Muldertjes van
de Mient
|
Keten
|
In 1853 stond deze naam ook bij een smal stuk land onder de Zanddijk, tussen de weg en de dijk. Het zou kunnen dat Gerrit van de Mient daarheen verhuisd is, maar net zo goed dat dit land gehuurd is door de andere Gerrit. Jan Hopman van de Nederlanden bevestigde de laatste veronderstelling. |
In 1866 werd de pacht van het landje bij de Zanddijk overgenomen door
Dirk Kikkert wegens overlijden van de pachter Gerrit Mulder. Gerrit
Mulder van de Mient is dus niet naar de Zanddijk gegaan toen hij van de
Mient vertrok. Maar waar is hij dan gebleven? In 1873 stond zijn huisje
niet meer aangegeven op de kaart. GERRIT MULDER VAN DE WESTERMIENT Gerrit Cornelisz Mulder (1805 tot 26-1-1879) zoon van Cornelis Hendriksz Mulder en Ariaantje Cornelis Mulder Getrouwd op 30-4-1835 met Cornelisje Tuinder (27-9-1805 tot 22-4-1843 gestorven “aan de Mient”) dochter van Maarten Caspers Tuinder en Jantje Jans Boon Kinderen: Ariana 28-9-1835 tot 14-6-1868 Johanna 3-10-1837 tot 28-5-1914 Cornelis 6-7-1839 tot 23-6-1862 Zij waren laat met trouwen. Cornelisje was al 30 jaar oud toen zij haar dochtertje Ariana kreeg (op 28-9-1835). Die werd ook al niet oud, 33 jaar. Ze werd gedoopt in Oosterend, getuigen Hendricus Mulder en Catharina Bakker. Toen woonden zij niet op de Mient. Er kwamen nog twee kinderen, Johanna in 1837 en Cornelis in 1839. In 1836 werd in Oosterend gedoopt Adriaantje, dochter van Hendrik Mulder en Trijntje Bakker, getuige Adriana Verberne, dochter van Martje Mulder en Pieter Verberne. Hendrik en zijn gezin hadden kort daarvoor de Worsteltent moeten verlaten en zouden bij familie in Oosterend ingetrokken zijn geweest, althans Trijntje met het kleine kind. [Volgens het Boerderijenboek waren zij knecht en meid op de boerderij de Waddel, beiden inwonend bij Cornelis Hendriksz Dijt. Na hun trouwen ‘woonden zij op de boerderij Het Gouden Dak’, waar zij 30 schapen hielden. Gerrit vertrok na het overlijden van zijn vrouw voor 1850 naar een pandje bij de Ruigendijk. Ariaantje Gerrits Mulder (de Nes 1835 –1868) woonde met Jan Cornelisz Schoenmaker op Hoogvliet aan de Nieuwlanderweg. Na haar dood was daar inwonende hulp Antje Jacobs Dijt (wat verklaart hoe die in de kennis kwam met Willem Hendriksz Mulder, waarmee zij in 1876 trouwde). Haar zus Jannetje Gerrits Mulder (de Nes) trouwde met Arie Cornelisz Schoenmaker. Zij woonden in het Huldershuussie en verhuisden na 1890 naar Martinus, staat in het Boerderijenboek. Maar- de ouders van deze meisjes zouden op de Waddel gewoond hebben, en hun neef op de Nes. Wie woonde er op de Nes, wie op de Waddel? Het lijkt erop dat ook in het Boerderijenboek de beide Gerrit Mulders door elkaar zijn gehaald]. Gerrit was in 1832 doopgetuige voor Cornelis Hendriksz Mulder (hij woonde toen aan de Mient). Dan zou hij daarna op de Waddel zijn gaan werken en enkele jaren later alweer als getrouwd man met zijn vrouw naar het Gouden Dak zijn gegaan. Dat is niet na te gaan. Maar in 1842 woonden ze in de keet aan de Randweg, en waarschijnlijk al veel eerder. Het kan ook zijn dat ze meteen in de keet te wonen kwamen. Hemelsbreed is er weinig afstand tussen de beide woonplaatsen. Op de Bewonerslijsten staat Gerrit niet, die lijsten dateren van na 1856 en toen was hij al van de Mient vertrokken. Waar woonde Gerrit Mulder nadat hij van de Mient vertrok? In 1856 werd de pacht van het landje bij de Zanddijk overgenomen door Dirk Kikkert wegens overlijden van de pachter Gerrit Mulder. Gerrit Mulder van de Mient is dus niet naar de Zanddijk gegaan toen hij van de Mient vertrok. Maar