Hendrik Dekker was een zoon van Claas Jansz Dekker en Lysbeth Goosens (1685-1754), dochter van Goosen Pietersz uit het land van Gulick en Anna Gerrits. Na de dood van Claas hertrouwde Lysbeth in 1727 met Ysbrant Bos van de Mient. Hun dochter Bregje werd op 1-9-1728 gedoopt. Ze had 4 zonen gekregen met Claas, waarvan 2 nog in leven toen ze hertrouwde. Jan was 'innocent' en had geen nakomelingen. Alleen haar zoon Hendrik kreeg een dochter in zijn huwelijk met Margaretha van der Merct. Ysbrant kocht op 13-1-1728 een huis van Frans Dirkze, waarvan algemeen wordt aangenomen dat het de Worsteltent was. In 1742 bij de Personele Quotisatie werd voor de Worsteltent genoteerd: 282 Ysbrant Corn Bos een boer 5 Pers, heeft 3 Paarden een wagen en een sjees tot zijn werk. Die personen waren Ysbrant, Lysbeth, haar zonen Jan en Hendrik en hun dochter Bregje. Hendrik woonde als kind in de Worsteltent. Hendrik en Margaretha Hendrik Dekker trouwde in 1748 met Margaretha van der Merct. Zij was de weduwe van Albert Lambertsz Kikkert (1717-1747), met wie ze in 1734 was getrouwd. Hun kinderen waren Lambert (1735-1775), Hendrik (1737-1794), Albert (1738-1771) en Dorothea (1740-1804). Albert was kastelein van het Eijerlandse Huis. Margaretha volgde haar echtgenoot in die functie meteen na zijn dood op. Hendrik Dekker werkte daar al onder Albert Kickert als hulpstrandvonder. Hij was 6 jaar jonger dan zij en katholiek, maar zeker aantrekkelijk genoeg, want toen ze op 22-9-1748 gingen trouwen was Margaretha 'al bijna 7 maanden heen'. Hun dochter Lysbeth werd op 8-12-1748 in Den Burg gereformeerd gedoopt*. Met Hendrik kreeg Margaretha op 8-12-1748 een dochter, die ze naar zijn moeder Lysbeth noemden. Lysbeth trouwde in 1773 met Arien/Ary/Arie Lambertsz Kikkert (1746-1807). Zij hadden 5 dochters, Trijntje (1774-1835) die trouwde met Lambert Albertsz Kikkert, de tweeling Bregje (in 1776 geboren en gestorven) en Margaretha (1776-1804) getrouwd met Casper Jacobsz Ouwens, Stijntje (1779-1784) en Elisabeth (1782-1809) die als echtgenoot Adrianus Petrus de Lange had. Lambert Albertsz Kikkert (1763-1818) was de volle neef van Trijntje, zoon van de oudste broer van haar vader. Lysbeth en Arie woonden op de Steenenplaats, vlak bij het huis van hun ouders in de Binnenburg. De kleinkinderen konden makkelijk naar hun grootouders gaan. Bregje Ysbrants Bos Lysbeth en Ysbrant kregen samen een dochter, ondanks haar tamelijk hoge leeftijd, een halfzus van Hendrik Dekker en zijn broers. Bregje werd op 1-9-1728 geboren, haar peet was oom Jan Bos. Ze trouwde op 24-1-1753 met Dirk Cornelisz Dijt (zoon van 'Cornelis Reijertsen en Gerber Jans, getuige Dirck Reijertsen' (diens vader Reijer Hendriksz nam indertijd de naam van zijn schoonvader Dirck Cornelisz Dijt aan of over- er was toen geen mannelijke nakomeling). Hun eerste kind Antje werd geboren op 23-2-1754, getuige Gerritje Gerards 'van de Mient'. Bregje stierf bij de geboorte van haar tweede dochter Bregje, op 29-12-1755. Het Eijerlandse Huis De beschrijving van het Eijerlandsche Huis komt geheel overeen met de tekening van het Landshuis van Pieter van Cuyck. Hij schreef in zijn Achtste Brief: Nu houden onze paarden stil voor het Landshuis op het Eijerland: daar gaan de jagers naar het duin, en de vogels vliegen met duizenden rondom ons, terwyl de kar met de blinkende koelen kannen, die tot aan de hals met melk gevuld zyn, uit 't veld te huis komen. De Kastelein van het Landshuis heeft in de maand Mey 6 of 7 menschen in zynen dienst, alleen om de eijeren te vergaren. Hij pleegt er 30.000 naar Amsterdam te zenden, ten dienste van de koekebakkers. Het geslacht der Kikkerts heeft het ampt van Kastelein van 's Lands huis lange tijd bezeten, en thans in den Jaare 1786 is het nog in handen van eene afkomelinge van dat geslagt [Margaretha had de functie, Dorothea Kikkert deed het werk]. Het Landshuis is door Gecommitteerde Raaden gestigt tot eenen bergplaats voor ongelukkige schipbreukelingen; want, als de noordwestelyke winden waaijen, is hier eene zeer onveilige laagerwal, waar op veele Schepen verongelukken. Marten Douwes Teenstra beschreef in 1837 in een anoniem driedelig stuk in de Vaderlandsche Letteroefeningen over Eierland het huis: In deze duinvallei ligt het zoogenaamde Eijerlandshuis. In den gevel van hetzelve leest men het door gebogen ankers gevormde jaartal 1650; terwijl het gebouw zelf, door aanbouw en vergrooting onder zeven daken gebragt, een kloosterachtig voorkomen heeft. In dit zomerfaizoen echter moet het, volgens daarvan gemaakt plan en teekening, in hetgeen de oostelijke kamers betreft, aanmerkelijk verfraaid worden. Binnengetreden, herinnert men zich, bij het gezigt van den ruimen keukenhaard, onwillekeurig, hoe menig ter naauwernood den dood ontkomen fchipbreukeling hier, half verkleumd en zijne verdronkene togtgenooten beweenende, zijne natte plunje, het eenige, wat hem overbleef, heeft zitten te droogen. Uit de glasramen heeft men een fchilderachtig gezigt; in den achtergrond de duinen, op welker toppen de helmplanten door den wind over het fchrale, fteeds stuivende zand heen en weder geflingerd worden, terwijl naderbij het vreedzame vee, door deze hoogten befchut, of graast of ligt te herkaauwen; een tooneel, treffend door de tegenftelling van zee en land, van barre woestheid en vrolijk veldbedrijf, wel waardig door eenen Poot bezongen te worden. De verbouwing waarvan sprake was, had te maken met de verkoop van de Domeingoederen. Voor die tijd was huurder van het Eijerland Harmen de Boer. Zijn schoonzoon Willem Maas schreef: Texel Eijerland den 25 juneij 1827 Want onze boerderij is groot. Wij hebben 400 schapen en 30 stuks koebeesten en 8 paarden. Nou kond gij wel denken dat het eenen grote Zwarigheid voor ons was en ons