Konijnen

Jac. P. Thijsse : De duinen hebben van de konijnen niets dan schade, en wel zeer groote schade ook. Het is een alleraardigst dier; maar wanneer wij echt mooie, rijk begroeide duinen willen hebben, dan moeten de konijnen worden uitgeroeid en dan nog jaar in jaar uit worden bestreden, waar het noodig blijkt.

Een invasieve exoot, ingevoerd in de Middeleeuwen

Door deze gecultiveerde konijnenplaag verschraalde in de loop der tijd de begroeiing en kreeg het landschap het uiterlijk, dat wij heden ten dage als natuurlijk en oorspronkelijk beschouwen.

Wat zijn nu de gevolgen van de myxomatose?

In de eerste plaats, dat het konijn zeldzaam is geworden en daaruit vloeit voort, dat de duinvegetatie nu volop gelegenheid krijgt tot een groei en bloei als nooit tevoren. Een der bewoners van de Westermient verklaarde, dat de konijnen het dan ook wel erg bont begonnen te maken. Hij noemde plaatsen, waar het duinterrein zo kaal was afgevreten, dat het er veel van weg had of een hongerige kudde schapen op het kruid was losgelaten. Bij alle rampzalige gevolgen van de activiteit door de Franse arts aan den dag gelegd, blijft dus nog een klein lichtpuntje aanwezig!



Internet: Konijnen kwamen oorspronkelijk alleen voor in de Sahara in West-Afrika. In de Romeinse tijd werd het leefgebied uitgebreid tot Zuid-Europa, waar het ook warm is en daarna tot in onze duinen. De duinen waren 's zomers een prima plek voor de konijnen. Aan de zuidkant kon de temperatuur overdag oplopen tot liefst 60°C . Maar dan kwam de winter en vooral met sneeuw heeft een konijn moeite, want dat kwam in de Sahara en in Zuid-Europa niet voor. Het is een wonder dat de konijnen de Hollandse winters overleefden. Dat was niet mogelijk zonder ingrijpen van de mens. Ze bleven leven, omdat ze werden bijgevoederd door de duinmeiers (met rapen, wortels, hooi en stro). Bovendien werd na een strenge winter een jachtverbod ingesteld. In de kuststrook van Holland krioelde het in de Middeleeuwen van de konijnen, uitgezet voor bont en vlees, in de winter bijgevoed en zorgvuldig opgefokt.

Vanaf 1200 ontstonden in Europa beschermde gebieden, ''konijnenwarandes''' genaamd, ook in onze streek. De oudste vermelding dateert uit 1342 toen graaf Willem IV 'die warande van der conijnen' ten zuidwesten van Haarlem schonk aan Dirk van Brederode. Het (juridische) begrip 'warande' impliceerde een exclusief jachtrecht voor bepaalde diersoorten voor de leenheer en zijn leenmannen. Binnen de warande was het weiden van vee en het kappen van bomen en takken aan zeer strenge regels gebonden. Er werden fretten gebruikt om de konijnen uit hun hol te jagen en dan was het een makkelijke prooi voor de jager. Om te voorkomen, dat de fret een konijn ving werd de fret gemuilkorfd of de bek werd dichtgenaaid. Van de grootste vrouwtjesexemplaren werden steeds de oren gecoupeerd ('geoormerkt'), zodat bij jagers geen verwarring kon ontstaan over de af te schieten dieren.

De bewoners van de streek waren verplicht om honden te 'blokken' (een houten kraag om de nek hangen) of te ''poten'' (afknijpen van een voorpoot). Bij katten diende men de oorschelpen af te snijden, dan kropen ze niet in de konijnenholen vanwege het zand in de oren. Op stropen stonden zware straffen, bij recidivisten werd een hand afgehakt of werd het rechteroog uitgestoken en als men dan nog hardnekkig was ook het linkeroog of de andere hand aan de beurt. Natuurlijke vijanden, zoals vossen en bunzings, werden rond 1400 in de duinen uitgeroeid.

De konijnen werden doelbewust uitgezet voor de jacht, enerzijds voor het vlees maar ook om de huiden voor kleding. De konijnenoogst was groot, het Keukenduin van het slot Teylingen bij Lisse leverde omstreeks 1560 jaarlijks 2400 hapklare beestjes op. Het vlees werd gezouten en in tonnen bewaard. Ook de pels was fel begeerd voor het maken van adellijke bontjassen. Een oude kroniek uit de 16e eeuw schat de opbrengst aan konijnenvellen in Holland op 6000 gulden per jaar. De konijnenpopulatie werd, vooral in de winter, op allerlei manieren op peil gehouden zoals bijvoederen, jachtverbod, aanleg van kunstmatige konijnenbergen en uitroeiing van roofdieren bijvoorbeeld de buizerd en de wezel. 
Er bestond ook zoiets als 'konijnenrecht', de graaf van Holland verpachtte dit recht aan 'duinmeiers' die de duinen beheerden. Op 31 mei 1591 verkreeg Claes Maerten 's Gravenmade de Zilker duinen (ter grootte van 52 morgen) in eeuwig durende erfpacht voor 120 Carolus guldens per jaar. Hij werd zo een duinmeier en had zo de leiding verkregen over de verdere verpachting. Zijn voorganger kreeg als afkoopsom 150 gulden en honderd koppels levende konijnen. Om alles naar wens te laten verlopen moesten er natuurlijk door de buren onderling wat regels worden opgesteld. Zo komen ze overeen, dat ze alle profijten die van de duinen zullen komen naar gelang hun aandeel zullen delen. Dat betrof bij voorbeeld het verpachten van ''het konijnen'' (d.w.z. het recht om konijnen te mogen vangen), het planten van elst en het zaaien van koren. In 1632 stellen de ''gezamenlijke buren'' een ordonnantie op waaraan de pachter die het recht pacht om konijnen te vangen zich zal moeten houden.

In het begin was het konijn een delicatesse voor de allerhoogste sociale klasse. Zodra er meer aanbod kwam degradeerde het beestje echter langzaamaan tot voedsel voor het volk, dat op markten in de steden te krijgen was. De konijnen werden flink doorgefokt en er zijn aanwijzingen over moederkonijnen, die op grootte werden geselecteerd. De 'goeien' kregen een knip in het oor en mochten niet worden afgeschoten. Door op grootte te selecteren fokte men uiteindelijk een grotere soort. In de tijden, toen konijnenboutjes op geen burgerlijk feestmaal ontbraken, was het schieten van konijnen een groot voordeel voor de duinmeiers. Konijnenduinen werden dan ook in de verponding (belasting) hoger aangeslagen dan gewone geestgronden.

De konijnen waren vaak aanleiding tot vele conflicten tussen enerzijds de boeren en duinbeheerders en anderzijds de graaf en zijn jagers. Er werd verordonneerd, dat er sloten moesten komen tussen de duinen en de landbouwgronden. Aan de duinzijde moest de helling flauw zijn, anders zouden de konijnen verdrinken. Aan de andere zijde mocht de sloot stijl en hoog zijn. Toch raakten veel konijnen te water en ondanks de maatregelen bleef het een plaag. Bij droog weer was er geen water in de sloot en dan was het één groot feest voor de konijnen in de akkers. Er waren echter ook boeren, met graanvelden in de duinen, die afspraken met de graaf dat de konijnen in de graanvelden hun buik vol mochten eten tegen een korting op de pacht. Er werd toentertijd namelijk volop graan gekweekt in de duinen. Al sinds de Romeinse tijd is er landbouw in de duinen, dat is tegenwoordig ondenkbaar. De konijnen waren tot op zekere hoogte afhankelijk van die landbouwgewassen. 
Vanaf de 16e eeuw liep het uit de hand met de konijnenstand. In 1518 werd de meesterknapen van Holland gelast de konijnen zoveel mogelijk uit te roeien in het Hillegommer Bos. De boeren leden schade op hun akkers en de konijnen kregen de schuld van het ontstaan van zandverstuivingen in de duinen. Boeren en grote heren die in de 17e eeuw langs de duinrand mooie buitenhuizen met luxueuze tuinen hadden aangelegd, gaven de konijnen de schuld van de zandverstuiving. Dat gaf natuurlijk herrie, want de Graaf van Holland (eigenaar van de konijnenrechten) wilde zijn lucratieve inkomsten niet opgeven. De boeren kwamen op voor het behoud van landbouw langs de duinen en de heren voor de dure planten in hun tuin. Door deze gecultiveerde konijnenplaag verschraalde in de loop der tijd de begroeiing en kreeg het landschap het uiterlijk, dat wij heden ten dage als natuurlijk en oorspronkelijk beschouwen. 
Vanaf 1600 is gewerkt aan het ''depopuleren'' van de duinen en was het verboden ''konijnen te planten''. Onder andere werd men verplicht holen uit te graven en het waren fantastische tijden voor de stropers. In 1608 was de plaag nog niet verminderd en kregen de boeren vergunning om de konijnen te vangen en uit te delven. Bij het delven (graven) naar konijnen in hun holen gebeurde het wel eens dat de berg van twee meter zand begon te schuiven als een lawine en de graver levend begraven werd. In de Franse tijd is het de Franse soldaten gelukt de duinen, door te jagen, vrijwel geheel van konijnen te ontdoen. In een mum van tijd hadden de Fransen de hele konijnenvleesberg geconsumeerd (opgevreten). Twee jaar later ( ook in een mum van tijd) waren er al weer teveel konijnen.

Aan het begin van de 20e eeuw werden bij duinjachten op één dag soms 700 tot 1200 konijnen geschoten. Dirk Klinkenberg had een heel speciale manier van ''stropen'' : in de winter lag er boerenkool aan de binnenzijde van het geopende kelderraam, de hongerige konijnen moesten ver reiken om ervan te kunnen eten en dan vielen ze anderhalve meter naar beneden de kelder in. Maar dat kon je Dirk toch niet euvel duiden !!!!

