Weeshuis, zeereizen, kaapvaart en een vroege dood voor hem. Zeemansvrouw, en een lang leven als arme weduwe voor haar. Pieter was een wees. Helena’s ouders waren Weesvader en Weesmoeder van 1793 tot 1800, maar tegen die tijd had Pieter het huis al verlaten. Databank: Pieter Edesz de Wit geboren op 28 april 1765 in Oosterend, doopgetuige Aagje Pieters Groen. Zoon van Ede Jansz de Wit en Aafje Simons Plaatsman (1727-17xx) van Oosterend, getrouwd in 1757. In 1776 waren beiden dood. Aafje Plaatsman kwam uit een gezin van 6, alleen zij en haar broer Pieter hadden nakomelingen. De doopgetuige Aagje Pieters Groen was een schoonzuster van Aafje, getrouwd met Pieter Simonsz Plaatsman (1725-1790), zij hadden 11 kinderen, waarvan 3 zonen en 5 dochters met nageslacht. Weeshuis Den 5 Desember 1776 is het kindt van Eden Juriaan, sijnde tussen Texel en Amsterdam overleden, provisioneel aangegeven aan weesvoogden [hier staat geen Eden Jansz, maar er was geen andere Pieter Edensz] Den 7 April A: 1777 is het bovengenoemde kint genaemt Pieter Eden int Weeshuijs gekomen 5 Februarij 1778 Voor Erffenis aen het Weeshuijs van den Boedel van de weduwe Sijmon Plaatsman op Oost 112.2.10 3 September 1778 Ontfangen van de Boel van Hede de Wit en Aafje Symons wonende op Oost 195.7.- 3 November 1785 Van Pieter Eden als matroos gevaren hebbende van zijn Huer 105.-.- Julij 1787 Van Pieter Eden wegens Matroos Huur 110.-.- 5 Julij 1787 Albert Brouwer voor verschot voor Pieter Eden 3.18.- October 1787 1787 Den 4 October heeft Pieter Eeden na zijn volle uijtzetting en vier gulden aan gelt ontvangen te hebben Regenten beleefdelijk voor dit huijs bedankt het welk ik hier meede verklaaren [er stond eerst 1786] Pieter: Eeden Den 2e Augustus 1792 heeft de Persoon van Pieter Eeden, hem uijt het Weeshuys gekogt voor Een Somma van Twee en Twintig Gulden- Kasboek: 1792 den 2 augustus heeft Pieter Eden hem van het Weeshuys vrygekogt voor f 22- zoo dat het zelve huys by zyn nalatenschap geen pretentie meerder kan maken- Trouwen met Helena Pieter Heden de Wit trouwde in 1791 met Helena Abrahams Plavier (1765-1842), dochter van de Weesvader Abraham Hendriksz Plavier (1725- voor 1803) en Weesmoeder Johanna Maria Klijn. Uit zijn eerste huwelijk had Abraham en zoon Hendrik (1756-1812). Helena had een zusje Vrouwtje, dat waarschijnlijk jong gestorven is. Doopgetuige voor Helena was Margaretha van der Merct. Kinderen van Pieter en Helena waren Aafje (1793), Johanna (1797-1859), Abram (1801) en Simon (1804), waarvan alleen Johanna nakomelingen had. Simon werd geboren op 16 januari 1804. Op 16 juni 1809 is in Den Burg overleden Antje de Wit, dochter van Pieter de Wit; oud 7 jaar. Waarschijnlijk ook een dochter van deze Pieter de Wit en Helena Plavier. Aafje trouwde in 1816 met Jakobus Horst uit Amsterdam. Johanna trouwde in 1839 met Daniël Kok (1807-1850) uit den Burg. Op deze dag 17 oktober 1839 werden hun dochters Roosje en Rensje geboren, die 2 weken later al dood waren. Binnen het jaar kwam er een nog dochter Rensje (1840-1860). Deze Rensje was het enige kleinkind van Pieter en Helena. Daniël was een zoon van Cornelis Sijbrandsz Kok en Rensje Cornelis Disper. Zelfstandig Helena was als zeemansvrouw gewend om zelf de zaken te regelen. Zij verdiende wel eens wat bij met werk voor het Weeshuis: Weeshuis kasboek Uijtgift GAT 259 Betaald aan Helena Plavier in 1793 1.16.- en 1.11.- In 1795 -.15.