veel geld gekost heeft, want wij wonen nog op de plaats die wij gehuurd hebben van de Domeinen, genoemd het Eijerland, en wij hebben deze plaats weer voor 6 jaren gepacht. Deze plaats wordt genoemd het Eijerland om reden dat bij ons vele eijers zijn van de zeevogelen, die bij ons aan de zeekant haren eijeren leggen. Wij gane alle dagen eijers zoeken en wij vinden in de tijd van 6 weken 15.000 eijers en wij verkopen het 100 voor 2 guldens. Wij vangen ook veel wilde konijnen die in de bergen aan de zeekant houden. Ik en mijn vrouw wij zijn bij onze ouders in huis, wij doen ons werk met plezier en genoegen en wij hebben het door Gods goedheid zeer aangenaam en wij hebben nog geen kinders. Texel, den 28 janewaere 1838 Wij zijn den 20 Maart 1836 van het Eijerland verhuisd, daar wij 15 jaar gewoond hadden, want het Domeingoederen waren en die zijn toen verkocht. Huizinga 30 Mei 1879. Met den ouden Albert Kikkert, 78 jaar oud [1801-1887, getrouwd met Trijntje Teunis de Boer], doorliep ik de herinneringen van zijn leeven. In de laatste jaren voor zijn huwelijk in 1829 woonde hij als knegt bij Harmen den Boer op het Eijerlandsche Huis. Aan de westzijde werd het Gemeenelandshuis beschermd door hoge duinen, aan de oostzijde was het tegen extreem hoog water door een kade beschermd. Rond 1700 bestond het Eijerlandse Huis uit twee gebouwen, een stolp en een ouder huis, zoals Pieter Muller die in 1702 duidelijk tekende. De rekeningen van verschillende verbouwingen zijn bewaard, een nieuwe schoorsteen, stormschade, in 1738 omvangrijker herstelwerkzaamheden, waarvoor zelfs nieuw hout moest worden gekocht. Op 18-1-1742 schreef Kickert dat het oude woonhuis was ingestort en ten enenmale verpletterd. In die tijd woonde ook Margaretha van der Merct daar met haar echtgenoot en kinderen. Kastelein Kickert en de Koning van Polen De familie Kickert had een huis in de Binnenburg, genaamd 'De Koning van Polen'. Het huis was eigendom van kastelein Albert Kickert, later van zijn zoon Lambert. Na de dood van diens weduwe kwam het huis in bezit van Margaretha van der Merct. Misschien woonden ze 's zomers, als het werk erg druk was, 'op het Eijerland' en 's winters 'aan den Burg'. In het dorp gingen de kasteleins pas permanent wonen als ze te oud waren voor het leven op zo'n afgelegen plek. Men (dat wil zeggen genealoog Jan Daarnhouwer en met hem Jan van der Vlis) nam aan dat de kasteleins niet zelf het jaar rond in het Eijerlandse Huis woonden, maar in Den Burg. Volgens Daarnhouwer heeft Margaretha zelfs nooit voor vast in het Eijerlandse huis gewoond: 'Vanaf haar huwelijk met Albert Kikkert in 1734 werd in alle akten steeds van Den Burg als haar woonplaats gesproken. Hetgeen trouwens ook gold voor haar man's vader en zijn grootvader, mede kasteleins van 't Eijerland. Zij lieten het bedrijf dus kennelijk aan anderen over'. Het is onvoorstelbaar dat een dergelijk bedrijf in die tijd vanuit Den Burg geleid zou worden. Als de baas er niet bij is gaat het bedrijf niet zoals het hoort. Dat was dan ook niet zo, ze woonden gewoon daar waar hun werk was. Bovendien zou het heel wat kosten om iemand in dienst te nemen. Uit de stukken blijkt dat er al grote problemen waren om de pacht op tijd te betalen. Hoe zou men dan een zaakwaarnemer kunnen onderhouden? Uit de correspondentie van de Gecommitteerde Raden (GR) met Hendrik en Margaretha blijkt dat niet. Lambert en Albert Lambert Kickert was in 1700 als kastelein begonnen als opvolger van zijn vader. In 1726 verzocht hij om aanstelling van zijn vrouw Hendrikje Plavier, die gedurende 26 jaar de zaken van het Eijerland ordentelijk had waargenomen, tot mede-kasteleinse. Bij overlijden van een van de echtgenoten zou de langstlevende kastelein kunnen blijven. Bij resolutie van 8-8-1726 gingen Gecommitteerde Raden hiermee akkoord. In 1734 schreef Lambert aan de Raden dat hij nu 64 jaar oud was en de strandvonderij, vooral in de winter bij berging van goederen, hem zwaar viel, waarom hij verzocht dat zijn zoon Albert, ruim 18 jaar oud, van gesonde gestalte en goed gedragh en door hemzelf opgeleid, als mede-kastelein mocht worden aangesteld. Hendrikje Plavier zou zich dan als zodanig terugtrekken. Dat werd goedgevonden. Albert trouwde in november daarop met Margaretha van der Merct en nam het beheer van het huis over. Dat wijst er op dat de kasteleins gewoon het hele jaar op hun post waren. Lambert en Hendrikje zullen na het huwelijk van hun zoon wel in Den Burg zijn gaan wonen, of misschien niet, er waren twee huizen op het Eijerland. Het kasteleinschap bleef een gedeelde onderneming. Lambert werd bijvoorbeeld in 1745 gesommeerd de door zijn zoon niet afgedragen pacht te betalen. In de herfst van 1746 verpachtte Lambert de hele kwelder met het Zanddijkshuis en de schapenboet voor een periode van 5 jaar aan Gerrit Ariesz Eeleman en Pieter Cornelisz Bakker. Mogelijk was Albert toen al ziek, en Lambert te oud voor het werk. Albert overleed op 17-8-1747 op 30-jarige leeftijd. In de boedelbeschrijving na zijn overlijden stond bij de schulden een bedrag van f 1600,- achterstallige pacht over 1742, 1743, 1744 en 1745, naast een schuldbekentenis van f 2800,- Margaretha en Hendrik Magaretha verzocht, nu zij weduwe was, in plaats van haar man kasteleinse te worden, aangezien Lambert (76) te oud was om nog naar Eierland te gaan. Bij resolutie van 23-8-1747 stelden Gecommitteerde Raden haar als zodanig aan. Als kastelein Lambert Kickert voor zijn echtgenote zou overlijden zou Margaretha haar schoonmoeder wegens hoge ouderdom en trouwe dienst f 100 per jaar moeten uitkeren. Lambert overleed het jaar erop, in maart 1748. Intussen had Margaretha verkering met Hendrik Dekker, met wie ze op 22-9-1748 in Den Burg trouwde. Hendrik nam nu de strandvonderij waar, terwijl