Jan Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen , deel 2, 1996:

De Romeinen beschouwden konijnenvlees als een delicatesse, maar de dieren kwamen in die tijd alleen in Spanje, in de Provence en op Corsica voor. De Lage Landen vielen nog geheel buiten het verspreidingsgebied (Caninafaten betekent zeker niet konijnenvreters).

Verspreiding over West-Europa in 12e eeuw. Verspreiding kwam langzaam op gang, pas na het ontstaan van meer open landschappen.

In het midden van de 14e eeuw kwamen ze in geheel West-Nederland voor, zelfs op Texel en Vlieland, waar de konijnenjacht en de handel in vellen het enige lonende bedrijf schijnt te zijn geweest. Aanvankelijk werden ze beschouwd als een beschermde diersoort, doch in de loop van de 14 e en 15e eeuw werd het konijn meer en meer als een plaag voor de boeren en een bedreiging voor de zeeweringen beschouwd.

De Graven van Holland lieten konijnenwaranden aanleggen in daarvoor geschikte streken.

In 1289 was Texel definitief onderworpen door de Graaf van Holland. Jan van Beaumont liet de eerste konijnen invoeren.

De Domeingrond of de Grafelijke Wildernisse werd daarvoor gebruikt. In die gebieden, waaronder de kustduinen, was de overheid de baas. De last die de bewoners van de konijnen hadden deed er niet toe.

Pogingen het konijn uit te roeien sinds de 16e eeuw, maar het konijn bleek onuitroeibaar, want de met uitroeiing belast personen zorgden ervoor dat er altijd beesten overbleven. Voortdurend bestrijding. In de oude boeken van Texel staat daarover vermeld wat hier volgt.

In de Notulen van de Gemeenteraad van Texel werd hierover gemeld:

Eeuwenlang konijnen vangen

5-10-1808 Ingekomen aanschrijving dato 23-9-1808, omme intezenden Consideratie en opgave der geschiktste middelen om de konijnen uiteroeyen. Notificatie.

15-11-1808

Brief aan Landdrost over het depopuleren van de Duinen van konijnen:

Myn Heer!

Zullende dienen van Consideratie en opgave van Middelen welke toerykende bevonden zullen worden tot uitroeying der Konijnen ingevolge UEdG last van 22 Sept. N. 22- vergunnen men onds van hier te zeggen:

Dat daar de Duijnen en Wildernisse van Texel tot de publieke jagt behooren, alwaar in het gepasseerde jaar, zo door de gequalificeerdens tot de Jagt als een aantal particuliere persoonen expresselijk door een OpperJagermeester daartoe gequalificeerd, de Konijnen met Schieten, vretteeren en strikken zelvs buiten de Jagttijd, zodanig reeds zijn, en nog dagelijks worden gedepopuleerd, dat 'er maar zeer weinige of geene zullen overblijven, men dierhalven van gedagten is, dat deze maatregel provisioneel voldoende zal zijn- dog zo men onverhoopt mogt ontdekken, dat het getal wederom vermeerderd, men niet in gebreeken zal blijven daarvan dadellijk kennis te geeven, met aanduiding van die middelen die ons dan het geschiktste zullen voorkomen-

En wijders dat met opzigt van de buitengronden van Texel, genaamd de Kwelders Zanddijk en het Eierland, als behorende tot 's Lands particuliere Domeinen, waarover de Inspecteur van de Waterstaat J. Pereboom Bz het opzigt heeft, reeds door denzelve, als daartoe speciaal gelast, de noodige middelen zijn daargesteld, om de konijnen zo met schietgeweer als ook door Stiklugt uitteroejen-

En hier meede vertrouwende voldaan te hebben, betuigen wy met verschuldigde hoogagting ons te noemen-

Myn Heer

UEdDW gehoorzame Dienaren

't Gemeentebestuur van Texel voornt

Ter ord. van deselve (get) WRomans Secr.

Texel 17 Nov. 1808

Brieven van Burgemeester van Texel

20-9-1817 Is gelezen de Requeste van Pieter Klaasz Brouwer C.S. alle In- en opgezetenen van dezen Eilande en respectievelijk Eigenaars of belanghebbenden van de Landerijen en gronden, gelegen aan de duinkant van hetzelve; daarbij verzoekende dat deze Raad hen dringend het meer en meer toenemend nadeel geliefde ter harte te nemen door paal en perk te stellen aan de over Stuiving der Duinen op het Eiland Texel, als mede aan de vermenigvuldiging van het door de Zeeduinen en voor den Landman zoo zeer nadeelige Konijnen ras.-

En is daarop goedgevonden het voorschreven Request bij missive te doen toekomen aan Hun Edel groot Achtbare de Heeren gedeputeerde Staten van Noord Holland, met verzoek dat het Hun Edel groot Achtbare moge behagen omme, ten behoeve der belanghebbenden in dezen, derzelver goede diensten bij het Gouvernement te willen aanwenden, ten Einde de thans nog loopende Pacht der Zeeduinen van Texel vernietigd, en voorts die Duinen nader mogen worden verpacht onder het expres beding van in dezelve het Konijn te moeten depopuleren zonder daarvan een primitive Jagt te mogen maken op dezelve als zoodanig te doen registreren (vide Missive N 6).

Zie hoofdstuk Zandverstuivingen

Raad 11-11-1822 Concept brief aan GS

De duinen zijn meer en meer in verstuifbaarheid toegenomen- konijnen- duinmeijerij- rauw gewordene plekken door de konijnen- verwaarloozen van de helmbeplanting- dat alle aangrenzende landerijen weldra geheel onder het zand bedolven en alzoo voor de eigenaars voorgoed verloren zullen zijn- gelijk reeds eenige hunner in het ongelukkig verkeren van enkele stukken zeer goed weideland, welke niet dan met vele kosten en moeiten, in vroegere Jaren, ter cultuur gebragt en gedurende een langen tijd, in eenen goede en vruchtbaren staat gehouden waren, door de plaats gehad hebbende overstuivingen, geheel verloren te hebben, eene daadzaak waaruit den onpartijdigen en onbevooroordeelden blijken kan, dat de vreze voor verdere Schaden en nadeelen niet ongepast is, en die tevens zonneklaar bewijst het ongerijmde van de stelling, dat de verstuiving voor de zeeweringen niet schadelijk zouden zijn; alzoo daaruit ontegenzeggelijk blijkt, dat het zand der Duinen die de Zeewering uitmaken, zich juist niet altoos deszelfs verstuivingen, binnen de grenzen dier Zeeweringen bepaalt.-

Uit het zoo even aangevoerde volgt dan ook van zelven, dat de middelen om in de bezwaren der bedoelde Landeigenaren, zoo veel Zulks nog mogelijk is, te voorzien en derzelver verdere Schaden voortekomen, bestaan:

1 e in eene algeheele verdelging der Konijnen in alle de Duinen op Texel- en

2e in het dadelijk met helm beplanten van die duinen, voor zoo verre dezelve zich actueel in eenen verstuifbaren staat zouden mogen bevinden.

Beide die middelen achten wij ter bereiking van dat oogmerk even Zeer noodzakelijk; daar wij het aan de eene zijde voor bewezen houden, dat, om het Kwaad in deszelfs eersten oorsprong aantetasten, eene algeheele uitroeying van het Schadelijk Konijn onvermijdelijk is, en voorts aan den anderen kant vermeenen dat die uitroeying, op zich zelve genomen, in de tegenwoordige omstandigheden nog slechts eene halve maatregel zijn zoude, naar dien de verwoesting welke dit gedeelte gevoegd bij eene volstrekte verwaarlozing der helmplanting, reeds heeft aangerigt, zoo uitgebreid, en de verstuiving der duinen daardoor zoo algemeen geworden is, dat men met vollen regt zeggen mag dat de raauwheid en verstuifbaarheid dezer duinen niet wel erger zou kunnen zijn; en er alzoo ook zonder eene krachtdadige helmplanting geen herstel meer te hopen is.

Welke redenen nu daar tegen ook zouden mogen worden aangevoerd, of wel de dadelijke daarstelling der opgegevene middelen kunnen beletten of vertragen geene derzelver geloven wij dat de toets der billijkheid zoude kunnen doorstaan. Immers bij de aanwending dier middelen zijn zelfs niet eens de belangen van derdens gecompromitteerd; maar is het alléén het Bestuur der Domeinen 't welk daardoor tot eene opoffering echter niet van eenige bij onerens en titel verkregen goederen of regten, waarvan men, op grond daar van zoude kunnen Sustineren, het regtmatig bezit of genot te hebben; maar alleenlijk van voordeelen die hetzelve, ofschoon reeds sints Jaren, geheel onregtmatig en voor een zeer groot gedeelte ten kosten en in prejudicie van de Eigenaren der aan de Duinen grenzende Landerijen, genoten heeft; voordeelen, die daarenboven zoo alleszins buitensporig zijn en zoo weinig in evenredigheid staan met de waarden van het Kapitaal waar van dezelve getrokken worden, dat daaruit alleen genoegzaam zoude zijn afteleiden, dat dezelve met geen mogelijkheid uit en door die woeste gronden alleen kunnen genoten worden; immers en in alle gevallen, dat het Bestuur der Domeinen bij de verpachting dezer Duinen tot Duinmeijerijen, nimmer met eenige mogelijkheid die opxx [hoge] pachtprijzen zouden hebben kunnen bedingen, indien men daar stilzwijgend, en als uit de aard der zaken, daaronder begrepen ware geweest het regt of althans vermogen tot afweiding door het Konijn op de naburige landen, welk vermogen intusschen eene regtstreekschen strekking heeft om al den last en al het bezwarende, t geen uit het verkrijgen van zoodanige hooge pachtprijzen zoude kunnen voortvloeyen, overtebrengen en te doen neerkomen op de Eigenaren der naburige Landen alléén, in zonderheid dan wanneer te gelijker tijd die zoo rijkelijk vruchten opleverende duinen geheel aan eigen lot worden overgelaten en geene de minste moeite noch kosten worden aangewend om de alles verwoestende verstuivingen te bedwingen.