- Bataafsche Kaapvaarders Rederij Pieter de Wit was in dienst gegaan van de Bataafsche Kaapvaarders Rederij te Amsterdam (1803-1804). Deze rederij werd, na het uitbreken van de oorlog tussen Engeland en Frankrijk (Napoleon Bonaparte) in 1803, op 1 september 1803 opgericht door de kooplieden Adriaan Teyler van Hall uit Amsterdam en Engel van de Stadt uit Zaandam. Zij stelden de Fransman Jean Saint-Faust aan als commandant van hun vloot van kaperschepen. In de Nederlandse berichten komt de naam van kapitein P. de Wit twee keer en die van kapitein Swart meerdere malen voor. Pieter raakte al eind 1803 met zijn schip en bemanning vermist. Er zijn twee aktes gevonden, van de vermissing van Leendert Dirksz Kunst, loodsman aan boord van de commissievaarder LES DEUX FRERES onder kapitein Pieter de Wit, schip en bemanning vermist sinds 1 januari 1804 en een akte van vermissing van Pieter de Wit, Kapitein van de commissievaarder DE WRAAK, schip en bemanning eveneens vermist sinds 1 januari 1804. Van kapitein Andries Swart en loodsman Jacob Klaasz Smit zijn geen huwelijken van hun kinderen gevonden. Omgekomen ‘in een 'Vreselyke Storm op het Lied van Bergen' aan boord van het Bataafse kaperschip 'les deux Freres' met als gezagvoerder Pieter Heden de Wit, staat vermeld bij Leendert Kunst. Hoe men wist van een storm, terwijl in andere bronnen gezegd werd ‘dat er niets meer was vernomen’ is niet duidelijk. Weduwe Guurtje Pieters Zwart (1775-1812) en haar kinderen Dirk Pieter en Leendert moesten zich maar zien te redden. De moeder van Jacob Spreeuw vroeg en kreeg een verklaring van de Raad van Texel. Extra Vergadering van de Gemeenteraad van Texel 11 September 1804 De precident zegt: door de wed. Dirk Michielsz Spreeuw versogt te zyn, een declaratoir, waar uit blykt, dat zij is Moeder van Jacob Spreeuw in de voorgaande Jaaren met de Commissie Vaarder de Wraak onder de Ordens van Pieter Eede de Wit, uitgevaaren dog hoogstwaarschijnelijk verongelukt zijnde- daartoe eene doopcedul van gemelde haare zoon produceerende- zijnde dit geaccordeerd, en den Clercq van den Secretaris Abram Kikkert gelast, zodanig declaratoir gereed te maken, en door den precident te doen toekomen- [Dirk Michielsz Spreeuw (1761-1804) was een zoon van Michiel Spreeuw en Neeltje Gerrits, getrouwd met Cornelisje Jacobs Kleun (1762-1824), 6 kinderen waaronder Jacob, geboren in 1791, als scheepsjongen meegevaren met kapitein de Wit] Ook de schepen "de Wraak", " de Schrik" en "de Deugd" waren inmiddels spoorloos verdwenen. Een poging van Van de Stadt en zijn compagnon om voor de weduwen toestemming te krijgen weer te mogen hertrouwen, werd in 1805 door het Staatsbewind afgewezen, omdat de dood van de mannen niet was vastgesteld. Het Lied van Bergen Etymoloog Klaas Eijgenhuis: Lied of Liet is het best te vertalen met ‘toegangspoort over zee tot Bergen, die vanwege de hellingen luwte brengt bij stormachtig weer’. Kortom: In het Liet van Bergen was een kaapvaardersroofnest gevestigd. In ‘de toegangspoort over zee tot Bergen die vanwege de hellingen luwte brengt bij stormachtig weer’ was in 1803 en 1804 een ‘opslagplaats van op zee behaalde buit’. Het kan verkeren. In die tijd was van zoveel zeelieden niet duidelijk waar zij waren, ook niet of ze nog in leven waren. Doodverklaren na 1 jaar was wat snel. Maar zo lang niet was vastgesteld dat een zeeman niet meer leefde, kon de achterblijvende echtgenote niet hertrouwen, en dat was toch vaak de enige manier om te overleven. Een vrouw alleen had het erg zwaar in die tijd. Ook in geval van huwelijk van de kinderen was extra moeite om de juiste papieren te bekomen nodig. Bij het huwelijk dd 11-5-1816 van dochter Aafje de Wit met Jacobus Horst werd een afschrift van een Vermist Cedul overlegd, opgesteld door Adriaan Teyler van Hall en Engel van de Stadt, directeuren der Bataafsche Kaap Rederij, waaruit blijkt dat haar vader sinds 1803 kapitein was op de commissievaarder DE WRAAK onder generaal commando van Jan St. Faust en dat van hem, zijn bemanning en het schip sedert 1 januari 1804 niets meer is vernomen. Van