zijn vrouw de officiële aanstelling van kastelein had. Ook op andere gebieden verving Hendrik de overleden man. Hendrikje Plavier moest nu het huis en de buitengronden ontruimen en vrijgeven ten dienste van Margaretha. Werk op het Eijerland De beschrijving van het werk door Willem Maas: Want onze boerderij is groot. Wij hebben 400 schapen en 30 stuks koebeesten en 8 paarden. Bij ons [zijn] vele eijers zijn van de zeevogelen, die bij ons aan de zeekant haren eijeren leggen. Wij gane alle dagen eijers zoeken en wij vinden in de tijd van 6 weken 15.000 eijers en wij verkopen het 100 voor 2 guldens. Wij vangen ook veel wilde konijnen die in de bergen aan de zeekant houden. Dat geeft veel werk, voor veel knechten en meiden, en veel inkomsten als het goed gaat. Als het tegenzit wegen de inkomsten niet op tegen het nadeel, met schulden als gevolg. Helmplanten Het was noodzakelijk om de Eijerlandse duinen te onderhouden en ze met helm te beplanten. In 1710 was opgemerkt dat er te veel konijnen bij het Eijerlandse Huis waren waardoor er veel rauwe plekken in de helm waren, die in de daarop volgende jaren extra beplant werden. In 1716 was alles in goede staat, maar dat kan in een zandduingebied snel veranderen. Na de storm van 25-26 december 1717 was er opnieuw veel werk te doen. In het voorjaar van 1718 organiseerde de kastelein van het Eijerland de helmplanting, ook in de navolgende jaren nam hij dit op zich. Hij diende jaarlijks de rekening daarvan in op de vergaderingen van Gecommitteerde Raden, over 1718 f 1350, over 1719 f 1501.1.-, over 1720 f 1454.14.0. Deze inspanning had tot resultaat dat het Eijerland van een stuifduincomplex veranderde in een meer begroeid duingebied, dat daarna met minder kosten onder controle gehouden kon worden. Kickert verrekende die bedragen met zijn pacht van f 400. Stormen Al dat dure onderhoudswerk kon zomaar weer in zee verdwijnen als het weer tegenzat. Een zware storm zette op 11-9-1751 de kwelder onder water waardoor grote schade ontstond aan de konijnen in de nollen daar. Hendrik Dekker schreef dat met de sware storm seer veel schade is geschied met het verdrinken der conijne. Ook de storm van 6 en 7 oktober 1756 joeg het water hoog op, de dammen braken door en duikers, aangelegd om het water bij het huis vandaan te houden, werden beschadigd. De storm sloeg een deel van de 'steng', het baken, weg en het water stond in de tuin bij het huis. Het dak van de boerderij was gestroopt. Dekker vroeg om vergoeding, maar Gecommitteerde Raden berichtten dat hij de doorgebroken dijken op eigen kosten moest herstellen. Veepest Met de wisselvalligheden in de veehouderij, die op een open kwelder extra groot waren, werden de twee bedrijven die tezamen het grote Eierlandse Buitenveld exploiteerden, het Eijerlandse Huis en de Quelder, waar de familie Boon boerde, ook in de tweede helft van de 18e eeuw geconfronteerd. Gedurende het grootste gedeelte van deze halve eeuw voerden Hendrik en Margaretha het bewind op het noordelijke bedrijf. Op het Buitenveld liep niet alleen eigen vee, maar werd ook jong vee van anderen geweid, zoals dat ook op het Koegras gebeurde. In de herfst van 1750 berichtte Matthijs den Berger dat runderpest in de veestapel van het Eijerlandse Huis en het daarbij horende Zanddijkshuis was geconstateerd. Veel jong vee was naar Texel teruggehaald, maar het Texelse bestuur had dit vee naar het Eijerland laten terugdrijven. In december was op het Eijerlandse Huis al het vee gestorven. Om toch rond te komen moest Hendrik Dekker geld lenen In het protocol No. 4881 van notaris Dirk Vuijk (1750-1751) komt een acte voor dd 21-3-1751, volgens welke compareerde Hendrik Dekker, kastelein van het Eierland 'welke bekende schuldig te wesen aan de arme kamers staande aen het kerkhoff aan den Burg, daar tegenwoordig voogden van zijn Hendrik Plavier en Pieter Schaap, een somma van 500 carolusguldens de 40 grooten het stuk, spruytend ter sake van deugdelijke geleende en aangetelde penningen, welke hij comparant bij desen bekende ontvangen te hebben' Hendrik beloofde een jaarlijkse interest te betalen 'jegens 3 gulden en 10 stuivers van ijder 100 gulden in 't jaar'. Verder compareerde 'Isebrand Bos wonende aan [de Westen/de Mient alhier] aangehuwde vader van hem eerste comparant' en voorts 'Jan Plavier en Cornelis Kok, wonende aan den xxx', welke voor de andere helft borg zijn. Getuigen waren Jacob Lap en Maarten Kalf. In 1755 was van de erfenis van Hendriks moeder het grootste deel van de f 2088.16.11 al eerder aan hem geleend: Dierhalven is eerst de Casteleijn Hed: Dekker in voldoening zijner portie aanbedeelt als 't geent deselve benevens zijn huijsvrouw aan desen boedel was verschuldigt bedragende volgens den Inventaris te samen 1750:0:- Hij moest nog 70 gulden betalen voor een paard en kreeg f 268.16.11 aan contant geld. Eieren Het rapen van eieren, vooral van meeuwen, sterns, eenden en weidevogels, was een grote bron van inkomsten. De menigte eieren van meeuwen is bijna ontelbaar. Niemand mag dezelve rapen dan alleen de kastelein of zijne dienaars. Men vergadert ze meest om op Texel te verkoopen; ook worden zij wel als smaakelijk geschenk verzonden. Het voordeel is alleen voor de kastelein, die hieruit een goed inkomen heeft, staat te lezen in de 'Tegenwoordige Staat der Nederlanden', deel XVIII 1750. Het eenzame broedgebied lokte in het voorjaar vanzelfsprekend de stropers aan, menigeen waagde zich daar in om een paar manden eieren te roven. In juni 1700 vroeg Lambert Kickert de commissie die de toestand van en de werken op het Eijerland bezichtigde, om een akte waarmee hij de eierzoekers met recht van spreken zou kunnen weren: het eiersoeken gaat hier al te hart aen, so bij dagh als bij nagt. Konijnen Een belangrijk deel