Even min kan, zoo wij eerbiedig vermeenen, de Kostbaarheid van eene behoorlijke helmplanting, geene billijke reden opleveren, om dezelve van 'S Rijkswege achterwege te laten of zelfs uittestellen.

Door 'S Rijks Kas toch zijn ook de importante voordeelen genoten die deze duinen door de verpachting als Duinmeyerijen hebben opgeleverd; Ja het is, wat meer is, Juist aan de Zucht die het Domein-Bestuur de meest moelijke voordeelen te trekken, dat derzelven tegenwoordige allezins deplorable toestand moet worden toegeschreven, zoo dat dan ook, onzes inziens, niets billijker kan geacht worden dan dat het algemeen Bestuur het welk de voordeelen getrokken heeft, thans ook de schaden lijde; zonder dat althans in eenig geval dat bezwaar wederom gelegd kan worden op de schouderen van Texelsch Ingezetenen alleen, die blijkens het hierboven aangevoerde, reeds zoo vele verliezen geleden hebben voor welke men hun, bij eene behandeling in dezen, genoegzaam geheel en al zoude hebben kunnen vrijwaren.

Wij nemen, derhalve, de vrijheid Uwe Excellentie op het eerbiedigst, doch tevens ten instantelijkste, te verzoeken, bij HEGA eene voordragt te willen doen ten einde als nog ten allerspoedigste de noodige maatregelen worden genomen tot eene behoorlijke beplanting van alle die Duinen op Texel, welke zich thans in eenen verstuifbaren staat zouden mogen bevinden; en dat voorts, hoe eerder zoo beter en bij de eerste gepaste gelegenheid moge worden overgegaan tot het in werking brengen der bekende maatregelen ter algehele uitroeijng van het Konijn op dit Eiland, of althans tot het verpachten der duingronden onder den last van depopulering; op dat alzoo onze thans zoo deerlijk lijdende Ingezetenen eens eindelijk mogen worden verlost van een plaag die de vruchten hunner veeljarigen noesten arbeid geheel dreigt te vernietigen.-

De Gemeente Raad

En heeft de Vergadering, zich met de gemelde voordragt conformerene, de voorschreve missive gearresteerd, gelijk dezelve gearresteerd wordt bij deze.

Register van Advertentien boek 306

Keur 48 Waarschuwing tegen het delven van gaten in de duinen

De Schout van de gemeente van Texel, in ervaring gekomen zijnde, dat sommige lieden zich niet ontzien, om in de duinen en wildernissen, tot 's rijks Domeinen behorende, gaten te delven ten einde alzoo het opsporen en vangen van Konijnen gemakkelijk te maken-

Overwegende, dat zoodanige onbehoorlijke handelwijze niet alleen strijdig is met de bestaande verordening op het stuk van de Jagt, maar ook, daarenboven, strekt tot merkelijk nadeel van gemelde Dominiale Duinen en gronden; als welke daardoor in eene verstuifbaren Staat gebragt, en tevens veeltijds voor behoorlijke Zeewering ongeschikt worden gemaakt.

Heeft noodig geoordeeld allen en een iegelijk wien zulks zoude mogen aangaan ten ernstigste te vermanen, gelijk geschied bij dezen, om zich van zoodanige onbehoorlijke en Strafwaardige handeling voor het vervolg te onthouden; zullende die genen welke zich verder daaraan zouden mogen schuldig maken, en alzoo, hetzij door het delven van gaten, ofte op eenige andere hoe ook genaamde wijze, 's rijks Dominiale Duinen of gronden kwaadwilliglijk komen te benadeelen, met al de gestrengheid der respective ten dezen toepasselijke wetten worden vervolgd, en alzoo ook aan zich zelven te wijten hebben de schaden en nadeelen, zoo wel als de verdere en zwaardere straffen, aan welken zij zich, door zoodanige openbare wederstreving van verschillende wetten zouden blootstellen.

Gedaan ten Raadhuize van Texel den 21e April 1824

Waarschuwing herhaling der waarschuwing tegen het delven van gaten in de duinen.

Gedaan ten Raadhuize van Texel den 13e December 1824

Brief 2-6-1827 Gouverneur [Inspectie duinen] in loco plaatsgehad.

Ik heb verzeld van eenen Assessor en de Secretaris van het Bestuur, derzelve [Inspecteur] alle noodige aanwijzingen in loco gedaan en maar al te veel aanleiding gevonden om gedachte Heer Molecotius op de toestand onzer duinen op deze en geen plaatsen opmerkzaam te maken [en te] zien welke de verwoestingen waren door het konijn aangericht.

Het is waar, de uitgravingen door kwaadwilligen zijn daarvan alweder het gevolg. Het konijn moet worden verdelgd, de uitgravingen geweerd, maar daardoor is nog slechts de helft van het kwaad voorzien. Immers, het zijn de verstuivingen door de min zorglijke beplanting veroorzaakt, die gedurende de laatste Jaren heeft plaats gehad. [Dit zou] de volste aandacht des Gouvernements tot zich moeten trekken en bijzonder ten aanzien der zoogenaamde Westerduinen, zooals zie zich bij de Koog bevinden.

Daar ter plaatse hebben de verstuivingen het meeste plaats gehad, zoo zéér zelfs dat van twee duinen, die te voren tot de aanzienlijkste, zwaarste en hoogste der geheele omtrek behoorden, en door hare ligging aldaar zich als een ondoordringbaar bolwerk tegen de zee verhieven, dat die twee zelfde duinen thans schier geheel geslegt en tot eenvoudige niets betekenende hoogten geworden zijn- …….

En nogmaals gaat als nu de helm en aanvankelijk stroo beplanting niet onmiddellijk met de maatregel tegen het konijn gepaard, dan zal de ondervinding doen zien, dat het grootste kwaad is overgebleven en ons buitendien zoo zeer verachterde Eiland zal wel geheel onder het zand of onder het water bedolven raken.

Koninklijk Besluit van 25-11-1827, dat binnen een jaar de konijnen in Holland moesten worden uitgeroeid.

18-7-1840 Aan de Gouverneur onderwerp Depopulatie konijnen

Dat de aanwas van konijnen binnen deze gemeente de laatste jaren zoo krachtdadig en aanhoudend is te keer gegaan, dat ik Uwe Excellentie de verzekering kan afleggen, dat het eene zeldzaamheid is binnen deze Gemeente een konijn te zien, zelfs op de plaatsen waar hetzelve vroeger het talrijkst was, zoodat het niet mogelijk is, dat er eenige gegronde klagte uit deze Gemeente daarover tot Uwe Excellentie zoude kunnen komen.

13-8-1844 Aan de Gouverneur

Dat ik met de bij voornoemde missive genoemde belanghebbenden heb gesproken en mij de verzekering heb doen geven, dat een ieder hunner voor zooveel hem betrof, het mogelijke zou aanwenden, om het konijn, dat zich alsnog op zijne grond mogt bevonden, uit te roeyen. Aan die belofte is voldaan.

20-9-1858 Aan de Heer Officier van Justitie te Alkmaar

Een proces verbaal opgemaakt door den Rijksveldwachter contra Johannes Daalder en Klaas Daalder alhier, wegens het vangen van konijnen met bij de wet verboden strikken.

21-9-1858 Aan den Heer Ambtenaar bij het OM te Helder

U toetezenden een konijn, benevens 3 konijnestrikken als corpus delicti, behoorende bij het proces verbaal door de Rijksveldwachters alhier opgemaakt dd. 20 dezer contra Johannes en Klaas Daalder alhier, welk relaas eerst aan den Officier van Justitie ter vervolging is opgezonden.

27-10-1858 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Ik neem de vrijheid Uwe Excellentie voor den grondeigenaar Jan Daalder te verzoeken, om aan de magtiging, waarbij hem wordt toegestaan om vanaf een half uur voor zonsopgang, tot een half uur na zonsondergang met lange netten op zijne in pacht en in eigendom toebehoorende gronden konijnen te vangen, zoodanige uitbreiding te willen geven, dat hij gedurende den nacht de bemeestering van dat schadelijk gedierte met die netten kan voortzetten, omdat door het schieten de konijnen wilder zijn geworden, en zelden overdag hunnen holen verlaten, en dus bij nacht door netten kunnen worden gevangen.

9-11-1858 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Vergunning om konijnen te schieten voor Johannes Ludovicus Kikkert

8-11-1858 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Jan Daalder vraagt een vergunning tot schieten van konijnen aan voor zijn zoon Simon Daalder

N 74/9145 Haarlem 14 December 1858

Ten verzoeke van P. de Jager pachter van het 2e perceel duin- en mientgronden om de daarop aanwezige konijnen te mogen uitroeijen heb ik doen opmaken de hiernevens gevoegde buitengewone magtiging welke ik U verzoek hem te doen ter hand stellen.

Voor het geval zijne bedoeling niet mogt zijn om zelf de konijnen te schieten verwacht ik spoedig een opgaaf der personen door wie hij zulks wil laten doen.

De Commissaris des Konings in de Provincie Noord-Holland

Aan den Heer Burgemeester van Texel

N 74/9372 Haarlem, 22 December 1858

In antwoord op uwe missive van 17 dezer, N 320, heb ik de Eer U te melden, dat in het request van Pieter de Jager, tengevolge waarvan door mij is afgegeven, de aan U ter uitreiking gezonden buitengewone magtiging, vergunning wordt gevraagd om de konijnen, zich bevindende op de door hem gepachte gronden, zooveel hem mogelijk is uitteroeijen op grond van deze aanvraag is hem vergunning verleend de konijnen te schieten en met netten te vangen, hoezeer geen van die twee wijzen van bemeesteren bepaaldelijk door hem waren opgegeven, en zulks omdat ik de uitroeijing van het konijn op Texel zooveel mogelijk in de hand wil werken, zonder alle middelen aantewenden, welke zij zouden wenschen te bezigen.