waar is hij dan gebleven? In 1873 stond zijn huisje niet meer aangegeven op de kaart. Gezien zijn plaats op de lijst van werklieden bij het helmplanten zou het kunnen dat hij naar de omgeving van Den Hoorn was vertrokken: Namen der Planters en Aanwijzing der Plaatsen van Helmsteken en Planten 1854 D. Klasen W. Klasen G. Mulder J. Timoot In de buiten en binnenduinen aan het Horntje In de Uitgestovene gaten der binnenduinen van Neeltjesnol tot Fonteinsnol Namen der Planters Aanwijzing van helm steken en het beplanten 1855 D. Klasen W. Klasen Duinen aan het Horntje G. Mulder S. Timoot Westerduinen Naamlijst der Werklieden die in de duinen van Texel met steken en planten van Helm, voor den Ondergeteekende Willem Hillenius, bezig zullen zijn van af heden tot ongeveer 1 Mei 1860 G. Mulder A. Smit S. Timoot D. Y. Klasen H. Klasen P. de Jager S. Abnes H. Daalder D. Kooiman D. Daalder C. Kramer C. de Jager D. Maas S. Schoenmaker J. Maas H. Maas C. Maas H. Kooren T. Schafraad C. de Ridder P. Maas Jb. Kuijper P. Kuijper C. Cales R. Daalder G. Kok P. Keizer A. Eeleman J. Kok P. Kalf C. Hin J. Eeleman W. Schaatsenberg J. Schaatsenberg A. Schaatsenberg J. Rotgans K. Huizenga J. Vermeulen T. Platvoet C. Dogger C. Kales Gt. Platvoet H. Geus De mannen werden vanaf het zuiden tot het noorden opgetekend, Mulder t/m de Jager woonden bij Den Hoorn, Schaatsenberg t/m Geus in Eierland, de rest op de Wester- en (Everste)Koogermient. MARTJE MULDER Gedoopt op 16 juli 1789 tot 15-3-1845 Kind Frans Hendriksz (Broens) (29-1-1814 tot 12-2-1815) Martje trouwde in 1815 met Pieter Cornelisz Verberne (1783-1862) zoon van Cornelis Pietersz Verberne en Dieuwertje Maartens Zijm. Ze kregen 9 kinderen, waarvan 4 in volwassen werden, Ariaantje (44 jaar), Dieuwertje (25 jaar), Marijtje (37 jaar) en Cornelis (31 jaar). Geen van allen werden zij oud. De andere kinderen stierven binnen het eerste levensjaar, behalve het tweede Cornelisje, dat 6 jaar oud werd. Alleen Ariaantje Pieters Verberne trouwde, met Simon Timootsz de Porto. Zij waren de grootouders van Simon, Jacob, Janus, Guurtje, Cornelis, Betje, Hendrikus, Elisabeth en Adriana de Porto van de Ploegelanderweg, kinderen van Pieter de Porto en Jantje Krijnen. Jaap, Janus en Kees de Porto waren in hun tijd beroemde staatsbosarbeiders. HENDRIK MULDER (13-6-1792, gestorven 7-9-1865) Trouwde op 2-5-1817 met Antje Pieters Robbok (24-9-1776 gestorven 22-10-1826) Kind Antje 24-2-1819 (om half 4 ’s ochtends) tot 30-12-1880 Hertrouwde op 25-2-1832 met Trijntje Meijerts Bakker (11-2-1804 gestorven 18-5-1870) Kinderen Cornelis 1-2-1832 tot 11-9-1864 aan de Westen, ongehuwd Maarten 11-3-1834 tot 7-5-1909 Ariaantje 29-3-1836 tot 20-6/8-1837 Willem 27-9-1838 tot 13-9-1908 Antje 20-4-1842 (’s morgens om 8 uur in het huis staande aan de Mient) tot 22-6-1873 In de huwelijksakte dd. 25-2-1832 waarin het huwelijk wordt bekrachtigd tussen Hendrik Cornelisz Mulder en Trijntje Meijerts Bakker wordt door de echtelieden tevens het voorechtelijk geboren kind genaamd Cornelis, op 2-2-1832 in het register van de Burgerlijke Stand ingeschreven, als hun zoon erkend. Hendrik Mulder en Antje Robbok Antje Robbok trouwde met Hendrik Mulder op 2-5-1817. Bij hun burgerlijk huwelijk waren getuigen Simon Maartensz Zijm, zwager van Antje Robbok en Pieter Cornelis Verberne, zwager van Hendrik Mulder. Bij de R.K. huwelijksinschrijving van Hendrik Mulder en Antje Robbok werden geen getuigen genoemd. Ze trouwden “in facie Ecclesia”. Zij was de rijke boerin, weduwe van Cornelis Dirksz Dijt van de Oude Mient of Worsteltent, hij een