Mazelen-epidemie van 1829

Internet: Mazelen-epidemie, die sedert het begin van de maand Maart (1829) in de stad Leyden geheerscht heeft. Juni en Juli in Tilburg. In Sneek in de herfst van 1829.

Grote sterfte onder kinderen in 1829.

Uitbraak van Mazelen (Gent 1841-1843)

1838, 1839, 1840. In 1843 stierven 1389 kinderen jonger dan 5 jaar, 49 % van het totaal.

Assen 1875, Leiden 1830

Cholera-epidemie in 1832 en 1833. Bij het zoeken op internet naar ‘Epidemieën in de 19e eeuw’ gaat het vooral over cholera, maar ook malaria, pest, buikloop, roodvonk, pokken, kinkhoest en tyfus worden genoemd. Soms kwamen meerdere ziektes bij een lijder voor volgens de dokter, maar het lijkt moeilijk de verschijnselen aan de ene of andere ziekte te wijten. Hoesten, diarree, stuipen en uitslag komen bij meerdere ziektes voor.

Verschillende hits op diverse stambomen ‘overleden aan de mazelen’.

In de nacht van 25 op 26 september werd prins Hendrik getroffen door de mazelen.

Mazelen (Grote Winkler Prins Encyclopedie 1974)

(Morbilli) is en zeer besmettelijke virusziekte, die gepaard gaat met koorts en huidverschijnselen. Het is vnl. een kinderziekte, die vooral voorkomt in de wMazelen-epidemie van 1829

Internet: Mazelen-epidemie, die sedert het begin van de maand Maart (1829) in de stad Leyden geheerscht heeft. Juni en Juli in Tilburg. In Sneek in de herfst van 1829.

Grote sterfte onder kinderen in 1829.

Uitbraak van Mazelen (Gent 1841-1843)

1838, 1839, 1840. In 1843 stierven 1389 kinderen jonger dan 5 jaar, 49 % van het totaal.

Assen 1875, Leiden 1830

Cholera-epidemie in 1832 en 1833. Bij het zoeken op internet naar ‘Epidemieën in de 19e eeuw’ gaat het vooral over cholera, maar ook malaria, pest, buikloop, roodvonk, pokken, kinkhoest en tyfus worden genoemd. Soms kwamen meerdere intermaanden. Overbrenging vindt plaats door middel van druppeltjes die worden uitgeademd of uitgehoest. Doorgaans verloopt de aandoening- althans in ontwikkelde landen- goedaardig, meer een enkele maal komen complicaties voor door een bacteriële infectie. Ook het mazelenvirus zelf kan oorzaak zijn van een ernstiger ziekte: zowel encefalitis als longontsteking kan het gevolg zijn. De ziekte heeft een incubatietijd van 10-14 dagen en begint met een catarraal stadium- tijdens hetwelk de patiënt waarschijnlijk het meest besmettelijk is, dwz als een gewone kou met loopneus, niezen, pijn in hoofd en rug, wisselende koorts en koude rillingen. Dat gaat na enkel dagen over in het exanthematische stadium, met de voor mazelen karakteristieke, blauwachtig witte vlekken met een wat opgezette, rode rand op het mondslijmvlies en soms ook om de oogleden, de koorts stijgt en dan ontstaan wat verdikte rode vlekken op de huid van hoofd en romp.

In ontwikkelingslanden is mazelen nog steeds een zeer ernstige aandoening, het sterftecijfer ligt daar vele malen hoger dan in Nederland en België. Een specifieke behandeling kan alleen maar gegeven worden met specifiek gammaglobuline, dat op een adequaat tijdstip zal moeten worden toegediend. Sedert kort zijn zowel levende als dode vaccins beschikbaar.

MAZELEN OP TEXEL IN 1829

Ooit was in Nederland de toestand niet beter dan in een ontwikkelingsland nu. De Doctoren konden niet veel meer doen dan pappen en nathouden, terwijl aderlaten bij zwakke kinderen niet bevorderend geweest kan zijn voor de overlevingskansen. Toch werden bloedzuigers vaak ingezet. De Mazelen van 1829 waren gevaarlijker dan gewoonlijk.

De Burgemeester van Texel zag eind mei de toestand nog niet somber in, maar ruim een maand later bleek dat anders te zijn.

Brievenboek van Burgemeester Reinbach

N 67 27-5-1829 Gouverneur, uitgebroken Mazelen (Corbilli)

Dat deze meestal van een eenvoudigen en goedaardig [karakter] zijn en weinige bedenkelijke complicatien opleveren, terwijl overigens alle geneeskundigen hulp overvloedig aanwezig is.

N 83 8-7-1829 Gouverneur, Burgerlijken Stand

De Gemeente Texel heeft sedert verscheidene jaren eene sterfte van ± 120 personen ’s Jaars. In deze proportie heeft dit volgehouden tot de maand Mei ll incluis doch in de maand Juny heeft dit een geheel andere wending genomen en is ’t getal der overledenen in die maand alleen ten gevolge der alhier heerschende Mazelziekte op 60 personen gebragt; terwijl tot op heden wederom in deze maand 16 lijken zijn aangegeven en waardoor de Registers van Overlijden bij dezen voortgang binnen 18 dagen zullen vervuld zijn, als zijnde daarin nog plaats voor 36 acten.