De bedoelde buitengewone magtiging is door U niet uitgereikt, vooreerst omdat op de gronden van P. de Jager slechts weinig konijnen zouden zijn en ten anderen omdat het vermoeden bij U bestaat, dat de aanvraag is gedaan met het doel om hazen enz te vangen.

De eerste dezer redenen levert geen grond om de vergunning niet te verleenen. Het getal der konijnen moge voor het oogenblik gering zijn op de gronden van P. de Jager, maar dat klein getal doet hem nu reeds schade en kan in zeer korten tijd, wanneer het ongestoord blijft voortteelen zeer groot worden.

De verbazingwekkende vermenigvuldiging van het konijn blijkt toch uit hetgeen dit jaar op Texel is waargenomen. Terwijl namelijk in uwe missive van 1 Julij ll N 194, werd verzekerd dat de konijnen niet in grooten getale aanwezig waren in de duinen van het eiland en dat feit, bedoeld bij art 26 der Jagtwet, destijds op Texel niet bestond, is de vermeeningvuldiging van het konijn sedert zoo toegenomen, dar reeds in het najaar en ook thans nog het nemen van buitengewone maatregelen tot uijtroeijing noodzakelijk is geworden.

De tweede door U opgegeven reden is van aan anderen aard. Wanneer de pachter P. de Jager, wegens strooperij mogt zijn veroordeeld, kan ik er in berusten dat de buitengewone magtiging hem niet worde uitgerikt. Voor dat geval verzoek ik U hem, namens mij te verwittigen dat hij om die reden geene beschikking op zijn verzoek krijgt. Heeft dat echter niet plaats gehad en berust bij U alleen een vermoeden dat hij zich misschien aan Strooperij zal overgeven, dan kan ik daarin geen genoegzamen grond vinden om zijn verzoek te weigeren en dus toetelaten dat zijne gronden door het konijn worden beschadigd.

In dit laatste geval zal alzoo de buitengewone magtiging alsnog ten spoedigste aan hem moeten worden uitgereikt.

De Commissaris des Konings in de Provincie Noord-Holland

Aan den Heer Burgemeester van Texel

9-1-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Dat na een door mij opzettelijk ingesteld onderzoek gebleken is, dat de in de loop van dit najaar aangewende middelen, om door het schieten de konijnen uitteroeijen, weinig afdoende zijn geweest ter bereiking van dat doel, aangezien dat schadelijk gedierte door het schieten zoodanig wild wordt, dat het zelve bij dag, de holen niet verlaat, en [dat de konijnen] daardoor voor die wijze van vernietiging onbereikbaar zijn.

Op grond der ondervinding bestaat er geen ander middel, om de konijnen te verminderen, dan door die konijnen met strikken te vangen, en wel gedurende de nacht, omdat zij dan allen buiten de holen komen om afteweiden, om hun voedsel te vinden. Bijaldien men de uitroeijing van het konijn op dit eiland wil, zal tot het buitengewone middel moeten worden overgegaan, om bij uitzondering aan pachters der voornoemde duinen en andere eigenaren van gronden, alwaar het konijn zich het meest ophoudt, de benoodigde vergunning te verleenen, om tot uitroeijing van dit gedierte konijnestrikken te mogen gebruiken.

9-1-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Konijnenpark in Eijerland

17-2-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland Konijnestrikkers Jan Simonsz Daalder, Simon Jansz Daalder, Maarten Jansz Daalder en Simon Maartensz Daalder, den Heer J.L. Kikkert, Jacob Pietersz Bakker, Gerrit Mulder, Cornelis Cornelisz Boon sr en jr, M. Zaagman en Willem Barhorst.

Dat het zogenaamde Konijnenpark wordt verpacht met de verpligting op den pachter, om het konijn op die gronden uitteroeijen.

27-1-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Aanvraag van 3 verschillende personen ter erlanging eener kostelooze vergunning om te mogen schieten op konijnen en wel op de gronden van die eigenaars of gebruikers.

6-8-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Opgave van personen welke wenschen te worden in het bezit gesteld van een kostelooze vergunning om over de geheele oppervlakte van de Provinciale duin- en mientgronden konijnen, als schadelijk gedierte, te schieten:

J.L. Kikkert, Joan R.G. Coninck Westenberg, Pieter C. Kalis, Arnold P. Koorn, Jacob Lindeman, allen meerderjarig, en Jacob P. Bakker

18-8-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Adres van Pieter C. Koning en Jan Dekens Ez [over schieten op konijnen] dat hoewel ik geene groote verwachting heb, door de adressanten veele konijnen door schieten zullen worden gedood, bestaat er bij mij evenwel geen bezwaar.

Ook schietvergunning aan Simon Keijser (Dijkgraaf van Texel), Pieter Kuiper (idem van Waalenburg), Jacob A. Dijksen, veefokker, Pieter Keijser, idem, Dirk Jansz Daalder, landbouwer, Willem Wegman, idem, Cornelis Albertsz Keijser, veefokker, houders van Jagtacten en bekwamen schutters.

Huizinga 18 Augustus 1859. Naar den Hoorn. Bij Simon Daalder, hem verwezen naar den Heer Voigt die een rekest voor hem wilde schrijven om hem te bevrijden van de 14 dagen gevangenisstraf waartoe hij veroordeeld was op de valse beschuldiging van konijnen strikken .

30-8-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

1 Verzoek van Pieter Kok, pachter van perceel 1, om vergunning voor het vangen van konijnen met strikken, ook voor zijn vader Jacob Kok

2 idem voor Pieter de Jager

Tegen deze uitreiking bestaan bij mij geene bedenkingen, maar [ik] acht die zelfs billijk.

3-9-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

[2 bladzijden over konijnen, er zijn erg veel schietvergunningen afgegeven, ook vergunningen voor strikken, de pachters van de duin- en mientgronden vangen de konijnen liever zelf, dan dat ze al dat schietvolk op hun land hebben, ze zijn ontevreden] over de menigvuldig uitgegevene magtigingen, om de konijnen op hunne gronden te schieten of te vangen, reeds begint die ontevredenheid op te wekken, en wanneer xxx verwacht ik dat de pachters zich daarom spoedig bij Uwe Exc zullen beklagen.

15-10-1859 3 onleesbare bladzijden over het konijn

6-1-1860 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Stand der konijnen: dat er thans bijzonder weinig konijn op de Provinciale duin- en mientgronden meer aanwezig is, en met het aanwenden van alle mogelijke moeiten zoo door strikken als fretten, kan men naauwlijks meer een konijn meer magtig worden. Bij de laatste vorst en de gevallen sneeuw, zijn door het uitoeffenen van een klopjagt, zoo onbegrijpelijk veel konijnen gedood, dat men dezelve als uitgeroeid kan beschouwen. 2 bladzijden

18-8-1860 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Konijnen zijn bijna uitgeroeijt, schieten volstrekt niet noodzakelijk.

20-9-1860 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Vergunning tot het vangen van konijnen met lange netten en strikken wordt verlangd door

Maarten Jans Daalder en Simon Jans Daalder, Prins Hendrikpolder

Simon Maartens Daalder en Pieter Kok, aan den Hoorn

Cornelis Maas en Pieter Jacobsz Bakker, Everste Koog

Jan Gerrits Mulder, C.C. Boon sr, C.C. Boon jr en C. van Hert, Eijerland

En voor P. de Jager, Jacobus Kuiper en Pieter Kuiper

3 bladzijden over jagt op konijnen

19-10-1860 2 bladzijden konijnen

6-11-1860 Vergunning konijnen vangen C. Griek en Marinus Verduin

11-5-1861 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland dat de vooruitzigten voor het jagt veld te beoordeelen naar het wild dat in het afgeloopen jaar en wel in het laatste van de jagttijd op klein wild, aanwezig was, niet zoo gunstig zal zijn als men mogt hoopen, omdat er voornamelijk wat haas en wel het meest met xx [netten] zijn gevangen,

dat hier geen schadelijk gedierte voor de wildstand wordt aangetroffen

en dat naar sommiger gevoelen den Provinciale duinen goed zoude zijn bij xx maatregelen te xx tot opvanging van het konijn.

11-7-1861 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Konijnen schieten werkt de uitroeijing juist tegen. Jacob Lindeman [is broodjager, het gaat hem niet om de konijnen maar om de hazen. De pachters willen hem niet op hun grond hebben] de adressant bezigt mijns inziens geene goede middelen om zijn doel te bereiken, door namelijk de pachters te beschuldigen, dat zij om eigen voordeel de konijnen niet opvangen. Ik geloof de pachters zich weinig met konijnen bemoeijen.

Advies van Keijser is geen vergunning aan Jacob Lindeman geven.

31-8-1861 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Dat Leendert Griek, Pieter van der Wal, Leendert van der Wal, Gerard van der Kooi, Maarten van der Vliet, Simon Bos en Maarten van der Vliet slechts in zooverre bij mij bekend zijn dat ik weet dat zij schelpvissers zijn. [Of ze handig zijn om konijnen te vangen met strikken] kan ik onmogelijk beoordelen, maar of er in het belang van den uitroeijing van het konijn, van de adressanten eenig gunstig resultaat te wachten is, mag ik met reden betwijfelen [de Burgemeester denkt dat ze de vergunning aanvragen om in de duinen te mogen komen] ten einde bij gelegenheid eenige strooperij uitteoeffenen. [Geen vergunning geven].