DE WRAAK werd 7 oktober 1803 als laatst actief bericht in de Amsterdamse Courant van 8 oktober, terwijl in een treffen op 16 september 1803 tussen de Frans-Bataafse DE UNIE en DE WRAAK met de Britse PRINCESS AUGUSTA de 1e luitenant van DE WRAAK "dodelijk gewond" is geraakt. KONINGLIJKE WELDADIGHEID Het bezoek van de Koning Lodewijk Napoleon van Holland aan Texel In de Nagt tusschen den 23 en 24 van de genoemde maand april een Expresse van den Admiraal voornoemt, tyding had gebragt, dat Zyne Majesteit in de vroege Morgen van genoemde Vrydag den 24 April aan ’t Horntje agter strand stond te arriveeren- Zyne Majesteit betoonde zeer vriendelyken gespraakzaamheid en liet zig met veel oplettendheid wegens de Eilands Zaken onderrigten- ook verlangde de Koning, dat zo men Zwarigheeden had, of belangens die met billykheid gepaard gingen, dat ‘er van S’ Lands weegen redres in gemaakt wierde- dat men dien by Memorie aan hem moest opgeven- Zo het Uwe Commissie voorkwam, was de Koning zeer vergenoegd, opgeruimt en wel voldaan, over de hier genoten behandeling- Na 2 uur toevens en gehoor verleend te hebben aan de Gereformeerde Predikanten van den Burg en Hoorn, mitsgaders aan 2 ongelukkige Vrouwen, die zyne weldadigheid mogten ondervinden- vertrok Zyne Majesteit over Hogeberg, van waar hij een gezigt nam van alle de Dorpen met den geheele omvang van Texel benevens de Rheede- over de Schans en het Oude Schil na de Have- stapte in de gereedheid leggende Chaloupes [sloepen] en vertrok onder gejuich na het voor de Have gehouden Jagt- Wat die weldadigheid inhield en wie de vrouwen waren stond hier niet bij. Pas 2 jaar later werd door een andere vrouw gevraagd om dezelfde behandeling. Hieruit bleek dat, tijdens het bezoek van de Koning, Helena Plavier, weduwe van Pieter de Wit, zo brutaal was geweest hem om hulp te vragen. Zij woonde in de Binnenburg, om de hoek bij het Schoutshuis waar de Koning op Texel ontvangen werd. De Koning was inderdaad zeer royaal geweest- het aan Helena toegekende pensioen was zeer hoog in die tijd. Het ging niet om een aalmoes, maar om structurele jaarlijkse ondersteuning. Helaas werd de Koning al in 1810 door Napoleon opzij gezet. Daarna was de goede tijd voor Helena voorbij. Brief aan de Drost van het 2e Kwartier Amstelland te Hoorn Wy bedoelen de weduwe van Andries Zwart met 3 Kinderen- benevens de weduwen van Leendert D. Kunst en Jacob Klaasz Smit met 4 Kinderen- de eerste als Kapitein en de andere als Lootsen dienende op de Scheepen by de Marine, onder de Naam van Auxiliaire Batave, onder Commando van de Heer St. Faust, in de jare 1803 in een Vreselyke Storm op het Lied van Bergen- benevens Kapitein de Wit varend meede een Schip onder Commando van deselve Heer St. Faust zyn vermist geworden, en waarschynelyk met Man en Muis verongelukt, dewyl men ‘er zedert niets meer van vernomen heeft- ZM de Koning, toen wy het genoegen hadde in den jaare 1807 met Hoogstdeszelvs komst ons vereerd te vinden- getroffen door het lot van de weduwe van Kapitein de Wit, welke met 4 kinderen was blyven zitten, beschonk deselve op eene weldadige wyse, en begiftigde bovendien, haar met een jaarlyksch pensioen op S’ Konings huis van f 300- De even zo ongelukkige weduwe van den Kapitein Andries Zwart, benevens die der Lootsen, onbewust van het kortstondig verblyf Zyne Majesteit, waare zo gelukkig niet, hun ramp Hoogstgedagte bekend te maken- Zo: dat zy niet konde deelen, in die edele trekken van weldadige deelneeming in eens anders leed, die het Karakter van onze Goede Koning zo kenschetsen- En de Hoop of deese Vrouwen en Kinderen in bittere armoede gedompeld, die ongelukkig de Goedheid des Konings zyn ontsnapt, niet zoude kunnen verstaan worden te vallen onder de Termen van hen, die