van de inkomsten van het Eijerlandse Huis werd verkregen uit de konijnenteelt in de Eijerlandse duinen en de nollen van het Buitenveld. In 1751 was reeds aanzienlijke schade geleden, maar veel erger was het na de storm van 7 oktober 1756. Margaretha schreef op 13-3-1757 aan Gecommitteerde Raden dat in de nollen op het veld alle konijnen waren verdronken. Zij had uit de duinen weinig laten vangen in de hoop dat van daaruit de nollen weer bevolkt zouden worden. De schade schatte ze op zeker f 1200,- Zij sprak de hoop uit in de aanstaande konijnentijd enige pachtjaren te kunnen voldoen. Ze verzocht de GR ondanks deze wanbetaling toch haar broodwinning te mogen behouden. De 'Instructie voor de Castelein van het Eijerland' van 30-7-1766: -Pacht f 250,- per jaar, te betalen met kerstmis -In mei 700 meeuweneieren te Hoorn afleveren, in october 31 koppels konijnen, 31 groene en 31 gele schapenkaasjes en 3 koeienkazen -De boerderij ordentelijk bewonen, elk voorjaar opgave van de nodige reparaties doen. Twee Herenkamers, goed gemeubileerd, met goed bed- en tafelgerei, gereed houden voor inspectiecommissies van Gecommitteerde Raden, die de maaltijden zelf moeten betalen. -Het huis mag nooit alleen worden gelaten -Herberg houden of gelag zetten is verboden, uitsluitend verversing geven aan de komende en gaande man is toegestaan -De tuin moet met vruchtbomen en groente, en wel bemanteld met houtgewas, onderhouden worden; reparaties van schuttingen komen voor rekening van het Gemeneland -De mest moet gebruikt worden voor de tuin en het 'binnenland' ten noorden van de boerderij -De vijver moet schoon en diep, de wallen om erf en tuin vrij van konijnen gehouden worden -Evenzo het stengduin, waarvan de opgang goed beplant gehouden moet worden De pachters moeten door aanleg van greppels voor een goede afwatering zorgen -Zij mogen de buitengronden niet zonder toestemming van GR onderverhuren -Bij de beweiding van de buitengronden- naar eigen goeddunken met schapen, koeien of paarden- de limietscheiding mat de pachter van het zuidelijke buitenveld volgens bestaande kaarten in acht nemen -Een nader vast te stellen aantal bossen stro jaarlijks uitplanten op uitgestoven gaten van de konijnenduinen -Deze duinen goed bevolkt houden, na een vastgestelde datum geen konijnen meer vangen -Eieren rapen is na Sint Jan (24 juni) verboden, om den vogel rust te geven om te broeden -De strandvonder moet zich in zijn gebied houden aan de Landsplakkaten -Hij moet van de gestrande schepen en goederen aantekening houden, deze trachten te behouden en hulp bieden aan schip en bemanning in nood -Strandingen moet hij omgaand aan GR berichten en geen goederen vrijgeven dan nu toestemming van de Raden -Onbeheerde goederen worden publiek verkocht; de strandvonder ontvangt 1/10 van de opbrengst; hout kan worden gebruikt door onderhoud van huis, schuren en hekken -De strandvonder zal voor bergingen, kost en drank voor gestrand volk, een redelijk loon genieten; bij meningsverschillen beslissen GR -Hij moet nauwkeurig letten op veranderingen, afnemen en aangroeien van de gronden en banken van het Eijerlandse Gat en het achterliggende wad Deze duidelijk omschreven regels veranderden niets aan de problemen bij de bedrijfsvoering. Achterstallige pachtbetalingen Door gebrek aan inkomsten zoals bij konijnensterfte en stormschade raakten ze achter met het betalen van de pacht, die een schuld die met moeite kon worden afgelost. Gecommitteerde Raden gaven haar opdracht de volgende betalingstermijnen te voldoen: op 1 mei 1757 een aflossing van f 500,- voor de jaren 1752 en 1753, op 1 november 1757 datzelfde bedrag over 1754 en 1755 en op 1 februari 1758 weer 500 gulden voor de jaren 1756 en 1757. Men vroeg inmiddels nog maar f 250 per jaar, niet de f 400 die Lambert Kickert eerder moest betalen. Dat was 1500 gulden in anderhalf jaar, erg veel geld. Maar waar geen inkomsten zijn kan niet worden betaald. GR dreigden met ontruiming alsof er sprake was van onwil, maar daar gingen niet toe over, hoewel er niet alleen in 1757, maar ook in 1759, 1767, 1773 en 1776 dergelijke problemen waren. Het kasteleinspaar had steeds excuses, zo schreef Margaretha op 2 februari 1777 dat ze door aanhoudende vorst was verhinderd om de pacht te laten voldoen, zodra de kagen of schuiten weer varen zal worden betaald. In 1787 had Hendrik Dekker reeds de f 250,- huur aan kaagschipper Albert Koning afgegeven, maar die kon door de plotseling ingevallen vorst niet uitvaren. Uiteindelijk werd de achterstand in die jaren niet meer zo hoog als in de jaren 50, maar er was toch regelmatig ongenoegen. Uit de administratie blijkt hoe stroef de pachtbetalingen gedaan werden, een indicatie voor de moeilijkheden van verschillende aard waarmee het bedrijf te kampen had. Een enkele maal kon de pacht verrekend worden met tegoeden van de strandvonder. Behalve bij het betalen van de pacht waren er problemen met het leveren van de afgesproken zendingen van kaas en konijnen. De kasteleinse antwoordde op de vraag waar die bleven: de zending is vertraagd omdat de maand october het weer soo someragtig en warm is geweest, dat bijna onmogelijk was geweest, dat de konijnen goed en vars versonden worden. Daarbij lag de vangst stil omdat haar man en twee konijnenvangers door een swaare siekte waren aangetast. Konijnenschade Om zoveel mogelijk aan de konijnen te verdienen moesten er heel veel zijn. Dat was echter slecht voor de Zanddijk en de duinen, een belangenconflict waar geen oplossing voor was. Stropers De konijnenvangst was een voorrecht van de Kastelein. Stropen was verboden, maar gebeurde toch vaak. Met de huurder van het zuidelijk Buitenveld, Pieter Meyertsz Boon, die met zoons en knechten graag op de Zanddijk stroopte, raakte de Kastelein vaak in