heeft geleefd, in ouderdom en zwakte- wel erg toevallig, maar het lijkt toch zo gegaan te zijn.
|