door de Voortduurende jammerlyke Oorlog in zodanige staat zyn gebragt, dat zy geduurende de aannaderende Winter eenige onderstand behoeven- zyn wy zo vrij van dezelven melding te maken, en Uwe Veelvermogende invloed aantebeveelen- Texel 28 van Wynmaand 1809 Na de afloop van de Franse Tijd werd door Koning Willem van Oranje orde op zaken gesteld. Helena diende bij hem een verzoek in om toch weer een pensioen te krijgen- ze had al 5 jaar niets ontvangen. Brief 10-7-1815 Aan den Commissie tot onderzoek der ingeleverde Requesten ter bekoming van Pensioenen Ingevolge UEd nota in dato 7 Juny 1815 N 197 heb ik de Eer hiernevens overtezenden het authentiek bewijs van het Pensioen het welk Helena Plavier weduwe Pieter de Wit aan den Burg alhier woonachtig in het jaar 1807 bekomen heeft, zijnde hetzelve Pensioen opgehouden in het tijdstip dat de voormalige Koning van Holland Lodewijk Napoleon het Rijk verlaten heeft en dit Land met Frankrijk is vereenigd geworden en waar van aan haar geen bewijs hoegenaamd is toegekomen- Later probeerde Helena het nog eens. De burgemeester vond het nodig om haar toestand wat te relativeren. Ze was zeker niet de enige op het eiland met dit soort problemen, dus moest ze niet overdrijven! 2-9-1829 Gouverneur, Rekest Helena Plavier Dat de rekestrante behoort tot die klasse der Maatschappij, welke niet dan met inspanning van alle vlijt het nodige onderhoud kan vinden, waardoor dezelver toestand vooral als weduwe, niet onder de gunstige kan gerekend worden, doch dat desniettemin de kieschheid mij verbiedt de rekestrante voortestellen als eenig allerbijzonderst voorwerp van medelijden of rampspoed, tot welke opinie der zelver rekest al ligtelijk aanleiding zoude geven. 29-3-1830 Minister van Financien Ontvangen f 50 ten behoeve van Helena Plavier, met dank Afrekening van de erfenis van Abraham Plavier GAT 1837 De vader van Helena liet twee huizen na, maar ook een aanzienlijke schuld. Uit zijn eerste huwelijk met Grietje Fulps Stebbink (1729-1756) had Abraham een zoon Hendrik (1756-1812). De moeder was op de dag na zijn geboorte gestorven. Pas in 1763 was de vader hertrouwd met Johanna Klijn, kinderen Helena (1765) en Vrouwtje (1768). In 1801 waren alleen Hendrik en Helena nog in leven. In 1784 was Hendrik getrouwd met Lijsbet Pieters Boerhorst (1754-1835), 8 kinderen. Helena was doopgetuige bij Grietje (1785) en Marretje (1792). De nalatenschap werd getaxeerd, Helena kocht haar broer uit, voordat zij weduwe werd. In betere tijden was dit geen probleem geweest, maar nu zij zonder inkomsten was en er wel belasting over de huizen van haar vader moest worden betaald, viel het erg tegen. In 1803 zou Pieter de Wit de zaken nog gaan regelen, maar dat ging niet door. Het huis in de Nieuwstraat werd uiteindelijk afgebroken. Op die plaats werd in 1807 een Lagere school gebouw, die later dienst deed als Bewaarschool. Het gebouw staat er nog. Belastingschuld Gemeenteraad Vergadering 15 December 1801 Binnen gestaan Helena Plavier Huisvrouw van Pieter de Wit, by uitlandigheid haarer Man, te kennen gevende: dat zy ook aanmaaning had gekreegen tot betaling hunner agterstallige Verponding van derselver Huisen versoekende dat geen meerder Kosten worden aangedaan, als voorneemens zynde deeze winter het Huis in de Nieuwe Straat staande, by publicquen Veiling te doen verkoopen- en is het zelve provisioneel geaccordeert- De ondergetekende Helena Abrahams Plavier, huijsvrouw van Pieter de Wit, als generaale gevolmagtigde van dezelve haare thans uijtlandige man, volgens procuratie der tweeden September des jaars 1802 voor de Notaris Elbert Stoezak te Amsterdan gepasseert, alzo ter eene zijde, Ende de mede ondergetekende Hendrik Abrahamsz Plavier, ter andere zijde, beijde aan