[Burgemeester Reinbach wil graag extra zegels en acten]

N 112f 5-10-1829 Gedeputeerde Staten

Geene koepokentingen vanwege de mazelen

N 112g idem aan Prov: Comm:

Brievenboek over de aanstelling van medici op Texel

In oktober 1826 schreef Reinbach over ‘de plattelands Heelmeester Hendrik Hagen, sedert eenigen tijd door ziekte verhinderd geweest in deszelfs beroep werkzaam te zijn’. Deze overleed in 1831.

11-12-1828 Doctor Georg Zeegers is naar Staphorst vertrokken. Dat deszelfs plaats sedert 1 October is vervuld geworden door Doctor Sipke Galama, die zijn graad verkregen heeft den 13 Mei 1822 aan de Academie te Groningen.

[Galama vertrok in 1831]

29-12-1829 Provinciale Commissie

Geene veranderingen in het medisch personeel, alleen zedert eenigen tijd is overleden de chirurgijn George Theodoor Otto. [Otto was dood- sinds 1828. Hoezo ‘overvloedige geneeskundigen hulp’?]

In een eerdere brief staat:

N 98 9-11-1819 Aan de Provinciale Commissie voor Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt in Noord Holland, residerende te Haarlem
1 Dat Heelmeester A. Dubert als zoodanig is geadmitteerd door de Departementele Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt op den 14 November 1810.

[Dubert was niet met een Texelse getrouwd]
2 Dat Heelmeester G.F. Otto, volgens deszelfs opgave, reeds voor 40 jaren in Berlijn gepromoveerd tot Veld-Chirurgijn bij de Armee van ZM de Koning van Pruisen, van 1794 op Texel. Zijn diploma van 1800 was thans niet meer voorhanden.

[George Theodorus Christiaan Otto (1755-1828) had 6 kinderen met zijn vrouw Geertui Huijsing (1764-1812) uit Amsterdam. Hij hertouwde met Vrouwtje Mandje]
3 Dat Vroedmeester H.M. Ahlé in die betrekking is geadmitteerd door de Departementale Commissie te Haarlem op 13 Julij 1808.

[Hermanus Mauritius Ahlé (1769- na 1854) uit Amsterdam, getrouwd met Aagtje Gerrits Koorn (1773-1826), 5 kinderen]

Verslag van de mazelziekte, gedurende het jaar 1829, Petrus Johannes Blom te Utrecht

De geneeskundige behandeling was gedurende deze epidemie, in den goedaardigen en regelmatigen afloop, de gewone manier van behandeling in de Mazelziekte.

Over het algemeen scheen het meeste doel te treffen, eene gematigde temperatuur van het vertrek, en eene matig bedwarmte; en het algemeen heerschende vroeger verdwijnen van den uitslag, schijnt mij toe, dat voornamelijk deszelfs oorsprong ontleende uit het koude en natte jaargetijde, daar bij diegenen, alwaar men die gematigde temperatuur kon verkrijgen, en de patienten regelmatig in het bed bleven, de ziekte het minste gevaar veroorzaakte. Bij vele kinderen liep deze ziekte dan ook, bij eene zorgvuldige behandeling, zeer goed zonder geneeskundige behandeling af, vooral in het begin van de epidemie, toen de Mazelen goed uitkwamen.

Eerste tijdperk . In het begin der epidemie, toen de Mazelen geregeld en goed uitkwamen, was er voor den Geneesheer weinig te doen, dan door eene verzachtende behandeling tegen den hoest en andere toevallen, werkzaam te zijn: doch in het laatst van de maanden Augustus n September, kwamen de Mazelen moeijelijk uit, en het tijdperk der voorboden duurde lang. In zulke gevallen was somtijds het opheffen der beletselen, waaronder vooral eene te sterke ontlasting en het verblijven in de koude en gure lucht behoorden, genoegzaam, om den Mazeluitslag voor den dag te doen komen: doch ook dikwijls moest men zweetdrijvende middelen bezigen, en men zag als dan eerst den uitslag te voorschijn treden.

Een ligt aftreksel van Vlier, of Vlierwater met pulv: G: arabici, Syr: Alth: of Robsambuci, en een of twee dragma’s Acet. amm. liq. voldeden hieraan zeer goed; terwijl daar, waar de koorts sterk, het hoesten zwaar en menigvuldig, of congestie naar het hoofd aanwezig was, een decoct. Altheae met flor. Samb. en Rob. Simpl. en syr. Alth. meer te stade kwam.

Terwijl voor drank gerstewater, rijstewater of zoetemelk met water, of ook wel een species pectoralis bij de armen alleen werd voorgeschreven, bestaande uit Rad: Alth:, Rad: liq:, flor Rhoend: met of zonder flor: samb.