eenvoudige jongen uit De Koog. Zij was 41, hij 26. Zij was kinderloos, maar kreeg met Hendrik alsnog een dochter. Hendrik was gedoopt 13 juni 1792 gestorven 7 september 1865. Antje was veel ouder dan Hendrik, ze was gedoopt op 24 september 1776 en stierf op 22 october 1826 ’s avonds om 8 uur, 50 jaar oud. Standsverschil Antje Robbok was van een heel andere sociale klasse dan Hendrik, en daarbij veel ouder. Het kan haast niet anders dat hij knecht was op de boerderij- deze mensen hadden elkaar in een andere situatie nooit goed genoeg gekend om met elkaar te trouwen. Dat is haar vast door verschillende familieleden afgeraden, gezien de inhoud van de testamenten die Antje liet opmaken voor en bij haar huwelijk. Zij zette echter door. Testament dd 11-5-1817. Antje Robbok ‘huisvrouw van Hendrik Cornelisz Mulder, doende boerenbedrijf, wonende aan de Mient’ maakte haar testament op voor notaris Beets. Zij herriep al haar vorige testamenten. Ik geef en legateer, ingevalle van kinderloos overlijden vóór mijn tegenwoordigen man Hendrik Cornelisz Mulder aan die kinderen van Pieter Jansz Witte en Dieuwertje Dirkse Dijt, Echtelieden, aan den Hoorn woonachtig, welke op mijn overlijden in leven zullen zijn, of, bij vooroverlijden en een of eenigen derzelven, hunne wettige afkomelingen, bij representatie, te zamen eene Somma van 600 guldens eens, aan dezelve legatarissen of, voor zoo veel de alsdan nog minderjarige betreft, aan derzelve wettige of gestelde voogden uit te keeren binnen 6 maanden na mijn overlijden, zonder eenige Interesten; ten ware echter dat mijne hier na te benoemen Erfgenaam mogt verkiezen de voorschreve gelden voor eenige tijd op Interesten te houden, als wanneer hij zal kunnen volstaan met dezelve af te lossen binnen 6 jaren na mijn overlijden, mits echter, in dat geval, daarvan Interesten betalende tegen 4 ten 100 in het jaar, aanvang nemende met den eersten dag van de zevende maand na mijn overlijden. Wat voorts het overschot mijner gansche nalatenschap betreft, zoo stel en institueer ik, in het hiervoren gemelde geval, tot mijnen eenige en universeelen Erfgenaam mijnen gezegden man Hendrik Cornelisz Mulder, willende en begeerende alzoo, dat dezelve, in dat geval, van het oogenblik van mijn overlijden af, zal kunnen beschikken over den eigendom en het vruchtgebruik van al het gene mij verder op dat oogenblik zal toebehoren. Dan, bij aldien ik, op mijn overlijden kinderen uit mijn tegenwoordig huwelijk verwekt in leven mogt achterlaten, in dat geval geef en legateer ik niettemin aan mijnen meergemelden man Hendrik Cornelisz Mulder, die ik van het stellen van borgtocht ontheffe, al datgene waarover de wet mij toestaat ten zijnen behoeve te beschikken zoo in eigendom als in vruchtgebruik. Ondertekend door Antje Pieters Robbok, Reijer Grooff (koopman), Jacob Zuidewind (landbouwer), Gijsbert Kerszemakers (smit), Mees Disper (sjouwerman) S.Th. Beets, notaris Hendrik Mulder maakte op dezelfde dag zijn testament op: Ik geef en legateer aan mijne huisvrouw Antje Pieters Robbok, deswelke ik van het stellen van borgtocht ontheffe, al hetgene waarover de wet mij vrijheid geeft ten harer behoeve te beschikken, zoo in eigendom als in vruchtgebruik. Ondertekend door Hendrik en dezelfde personen als bij het testament van Antje. Uitsluitend de kinderen van Dieuwertje Dijt zouden nog een bedrag krijgen. De familie Robbok werd niet meer genoemd, Antje nam nadrukkelijk afstand van hen. Hendrik Mulder werd haast overdreven nadrukkelijk als enig erfgenaam aangewezen, zelfs boven eventuele kinderen. Antje Robbok zal vast