conflict. Bij schrijven van 6-8-1728 legden GR Boon een verbod op om konijnen uit de Zanddijk te vangen, wel mocht hij konijnen vangen op het veld tot de scheidspaal met de gronden van de Kastelein. Hij moest de gaten dichten waar hij en zijn knechten konijnen hadden uitgedolven. Eind augustus 1732 werd een knecht van Boon betrapt op strikkenzetten op de Zanddijk. Na melding van Kickert stuurden GR hem een ernstige vermaning: 'Alle die van uwen huyse sijn moeten haer voortaen en altoos onthouden van datgeene, 't welke gemelte casteleyn of de sijnen toebehoort'. Maar Pieter Boon en de zijnen waren even weinig uit de dijk te houden als de konijnen. Die beschuldigden trouwens de kastelein van dezelfde streken: 'Die zou met hulp van eenig volk onvoorsiens en tersluyp de konijnen uit de bovengenoemde [Ooster]bol, benevens nog een andere bol, de Nooder Bol genaamt, heeft uytgedolven, opgevangen en weggeruymt'. Op 14-10-1749 betrapte Hendrik Dekker, die ís morgens vroeg met 2 knechten in de Eierlandse duinen controleerde, Sieuwert Teunisse Vos uit De Koog, die bezig was enige strikken 'op te plukken'. Volgens Dekker was Vos een notoire stroper, die bij winterdag roofde wat hij kon. Keuren tegen stropen en eieren rapen werden herhaaldelijk afgekondigd. Strandvondst Eijerland Het bergen en rijden van aangespoelde goederen was de laatste bron van inkomsten. Na 1718 werd de Kastelein benoemd als officieel strandvonder, hij ontving een commissie van 10 % van de netto opbrengst van de geborgen goederen, de zuiver overschietende penningen, buiten de transportkosten enz. Deze commissie werd van jaar tot jaar uitdrukkelijk vernieuwd, om daarmee de disputen met Pieter Boon weg te nemen. Die liet niet alleen stropen op de Zanddijk, maar haalde ook goederen van het strand ten westen van zijn pachtgebied. In 1722 werd de scheiding tussen de Texelse en Eijerlandse stranden afgepaald door Pieter Muller, in tegenwoordigheid van baljuw Hendrik Reaal en kastelein Kickert, om een eind te maken aan de meningsverschillen met de baljuw-strandvonder van Texel. Schipbreukelingen Margaretha en Dorothea Dorothea Kikkert woonde in 1778 in het Eijerlandse Huis, als weduwe van Auke Ritskes Baas. Zij deed het werk, terwijl haar moeder in naam kastelein was en aanspreekbaar was op de gang van zaken. Zo had in 1779 'Margaretha' niet op tijd de afgesproken '31 koppel Conijnen, 31 groene, 31 geele Schapenkaasjes en 5 koeyen Kaasen' naar 'Haar Edele Mogende tot Hoorn', de heren van het bestuur, gezonden. Uit haar antwoord kan men uitmaken dat ze zelf direct betrokken was bij de gang van zaken. Maar er was zoveel werk, dat ze ongetwijfeld veel mensen in dienst had, niet alleen om eieren te rapen. Ook toen Margaretha en Hendrik gestorven waren woonde Dorothea in het Eijerlandse huis, met haar tweede echtgenoot Jan Albertsz Keyser. Den Burg Hendrik en Grietje woonden in de Binnenburg in het huis 'De Koning van Polen', op de hoek met de Hollebol/Nieuwstraat/Burgwal. Hier woonde eerder haar schoonvader Lambert Kikkert en Hendrikje Plavier. Zij kochten dit huis in 1762 uit de nagelaten boedel van Hendrikje. Of ze daar meteen permanent gingen wonen? Aagje Luijtsen schreef in januari dat ze vaak bij Margaretha ofwel Grietje op bezoek ging. Maar ze noemde hen wel 'Hendrik en Grietije van Eijerland'. Brieven van Aagje Luijtsen aan haar zeeman Harmanus Kikkert: Dertiende brief 8 januari 1780: Grietje van der Mart (moeder van Leijse) doet uw edele groeten en houdt zoo veel van uw, en daarom gaan ik haar nog veelsmaal besoeken, omdat zij nog veel van uw edele praat, lief. Zeventiende brief 30 augustus 1780: Bruijloft van ons nigt Martije Kwast met Dirk Kikker. Heb mij dog schoon verdieverteert. Ik en Pieter Kikkerts Meijnitije, beijde sonder mans, en suster Leijs en Avie. (Dirk was) uijt mijn vaaders huijs getrout en geen naader heeft als ons. De kastelijn Hendrik Dekker (vader van Leijs) was ons oude besorg (oppasser). Achttiende brief 14 october 1780: Zijt gegroet van Hendrik neef Grietije nigt van Eijerland die soo mal met ons Lammert Kikkert is. Nagelaten boedel Door schoonzoon Arie Kikkert, substituut-schout van Texel, werd aangifte gedaan van het overlijden van Hendrik Dekker, strandvonder van het Eijerland, op 8 juli 1789, ís morgens om 7 uur. Hendrik was gestorven na een ziekte van 11 maanden, oud 67 jaar en 11 maanden. Arie verzocht aanstelling als strandvonder ter ondersteuning van zijn schoonmoeder en behoeftige kinderen en kindskinderen. Hij werd per 27 augustus voorlopig aangesteld als assistent-strandvonder. Zo kon de functie in de familie blijven. Arie deelde op 17-6-1790 het overlijden van zijn schoonmoeder mee, oud 74 jaar en 5 maanden. Rentmeester Leendert den Berger schreef over het beheer van Margaretha: de ondervinding heeft geleerd, dat deese casteleyne door wandirectie en disorder geen zigtbare overvloed genooten heeft, maar door een talrijke familie te onderhouden, werkeloos en kostbare levenswijze, altoos in een bekrompen staat van penningen de tijd heeft doen verloopen, ook met schuld beladen overleden, en door dit alles een aanmerkelijk nadeel aan dese zoo kostbare heerlijkheid van het Eijerland toegebragt is. Hij doet het voorkomen of Margaretha alles alleen heeft laten versloffen. Er zou een jaarlijkse opbrengst van f 2275,- mogelijk zijn. Dat zal gerust wel, maar alleen als er niets tegenzit. Talrijke familie Margaretha had met Albert 4 kinderen: Lambert 1735-begraven op 9-3-1775 Vlieland (was ze daarom zo dol op de kleine Lammert Kikkert?). In 1757 schreef Margaretha aan GR: Ook heeft mijn zoon in december 1756 een bediening op Vlieland gekregen, waardoor ik kosten heb moeten maken. Hij was praayschipper op Vlieland in 1757, later Commandeur ter Zee en Monstercommissaris