13-6-1862 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Dat bij mij geen bedenkingen bestaan, tegen het uitreiken van vergunningen aan Cornelis Maartensz Boon en Maarten Cornelisz Boon, tot het vangen van konijnen met strikken, mitsgaders van vergunning tot het schieten van konijnen aan IJsbrant Ran en Leendert Blaat, op de Provinciale duin- en mientgronden alhier.

26-6-1862 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland [Burgemeester Keyser verwondert zich over de aantallen aanvragen voor het schieten van konijnen, nu door Kikkert, wonende aan de Koog], omdat hij van de jagers hoort dat er zoo weinig konijnen zijn, en die er zijn niet onder schot te nemen.

8-8-1862 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Over schieten van konijnen, maar ook andere dieren door jagers en stropers.

Ik neem alzoo de vrijheid Uwe Excellentie ernstig in overweging te geven, geene buitengewone vergunningen tot het schieten van konijnen meer uit te reiken, en de laatst door UExc aan mij toegestane vergunning voor Jan Simonsz Duinker, die nog onder mij berust intehouden en de opvanging van de enkele konijnen die er nog zijn, alleen te doen plaatshebben, door het zetten van konijnenstrikken, nog het meest afdoende middel.

20-1-1863 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

over vergunningen konijnenvangen

7-12-1864 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Adres van Cornelis de Ridder in mijne handen gesteld om berigt, consideratie en advies,

dat omdat er reeds meer vergunningen tot het vangen van konijnen met strikken en lange netten zijn uitgegaan, bij mij geene redenen bestaan om het afgeven van zoodanige vergunning aan Cornelis de Ridder te ontraden, ofschoon bij mij het vermoeden bestaat, dat die strikken tot verschillend doel worden toegepast, want om er alleen konijnen mede te vangen, vooral op die gronden waarbij de adressant woont, is de uitzetting van strikken niet de moeite waardig.

23-12-1864 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Jacob en Frans Stark mogen van de Burgemeester konijnen vangen

11-1-1865 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Adres van Jacobus Kuiper, Jacob Kuiper, Simon Kuiper en Pieter Kuiper, in onze handen gesteld om berigt, consideratie en advies, heb ik de eer UEdGestr bij deze te berigten,

Dat hoe meer vergunningen er worden verleend, hoe meer aanvragers daarvoor zullen opkomen, waarom ik de vrijheid neem Uwe Excellentie te adviseren vooreerst geene verdere vergunningen tot het vangen van konijnen meer te verleenen.

26-7-1865 Jagtacte, eendenvangen en konijnenvangen

31-7-1865 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Rekest van Pieter van der Vliet, arbeider te Cocksdorp, kostelooze vergunning te ontvangen tot het vangen van konijnen met strikken en lange netten,

[beteugelen van de konijnen belangrijk]

dat Pieter van der Vliet door een ongelukkig toeval een gedeelte van zijn regterhand verloren hebbende, niet in staat is om behoorlijk zijn brood voor zijn gezin te verdienen, wanneer hij uitsluitend met veldarbeid zich bezig houde

dat hij is oppassend en vlijtig en ik alzoo geen bezwaar zie op zijn verzoek gunstig te adviseren.

Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Rekest van Pieter Huisman, een verzoek tot het bekomen eener kostelooze vergunning tot het vangen van konijnen met strikken en lange netten,

Dat het mijns inziens wenschelijk blijft om bij voortduring maatregelen te nemen, om de toeneming van het konijn in de duin en mientgronden te beperken enz

[geen bezwaar tegen de vergunning]

26-8-1865 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Rekest van C. Kalis, ook die mag konijnen vangen.

11-9-1865 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Een verzoek tot het vangen van konijnen door middel van lange netten en strikken, in de Provinciale duin en mient gronden alhier, ten behoeve van Willem Maas, landbouwer alhier, wonende aan de Koog binnen deze gemeente. Aangezien de uitroeijing van het konijn zeer wenschelijk geacht kan worden, en de persoon van W. Maas als een oppassend man bekend staat, veroorloof ik mij genoemd verzoek gunstig bij UExc aantebevelen.

21-10-1865 Aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland

Verzoek van C. van Hert om vergunning tot het vangen van konijnen. Dat hij een ijverig en oppassend man is en in het algemeen tegen het bemagtigen van konijnen door middel van fretten en strikken geen bezwaar bestaat.

21-10-1865 Idem Verzoek van Cornelis de Ridder om vergunning tot het vangen van konijnen met strikken en lange netten in de Provinciale duin en mient gronden. Dat genoemde C. de Ridder is een ijverig en oppassend man, vader van een talrijk gezin.

22-10-1865 Idem Marinus Verduin Eijerland, van goed, orderlijk gedrag en bij de schrale verdiensten die Eijerland tegenwoordig oplevert, zou de konijnenvangst hem, tot onderstand van zijn gezin, nog eenigzints kunnen tegemoetkomen. Vroeger was hij reeds in het bezit eener dergelijke vergunning en nimmer heb ik tegen hem klagten hooren inkomen.

3-11-1865 Aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland

Verzoek om konijnen te mogen vangen door G.J. Garritsen.

Deze persoon is daartoe bijzonder in de gelegenheid; aangezien hij door borstongesteldheid niet in staat is in zijn onderhoud door veldarbeid te voorzien, en ook omtrent zijn gedrag niets dan goeds te berigten valt; aarzel ik niet hem bij UEx aantebevelen.

20-4-1866 Naar aanleiding va UEdGestr appostelle dd 18 Januarij 1866 N 33 waarbij in mijne handen is gesteld om berigt, consideratie en advies het hierbij teruggaande Rekest van den Heer J.L. Kikkert daarbij aan Z.E. den Minister van Justitie verzoekende dat tot onbezoldigd Rijksveldwachter mogt worden aangesteld Jacobus Simonis Gerlaken Kuiper, heb ik de Eer UEdGestr te berigten.-

dat tegen de aanstelling van genoemde persoon tot onbezoldigd Rijksveldwachter bij mij geene bezwaren bestaan, aangezien hij van een goed zedelijk gedrag en van een krachtig gestel zijne, bovendien door zijne woonplaats aan de Koog bijzonder in de gelegenheid is, om de noodige surveillance te houden.-

dat wat het ingenoemd rekest medegedeelde feit van het afmaken van een schaap betreft, dit voor geruime tijd heeft plaatsgehad, terwijl het stroopen waarschijnlijk geschiedt door middel van strikken en vermoedelijk door dezulke die eene vergunning tot het vangen van konijnen door middel van strikken erlangden.

Omtrent de persoon van J.S.G. Kuiper kan ik UEdG de volgende opgaven doen

1 Geboren te Nieuwolde in Groningen den 7 April 1821

2 wonende aan den Koog Gemeente Texel

3 beroep Arbeider

4 Gehuwd

5 Vijf kinderen

6 Geloofsbelijdenis Ned Herv

7 Kan lezen en schrijven

8 Kan desnoods een procesverbaal opmaken

9 Is Nederlander

De Burgemeester van Texel

Aan den Heer Officier van Justitie te Alkmaar

11-10-1866 Aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland

Vergunning om konijnen te vangen in de Provinciale duin en mientgronden door middel van strikken en fretten voor C. de Ridder en Jb. Schaatsenberg. Dat beide personen zijn zeer gunstig bekend zijn [verder niet te lezen]

19-7-1867 Geen datum Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Ik neem de vrijheid Uwe Excellentie te berigten, dat de onderstaande personen zich schriftelijk aan mij hebben gewend, ten einde kostelooze magtiging te erlangen tot het vangen van konijnen door middel van fretten, netten en strikken:

Pieter van der Vliet, Cornelis van Hert, Hendrik Maas, Jan Trap, Cornelis Kales, Gerrit Jan Garritsen en Maarten Martinusse

Ofschoon het aantal konijnen niet schijnt toetenemen, zoo schijnt het nogthans voor het behoud der helmbeplanting wenschelijk, dat de uitroeying van het konijn worde bevorderd. Ik meen daarom Uwe Excellentie in overweging te moeten geven, de aangevraagde vergunningen aan genoemde personen te willen afgeven, daar geen hunner bij mij bepaald ongunstig bekend is.

24-8-1867 Vergunning voor het vangen van konijnen door middel van strikken en fretteren voor Gerardus Scholten, Jacob Kuiper, Simon Kuiper, Arie Rab, Pieter Kuiper, Bernardus Huisman en xxx

Geen datum 1867 Aan den Ed Heer xxx

Proces verbaal opgemaakt door Rijksveldwachter J.H. Niedelstein Walter contra Cornelis Huisman inzake het zetten van strikken zonder voorzien te zijn eener kostelooze vergunning, heb ik de eer UEdG te berigten, dat volgens verklaring van de Vader der beklaagden Bernardus Huisman, het proces verbaal onjuist is, daar niet Cornelis, maar Bernardus Huisman zelf de strik had gezet en dat deze van eene vergunning voorzien was. Bernardus Huisman heeft mij alsnu verzocht om UEdG beleefdelijk te verzoeken om zijne zoon Cornelis Huisman die alléén zich schuldig heeft gemaakt aan het ophalen van een konijnenstrik, zoo het mogelijk was de gelegenheid te geven om door het betalen van het maximum der bij de wet bepaalden boete, eene verdere vervolging te voorkomen, hebbende de Majoor der Brigade Meeuwis de zaak onderzocht en hem dezen raad gegeven.

17-7-1868 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Kostelooze magtiging tot het vangen van konijnen door middel van fretten, netten en strikken [gevraagd ten behoeve van] Cornelis van Hert, Bernardus Huisman, Jan Trap, Jacob Kuiper, Jacob Kalis en Simon Kuiper

Ofschoon het aantal konijnen niet schijnt toetenemen, zoo acht ik het nogthans voor het behoud der helmbeplantingen wenschelijk, dat de uitroeying van het konijn worde bevorderd.