niet verwacht hebben op haar leeftijd nog een kind te krijgen, vooral omdat zij met haar eerste man een kinderloos was gebleven. Op 24 februari 1819 (om half 4 des ochtends) werd zij toch nog de moeder van Antje Hendriks Mulder (de moeder was al 42 jaar oud bij die geboorte- die onvruchtbaarheid in haar eerste huwelijk lag beslist niet aan haar). Verzopen en vergokt De diverse familieleden hadden Antje niet voor niets afgeraden met Hendrik Mulder te trouwen. Hij was arm, net als zijn hele familie. Armoede is geen schande, maar er was hier meer aan de hand. Haar dochtertje was degene die hier het meest bij zou verliezen, namelijk de hele erfenis van haar moeder. Er was iets met Hendrik. Hij was een knecht, geen boer. Hij kon niet met geld omgaan. Hij kon de verleiding van de kroeg niet weerstaan. Hij heeft, zoals zijn achterkleinzoon Pieter Maas had begrepen uit de familieverhalen, de Worsteltent “verzopen en vergokt”. Niet dat daar later veel over werd gepraat, men vond het te erg, temeer omdat van het ‘Ruige Landje’ waar zij woonden zicht was op de verloren boerderij. Ze konden er niet omheen. Letterlijk. Ze kwamen er elke dag langs. Zij zaten in een keet, terwijl de boerderij hun eigendom zou zijn geweest als niet ….. Zo gaat dat. Toen Antje Robbok nog leefde kon zij er nog wat aan doen, door vee te verkopen, of door geld te lenen van haar familie. Hem zouden ze niets lenen, haar konden ze het moeilijk weigeren. Landaankopen In 1822 kocht Hendrik Mulder van Reijer Dijkes twee stukken land in Operen, het Ventje en het Kamerjen, samen groot 900 roeden, gelegen tussen Hendrik Zijm en Jacob Kopjes, voor 905 gulden. Hendrik Muldersland aan de Laanweg [Smitsweg]. Verkopen Notaris Abram Kikkert verkocht in 18xx in het openbaar ten verzoeke van Hendrik Mulder schapen en koeien en boerengereedschap op en bij de boerderij genaamd Akenbuurt voor 619,96 gulden. Hendrik Mulder en Trijntje Bakker Volkstelling 1830 Nr. 262 1 gezin, 3 personen Boer, weduwnaar Mulder Hendrik 37 geb. Texel Mulder Antje H. 10 geb. Texel Boersen Neeltje C. 30 geb. Texel (1799-1884) uit Oosterend (Neeltje was later een aangetrouwde nicht van Hendrik, getrouwd met xx Mulder) Trijntje Meijerts Bakker (25) was in dat jaar inwonend bij Arie Spigt en Duwertje Smit op Diek 207 in Den Hoorn. Haar ouders woonde in het Torenhuis, met een dochter inwonend. 1832 Familieraad Tot voogd van de minderjarige Antje Hendriks Mulder werd benoemd Hendrik Dito, zwager van Antje Robbok, oom van Antje Mulder (zeeman en schipper te Oudeschild). Dit was niet meteen gedaan bij de dood van haar moeder, maar pas 6 jaar later op 27-1-1832. De reden voor deze late bemoeienis van de familie zal wel te maken hebben met de verstoorde verhouding die uit Antje Robboks laatste testament bleek. Ook nu was de reden hiervan niet de bescherming van het kind tegen haar schulden makende vader, maar het feit dat deze nu snel zou gaan hertrouwen, aangezien zijn aanstaande tweede vrouw hoogzwanger was. Nu kon de familie niet langer de andere kant opkijken. Voor Antje Mulder was het eigenlijk al veel te laat, haar moeders erfenis was voor het grootste deel verdwenen. Dat bleek uit de beschrijving van het bezit van Antje Robbok, opgesteld op 22-2-1832. Aan spullen, vee en gereedschap was er voor 2001,70 gulden aanwezig, daarbij de boerderij, de boet en de stukken land. Daar tegenover stonden de schulden, bij elkaar 5840 gulden. Het overgrote deel betrof ‘onderhandsche obligaties’, van 60 tot wel 1099 gulden. Dan waren er de onbetaalde rekeningen en tenslotte de begrafeniskosten. Antje