den Burg alhier op Texel woonagtig, Geeven hier mede te kennen, dat in de maanden van September en October des jaars 1799 hunne Vader Abraham H. Plavier, en desselfs tweede Huijsvrouw Johanna Kleijn, moeder van de Eerstondergetekende in deezen, aan den Burg voornoemd zyn komen te overlijden, zonder bij Testament van hunne na te laaten gemeene Boedel gedisponeerd te hebben; door welke beijde Sterfgevallen de Eerstondergetekende, wegens haare Vaderlijke en Moederlijke Erffenis, voor drie vierde parten, en de Tweede ondergetekende, wegens zyn Vaderlijke Erffenis, voor het resteerende Vierde part tot den voornoemden agtergelaaten gemeene Boedel geregtigd zijn geworden. Dat zij ondergetekenden reeds voor eenige tyd alle de nagelaten Roerende goederen van deezen Boedel tusschen hun met onderling genoegen verdeeld gehad hebbende, als nu te raade waren geworden de Twee Huijzen, mede tot denzelven Boedel behoorende, insgelyks te verdeelen, of bij uijtkoop in eene Hand te schikken, en ten dien eijnde alvoorens hadden opgenomen de Schulden en Lasten waar mede deeze nalatenschap is bezwaard, en bevonden dat dezelve bestaan in het navolgende; namentlijk Een Hypotheecqbrieff ten behoeve van de Armenkamers in de Waalderstraat alhier, specialijk gevestigd op het eene Huijs staande in de Nieuwstraat aan den Burg, en voorts onder generaal verband van de overige goederen dezes Boedels, groot in Capitaal f 250:0- Voor 4 jaaren daar op verschenen intrest 35:0- Aan verschuldigde Verponding en Binnenlandse Kosten van beijde Huyzen tot het jaar 1802 ingesloten 66:12- Item aan Abr: Koorn van het huijs in de Binnenburgstraat 26:0- En verder aan nog andere opgegeven Schulden, te samen ten beloope van 69:15:8 Dus in ’t geheel een Som van f 447:7:8 Waar tegen zij wederzijds ondergetekende de bovengemelde twee Huijzen mede met onderling genoegen hadden getaxeerd en begroot waardig te zyn, namentlyk Het Huijs in de Binnenburgstraat op een Som van f 500:0- En het huijs in de Nieuwestraat op een Som van 275:0- Bedragende te Samen f 775:0- Waar van afgetrokken de voornoemde tans bekende Boedelschulden, zijnde 447:7:8 Zo blijft het zuijver overschot van dien de Som van f 327:12:8 Waar van gevolgelijk de Tweede ondergetekende Hendrik Ab: Plavier voor zijn aandeel of vierde part toekoomt f 81:8:2 En de resteerende f 246:4:6 aan de Eerste ondergetekende voor haar opgemeld aandeel of drie vierde parten is competerende.- Dat na deeze gemaakte Liquidatie en Vereffening, de wederzijdse ondergetekende overgaande tot de in deeze voorgenomen verdeeling of uijtkoop, die selven als nu hier mede verklaarden, de voorgenoemde Twee Huijzen tot deezen gemeene Boedel behoorende beijde geheel en al, en dus in vollen en vrijen Eijgendom toe en aan te bedeelen aan de Eerste ondergetekende in deezen, ter voldoeninge van haare voorschreeve Erffelijke Portien.- Waar en tegen zij Eerste ondergetekende aanneemt en beloofd niet alleen de opgemelde bekende Schulden en Lasten te Samen ter Somma van 447:7:8 (voor zo verre dezelve reeds door haar nog niet betaald mogten zijn) te zullen voldoen, maar ook het aandeel van de tweede ondergetekende ter voornoemde Som van 81:8:2 aan hem te zullen uijtkeeren, ten minsten te verrekenen met het geene zij al bereijds uijt hoofde van Borgtogt voor hem heeft betaald, en nog verder verpligt is te betaalen.- Verklaarende dienvolgens de Tweede ondergetekende Hendrik Ab: Plavier aan de meergenoemde beijde Huijzen geen regt van Eijgendom meer te hebben of te houden directelijk of indirectelijk, maar daar van ten behoeve zijnder voorschreve Zuster volkomen afstand gedaan te hebben door deeze.- Nogtans zullen alle nog onbekende opkoomende Schulden en Lasten des voornoemden Boedels, door ieder der ondergetekende voor desselfs Erffelijk aandeel voorgemeld, gedragen en voldaan moeten worden.