Tweede tijdperk . Gedurende de uitbotting werd meestal verzachtender wijs tegen sterken en aanhoudende hoest of kuch te werk gegaan, en de gemelde species pectoralis werd door mij dikwijls alleen voorgeschreven. In sommige gevallen voegde ik er Vlierbloemen, en in enkele gevallen bediende ik mij met nut van de bijvoeging van sp: minderici, die vroeger gebruikt was; overigens leverde dit tijdperk weinig bijzonders op.

Derde tijdperk . In dit tijdperk moest vooral de meeste omzigtigheid plaats hebben, en, niet tegenstaande alle aangewende voorzorgen, zag men, in het midden en tegen het einde der epidemie, den uitslag te vroeg verdwijnen. De voornaamste voorzorgen bepaalden zich, in de eerste plaats, tot eene gematigde temperatuur, en daar, waar zulks onmogelijk was, of op eene andere plaats, waar eene te sterke broeijing door bedkussens plaats greep, was het onmogelijk den uitslag in den huid te houden.

In het eerste geval zag men meestal den hoest en diarrhee spoedig vermeerderen, of op eene geweldige wijze geboren worden. In het laatste geval ontstond meestal peripneumonie, die met den dood eindigde. De terug getredene uitslag werd zeldzaam, en alle aangewende hulp was hier meestal vruchteloos; doch bij enkele kinderen zag ik denzelven uit eigene natuur in het bed weder te voorschijn komen, als dezelve, buiten het bed, bijna of geheel verdwenen was. Daar, waar met het naar binnen slaan, eene sterke diarrhee te voorschijn was gekomen, en geen peripneumonie, of al te sterke hoest aanwezig was, bediende ik mij met nut van bloedzuigers, flor: sambuci, suplph: aur: stibii; en bijzonder van de campher.

Het vierde tijdperk , of de afschilvering, leverde, indien het plaats had, niets buitengewoons op, doch meestal ontstond in plaats van dezelfde, naziekten, vooral ook, om dat thans de menschen zich niet meer lieten overtuigen, dat er nog eene zorgvuldige in achtneming vereischt werd.

In onze epidemie zag men verre de meeste sterfgevallen, door te sterke ontlasting ontstaan.

Dokter Blom gaf enkele voorbeelden van het ziekteproces en zijn behandeling van besmette kinderen. Dit geeft een verschrikkelijk beeld van de ziekte en de manier waarop men eraan stierf.

Bij een meisje van 5 jaren oud, nam reeds de zenuwkoorts een aanvang met de voorboden. In hetzelfde huis het kind van 3 jaar oud aan peripneumonie, als gevolg van de Mazelen behandelende, verhaalde mij de vrouw, dat haar oudste kind op den 5. November ook ziek was geworden, en gedurende den nacht zeer onrustig was geweest. Ik vond het koortsachtig, heet, brandend met een rood aangezigt en verwilderde blik, het hoestte, niesde en had drooge roode oogen; ik liet het bloedzuigers aan het hoofd plaatsen, en schreef het een inf: Samb: met Rob: samb: voor; den volgenden dag openbaarde zich meer duidelijk eene zenuwkoorts, de Mazelen kwamen regelmatig uit, gingen voort tot den 6e dag van de ziekte, wanneer dezelve verbleekten, en het kind onder stuiptrekkingen overleed.

Bijzonder waren de zuigelingen, die dik en vet waren, met eene volle en benaauwde borst gekweld, en doorgaans het gevaarlijkste. Een zuigeling van 10 maanden, dik en volbloedig, had bijna geen tegenspoed gehad, en kreeg op den 28 September voorboden van Mazelen. In een koud, vochtig buitenhuis verkerende, verordende ik niets dan het matig warm te houden en niet te broeijen. Den 30e kwamen de Mazelen geregeld uit, vergezeld van een zwaren hoest, de vlakken waren hoog van kleur, doch de koorts matig. Ik verordende het volgende mixtuur: R. Pulv: G: arab: dr. J. Syr: Alth: unc. J. Aq: dest: unc. Iv. M: d: s. ½ u: 1 papl.

Den 1 October was de borst vol en zagerig, de ademhaling kort; het had een kugchende hoest, de pols was snel en zeer koortsachtig. Ik beval twee bloedzuigers op de borst aantewenden. Den 2 October was de ademhaling ruimer, de hoest nog kugchende, de koorts bleef voortduren, de ontlasting geregeld, het zuigen bij tusschenpoozing goed, maar van tijd tot tijd had het stuipen. Den 3 October, ’s morgens ten 8 ure, nog alles zeer redelijk, de koorts minder en het hoesten zelfs ruimer; doch in den loop van den dag verdwenen de Mazelen, met vermeerdering van stuipen, die, al heviger en heviger wordende, des ’s avonds ten 7 ure met den dood eindigden.