Robbok was al 6 jaar dood! De schuldeisers waren: Arie Gerritsz Veenboer (1771-1851) zeeman, kaagschipper, getrouwd met Trijntje Willems Ran, Oudeschild Pieter Aris Bakker (1776-1831), weduwnaar van Pietertje Dirksz Dijt, hertrouwd met Aaltje Willems Bakker, Spijk Hendrik Dito, getrouwd met Cornelisje Pieters Robbok, zwager van Antje Robbok Tijs Maartensz Zijm (1790-1849), broer van Simon Maartensz Zijm die zwager was van Antje Robbok door huwelijk met Annaatje Pieters Robbok, getrouwd met Antje Cornelis Smit De Doopsgezinde Gemeente, met dominee Hendrik Veenstra, leende aan veel mensen geld uit tegen rente en onderpand Arie van der Schans (1774-1846), zeeman te Oudeschild Jan Jacobsz Bruin (1804-1866), bakker aan den Hoorn, getrouwd met Neeltje Cornelis Duinker, eigenaar van de Oude Kamp en veel land, of Jan Jacobsz Bruin (1776-1848), wagenmaker aan den Burg Arie Spigt, boer aan den Hoorn, getrouwd met Dieuwertje Cornelis Smit, (zus van Antje Smit x Tijs Zijm), voormalig werkgever van Trijntje Meijerts Bakker het Fonds, Marretje Jans Bruin, getrouwd met Meijert Cornelisz Boon Jan Albertsz Koning (1791-1875) getrouwd met Elisabeth Laurens Boon Jan Jansz Dalmeier (1813-xx), of zijn vader Albert Teunis Smit (1773- xx) getrouwd met Antje Jacobs Verberne, weduwe van Reijer Groof (koekebakker) Jan Boogaard was de tweede man van Marijtje Robbok Willem Jansz Robbok was een neef van Antje Robbok Reier Dijt Smit (1761-1826) was een zoon van Hendrik Cornelis Dijt en Gerritje Smit (oom van Cornelis Dirksz Dijt, de eerste man van Antje Robbok), smid van beroep Jan Pietersz Dijksen Gewoon ‘geleend geld’ van Simon Zijm en Hendrik Dito, 300 gulden. Het is moeilijk te begrijpen hoe Hendrik het voor elkaar kreeg om zoveel geld te lenen. Wie van de rijke boeren zou geld geven aan iemand als hij, aan een losbandige knecht? Veel van de schuldeisers zijn op de een of andere manier familie van zijn vrouw of van haar gestorven man, wat er op zou kunnen wijzen dat het geld geleend is door Antje Robbok zelf om de schulden van haar man te betalen. Men zou haar nog wel willen helpen, al was het maar om de eer van de familie. Na haar overlijden was de kans dat er terugbetaald zou worden heel klein geworden. Deze schulden waren op geen enkele manier meer te betalen. Hendrik en Trijntje Intussen werd op 2 februari Cornelis geboren, de ‘liefdesbaby’ van Hendrik Mulder en Trijntje Meijerts Bakker. De ongehuwdheid van de ouders in dit geval was het gevolg van de weigering van Trijntjes ouders om voor dit huwelijk toestemming te geven. Men was in die tijd pas met 30 jaar meerderjarig. Nu moesten ze wachten met trouwen tot zij, door het krijgen van een kind, meerderjarig was en zelf mocht beslissen over haar huwelijkspartner. Dertien dagen later trouwden ze, met als getuigen Maria Barends Kuiper (zuster van Cornelis Barendsz Kuiper, die de vader was van Neeltje Cornelis Kuiper, de echtgenote van Gerrit Schraag van Lindehoeve) en Catharina S.M. Quaadman. De kleine Cornelis werd direct na de trouwerij door de vader erkend. Hendrik had het kind ook zelf aangegeven bij de Burgemeester. De vroedvrouw was Johanna Rechlien. Nu hadden de ouders van Trijntje wel groot gelijk met hun bezwaren. Ze kenden net als iedereen in die jaren Hendrik goed genoeg om te weten dat het met zo’n losbol niets kon worden. Hendrik was vast een vrolijke man, gezellig in de kroeg, maar niet iemand waar een goede toekomst mee te verwachten viel. Voorlopig was er de eerste jaren nog niets aan de hand. Hendrik en Trijntje woonden op de Worsteltent en kregen na Cornelis een