20-7-1868 idem voor Teunis Martinusse en Pieter van der Vliet

4-8-1868 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Eene vergunning te mogen erlangen tot het vangen van konijnen door middel van netten en strikken in de Duin en Mientgronden binnen deze gemeente, ten behoeve van Cornelis Huisman, genoemd persoon staat bij mij gunstig bekend.

2-9-1868 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Konijnenvangers Simon Daalder, Arie Daalder, Willem Schaatsenberg, Klaas Kuiper, Frans Stark en Arie Schaatsenberg

15-12-1869 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Voor de onderstaande personen vergunning te mogen erlangen, tot het vangen van konijnen door middel van strikken en netten, in de duin en mientgronden alhier, als Cornelis Kuiper, Fredrik Gaas, Hendrik Maas, Simon Daalder en Simon Kuiper. Allen dezen personen zijn bij mij gunstig bekend, zoodat ik mij veroorloof Uwe Excellentie te adviseren de gevraagde vergunningen te verleenen.

10-9-1869 Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze te berigten, dat de onderstaande personen zich bij mij hebben aangemeld, ter verkrijging van eenen kostelooze vergunning tot het vangen van konijnen door middel van strikken en netten in de provinciale duinen en mientgronden binnen deze gemeente gelegen.

Jan Trap, Jacobus Kuiper, Teunis Martinusse, Pieter van der Vliet, Johannes Martinusse, Cornelis Huisman, Gerardus Scholten, Willem Schaatsenberg, Arie Schaatsenberg, Simon Daalder en Arie Daalder

Aangezien deze personen allen bij mij gunstig bekend staan en het voor de instandhouding der duinen wenschelijk is, dat de groote voortteling der konijnen worde beteugeld, zoo neem ik de vrijheid Uwe Excellentie te adviseren, aan genoemde personen, den gevraagde magtiging te verleenen.

Tevens heb ik de eer Uwe Excellentie hiernevens aan te bieden een verzoek van den Hoofd Opzigter bij den kustverlichting G. Lommers, om inde nabijheid der vuurtoren te mogen schieten op konijnen.

Vermits dit verzoek vroeger door Uwe Excellentie is toegestaan en door den adressant van zijne vergunning voor zover mij bekend, nimmer misbruik heeft gemaakt, zoo veroorloof ik mij de vrijheid Uwe Excellentie bij deze uittenoodigen ook dit verzoek in gunstige overweging te willen nemen.

De Burgemeester van Texel

15-12-1869 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland

Voor de onderstaande personen vergunning te mogen erlangen, tot het vangen van konijnen door middel van strikken en netten, in de duin en mientgronden alhier, als Cornelis Kuiper, Fredrik Gaas, Hendrik Maas, Simon Daalder en Simon Kuiper. Allen dezen personen zijn bij mij gunstig bekend, zoodat ik mij veroorloof Uwe Excellentie te adviseren de gevraagde vergunningen te verleenen.

29-8-1870 Aan de Commissaris des Konings

Aanvraag voor groote Jachtacte en eene kleien Jachtacte ten behoeve van Klaas Daalder en H. De Boer.

Bij mij hebben zich aangemeld Jan Trap, Jacob Kuiper, Teunis Martenisse, Pieter van der Vliet, Cornelis Huisman, Johannes Martinusse, Cornelis Kuiper. Deze personen, alle bij mij gunstig bekend staande, en het voor de instandhouding van Duinen wenschelijk is, dat de voortteeling der konijnen worde beteugeld, zoo neem ik de vrijheid Uwe Excellentie te adviseren aan genoemde personen de gevraagde vergunning te verleenen.

26-9-1871 Jagtacte voor P. Kuiper en P. de Boer, voor Jacob Krijnen en Jan Boon een kostelooze vergunning tot het vangen van konijnen.

14-12-1872 Aan de Commissaris des Konings in Noord Holland

Dat ofschoon door het strikken zetten vele konijnen zijn opgeruimd, zich nogtans in de duinen en mientgronden steeds konijnen blijven ophouden. Dat het Jagtheren in ieder geval geen bezwaar kan opleveren, noch voor den jagtacte, noch voor de pachters dier gronden. Dat adressant is een behoeftige man, die door het gebruik maken van zijn fret in het onderhoud van zijn gezin voor een gedeelte tenminste zal kunnen voorzien.

Dat ik daarom de vrijheid neem bij deze UEdGAchtb te adviseren het verzoek van Willem Schaatsenberg in gunstige over weging te nemen.

3-12-1873 Arie Daakder ter bekoming van eene kosteloze vergunning tot het vangen van konijnen door middel van strikken en netten op de duin en mientgronden in pacht zijnde bij zijn vader Reijer Daalder, landbouwer aan de Koog en wel van perceel N 13

15-3-1874 Aan den Heer Officier van Justitie te Alkmaar

Proces verbaal Rijksveldwachter P. Deijs contra Willem en Jacob Schaatsenberg, Hendrik Kikkert en Antonie Meesters, eerstgenoemden wonend in Koogerveld en laatstgenoemde in Eijerland. De in beslag genomen konijn is naar de Griffier van het Kantongeregt te Helder opgezonden.

30-10-1876 Proces verbaal contra Hendrik Kikkert, heeft een konijn gevangen met een strik

17-1-1877 Aan den Heer Ontvanger van Registratie te xxx

Dat het mij voorkomt, dat onder de tegenwoordige omstandigheden het nemen van buitengewone maatregelen tot uitroeijing van het konijn in de duinen niet noodzakelijk [is] te achten. Het is mij na onderzoek gebleken dat op dit oogenblik geene schade van enige betekenis door het konijn wordt teweeg gebracht. Mogt deze toestand ongunstiger worden, dan kan de vermenigvuldiging door strikken ef fretteren gemakkelijk worden tegengegaan.

21-6-1877 Bijlage, waarbij in mijne handen werd gesteld een berigt en raad voor advies van Pieter van der Vliet, daarbij vergunning vragende, om op de Provinciale Duin en Mientgronden konijnen te mogen vangen door het zetten van strikken en fretteren, heb ik de eer UEdGA te berichten-

dat aangezien in den laatsten tijd de duinen meer dan vroeger door de konijnen worden benadeeld en de nabij wonende landbouwers klagen over de nadeelen die zij daardoor ondervinden, het mij voorkomt wenschelijk te zijn het voortfokken eenigzints tegentegaan

dat de adressant niet ongunstig bekend staat.

15-8-1877 Rekest van B. Huisman en A. Barhorst betreffend het verlenen van vrijacten voor de uitroeijing van konijnen, heb ik de eer te adviseren aan genoemde personen te kennen te geven, dat op hun verzoek bij eventuelen aanvragen om vrijacten zal worden gelet.

Provinciaal Bestuur van Noordholland

Haarlem 22-8-1877

De Commissaris des Konings in Noordholland,

Gelezen een adres van B. Huisman e.al. huurders van perceelen der Dominialen duinen op Texel, daarbij verzoekende dat maatregelen genomen mogen worden om de vermenigvuldiging van het konijn in die duinen regen te gaan-

Geeft aan de adressanten te kennen dat nog voortdurend vergunningen worden uitgereikt, om konijnen door strikken te vangen, dat; wanneer adressanten zelf verlangen met die uitroeijing mede te werken, het hun vrijstaat, ingevolge art.28 der jagtwet, op hunne gepachte perceelen dat gedierte door middel van fretten en buidels te vangen, of in open jagttijd, mits voorzien van eene jagtacte, dat gedierte te schieten, terwijl, op daartoe door hen te doene aanvraag, hij. Commissaris des Konings, bereid is, om hun vergunning te verleenen ook in gesloten jagttijd Konijnen te schieten.

De Commissaris des Konings voorn:

Bij afwezen, het Lid van GS, A. van Stralen

28-8-1877 Aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland

[Verzoek van] W. Bakker Hz, Dirk Verhoeve en Jan R. Huisman om kostelooze vergunning tot het vangen van konijnen in de Duin en Mient gronden alhier. Wenschelijk geacht te uitroeijing daarvan te bevorderen. Deze personen staan goed bekend.

23-10-1877 Bijlage N 456 Jacht en visscherij [Loman geeft zijn mening over de aanvragers en ik heb van degenen die ik 'ken' zijn oordeel overgeschreven]

blad 125 1 Arie Barhorst 2 Leendert Eelman 3 Maarten Boon 4 Willem Stark- zou waarschijnlijk misbruik maken van de vergunning

blad 126 ontbreekt

blad 127 2 Cornelis Maas- de gevraagde vergunning is voor een minderjarige 3 Nanning Bremer 4 Simon Bos 5 Cornelis Lagerveld- volkomen ongeschikt 6 Arie Schaatsenberg- zal misbruik maken 7 Jacob Zuidewind- kan wel voor acte betalen 8 P. Koning en W. Bakker Dz 9 Jacob Sandifort en P. van [der] Vliet- zouden misbruik maken 10 Willem Eelman 11 Fredrik Gaas- zou misbruik maken 12 Jacob Daalder minderjarig

Hendrik Kikkert is dezelfde persoon die het vorige jaar is veroordeeld wegens overtreding van de jachtwet.

4-1-1878 Aan den Commissaris des Konings in Noord Holland

contra M. Langeveld en H.E. Coninck Westenberg. Over niet alleen schieten van konijnen, maar ook hazen en ander wild, zoo is het wettig bewijs hiervan niet geleverd, niettegenstaande daarop zooveel mogelijk door ons is toegezien. Aaangezien nu echter de konijnen belangrijk zijn verminderd en het schieten in de duinen voor de houders van schapen minder wenschelijk wordt geacht, zoo komt het mij voor, dat er geen bezwaar kan bestaan, om overeenkomstig het door adressanten ingediende verzoek intewilligen, en mitsdien intetrekken de vergunning tot het schieten van konijnen in de duin en mientgronden.