Volgens zeggen der ouders, waren de stuipen onmiddelijk na de aanwending der bloedzuigers ontstaan; doch de moeder was zeer bang voor die diertjes, en of hier het zuigen of het vatten der koude, of wel de verbeelding de oorzaak was, durf ik niet beslissen.

Bij meerdere mazelgevallen noemde hij het ‘ontlasten van wormen’ (‘van den 8-16 Augustus ontlastte zij dagelijks elken morgen een of twee ronde wormen’- dit kind leek beter, maar op 18-8 ‘onverwachts ontstonden des ’s avonds ten 5 uren, stuipen met persingen op de ontlasting, dunne etterachtige en bloederige stoelgangen, en reeds ten 6 ure was zij overleden’. Dokter drong aan op lijkopening, maar dat werd hem niet toegestaan.).

De ziekte duurde meestal 10 dagen, eindigde in de beschreven gevallen vaak met stuiptrekkingen en de dood. Uitputting door diarree leidde ook tot het eind. Ook kon de dokter enkele gunstig verlopen ziekteprocessen beschrijven. Soms bleef het kind doof of hardhorend, of bleef nog lang akelig hoesten.

Hoeveel kinderen de ziekte overleefden of hoeveel procent van de zieken stierven, schreef de dokter niet.

245 doden op Texel in 1829, 5 pagina’s in de genealogische Databank van Rob Gomes

pagina 1

Abbenes Cornelis (1826- 25-7 Hoorn

Baas Reijer 1824- 2-7 Oudeschild

Bakker Antje Willems 1781- 1829 Spijk Bakker Antje 1824- 23-7 Westergeest

Bakker Cornelisje Cornelis 1772- 7-6 Oudeschild Bakker Cornelisje Jans 1792-12-12 idem

Bakker Daniel 1825- 29-5 Burg Bakker Gerrit 1820- 6-7 Hoorn

Bakker Immetje 1824- 11-6 Burg Bakker Jacob Gerritsz 1756- 29-9 Oudeschild

Bakker Jan Jacobsz 1751- 1-3 Oosterend Bakker Johannes Maartensz 1790- 7-6 Akenbuurt

Bakker Klaas Jacobsz 1748- 30-11 Oost Bakker Nanning 1817- 3-6 Burg

Bakker Pieter Leendertsz 1795- 31-7 Oosterend Bakker Reijer 1824- 19-12 Waal

Bakker Trijntje 1814- 28-6 Hoorn Bakker Trijntje Cornelis 1749- 2-5 Oosterend

Bakker Vrouwtje 1826- 25-6 Burg Bakker Willem 1815- 12-7 Hoorn

Bakker Willempje Pieters 1742- 39-9 Burg

Bas Klaas 1804- 3-3 Oosterend Beekman Jan Hendriksz 1793- 22-3 Hoorn

Bijl Jan Willemsz 1791- 12-7 Hoorn Blaauw Antje Jans 1798- 18-6 Burg

Boogaard Antje 1828- 12-7 Oudeschild Boom Meijndert 1808- 15-11 Burg

Boon Antje 1827- 14-6 Kwelder Boon Cornelisje 1822- 6-7 Waalenburg

Boon Dirk 1795- 29-3 Dijkmanshuizen Boon Jan 1806- 10-9 Hoorn

Boon Jan Dirksz 1775- 10-5 Tienhoven Boon Jantje 1829- 10-11 Oosterend

Boon Klaas 1829- 7-12 Oosterend Boon Maartje 1807- 21-6

Boon Mijs 1824- 9-6 Kwelder Boon Boon Pietertje 1814- 5-6 Tienhoven

Pietertje 1822- 29-5 Kwelder Boon Stijntje 1821- 18-7 Hoorn

Bremer Meindert 1826- 15-6 Spang Bremer Neeltje 1824- 14-12 Spang

Breroo Heeltje 1761- 31-12 Oudeschild

Bruin Albert 1804- 10-9 Oosterend Bruin Antje 1829- 15-8 Hoorn

Bruin Elisabeth 1822- 8-4 Oosterend Bruin Jacob 1826- 7-6

Bruin Klaas 1790- 30-3 Burg Bruin Willem 1824- 7-7 Burg

Brussel Barber 1828- 10-7 Oudeschild

Buijkes Johannes 1807- 20-6 Oudeschild

Jan Dirksz Boon (1775-1829) was de vader van Maartje en Pietertje van Tienhoven.

Pietertje, Mijs en Antje Boon van de Kwelder waren zusjes. In dit gezin had men 8 kinderen, de oudste 3 waren niet aangetast of werden beter. Er kwam in 1832 nog een nieuw Pietertje.

Elisabeth en Jacob Bruin waren broer en zus. In 1829 werd een tweede Elisabeth geboren, die trouwde en kinderen kreeg aan den Helder. De tweede Jacob leefde maar 4 jaar. Van de 9 kinderen in dit gezin werden er 5 volwassen, allen te Helder.