tweede zoon, Martinus (1834). Eigenlijk had er toen grootvader Meijert vernoemd moeten worden, maar blijkbaar was het met de familie Bakker nog niet goedgemaakt (en zo komt het dat er geen Meijert Maas is geboren in de latere generaties). De ouders van Hendrik werden wel correct vernoemd. Verkoping Met zoveel schulden was er uiteraard geen ontkomen aan totaal faillissement. Op 17 februari 1835 werd een openbare verkoping gehouden van al de onroerende bezittingen van Hendrik Mulder in de Herberg de Vergulde Zwaan in Den Burg. Dit bracht 4960 gulden op, waar de kosten nog af moesten, lang niet genoeg om alle schulden af te betalen. Gerrit Schraag kocht de huismanswoning en het grootste deel van het land. Ze moesten er op 20 maart 1836 uit zijn en dat was om verschillende redenen erg moeilijk. Het kwam zo af dat op 29 maart, nog geen anderhalve week na die datum, Trijntje beviel van een dochter Ariaantje, die in Oosterend werd gedoopt met als getuige Hendriks nichtje Adriana Verberne, dochter van Martje Mulder en Pieter Verberne. Misschien woonden die in Oosterend en kon Trijntje zolang bij hen terecht nu ze dakloos waren. Bij de geboorte van Adriana Verberne in 1817 waren Hendrik Mulder en Antje Robbok doopgetuigen geweest. Dat gaf vast een speciale band. Het kleine Ariaantje was het enige kind van Hendrik Mulder dat jong doodging. Een rampzalige tijd, huis verloren, kind dood. Ruige Landje Ze huurden het burenland ‘het Ruige Landje’ van de Westerbuurt aan de Rozendijk, waar Hendrik een keet bouwde. Er bleef niets anders over. Hij mocht uit de boerderij het haardijzer meenemen. Ook de bijenkorven kreeg hij en ‘het losse hout in de gebouwen aanwezig’. Een man uit de Koog is vanzelfsprekend een jutter, met een voorraad strandhout. Dat hout kon mooi droog staan in de grote boerderij. Er kwamen daar nog drie kinderen bij, Ariaantje, Willem en Antje. Weer geld geleend Niet alles wat ze hadden is in 1835 verkocht, hoewel er nadrukkelijk in de inventaris stond dat die lijst alle eigendommen van Antje Robbok betrof. In 1843 leenden Hendrik en Antje Mulder van Gerrit Schraag F 315,- waarvan op 5 april een akte werd opgemaakt door Notaris Willem Bok. Antje was ‘meerderjarig en ongehuwd, buiten beroep’. Ze waren ‘beiden wonende alhier aan de Mient’. Ze beloofden het geld te zullen terugbetalen met een opzegtermijn van 3 maanden ‘ten allentijde’. Tot zolang moesten ze 5 % rente betalen, wat meer was dan de gebruikelijke 4 %. Tot zekerheid der betaling van voornoemde hoofdsom en interest verbindt de voornoemde debiteur 1 een Huisje en Erf, groot met ondergrond 70 Ellen, staande en gelegen aan den Burg op de Groeneplaats (kadaster K 58) 2 26 Roeden 60 Ellen Boschland, gelegen in de polder de Koog H 500 en H 747, welke perceelen de comparanten solidaire debiteuren zamen voor het geheel in eigendom is toekomende als afkomstig uit den boedel van wijlen Antje Robbok eerder overledene huisvrouw van den eerste comparant en van welke de tweede comparante was eenig kind en erfgenaam behoudens het disponibel deel dat aan den eersten comparant door dezelve Antje Robbok is vermaakt bij testament (11-5-1817). Op 11-4-1843 ingeschreven in het Hypotheek-kantoor in Alkmaar Bij verkoop moet de geleende som direct worden terugbetaald, bij in gebreke blijven de rente te betalen moet dat ook. De vaste goederen mogen niet voor langer dan 1 jaar verhuurd worden, men wordt gemaand het ‘bosch niet uitteroeijen’ zonder toestemming van den Geldschieter. Deze mag bij in gebreke blijven de percelen in het openbaar doen verkopen. Ondertekend door