van de Admiraliteit op Vlieland. Getrouwd met Jannetje Bakker (xx-1800). Hun kinderen waren Grietje (1759-1783), Margaretha Dorothea (1760-1760) en Albert (1761-1819 Curacao) Hendrik 1737, begraven op 10-10-1794 Vlieland, getrouwd op 22-11-1761 met Anna Daniels Gravius (1736-1811) Vlieland. Kinderen Neeltje (1762 BG-1766 Vlieland), Albert 1764 BG, Neeltje (1767 Oost Vlieland 1824 Vlieland) Albert 1738 gestorven 13-4-1768 aan boord van het VOC schip Ruyterveld naar Ceylon, getrouwd met Geertje Wouters de Bok (1742-1807), kinderen Wouter (1764-1805), Albert (1766-1769), Cornelis (1769-1769) en Lambert (1769-1769). Geertje was de weduwe die notarieel liet vastleggen dat 'door haar comparante niet heeft kunnen worden geobserveert de formaliteiten hierbij andersints gebruykelyk van namelyk de sleutel der Huysdeuren te leggen op de Doodskist van haar man en voor de Baar uyt te gaan'. Dorothea (1740-1804) zij trouwde op 9-8-1760 met Auke Ritskes Baas (xx-voor 1785) Commandeur ter zee, kinderen Margaretha (1761-xx), Ritske (1763- xx), Albert (1765-1818), Lijsbet (1767-xx), Hendrikje (1768-1812) en Lambert (1771-xx) Dorothea hertrouwde op 16-12-1785 met Jan Albertsz Keijser (1753/53-22-11-1823 KG), hun kind Albert werd gedoopt op 26-2-1786. Hij leefde tot 10-10-1834 in de Koog. Dan was er dochter Lysbeth met haar 5 dochters, van wie er 3 volwassen werden. Van de kleinkinderen van Albert en Margaretha werden er 5 volwassen, 11 stierven als kind. Haar oudste zoons waren lang voor haar overleden, die lieten 2 weduwen en samen 3 volwassen kinderen na op Vlieland. De enig overlevende zoon van Albert was 26, en de kinderen van Dorothea waren ook niet klein meer, voor zover ze nog leefden. Zouden al die familieleden nog steeds van de inkomsten van hun grootmoeder afhankelijk zijn geweest? Met schulden overladen De inboedel van het Eijerlandse Huis was in 1790 nog steeds eigendom van Hendrik en Margaretha, die nog tot haar dood de functie van kasteleinse bekleedde. Nu werd alles beschreven. Bij de inboedel van het woonhuis bevonden zich vele meubelstukken en voorwerpen die van een betere tijd getuigen. Diverse sieraden bevinden zich in handen van familieleden als 'pand der minne', wegens geleend geld. Die kasteleins waren niet zo rijk als algemeen gedacht werd. Men verkeek zich wellicht op de dure namen van Margaretha's voorouders, haar vader was Hendrik van der Merct, commissaris van de Admiraliteit, haar moeder was Dorothea Six. Er waren verschillende families die 'hadden moeten erven' van de Kickerts, maar niets kregen. Zo schreef Jan Daarnhouwer in 1944 aan Van der Vlis: Naar ik meen heb ik U wel eens verteld over de legende die omtrent haar in onze familie gebleven is, n.l. dat ze zeer vermogend was en dat de Blommen van haar moesten erven. Zy zouden echter nooit iets hebben ontvangen. Margaretha was eerst gehuwd met Albert Lambertsz Kikkert, kastelein, een broer van mijn voormoeder Rykje Kikkert, gehuwd met Maarten Blom. Uit vele acten was my inmiddels reeds gebleken dat deze legende grotendeels onjuist moest zyn. Waarom zou de familie van een zus van de eerst man van Margaretha nog van haar erven? In de testamenten van Lambert Kickert en Hendrikje Plavier, de ouders van Rykje, was Margaretha uitgesloten. Juist bij haar viel voor de familie Kickert niets meer te halen. De inventaris van het Eijerlandsche Huis: er is sprake van de 'laage kamer, de hooge kamer, het voorhuys, de groote keuken (waarin een kast met Conyne en Vinkenetten), het Conynekamertje, de gang, het Boerevoorhuys (waar de reizigers konden eten en drinken), de kookkeuken, de koe- en paardenstallen (waar ook de kaas werd gemaakt), de voorzolder, de agterzolder, de kelders en de Kapberg'. Voorts een opsomming van het vee, waaronder 9 kalkoenen, 2 windhonden, en 7 fretten. Dan het Zanddijkshuis, de boe op het Buitenveld, een klamp hooi, enige klampen mest, een haringschuit liggende op het Buitenveld, en het te velde staande hooi en zaadgewas. Alles bij elkaar werd slechts op f 2200,- getaxeerd. Men had een paar honderd gulden te vorderen wegens geleverd hooi, hout, beesten en huur van het Buitenveld. De schulden waren hoog, meer dan honderd personen hadden geld te vorderen, variërende van kleine posten tot honderden guldens, zoals een hypotheekschuld van F 400,- op het huis te den Burg aan Hendrik Barendsz Blom en F 800,- aan Ari Lambertsz Kikkert voor een hypotheek op hetzelfde pand. Voor de borgtocht voor schoonzoon Auke Ritskes Baas, al in 1762 betaald, stond nog een lening van F 125,- open. De erfgenamen hebben eerst het Jus Deliberandi of Recht van Beraad gekozen. Op 13-6-1791 repodieren zij de nalatenschap ten gunste van Ari Kikkert en Lysbeth Dekker, het enig kind uit het huwelijk van Hendrik en Margaretha en de gezamelijke crediteuren. Bronnen Brief van Willem Kooman van de Worsteltent aan Jan van der Vlis Henk Schoorl, de Convexe Kustboog, hoofdstukken over Eijerland, deels letterlijk geciteerd, deels met andere woorden en in een andere volgorde overgenomen. In dit boek staat veel meer over het Eijerlandse Huis dan hier gebruikt is voor de verhalen over Hendrik Dekker en Margaretha van der Merct. J.A. van der Vlis, Texel, 1949 Archief van J.A. van der Vlis, waarin brieven van Jan Daarnhouwer. De vragen die Van der Vlis en Daarnhouwer hadden zouden beantwoord kunnen zijn door Schoorl, ware het niet dat Van der Vlis en Schoorl gebrouilleerd waren geraakt. Bijlage De nalatenschap van Hendriks moeder Lysbeth Goosens Op 22-7-1754 was Lysbeth Goosens gestorven. In september deed Ysbrant Bos opgave van de nalatenschap van Lysbeth, op verzoek van haar kinderen Hendrik en Jan Dekker en Dirk Dijt namens Bregje Bos 7-7-1755 Op deze dag werden de verschillende aan- en verkopen die voortkwamen uit de