- Met de voorenstaande Liquidatie Vereffening, Taxatie en aanbedeeling verklaarden de wederzijds ondergetekende Volkomen content en vergenoegd te zijn, met belofte van Elkanderen deswegens om geene andere Liquidatie Scheijding of Verdeeling te zullen moejen of lastig te vallen, ’t zy in of buijten regten, maar in tegendeel dit Contract getrouwelijk te zullen presteeren en nakoomen, onder verband en Submissie als naar rechten.- Actum aan den Burg op Texel den 31 Maart Anno 1803 Helena Plavier Hendrik A Plavier Mij present Jan Star notaris Vergadering 5 February 1803 Binnen gestaan G. Michielsz en Cornelis Calis dj Voogden over de Arme Kamers in de Waalderstraat te kennen gevende dat wyle Abram Hendriksz Plavier van voorn. Kamers op Intrest hebbende f 250- onder speciaal Hypotheecq van een Huys aan den Burg in de Nieuwe Straat, dat het zelve Hypotheecq bereids 2 Jaaren geleeden de Erffgenaamen van voorschreeve Boedel opgezegt zynde, zonder dat ‘er voldoening is gevolgd- de Huysvrouw van Pieter Eede genaamd Helena Abrams Plavier, eene der Erffgenaame, had namens haare Man aangeboden, het zelve Hypotheecq overteneemen en te doen overbrengen op henlieder Huys staande aan den Burg in de Binneburgstraat- dat zy Voogden hiertoe geen authoriteit hebbende, het gevoelen deezer Vergadering verzogte te mogen weeten, hoe daaromtrent zig te moeten gedragen. Waar over zynde gedelibereerd, en de gevaarlykheid van het uitstaande Capitaal in overweeging hebbende genomen- zyn de Voogden gelast onverwyld te zorgen: dat die nalatenschap niet worde verdeeld, door dadelyk arrest en Interdictie onder de Erffgenaamen te doen, dat zy daar aan niet zullen hebben te rappen, roeren, veel min acte van Schifting Scheiding of Verdeeling te maken, direct of indirect &a Vergadering 22 Maart 1803 Binnen gestaan Geert Michielsz zo voor zig als met Cornelis Kalis dj Voogden over de Kamers in de Waalderstraat aan den Burg- en is deselve als nu gepermitteerd het Hypotheecq van de Erve Abram Hendriksz Plavier gevestigd op een bouvallig Huys aan den Burg in de Nieuwestraat, te doen overgaan op ’t Huys het geen Pieter de Wit, een mede Erffgenaam van Abram Plavier staande in de Binneburg by acte van deeling zal worden toegekend, mits alvorens zorgende dat de agterstallige Verponding zo van het eerst als ook van dit tweede alvoorens werdende aangezuyverd, en op het Hypotheecq dat in zyn geheel groot is f 250- een Som van f 50- werde afgelost- als meede: dat de Erve Abram Hendriksz Plavier daar en bove de gemaakte kosten betalende- Vergadering 5 Februarij 1805 Binnen gestaan Helena Abrahams Plavier wed. Pieter de Wit, te kennen gevende: dat op het Huis in de Nieuwe Straat ten naame van de Erve Abram Hendriksz Plavier, aan Verponding en binnelandsche Kosten te kwaad was f 70- Zy versogte daar het zelve Huys gansch bouvallig en op de Val staat, dat het haar vergunt mogt worden, het zelve tot afbraak te verkoopen, omme daar uit de Verponding en binnelandsche Kosten te vinden- En is haar aangezegt: dat men in haar versoek voor als nog niet konde consenteeren- maar dat men haar aanraden: het zelve Huys bij publicque Veiling ter verkoop te presenteeren dewyl daartoe zig mogelyk nog wel liefhebbers zoude opdoen- Verkooping! Men zal op Woensdag den 17 feb. 1805 S Middags om 2 uuren ten huise van Jan Jacobsz Boon in de Lindeboom aan den Burg ten overstaan van het Gemeente Bestuur van Texel publicq tot afbraak verkoopen Een huis staande aan den Burg op de Steene plaats, toebehoorende Lodewijk Hin belend ten Noorden de Wed. A:H: Graaf, ten Zuiden Albert Keiser- En Een dito Staande als vooren in de Nieuwe Straat toebehoorende de Wed. P: de