J.C. Schagen (gerechtsdienaar), Gerrit List (zaakwaarnemer), Hendrik Mulder, Antje Mulder, G. Schraag, Notaris Bok Hendrik kon zijn naam zo mooi schrijven dat hij dat zeker op school heeft geleerd, zijn dochter Antje kon dat echter niet zonder te morsen met de inkt. Op 7-2-1844 werden op verzoek van Hendrik Mulder en Bernardus Huisman als echtgenoot van Antje Mulder (doende boerenbedrijf in het Gerritsland) de percelen verkocht. Gerrit Schraag kocht het huis voor F 252,-, Willem Maas (veefokker, wonende alhier) de landjes voor F 74,-, Zo had de familie Mulder helemaal geen onroerend goed meer. Het einde Op 8 september 1865 kwamen Barend Nielen (67) en Cornelis Schoenmaker (72) als bekenden van de overledene aangifte doen bij Burgemeester Loman van het overlijden van ‘Hendrik Mulder, landbouwer, op den dag van gisteren alhier aan de Mient’. Het was in die week ‘alle dagen overheerlijk zomerweer’, schreef Huizinga. Cornelis Zachariasz Schoenmaker was, behalve bekende van Hendrik Mulder, de schoonvader van Hendriks nichtjes Ariaantje en Jantje. De kinderen van Hendrik Mulder Antje Mulder trouwde met Bernardus (Bart) Huisman (1817-1891) zoon van Cornelis Huisman en Aagje Tulp, ook “in facie Ecclesia”. Hun kinderen werden geboren aan den Burg/Gerritsland (Aagje 1844-1918), Gerritsland (Naatje (1845-1889 en Cornelis 1848-1883), in de Koog (Henricus 1850-1851, Henrica 1853-1868), in Westergeest of de Koog (Cornelia 1855/56-1915) en in de Everstekoog (Antje 1859-1889 en Ariaantje 1863-1924 USA). Huisman pachtte in 18xx een landje ten Z van de Koog, vlak bij het huisje van Frederik Gaas. Op Bart zijn landje stond geen keet getekend, waar ze dan wel woonden is niet duidelijk. In 1869 huurde hij de duinen perceel 16 ‘strekkende van de binnenlimietpaal 17 tot tot de binnenlimietpaal 21’ voor F 195,- per jaar en ook perceel 17, vandaar tot de binnenlimietpaal 24 bij het Eijerlandse Huis voor F 240,-. Verlengd in 1875. Ze woonden toen op het boerderijtje De Krim. Op 15-8-1871 maakte Antje Mulder, huisvrouw van Bernardus Huisman, veehouder, wonende in de polder Eijerland, haar testament op waarin zij haar echtgenoot benoemde tot executeur van haar testament, directeur van haar sterfhuis en begraving en redder van haar boedel. Ze verzocht haar verdere erfgenamen hem in het rustig bezit en genot van haar gehele nalatenschap te laten gedurende zijn leven. Ondertekend door A. Mulder, Bertus Houtwipper (tuinman), Abraham Anthonie van der Zaal (werkman), Henri Ariens Bok notaris Bernardus Huisman stelde een zelfde testament op. Antje overleed op 3x-12-1880 in Eijerland, 61 jaar oud. De aangifte werd gedaan door haar schoonzoon Jacob Dijt, getrouwd met Annaatje Huisman. Haar man ging in 1885 naar Alkmaar, waar zijn dochter Antje woonde met haar echtgenoot Frans Verberne (stamvader van de Alkmaarse tak van de Verbernes). Daar is hij gestorven. Cornelis Mulder bleef ongetrouwd. Maarten Mulder zou een tijdje in het Okushokkie aan de Rozendijk gewoond kunnen hebben, nadat Frans Koorn daar vertrokken was (1850). Hij was in 1867 getrouwd met Antje Puiman. Kinderen Trijntje (1867-1914), Klaas (1871- 1961), Hendrika Maria (1876-1929), Marretje (1881-1967). Klaas was melkboer in den Burg (Klaas Vaak, een dwerg). Boerderijenboek: Op Domeingrond, die in erfpacht werd uitgegeven, verrezen in 1868 drie gebouwtjes. De eerste bewoner was Maarten Hendriksz Mulder (Worsteltent 1834- BG 1900), die vanaf het Okushokkie met zijn vrouw Antje Klaas Puiman hier kwam wonen. Hun zoon Klaas werd hier in 1871 geboren. Klaas was de kleinste melkventer, die