verdeling van de erfenis van Lysbeth Goosens voor de Schepenen op Texel gepasseerd Obligatien en schuldbrieven deses Boedels Kustingsbrief ten laste van de Hr. Hendrik Dekker Casteleijn op ít Eijerland van 416 gulden, onder 'verband van een huijs en tuijn gelegen aan den Burg alhier' Onderhandse obligatie ten laste van Casteleijn Dekker en zijn Huijsvrouw Juffr. Margareta van der Merct van 1150 gulden, rente per 3-2-1754 184 gulden Jan Klaasz Dekker een som van 1077:3:8, totaal van zijn schulden aan zijn moeder Boedelscheiding: Heden den 28 september 1755 compareerden voor mij Jan Star notaris publique bij den Ed: Hove van Holland geadmitteert, ten stede en Eijlande van Texel residerende, in prezensie van de nagenoemde getuijgen: Isbrand Cornelisz Bos, als in Huwelijk gehad hebbende wijlen Lijsbet Gosens, ten eenre, mitsgaders Hendrik Dekker, casteleijn van 't Eijerland, Dirk Cornelisz Dijt, als in huwelijk hebbende Bregtje Isbrands Bos, en Jan Verberne en Jacob Groot in qualiteit als curateurs over de persoon en goederen van Jan Klaasz Dekker, op den 18e octob: 1754, daartoe bij acte van de Ed: agtb: geregte deses Eijlants gequalifiseert, te samen alsoo ten andere zijde, alle op dese Eijlande woonagtig, mij notaris bekend. Dewelke gesamentlijk te kennen gaven hoe dat op den 22 July 1754 alhier is komen te overlijden de opgemelde Lijsbet Goosens, tot haare eenige en algeheele Erfgenamen ab intestato nalatende haare drie kinderen, zijnde de voorgemeld: Hendrik en Jan Dekker (in eerderen Huwelijk verwect aan en wijlen Klaas Dekker) en Bregtje Isbrands Bos, in haar laatste huwelijk verwect aan den eersten comparant in desen. En dierhalven soo verklaarden zij genegen te zijn, om den gantschen en geheelen Boedel, sodanig en in dier voegen als deselve bij gedagte Lijsbet Goosens met haar doot is ontruimt en agtergelaten (blijkende bij pertinente Staat en Inventaris op den 27e en 28e Sept: 1754, en op heden bij amplicatie ten overstaan van mij J S Notaris en sekere getuijgen daar van geformeert) en bij haar met den eersten comparant in desen volgens het landregt in gemeenschap is beheert en beseeten geweest, met en onder elkanderen in der minnen te schiften, scheijden en verdeelen, in maniere als volgt: Eerst is geaccordeert, dat den eersten comparant, uijt kragte van de voorsz: statutaire gemeenschap van goederen tusschen hem en de oveledene zijn geweesen huijsvrouw gesubstiteert hebbende, sal blijven besitten en behouden de geregte helfte van den geheelen gemeenen Boedel; en dat de wederhelft, conform het versterfregt alhier gebruikelijk, tusschen de drie bovengemelde kinderen en Erfgenamen in equale en gelijke Portien zal worden verdeelt. Dog alvorens volgt eerst de nette Staat en begrootinge van den geheelen boedel in deser voegen. Eerstelijk een Huijs met 3925 roeden lands gelegen in de polder de Westen, is gewaardeert in contant geld waardig te zijn een somma van 3456:0:- Nog een Huijs met 2890 roeden lands gelegen in de polder Operen, is in publique Veijlinge gekogt bij Jacob Verberne, tegen contant geld gerekent voor een Somma van 2448:0:- Het land werd verkocht voor: 316 (Jan Kuijt), 245 (Charlo Gravius), 201:12:- (Hendrik van Heerwaarden), 120 (Jacob Verberne). Een stuk land in het Gerritsland werd geschat op 70 gulden, de 200 roeden in Operen op niets. Ontvangen door verkoop van land 595:4:- (Pieter Groot) Ontvangen van de duijten der verkogte vaste goederen 35:15:6 van Boekschult 39:0:- Van de verkogte meubile goederen en beesten volgens boelceel 1171:3:- Nog van dito goederen onder elkanderen verkogt 280:16:- Acten en crediten: Van de nog te quaad zijnde boekschulden zijn voor goet en suffisant gehouden de porties van Hendrik Smit, Arien Kopjes, Reijer Kooijman, Jac. Kikkert, en die wegens de schetterswagt, te samen volgens inventaris bedragende 137:14:8 De Casteleijn Hendrik Dekker is debet wegens de kustingsbrief van 't Huijs aan den Burg, als mede wegens de onderhandse obligatie ten lastten van hem en deszelfs huijsvrouw, met de interessen van dien, belopende te samen, volgens den Inventaris, een somma van 1750:0:- Item is na gedaan onderzoek bevonden en bij accoort onder de Comparanten beslooten, dat Jan Klaasz Dekker in plaats van 1077:3:8 volgens Inventaris, nu wegens zijn Erfenis van wijlen zijn broeder Pieter Klaasz Dekker, alsmede voor zijn uijtsetting compareerde, aan desen boedel schuldig is een somma van 940:0:- Dirk Corn: Dijt is mede aan desen boedel schuldig wegens Inventaris 288:0:- De contanten in desen boedel bevonden bedragen volgens den Inventaris met de amplicatie van dien te samen een somma van 1232:0:8 Dus alles te samen 13326:5:6 Gaat aff voor openstaande schulden des boedels en 't geint volgens quitantie is betaalt volgens notitie een somma van 793:5:4 Soo dat desen boedel in 't geheel in suijveren van contant geld 12533:0:2 nog komt te bedragen de somma van twaalf duijsend, vijfhondert 33 gl: en twee pennings Weken boedel dan eerst in twee equale en gelijke portien als voors: is, moet worden verdeelt dierhalven komt voor de geregte helfte een somma van 6266:10:1 Waar op de verdeelinge vervolgens is gedaan in deser voege: Eerstelijk is verstaan dat Isbrand Corn: Bos, den eersten comparant in desen, in voldoeninge van zijne helfte zal blijven besitten en behouden de helft in het huijs met 3925 roeden lands, gelegen in de polder van de Westen, voor of jegens een somma van 1728:0:- Alsmede de helft in de twee landen van 800 en 400 roeden gelegen in de polder Gerritsland voor en jegens een somma van 35:0:- item de 200 roeden lands in Operen wegens deselfs geringe [waarde] pro memorie Wijders is hem aanbedeelt de kustingsbrief van het huijs en 2890 roeden lands in Operen, gekogt bij Jacob Verberne in dato 7-7-1755 voor