Het strikken en fretteren zou mijns inziens echter voorloopig kunnen worden toegelaten.

[Langeveld en Coninck Westenberg hebben het alleenrecht op de jacht op hazen enz in de velden van Texel].

4-1-1878 Bijlage met een rekest van Cornelis de Ridder alhier, houdende verzoek om in de duin en mient gronden konijnen te mogen vangen met fretten en strikken. De adressant staat bij mij zeer gunstig bekend. Het door hem aangevoerde is geheel overeenkomstig de waarheid. [Advies] het verzoek in gunstige overweging te willen nemen.

7-8-1878 Aan den Commissaris des Konings in Noord Holland

Kostelooze vergunningen tot het uitroeijen de konijnen en het verdrijven der graauwe ganzen.

Dat het konijn sterk vemeningvuldigt terwijl ook door de graauwe ganzen veel schade aan de weilanden wordt teweeg gebracht. Dat het aan de andere kant zeer lastig is voor de duinpachters, die hunne schapen in de duinen moeten turen of aan touwen moeten vastzetten bij gebrek aan afheiningen en als maatregel van gezondheid, indien de schapen gedurig door schieten worden verschrikt.

Dat het geven van kostelooze vergunningen ook aanleiding geeft tot vele misbruiken zeer ten nadeele van de gepatenteerde jagers. Advies om aan C. Abbenes en K. Peereboom vergunning te verlenen in de Provinciale duin en mientgronden door middel van fretten en strikken konijnen te vangen en aan A. Hin tot het schieten van graauwe ganzen.

11-8-1878 Idem

Verzoek van D. Daalder, C. Huisman en C. Slot en Maarten Boon om ook [konijnenvangvergunningen te hebben]. Daalder heeft een groote jachtacte en mag schieten, de rest mag fretteren en strikken.

20-8-1878 Slecht leesbaar: Vergunningen aan diverse personen waarbij Arie en Willem Schaatsenberg, die konijnen mogen strikken en fretteren.

H. Maas Cz kan schieten, op grond dat hij is opzichter bij de zeewerken en houder van eene groote jachtacte.

9-9-1878 Lijst vergunningen konijnenjacht: P.C. Koning, Leendert Griek, J.C. Boon, P.M. Koorn, Biem Lap, H. Schoenmaker, Leendert Witte, Jacob Schaatsenberg, Willem Tz Bakker, Willem Stark, Gerbrand Huizinga, Cornelis Gorter, A. de Ridder

M. Bruin, C. Smits, A. van der Vliet, Klaas Busse, Cornelis Eelman Cz, Bernardus Huisman, Lammert Jongenboer

11-9-1878 Aan den Commissaris des Konings in Noord Holland

Waarbij in mijne handen is gesteld om berigt en raad een rekest van N. Schellinger en C. Maas, voor zijne minderjarige zoon W. Maas, heb ik de eer Uwe Excellentie te adviseren aan N. Schellinger vergunning te verleenen tot het vangen van konijnen door middel van fretten en strikken en aan Willem Maas tot schieten in de perceelen van zijnen vader C. Maas

Bijlage

Dat in de laatste jaren de konijnen in de duinstreken sterk zijn toegenomen en schade te weeg brengen. Door den Heer Commissaris des Konings zijn echter zulk een groot aantal vergunningen uitgereikt tot het uitroeyen van deze dieren, dat ik vertrouw dat ze weldra in genoegzame mate zullen verdelgd zijn en ik het daarom, ook met het oog op de dienst, niet verstandig zou vinden, dat aan Rijksveldwachters buitengewone vergunning werd verleend.

1-10-1878 Dirk Verhoeve, Klaas Lap, F. Dijksen, Willem Dijksen, J. Koning Pz, Arie Barhorst en Dirk A. Boon

Bernardus Halsema, Lambertus Halsema, Kasse Zegel, Hendrik Kikkert, Pieter Harting, Willem Bosland, Klaas Kalis, Maarten Koorn, mede voor zijn zoons Pieter en Cornelis Koorn

[vergunning konijnenvangen?]

8-8-1879 49 personen op konijnenjacht met strikken en 6 met schietgeweer: Jacob Kuiper, Cornelis Kuiper, Biem Boon, Cornelis Beumkes, Simon Jonker, Jan Jonker, Jan M. Kooiman, Wijbrand M. Kooiman, Jacob Kalis, Hendrik Maas Cz, Antonie Meesters, Sijbrand Dijker, Sijbrand Dijker Sz, Cornelis van Hert, Cornelis van Hert Cz, Teunis de Boer, Cornelis de Ridder, Klaas Perenboom, Pieter Cz Koning, 4 namen onleesbaar, Cornelis Huisman, Cornelis Slot, x, Simon Kuiper, Willem Bakker, x, M. Bruin, W. Bakelaar, Arie Daalder, Simon Daalder, Pieter C. Koning, C. Eelman Cz, Arie Schaatsenberg, Willem Schaatsenberg, Lourens Halsema, Philippus Bakelaar, A. Bakelaar, Teunis van der Wal, Maarten Bruin, Klaas Luiten, Rijns Pals, Leendert Kuiper, Pieter van der Vliet Jobsz, Johan Georg van der Vliet, Pieter Koorn Hendriksz, Jacob Tanis

[Gornelis Jansz Slot 1849-1932)]

18-10-1879 Aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland

Aantebieden een aanvrage voor een kleine jachtacte ten behoeve van Pieter Maas, tegen de uitgave waarvan bij mij geene bedenkingen bestaan.

22-10-1879 Adviezen van Loman aan den Heer Commissaris des Konings in Noord Holland:

1 Aangezien de konijnen grotendeels zijn uitgeroeit of althans slechts in zeer enkele perceelen geacht te kunnen worden thans eenige noemenswaardige schade te veroorzaken, op het rekest van M. Boon afwijzend te beschikken.

2 Omtrent het verzoek van C. Gorter zou ik om dezelfde redenen als sub 1 opgegeven Uwe Excellentie wenschen te adviseren insgelijks afwijzend te beschikken.

3 Wat betreft het verzoek van B. Huisman en A. Barhorst, welke zich beklagen over de last en schade die zij ondervinden door de vergunningen aan Jagers verleent om konijnen te schieten in de duinen en daarom intrekking dier vergunningen. Daar de vergunning loopt tot 1-1-1880 en de konijnen ne hazenten gevolge van de aanhoudende jacht merkelijk zeer zijn verminderd, [is het] advies het verzoek van B. Huisman en A. Barhorst niet intewilligen.

STAATSBOSCHBEHEER

Brieven van Min

53 Boschwachter Klaas Min aan Inspecteur 20-12-1899

Er worden heden veel Konijnen gevangen, en is door den HH pachters der Jacht algemeene vrijheid tot het Konijnen Knuppelen verleend, en eenige vergunning tot het delven gegeven, onder voorwaarden (door mij gesteld) van het goed dichtmaken der gedolven gaten, waarop ik zoo veel mogelijk toezicht hou. Wij maken veel kans dat wij van deze plaag voorloopig verlost zijn.

10 Inspecteur 31-1-1900 betreffende konijnen delven

Door mij is den Heer Dikkers Notaris op Tessel, pachter der Jacht en Konijnen vangst op Tessel, aangezegd de vergunningen door hem uitgegeven tot het delven van konijnen onmiddellijk in te trekken. Verder zijn door mij de personen, bekend als vergunninghouders de vergunningen opgevraagd die trouwens slechts tot 1 Februari 1900 strekken.

Bij min uitgebreid onderzoek door de duinen en mientgronden naar het graven van Konijnen, is het mij gebleken, dat in 't geheel, buiten de gaten of holen die onder mijn toezicht zijn uitgegraven en bedekt, 23 holen zijn uitgegraven, waarvan er slechts 3 niet behoorlijk waren gestopt en bedekt.

Volgens mijn ingewonnen informaties was er niemand ten noorden van perceel 12 vergunning tot delven verleend, en die uitgedolven gaten waren te wijten aan stroopers. Dat er geen vergunning tot delven moest verleend worden, was mij uit de voorwaarden bekend, doch ik dacht dat dit wel mocht indien er door mij toezicht op gehouden wordt.

Dat den Heer Ontvanger de vergunningen viseerden, was een ter goeder trouw begane fout, die niet meer plaats zal hebben. Voortaan worden de vergunningen door UEdgestr ter viseering gezonden, tenzij UEdgestr mij daar in bijzondere gevallen toe machtigd. In 't geheel schat ik voorloopig het stuifbaar veld in de duinen op Tessel op 50 Hect, vroeger 6 jaren geleden was er volgens bekende personen geen 10 Hectare te vinden.

Het komt mij gewenscht voor, dat mij machtiging wordt verleend, in dien het noodig blijkt dat ik met eenige arbeiders Konijnen holen mag ontgraven, daar zij bij de ontginningen niet mogen geduld worden.

Stuifduinen en konijnen

Samenvatting: Het jonge bos werd voortdurend bedreigd door de vraat van hazen en konijnen. Voorjaar 1900 besloot Min het grondig aan te pakken. Er werd op grote schaal konijnen gedolven, waarbij Min er persoonlijk op toezag dat er geen stuifgaten konden ontstaan. Toch werd hij door de Ambtenaar van Rijkswaterstaat daarvan beschuldigd.

In een brief aan den Heer Ambtenaar van Staatsboschbeheer legde hij zijn kant van de zaak uit. Hij gaf zijn visie op de verwaarlozing van de duinen, ging zelfs persoonlijk het oppervlak aan stuifduinen opmeten [daar had hij opdracht voor gekregen, eigenlijk had hij het te druk].