Pagina 2

Buikema Willem 1823- 2-10 Oudeschild

Buis Antje 1822- 20-6 Oudeschild Buis Bregje 1821- 13-3 Burg

Burger Klaasje 1829- 20-10 Oosterend Burger Pieter 1823- 20-10 Oosterend

Daalder Gerrit 1828- 24-7 Hoorn Daalder Gerrit 1829- 11-1 Hoorn

Daalder Wiesje 1823- 18-7 Hoorn

Dalmeijer Anthonie 1773- 1-5 Nieuweschild Dalmeijer Jan Jansz 1743- 23-1 Burg

Dekker Cornelis 1827- 24-6 Burg Dekker Jan 1807- 28-3 Burg

Dekker Naatje 1828- 8-1 Burg

Dijk Arien van 1754- 29-4 Oosterend

Dijker Cornelisje 1811- 8-7 Oosterend Dijker Dieuwertje 1808- 8-8 Oosterend

Dijker Dirkje 1796 31-10 Hoorn Dijker Engeltje 1827- 28-9 Oosterend

Dijker Grietje 1823- 3-7 Burg Dijker Grietje Reijers 1795- 12-5 Hoorn

Dijker Jan 1817- 16-2 Burg Dijker Pieter 1799- 6-8 Oosterend

Dijksen Arie 1827- 10-6 Waal Dijksen Cornelis 1769- 25-9 Waalenburg

Dijksen Martje 1829- 6-12 Bargen Dijksen Neeltje 1820- 12-11 Bargen

Dijt Dieuwertje Dirks 1780- 11-7 Westen Dijt Gerrit 1829- 4-8 Westen

Doorn Antje 1828- 4-8 Hoorn Doorn Jacob 1816- 17-7 Hoorn

Doorn Willem 1826- 8-8 Hoorn

Dros Pieter 1819- 2-7 Waal

Duinker 1819- 12-7 Hoorn Duinker Leendert 1825- 15-7 Oost

Duinker Liesbeth 1828- 21-7 Hoorn

Eeleman Antje 1814- 16-7 Hoogeberg Eelman Antje 1822- 17-6 Burg

Eelman Arie 1781- 16-4 Pijpersdijk Eelman Dirk 1790- 20-9 Burg

Eelman Geertje 1810- 23-7 Hoogeberg Eelman Grietje 1829- 5-6 Ongeren

Eelman Hiltje 1823- 22-6- Burg Eelman Jacob 1771- 7-5 Waal

Ellen Naantje 1826- 7-10 Oost Ellen Willempje 1803- 25-7 Waalenburg

Flens Neeltje 1801- 23-3 Burg

Gielis Hendrik 1829- 25-8 Burg

Twee keer Gerrit Daalder- de ene was Gerrit Pietersz, de andere Gerrit Johannesz.

Gerrit Pietersz was toen hij stief de jongste van 4 kinderen. Na hem kwam in 1830 Jan, die 3 jaar oud werd, opgevolgd door twee meisjes. Jannetje (1832) stierf ook in 1833, op dezelfde dag als haar broertje, 5 juli. Nummer 8 was weer een Gerrit, net als de volgende. Dit kind werd 77 jaar oud. Nummer 11 was doodgeboren, nummer 12 werd 4 jaar oud. In dit gezin hadden 3 van de 12 kinderen nakomelingen. Dirk, een van de oudsten, was de vader van meester Daalder van Oosterend.

Gerrit Johannesz stierf 4 dagen na zijn geboorte op 11 januari 1829. Dit is vrij zeker geen geval van mazelen, maar ‘gewoon’ overlijden vlak na de geboorte. Dat kwam vaak voor.

Pieter Dirksz was getrouwd met Trijntje Abbenes, zijn broer Johannes met Jannetje Abbenes.

Niet alleen Gerrit Johannesz stierf kort na zijn geboorte, dat gebeurde ook met 2 van de 3 broertjes genaamd Dirk boven hem (1825, 1826, 1827) en met Sieuwert in 1832. Van de 8 kinderen in dit gezin hadden slechts 2 zelf nakomelingen.

Beide Gerrits hadden een zusje genaamd Wiesje, maar die bleven in 1829 leven. Wiesje Simons Daalder was een dochter van een tante, Jannetje Dirks. Deze meisjes waren vernoemd naar hun grootmoeder Wiesje Pieters van Grouw (1774-1840).

De familie Doorn verloor 3 van de 7 kinderen, de oudste Jacob en de 2 jongste. In maart was de moeder, Wijntje Jacobs Koorn gestorven, zodat de kinderen door anderen verpleegd moesten worden.