Wit belend ten oosten Mees Disper ten Westen W. Romans- Die gading hebbe koome ten dage, uure en plaatse vermeld aanhoore de voorwaarde en doe zijn voordeel- Zegt het Voort Vergadering 19 february 1805 Binnen gestaan Helena Plavier wed. Pieter de Wit, te kennen gevende: dat zy het Huys in de Nieuwe Straat aan den Burg hebbende doen veilen, geen Koper daarvoor heeft kunnen vinden, versoekende als nu authorisatie tot verkoop van deselve tot afbraak- En is het zelve geaccordeerd, mits de Verkoping doende ten overstaan van het van het gemeentebestuur en de penningen werdende betaald ter Secretary alhier, alwaar dezelve geconsigneerd zullen blyven, tot zo lange ‘er afschryving van Verponding komt-. En is de Verkooping van beide Huysen bepaald op woensdag den 27 feb, 1805 S’ middags 2 uuren- waar van de Secretaris versogt word, de nodige advertentie Billetten te doen. Men had het niet meer over de verkoop van dit huis. In 1807 echter werd op de plek waar het gestaan had een school gebouwd. Vergadering den 21 April 1807 En is na gehoudene deliberatie beslooten dat het Nieuwe Schoolgebouw aan den Burg zal werden opgerigt, in de Nieuwe Straat op het Erff afkomstig van de Erve Abram Hendriksz Plavier, leggende aan het Kerkhof- Schoolmatres Helena solliciteerde naar de post van bewaarschooljuf, maar kreeg de baan niet. Vergadering 25 September 1805 Dezelve kennis gevende: dat door dit Sterfgeval van Tryntje Symons Koger was vacant geworden de post van Schoolmatres aan den Burg, daarna tot Sollicitanten hadde aangegeven Helena Plavier wed. Pieter Eede en Styntje Renses Huisvrouw van Dirk Rynders, Uit welke Sollicitanten wyders tot School Matres aan den Burg verkosen is Styntjes Renses- en is de Secretaris gelast, denzelve van haare aanstelling acte te geven- Voortijds welvarend en fatsoenlijk Helena probeerde ook van de Koning der Nederlanden geld te krijgen. Die was niet zo royaal als zijn Franse voorganger. Brievenboek van Burgemeester Reinbach: N 245 20-11-1832 Burgemeester aan de Gouverneur, rekest Helena Plavier Dat de rekestrante, voortijds tot eene welvarende en fatsoenlijke burgerklasse behoorende, thans door het verlies van haren man, met hare dochter in zeer bekrompene omstandigheden verkeert en niet dan met de grootste inspanning en vlijt een sober en naauwelijks toereikend levensonderhoud zoude kunnen vinden. Gunstig aantebevelen. N 301 aan de Gouverneur 5-12-1834 rekest Helena Plavier weduwe Pieter de Wit, in leven kapitein op eene bij den Lande toegestane Commissie vaart, houdende verzoek van eenige onderstand- Dat het door de rekestrante aangevoerde der waarheid overeenkomstig is, terwijl ik de vrijheid neme ten aanzien van het verzoek in bovengemeld rekest gedaan mij te gedragen naar hetgeen ik de eer had Uwe Ex: te berigten op een gelijk rekest van dezelve rekestrante bij mijne missive van den 20 November 1832 N 245 alzoo de rekestrante zich steeds in den zelfden toestand als destijds bevindt. Tevens het lot dier weduwe met haar dochters Uwer Ex: gunstig aanbevelende. N 42/59 Haarlem 4 februarij 1835 Aan de Burgemeester van Texel Ik heb de eer UEd kennis te geven, dat het den koning heeft behaagd, bij besluit van 16 dezer N 95, aan H. Plavier wed: P. de Wit, in Uwe Gemeente woonachtig, te verleenen eene gratificatie vooreens, ad f 50,- Ik verzoek UEd hiervan de belanghebbende mededeeling te doen, onder tekennengeving dat de ordonnantie tot betaling dier Gratificatie, dezelve spoedig zal geworden. De Staatsraad Gouverneur van Noord Holland Bij afwezen Het Lid van Gedeputeerde Staten Van Stralen N 44 Minister van financien, administratie voor klijne uitgaven te ’s Gravenhage 23-1-1835 Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze te doen kennen de goede