Ook nam hij de heer Kooreman van Rijkswaterstaat mee op een wandeling door het gebied rond de bebossching. Aan het eind daarvan waren zij het eens. Min kon in de buurt van de bebossingen geen konijnen gebruiken, en de ambtenaar van RW kon Min de schuld niet geven van de staat waarin de duinen verkeerden.

Min maakte een lijst van pachters die konijnen moesten gaan vangen. Daarnaast ging hij letten op de helmaanplant. Ook RW moest aan het werk:

Min 14-1-1901 controle gehouden op de konijnendelvers van de Waterstaat, die heden met delven zijn begonnen. Er was een sneeuwstorm die dag. De met delven belaste arbeiders liepen overal in 't wild zonder orde.

83 Ambtenaar 18-7-1900 vergunning konijnen en verpachting nagras

De personen welke het vorige jaar eene vergunning gehad hebben tot het vangen van konijnen in de perceelen 15-18 doch later die vergunningen hebben moeten inleveren of die nietig verklaard zijn, om reden dat daar niet uitdrukkelijk het delven in verboden was, hebben mij gevraagd of zij weer een dergelijke vergunning moesten hebben om met overleg hiervan, ene vergunning tot het strikken (van zijn EH d commissaris d Koningin) te kunnen erlangen.

Deze lieden hebben de vorige winter vrij wat konijnen weg gevangen door middel van strikken, en acht ik het hoogst noodzakelijk dat ook de volgende winter met vangen wordt voortgezet. Bij het inleveren der vorige vergunning heeft den Heer Inspecteur mij medegedeeld dat zij na de vereischte veranderingen, de vergunningen zouden te rug krijgen. De personen zijn: Job Kikkert, P v't Hert, S Bos Wz, P vd Vliet, C Boon, T Tomassen pachter van perceel 15 en T en W du Porto, pachter van perceel a.

147 Ambtenaar 27-11-1900 vergunning tot Konijnen vangen

Bij een door mij ingesteld onderzoek naar het al of niet noodige van 't verleenen van vergunning tot Konijnen vangen in de perceelen 15 en 16 der Staatsduinen, is het mij gebleken dat het uitreiken van vergunningen niet noodig is, aangezien er in deze perceelen thans zeer weinig konijnen zijn. Er wordt zeer veel gejaagd en gefretteerd door de pachters, der jacht en Konijnenvangst. Wij hebben n.l. een gansche dag door de Noordelijke perceelen geloopen en slechts 7 Konijnen pijpen gezien (in perceel 15 en 16 slechts 2), ook waren er slechts enkele holen die vermoedelijk bewoond waren.

Het komt mij voor dat het Stark (reguwesant) heel goed bekend is, dat er slechts weinig Konijnen in genoemde perceelen zijn, waar ik uit opmaak de machtiging tot strikken eene bijbedoeling heeft, juist omdat hij tegen de duinen aan woont, en hij derhalven zijn buit in veiligheid kan brengen. "Want die enkele Konijnen kunnen hem niet voor krampachtigheid behoeden, indien hij daar 's winters last van heeft".

Het komt mij voor dat, indien er, zooals thans, door de pachters voldoende voor het opruimen der Konijnen gezorgd wordt, er door den Staat vergunningen geen vergunningen behooren uitgereikt te worden, daar hun dit slechts verbitteren zou en wij er belang bij hebben, met het oog op de hazen bij de bebossching, dat wij goede Vrienden blijven.

Ik heb derhalve de eer voor te stellen geene machtiging tot het vangen van Konijnen aan W. Stark te verleenen, mocht het echter zijn dat, met het oog op 's mans armoed (wat werkelijk zoo is) hem toch iets werd vergund, dan toch alleen klemmen). Voor het uitroeien van het Konijn is het echter niet noodig, en dan dient overwogen te worden, dat de Staat strik genomen geen recht bezit tot het verleenen van vergunningen aan derde.

In perceel 18 zijn meer Konijnen, doch hier worden ze ook al druk opgeruimd.

8 Ambtenaar 13-1-1901

Tevens melding makende van mijn plan om bij het aanhouden van de Winter, met de arbeiders Konijnen te delven in de perceelen 6 7 8 en 9, waar zich veel oude holen bevinden, die het vangen zeer bemoeilijken b h jagen. De opzichter v d Waterstaat heb ik het vorige jaar dit al gemeld maar zal dit thans herhalen.

Uit een vers ter gelegenheid van de 25-jarige echtvereniging van Hannes van Heerwaarden en Pieternel Dijt:

Hij, de bruigom werkte bij Staatsbosbeheer En velde in die tijd menig boompje neer

Een konijntje werd ook nimmer versmaad Dat gaf soep en kostelijk gebraad.

1932 jaarverslag Staatsbosbeheer

De kosten voor konijnenverdelging op Texel en Vlieland zijn dit jaar belangrijk toegenomen.

TC 26-2-1941

De heer Jacob de Porto met pensioen, interview

En 's winters viel er genoeg te jagen [stropen]. [Broer] Janus vertelt ons krasse staaltjes uit een tijd, toen de Westermient een leger van konijnen herbergde. Zeker, er 'zit' nog heel wat, doch bij vroeger vergeleken is dat niets. Dan moest je b.v. op de Schapenwei en het Gortersland komen! Janus had er altijd schik in om stilletjes te naderen en dan plots hard in zijn handen te klappen. De heele troep vloog dan hals over kop over de sloot en het bosch in. Janus telde er wel eens 70! Voor de aanplant begon, pachtte Notaris G. Dikkers de Westermient als jachtterrein, die heeft er z'n (jagers)hart kunnen ophalen.



1943 Jaarverslag

Op Texel was ook dit jaar de schade, teweeggebracht door konijn en haas, weer bijzonder ernstig. Als dit zo blijft zullen de jonge eiken en sitkasparren zeker alle verdwijnen.

1944 Jaarverslag

Tengevolge van het vele en intensieve jagen door leden van de bezettende macht, was de konijnenstand slechts op enkele plaatsen schadelijk, o.a. op Texel.

Dit gebeurde rond 1955: de bosarbeiders zetten strikken, al mocht dat eigenlijk niet. Stuur Kok kwam de lonen uitbetalen op de werkplek in het Houten Bakje. Op dat moment begon een konijn te gillen in de strik. Kok zei: er wordt hier toch niet gestroopt? Nee hoor, zei Henk Bakker (van Sunrise). Dan is het goed, zei Kok.

1955/56 jaarverslag AT overgang naar bosjaar

In augustus brak de ziekte myxomatose onder de konijnen in het zuidelijk duingebied uit. Deze ziekte breidde zich zo snel uit, dat tegen eind 1955 de duinen zuidelijk van De Koog practisch vrij waren van konijnen.

TC 1955 Myxomatose op Texel

In het zuiden van ons eiland werden dezer dagen konijnen in de duinen gevonden, die gestorven bleken te zijn aan de myxomatose, een ziekte waarvoor wel de konijnen vatbaar zijn, maar de mens daarentegen niet. Wilt U een gezond uitziend konijn eten, wel, ga gerust Uw gang, want al zoudt U 'n 'ziek' konijn consumeren, dan nog zult U daar geen nadelige gevolgen van ondervinden. Uw gebruikelijke konijnenboutje behoeft U er dus niet voor te laten staan, vooral niet als U Uw product van een te goeder naam en faam bekend staande firma betrekt.

De konijnen zijn schaars

Dat de enige maanden geleden op Texel uitgebroken konijnenziekte ernstig en meedogenloos om zich heen heeft gegrepen (en nog steeds slachtoffers maakt) kan men goed constateren op een tocht door de dennenbossen en duinen. Zagen wij anders tussen de Rozendijk en de laatste duinrichel talrijke konijnen kwiek wegschieten, ditmaal hebben wij niet 1 konijn ontdekt. Ze zijn dus praktisch allemaal gesneuveld.

Wat zijn nu de gevolgen van de myxomatose? In de eerste plaats, dat het konijn zeldzaam is geworden en daaruit vloeit voort, dat de duinvegetatie nu volop gelegenheid krijgt tot een groei en bloei als nooit tevoren. Een der bewoners van de Westermient verklaarde, dat de konijnen het dan ook wel erg bont begonnen te maken. Hij noemde plaatsen, waar het duinterrein zo kaal was afgevreten, dat het er veel van weg had of een hongerige kudde schapen op het kruid was losgelaten. Bij alle rampzalige gevolgen van de activiteit door de Franse arts aan den dag gelegd, blijft du nog een klein lichtpuntje aanwezig!

Het konijn was voordien een zeer veel voorkomende gast, die vooral het SBB grote schade veroorzaakte, want waar geknaagd en gegraven wordt lijdt de natuur.

TC december 1972 Konijnenplaag op Texel

Texel wordt opnieuw geteisterd door een konijnenplaag.

Herinneringen

1995 Jan Visser, Willem Visser, Reijer Dijker

Dijker: degene die myxomatose heeft uitgevonden heeft onderscheiding gehad, van mij zou die een onderscheiding met het jachtgeweer hebben gehad!

Konijnen hebben nu VRS ziekte, bloedneus, piepen, vallen dood neer terwijl ze er gewoon uit zien. Heel vroeger zou deze ziekte er ook al zijn geweest en vanzelf verdwenen.

Hoeveel konijnen? Willem Visser kwam op de fiets van strand, kwam bij Randweg, zandweg van Westerslag naar Ouwe Kooi liep over in het Lange Stuk. Als hij afsloeg zag hij minstens 150 knienen, die schoten weg naar de Botgrasrichel. Boswachter had vergunning om konijnen te schieten, jij kwam er niet aan te pas.

Dijker: ging te lichtbakken, 170 op 1 nacht.

Nu heel weinig konijnen. Hazen hebben ook een ziekte die op myxomatose lijkt.

Piet Drijver kwam uit de duinen met 20 konijnen aan zijn stuur, als je dat nou doet slaan ze je van je fiets.




Home