Pagina 3

Gonder Cornelis 1822- 16-7 Hoorn

Gorter Evertje Jans 1755-3-3 Burg

Griek Josine 1827- 27-7 Hoorn Griek Wiesje 1820- 9-7 Hoorn

Groot Neeltje Jacobs 1774- 26-1 Burg

Grouw Antje van 1816- 17-7 Hoorn Grouw Antje van 1820- 13-6 Burg

Grouw Betje van 1818- 9-6 Burg Grouw Klaas van 1825- 4-8 Hoorn

Grouw Reindert van 1823- 9-6 Burg

Harkema Klaas Goukes 1755- 2-5 Oosterend

Helm Jan 1804- 16-2 Hoogeberg Helm Sander Jansz 1771- 8-4 Hoogeberg

Hemelrijk Aaltje 1826- 19-6 Oudeschild

Hillenius Gerrit 1807- 7-7- Burg Hillenius Jan 1792- 10-8 Oudeschild

Hoek Grietje 1770- 1-1 Oost

Hoogheid Gerrit 1814- 18-7 Burg Hoogheid Gerrit 1822- 24-6 Oosterend

Hoogheid Martje 1826- 2-8 Hoorn

Hopman Jacob 1817- 10-7 Oosterend

Huisman Antje 1762- 8-12 Burg

Kalf Jan 1814- 24-6 Burg Kalf Johann 1738- 29-12 Burg Kalf Johanna 1810- 24-6 Burg

Kalf Marretje 1827- 21-6 Burg

Keeren Cornelia van 1820- 19-6

Keijser Sijbrand 1828- 28-8 Burg

Keijzer Gerrit 1823- 4-7 Hoorn Keijzer Tetje 1826- 20-7 Hoorn

Kikkert Cornelis 1792- 16-11 Burg Kikkert Jan 1823- 14-6 Burg

Kikkert Meijnoutje 1756-18-2 Burg

Kleijn Willem Jacobsz 1785- 9-2 Oosterend

Klok Engeltje 1826-28-7 Hoorn Klok Jan 1826- 19-7 Hoorn

Koedijker Wijntje 1787- 29-4 Burg

Kolk Grietje 1763- 31-1 Oudeschild

Koning Simon 1793- 22-3 Oosterend

Kooger Cornelis Gerritsz 1787- 24-3 Burg Kooger Hendrik 1808- 1-4 Oudeschild

Kooger Neeltje 1829- 12-4 Hoorn Kooger Pieter 1791- 24-2 Oudeschild

Kooijman Simon 1909- 15-6 Zuidhaffel Kooijman Trijntje 1747- 30-9 Burg

Kooiman Dirk 1822- 24-5 Burg Kooiman Simon 1829- 17-9 Burg

Koopman Jannetje 1825- 6-8 Hoorn

Koorn Ariaantje Cornelis 1781- 11-3 Pijpersdijk

Jan Helm was de oudste zoon van Sander Jansz Helm.

Antje en Klaas van Grouw uit den Hoorn waren zus en broertje. Ook in dit gezin stierven de meeste kinderen jong, slechts 3 van de 9 hadden zelf nakomelingen. De ouders maakten vrijwel al die sterfgevallen mee, de vader (1777-1854) overleefde ze allemaal. Ook 2 van zijn 6 kleinkinderen zag hij sterven, 3 stierven in 1856, 1857 en 1855. Alleen Guurtje, van zijn oudste dochter leefde van 1836-1911.

Neeltje Kooger en Simon Kooiman waren kraamkinderen.

Pagina 4

Koorn Cornelisje Pieters 1790- 23-1 Waal Koorn Jantje 1821- 6-7 Burg

Koorn Lubbert Pietersz 1761- 30-3 Burg Koorn Martje 1821- 17-6 Spang

Koorn Wijntje Jacobs 1795 25-3 Hoorn

Kramer Cornelis 1828- 21-7 Hoorn Kramer Guurtje 1825- 2-8 Hoorn

Krijnen Hendrik 1803- 15-7 Hoorn Krijnen Jacob 1817- 15-7 Hoorn

Krijnen Wijbrand 1823- 3-11 Hoorn

Kuijper Trijntje Jans 1759- 18-3 Nieuweschild Kuiper Jacob 1817- 10-7 Oosterend

Kuiper Maarten 1780- 20-3 Nieuweschild Kuiper Pieter 1826- 30-7 Oosterend

Kuiper Pietertje 1829- 7-7 Hoorn Kuiper Wiesje 1819- 22-7 Hoorn

Kuiter Jan 1xxx- 24-6 Oost

Kunst Jan Pietersz 1759- 24-6 Hoorn Kunst Martje 1821- 30-5 Waal

Kunst Remmert 1826- 8-6 Waal Kunst Trijntje 1829- 26-12 Hoorn

Kunst Trijntje Remmerts 1777- 14-9 Burg

Lange Jan Hendriksz de 1758- 15-2 Oosterend

Lap Pieter 1827- 1-8 Hoorn Lap Simon Aarjensz 1788- 5-6 Burg

List Aris 1828- 3-10 Waal List Kors 1829- 3-10 Burg List Trijntje 1824-28-7 Hoorn