Schepenen van Texel gepasseert, belopende gereet geld 2448:0:- Item de kustingsbrief van de 600 roeden land gekogt bij Jan C. Kuijt den 7-7-1755 316:0:- De kustingsbrief van de 300 roeden land gekogt bij Charlo Gravius dd 10-7-1755 245:0:- Alsmede de kustingsbrief van de 700 roeden land gekogt bij Hendrik van Heerwaarden dd 10-7-1755 voor 201:12:- Is schuldig wegens goederen bij hem op het boelhuijs gekogt blijkende de gemeene boedelcedulle 301:3:4 Voorts sal hij ook ontvangen van de Vendum: D. Gravius het restant van de boelceel der meubile goederen 111:0:- Sal nog ontvangen van Hendrik Smit, Arien Kopjes, Reijer Kooijman, Jacob Kikkert en den schetterwagt de somma van 137:14:8 Item van Dirk Corn: Dijt wegens het meerder gedeelte van deszelfs portie als hier na zal worden geseijt 144:0:3 En laatstelijk heeft deselve eerste comparant reets in contanten penningen ontvangen 1299:0:2 Dus te samen 6966:10:1 Waar tegens hij weder zal moeten betalen en aflossen sekere obligatie den 28e julij 1755 bij de gesamentlijke comparanten, ten behoeve van Martje Jacobs wed. Dirk Koning, gepasseert is ten belope van 700 gl: alleen gepasseert om met de finale verdeelinge deses boedel te kunnen voortgaan dus - 700:0:- soo dat hij voor zijn vrije en geregte helfte blijft behouden de hier voorgemelde somma van sesduijsend twee hondert ses en sestig guldens 10 st: en 1 penninge 6266:0:1 De andere helft mede ten somma van 6266:10:1 onder de laatste comparanten aan 3 gelijke parten verdeelt zijnde bedraagt ieder deel een somma van 2088:16:11 Dierhalven is eerst de Casteleijn Hed: Dekker in voldoening zijner portie aanbedeelt als 't geent deselve benevens zijn huijsvrouw aan desen boedel was verschuldigt bedragende volgens den Inventaris te samen 1750:0:- Nog ít geen dat hij wegens koop van een Koe op den gemeene boelhuijs gekogt schuldig is, zijnde 70:0:- En wijders heeft deselve aan contante penningen ontfangen 268:16:11 Te samen 2088:16:11 Vervolgens is Jan Klaasz Dekker gepreserveert door zijne voorgen: Curateuren mede in voldoeninge zijnder portie aanbedeelt De kustingsbrief ten lasten van Jacob Verberne, wegens de koop van de 800 roeden land in Gerritsland den 7-7-1755 120:0:- Item ít gunt deselve aan dese boedel was verschuldigt bedragende 940:0:- Is in de boedel schuldig 0:9:4 Heeft voorts aan contante penningen ontfangen 1028:7:7 en heeft dus mede voor zijn portie 2088:16:11 Laastelijk is Dirk Cornelisz Dijt als in huwelijk hebbende Bregtje Isbrands Bos, tot voldoeninge zijner portie in desen aanbedeelt de helft in het Huijs met 3925 roeden lands gelegen in de polder de Westen als mede de 800 en 400 roeden lands in Gerritsland te samen voor 1763:0:- Voorts ít gunt hij volgens inventaris aan desen boedel was verschuldigt 288:0:- En eijndelijk 't geen hij in de gemeene boedel van de meubile goederen en beesten nog debet is 181:16:14 Dog zal daar en tegen moeten betalen aan Isbrand Bos 144:0:3 Beland dus mede voor zijn portie 2088:16:11 Voorts zijn alle de verdere goederen soo van linnen, wollen, goud en silverwerk als andersints, als mede het schaapvee,dewelke in publique veijling off onder de hand voor het gemeen neit zijn verkogt, bij de respective comparanten wederzijds en onderling, volgens als voren verdeelt en behouden, eenieder van hun daar van zijne geregtelijke portie ontvangen en genoten te hebben sulks dat het gedeelte van de Casteleijn Hendr: Dekker (de tweede comparant in desen) wegens zijne aanbedeelde schaapbeesten, aan zijne broeders Jan Klaasz Dekker en Dirk C. Dijt verkogt, en wegens zijne portie van moederkleederen en lijftoebehoortens als andersints aan Isbrand Bos verkogt, met en benevens het beloop van zijn portie in een klamp hooij (alle bij hem ook ontfangen) te samen komt te bedragen de somma van 187:4:11 except het linnen bij hem behorende. Alleenlijk is bij de comparanten nog gemeen en onverdeelt gebleven 't gunt Jacob van der Merct, de erve Jan Buijtendieper, Jan C. Bos, Barend Coger, Dieuwertje Deij en Maarten M. Dijker nog aan dezen boedel verschuldigt zijn bedragende te samen volgens den Inventaris een somma van 111:13:10, zullende al het geene daar van in 't vervolg ontvangen wert, op den voet even als de bovenstaande goederen na rato gelijkelijk worden verdeelt. Met welke voorenstaande begrootingen Liquidatie Scheijdinge en Verdeelingen mitsgaders gemaakte accoorden de respective comparanten en condividenten wederzijds en onderling, verklaarden te nemen volkomen genoegen en goet contentement, en daar mede den geheelen voorsz: Boedel en Erfenisse bij meergemelde overleden Lijsbet Goosens nagelaten, effective te houden voor finaal vereffent, gescheijden en verdeelt, belovende elks aanbedeelde goederen en Effecten gerustelijk en vredelijk te laten besitten en genieten, sonder dat den een den anderen om eenige andere off verdere Begrooting Scheijding off verdeeling moejelijk zal vallen, off gedoogen dat sulks gedaan wert, direct off indirect, t zij in off buijten regten; maar alle nog opkomende baaten en lasten deses boedel onder elkanderen pro rato te zullen verdeelen en betalen. Tot nakominge van al het welke verklaarden zij comparanten bij desen te renuncieren en af te staan van Relieff, Erfdeelinge en alle andere in regten bekende middelen waardoor dese eenigsints soude kunnen werden geinfringeerte; en daar voor te verbinden, de eerste, tweede en derde comparant haare persoonen en goederen, en de laatste comparant zijn persoon, en des gerepresenteerdens goederen, deselve Subjecterende alle regt en regteren Aldus gepasseert aan den Burg op Texel, ten overstaan van Reijer Kooijman en Lambert Alb: Kikkert als getuijgen YSBCOBOS Hend: Dekker Dirk Cornelisz Dijt Jacob Verberne Jan Jacobsz Verberne Reijer Kooijman Lammert Kikkert Jan Star |