in Den Burg rondging en zijn levensavond in het Armhuis doorbracht. Zijn vader werd arbeider, woonde na 1876 op veel adressen en uiteindelijk op Warmoesstraat [33]. Ariaantje werd geboren op 29 maart, 9 dagen nadat haar ouders de Worsteltent hadden moeten ontruimen. Zij werd gedoopt in Oosterend, getuige haar nicht Adriana Verberne. Op 20 juni was ze al overleden. Willem Mulder en Antje Dijt Willem Mulder (vernoemd naar grootvader Willem Bakker) trouwde laat, hij was in 1876 al 38 jaar oud. Zijn vrouw Antje Jacobs Dijt was zelfs nog een jaar ouder. Getuigen bij hun huwelijk waren: Gerrit Mulder (71) oom van Willem, Pieter Buisman (64) schoenmaker, Meijert Bakker (32) arbeider en neef van Willem, Jan Dijker (41) zeeman. Ze kregen twee dochters, Trijntje/Catharina (1877-1955) en Jannie/Johanna (1878-1951). Trijn trouwde met Dirk Maas en Jannie met Simon de Porto. De dochters vertelden aan hun kinderen: “Wij zijn geboren in de keet, het zooien huus. Toen wij meisjes waren, toen onze vader het wat beter kreeg, is het stenen huis gebouwd”. Dat moet zo ongeveer in 1880/1884 zijn geweest. Het huisje was groot genoeg voor hun gezin, vader en moeder en twee dochters. Twee bedsteden in de kamer, een keukentje met open haard op 33 vierkante meter en een zoldertje erboven. Voor het gezin van zijn dochter Trijn en Dirk Maas was het meteen toen ze er met 8 kinderen introkken al te klein, maar dat was 20 jaar later. De keet bleef staan, eerst nog in gebruik als huis, later als schuur. Op de kaart van 1873 staat met potlood geschreven ‘twee huisjes’, helaas zonder jaartal erbij. De keet van het Ruige Landje werd pas in 19xx afgebroken, aantekening in Buretonboek Westerbuurt. Hoe Willem Mulder eruit zag? Zijn kleinzoon Jaap Dirksz Maas leek sprekend op Willem Mulder, zei Meijert Bakker van Hoogkoog. Ze hadden hem Willem moeten noemen en niet zijn oudere broer, vond buurman. Antje Mulder stierf als 31-jarige in het ouderlijk huis. Vernoemen Hoewel Hendrik Mulder zijn familie veel schade heeft toegebracht werd hij royaal vernoemd. Zijn oudste dochter noemde zelfs een zoon en een dochter naar hem, Henricus in 1850 en Henrica in 1853. Dat doe je niet als je erg boos op hem bent. Buuretonboek (vanaf 1875) In het Kasboek van de Westerbuurt (1875 tot 1925) staat een huur vermeld van 5 gulden per jaar voor Willem Mulder, alleen voor de tuin waarin het huis stond, niet voor het hele Ruige Landje. Na 1888 werd dat ‘voor huis en tuin’, met het land, 13 gulden tot 1907, het jaar waarop Willem en Antje naar een armenkamer in de Molenstraat gingen (Spreeuwenstichting). Al op 14 september daarna was hij dood. Daarna was de prijs voor ‘erf en tuin’, zonder het land, 8 gulden, voor de nieuwe huurder Simon de Porto. Die stierf aan tbc kort nadat hij er kwam wonen met Jantje Mulder. Bij het huwelijk van Johanna waren getuigen Klaas Puiman en Aagje Jans Maas, de zus van de echtgenoot van Trijntje, Dirk Maas. Blijkbaar was het huisje eigendom van Jantje Mulder. In 1917 kocht zij de ondergrond van het huis 3 are, voor 30 gulden. Na het overlijden van haar echtgenoot vertrok zij met haar vier kinderen naar een huisje in Den Burg. Het land was in 1908-1909-1910 gehuurd voor 33 gulden door Pieter Jan Bremer (Catharinahoeve). Daarna huurden de gebroeders Smit van de Worsteltent het. Dirk Maas en Trijntje Mulder, die in 1910 voor het eerst de huur betaalden gaven ook 8 gulden per jaar. Zij gingen in 1924 naar Zandvrucht, Gerrit Schrama die daar woonde verhuisde naar het Ruige Landje. Vanaf dat jaar waren er geen Muldertjes meer op de Westermient. |