Mantje Antje 1814- 1-8 Oosterend Mantje Cornelis Klaasz 1773- 16-7 Oosterend

Molenaar Cornelis 1760- 1-9 Oudeschild

Mossel Pieter Simonsz 1773- 12-11 Nieuweschild

Mulder Jantje Cornelis 1788- 9-9 Vredelust

Nannings Dirk 1803- 22-1 Hoorn

Nielen Aldert Hendriksz 1790- 13-5 Koog

Pelder Grietje 1814- 24-6 Burg

Platvoet Klaas Pietersz 1755- 12-10 Hoogeberg

Plavier Ariaantje 1827- 23-7 Burg

Reij Dieuwertje 1829- 25-11 Oudeschild Reij Hiltje 1829- 26-11 Oudeschild

Roeper Antje 1821- 4-6 Oudeschild Roeper Jan 1828- 27-1 Waal

Schaap Jantje Jacobs 1792- 25-3 Burg

Schagen Antje 1826- 11-7 Oudeschild

Schrama Cornelis 1825- 3-1 Burger Nieuwland Schrama Jan 1828- 13-9 Gerritsland

Schreur Lucas 1822- 12-12 Oost

Slot Dirkje Jacobs 1775- 11 mei Oosterend Slot Fredrik Gerritsz 1782- 23-6 Oosterend

Slot Neeltje 1828- 19-10 Oosterend

Pietertje Kuiper stierf 2 dagen na haar geboorte.

Dieuwertje Reij overleed na 4 dagen, haar tweelingzusje Hiltje na 5 dagen. Hun moeder Gerritje Zoelief stierf op 3 december. Haar huwelijk met Gerrit Cornelisz Reij duurde 2 ½ jaar, eindigde in een rampzalige bevalling. Gerrit hertrouwde in 1837 met Neeltje Graaf. Zij kregen 4 kinderen, die allemaal in 1845 stierven- op 9 november en 11, 14 en 15 december.

Pagina 5

Sluijsman Antje Jacobs 1754- 28-6 Burg

Smit Aafje 1821- 24 juni Mient Smit Albert 1794- 19-12 Waalenburg

Smit Antje 1816- 7 juli Oudeschild

Spigt Antje 1824 8-8 Hoorn Spigt Cornelisje 1817- 29-7 Hoorn

Spigt Pieter 1825- 108 Hoorn

Stam Cornelis 1826- 20-6 Burg

Stark Jacob Willemsz 1793- 5-1 Texel

Sulk Marretje Simons 1769- 12-1 Burg

Troost Aaltje 1811- 12-7 Oudeschild Troost Antje 1819- 20 juni Burg

Verberne Cornelis 1828 15-3 Zuidhaffel Verberne Cornelisje 1823- 30 juni Burg

Vis Engeltje van der 1829- 24-11 Oosterend Vis Simon van der 1829- 24-11Oosterend

Visser Henricus 1807- 9-7 Oudeschild

Vlaming Biem 1800- 10-12 Bargen Vlaming Cornelis 1829- 25-6 Bargen

Vlaming Jannetje 1829- 7-8 Oosterend Vlaming Neeltje 1820- 21-2 Burg

Vlaming Sijbrand 1829- 7-8 Oosterend

Vlas Meijert 1808- 4-6 Oudeschild

Vos Klaas 1828- 18-7 Hoorn

Vries Dirk de 1824- 10 juni Burg Vries Jaapje Anthonies de 1799- 18-5 Burg

Vries Jacobus de 1826- 11-6 Burg

Waard Hendrikje de 1826- 17-7 Oudeschild Waard Maarten de 1827- 14-6 Oudeschild

Wentel Abraham 1749- 27-7 Alkmaar (notaris)

Wijk Francisca Geerts van der 1796- 14-1 Hoorn

Wijn Johannes de 1825- 1929 Helder Wijn Nan de 1798- 12-10

Wit Grietje Jans 1751- 16-4 Burg Wit Klaas Hendriksz de 1759- 21-1 Oudeschild

Witte Antje Frans 1799- 30-4 Westen

Wuijs Simon 1828- 25-6 Waal

Zegel Cornelis 1816- 17-6 Schans

Zijm Cornelis 1820- 17-6 Hoorn Zijm Neeltje Cornelis 1771- 21-3 Burg

Zoetelief Aafje 1823- 12-6 Burg Zoetelief Gerritje Simons 1797- 3-12 Oudeschild

Zoetelief Jacob 1820 27-6 Burg Zoetelief Willem 1761- 30-4 Zuidhaffel

Zuidewind Dirk 1803- 16-9 Burg Zuidewind Maarten 1764- 22-2 Oosterend

Zutphen Fijtje 1827- 12-5 Koog Zutphen Neeltje 1821- 5-5 Koog

Zwart Jacoba 1811- 21-12 Helder

Engeltje van der Vis stierf 1 dag na haar geboorte, net als haar tweelingbroertje. Hun moeder Tetje Vlaming kreeg na hun nog 9 kinderen, waaronder een nieuw Engeltje (1831-1873) en een nieuwe Simon (1838-1922). Van de 13 kinderen kregen er 9 nakomelingen.