ontvangst der assignatie ad f 49.58 tot betaling der gratificatie toegestaan bij ZM besluit van den 16 January ll N 95 ten behoeve H. Plavier weduwe P. de Wit; welke onmiddellijk aan de belanghebbende is uitgereikt geworden. N 221/380b Haarlem, 13 April 1837 Aan den Heer Burgemeester van Texel Met verzoek daarvan de belanghebbende kennis te geven, heb ik de eer UEd te melden, dat ZM zich bij besluit van 4 dezer 1837, eene gratificatie voor ééns heeft verleend, aan H. Plavier, wed. van P. de Wit, ten bedrage van f 50,- De Staatsraad Gouverneur van Noord Holland Bij afwezen Het Lid van Gedeputeerde Staten Van Stralen N 509/1090 Haarlem den 23 December 1840 Aan den Heer Burgemeester van Texel Ik heb de eer UEA by deze ter kennisse te brengen, dat ZM bij besluit van den 8 dezer Maand N 9, eene gratificatie heeft verleend aan H: Plavier weduwe van P. de Wit, ten bedrage van f 40:- Ik verzoek UEA om de belanghebbende van deze ZM gunstige beschikking, kennis te willen geven.- De Staatsraad Gouverneur der Provincie Noord Holland Van Ewyck De kleindochter van Helena Plavier RENSJE KOK Rensje Kok was de dochter van Daniël Cornelisz Kok (1807-1850) en Johanna Pieters de Wit (1797-1859). De aangifte van haar overlijden, dat plaatsvond op 11 december om 7 uur, is dezelfde dag gedaan door Abraham van Zaal (35), binnenvader van het Gesticht van Weldadigheid en A.D. Voigt (34), koopman [en Gemeentesecretaris]. 10-12-1860 Burgemeester Pieter Sijbrandsz Keijser aan den Heer Officier van Justitie te Alkmaar Plotselijk overleden zekere Rensje Kok oud 20 jaren, dienstmeid wonende bij mijnen neef Jan Pietersz Keijser en Naantje Langeveld, dochter van wethouder Pieter Langeveld. Omstreeks ten 4 uur is zij plotseling ongesteld geworden, gepaard met benaauwdheden en brakingen, dadelijk geneeskundigen hulp aangeboden, welke zij heeft geweigerd, met meerdere redenen aangegeven “Ik heb de dood toch in het lijf”. En aangezien hare ouders dood waren heeft men haar oom bij haar gehaald, welke genoegen nam met haren wil om nog geen geneesheer te halen. Intusschen verergerde haar toestand zoodanig, dat zij in de loop van de nacht is overleden. Nadat het lijk uit het huis haars meesters, naar het Gesticht van Weldadigheid was overgebragt, heeft men de doodstede opgeruimd en toen op het bed gevonden haar daagsche zak, waarin onder andere zich bevond een pakje van 2,5 ons Arsenicum, waarvan het papier gebroken was en zigtbaar in hoeveelheid was verminderd. Uit onderzoek is mij gebleken, dat genoemde Rensje Kok gistermorgen omstreeks 9 uur dat pakje rattenkruid bij de winkelier M. Langeveld alhier had gekocht. Aan eene vergiftiging door anderen valt hier niet te denken, alle omstandigheden leiden tot het zeer zekere vermoeden, dat zij zichzelven heeft vergiftigd en hier eene fatale zelfmoord door vergiftiging heeft plaatsgehad. Ik heb van de zaak dadelijk rapport gemaakt, hoe moet ik verder handelen? Helemaal alleen Rensje had geen directe familie, er was voor haar een tweeling Roosje en Rensje geweest die maar een maand hadden geleefd, haar moeder was de enige overlevende van 5 kinderen. Geen ouders, geen grootouders, geen neven en nichten. Aan de kant van de vader van haar vader waren nog 2 tantes en een oom. De ene tante is in Heenvliet overleden in 1869 en de andere in Den Helder. De oom was getrouwd, maar kinderloos. Hij overleed in 1862. Deze Cornelis Cornelisz Kok is degene geweest die aan haar ziekbed is geroepen, er was in het hele dorp niemand anders die familie van haar was. De vrouw van oom Cornelis was eerder weduwe van Jan Hillenius, van haar 9 kinderen waren er nog 3 in leven, die geen van allen op Texel woonden. Dagboek Jakob Huizinga 16 December 1860. Zelfmoord van Rensje Kok door rattekruid. |