Jannetje Vlaming werd 1 dag oud, broertje Sijbrand Vlaming ook. Hun moeder overleefde dit en kreeg nog 2 kinderen, totaal 12, waarvan 8 ook weer nakomelingen hadden.

De 3 Zoetelieven waren geen directe familie van elkaar.

Neeltje en Fijtje Zutphen daarentegen waren zusjes. Hun moeder was in 1827 gestorven, 3 maanden na de geboorte van de kleine Fijtje. Er was nog een zusje, genaamd Wijntje, dat wel oud werd. Zij leefde tot in 1901, trouwde met Cornelis Moojen (1817-1887). Via haar zoon Cornelis had ze 7 kleinkinderen, waarvan 2 volwassen werden, maar daar heeft zij niets van geweten, want toen ze stierf waren de eerste 3 nog in leven.

Bejaard waren van deze mensen alleen Dirkje Slot, Abraham Wentel, Grietje de Wit en Willem Zoetelief

Weeskinderen

Ingekomen in:

1825 Jan, Neeltje en Antje Pieters Troost Vader geweest Pieter Hendriksz Troost Moeder Martje Jacob Backer

1827 Betje, Antje en Reindert van Grauw Vader genaamd Tjalling van Grauw Moeder Stijntje de Vries

1827 Neeltje, Wijntje en Fytje Pieters Zutphen van Pieter Cornelisz Zutphen van de Waal en Fijtje Pieters Kuiper

Vergelijking van de lijst van Weeskinderen met de lijst van overledenen in 1829 levert 5 kinderen op die in het Mazelenjaar zijn gestorven in het Weeshuis- Antje Troost (1819), Betje (1816), Antje (1820) en Reindert van Grouw (1823) en Neeltje Zutphen (1821). Er waren sinds 1812 meer dan 50 kinderen wees geworden.

Bij Antje Troost staat: Zij is overleden om 21.00u; aangifte overl op 22 juni 1829 door Mees Disper, 64 jaar, doodgraver en Dirk Eelman, 32 jaar, werkman; beide wonende in Den Burg. Bij haar broer Jan (1815) staat geen overlijden vermeld. Neeltje leefde nog in 1845, toen zij trouwde.

Mees Disper was de man die al die kleine graven moest maken.

Antje van Grouw (1820) Zij is overleden om 17.00u; aangifte overlijden op 15 juni 1829 door Reijer Duinker, 53 jaar, weesvader en Gerrit List, 34 jaar, zaakwaarnemer; beiden wonende in Den Burg. Bij haar broertje Reindert staat hetzelfde.

Voor zusje Betje werd de aangifte door Martinus Langeveld, 40 jaar, molenaar en Gerrit List, 34 jaar, zaakwaarnemer; beiden wonende in Den Burg. Meisjes van haar leeftijd werden vaak in een dienstje geplaatst.

Fijtje Zutphen (1827) was wel een weeskind, maar nog geen 4 jaar oud. Zij moest nog elders worden verzorg. Haar zusje Neeltje was wel in het Weeshuis. Zij is overleden om 02.00u; aangifte overlijden op 5 mei 1829 door Reier Duinker, 53 jaar, weesvader en Gerbrand Zoetelief, 41 jaar, metselaar; beide wonende in Den Burg. Hun zus Wijntje (1824), die ook in het weeshuis was, overleefde.

Gemiddeld aantal doden per jaar

De Burgemeester schreef dat er doorgaans 120 doden per jaar vielen in zijn gemeente.

Hier de aantallen gezocht op ‘Texel’ en jaartal (Databank Rob Gomes).

1794 26 1795 29 1796 33 1797 48 1798 26 1799 56 1800 48 1801 33 1802 38

1803 30 1804 32 1805 25 1806 56 1807 100 1808 76 1809 85 1810 52 1811 127 1812 170 1813 124 1814 115 1815 80 1816 82 1817 44 1818 42 1819 53 1820 81 1821 54 1822 81 1823 68 1824 83 1825 99 1826 146 1827 148 1828 110

1829 245 1830 99 1831 99 1832 85 1833 69 1834 80 1835 104

Het lijkt erop dat voor de Franse tijd het aantal overledenen veel lager was dan daarna. Het duurde ook lang voor het aantal weer minder werd, maar 26 doden zoals in 1794 werd niet meer gehaald. Het zal wel te maken hebben gehad met de langdurige ontberingen en ondervoeding in de Franse Tijd, waardoor een hele generatie gevoeliger was voor ziekten.

Dode kinderen op schilderijen

Juist terwijl ik met dit onderwerp bezig was stond in de Volkskrant een artikel over het afbeelden van gezinnen met levende en overleden kinderen (7-9-2018). Hierbij een tragisch geval van een echtpaar met nog 2 kinderen in leven.



De kinderen met gesloten ogen zijn doodgeboren, met open oogjes hebben nog even geleefd. Het kindje in het midden stierf als zuigeling. Het gaat hier niet om slachtoffertjes van een epidemie. Uiteraard lieten de meeste mensen zulke schilderijen niet maken.





Home