Zandverstuivingen

Jac. P. Thijsse: De duinen hebben van de konijnen niets dan schade, en wel zeer groote schade ook. Het is een alleraardigst dier; maar wanneer wij echt mooie, rijk begroeide duinen willen hebben, dan moeten de konijnen worden uitgeroeid en dan nog jaar in jaar uit worden bestreden, waar het noodig blijkt.

In 1289 was Texel definitief onderworpen door de Graaf van Holland. De graven lieten konijnenwaranden aanleggen in daarvoor geschikte streken.

Buisman, deel 2, 1996: De Romeinen beschouwden konijnenvlees als een delicatesse.

In het midden van de 14e eeuw kwamen ze in geheel West-Nederland voor, zelfs op Texel en Vlieland, waar de konijnenjacht en de handel in vellen het enige lonende bedrijf schijnt te zijn. Aanvankelijk werden ze beschouwd als een beschermde diersoort, doch in de loop van de 14e en 15e eeuw werd het konijn meer en meer als een plaag voor de boeren en een bedreiging voor de zeeweringen beschouwd.

De konijnen zouden binnen die warandes of konijnsbergen gehouden worden, maar al snel ontsnapten zij. Daarbij vermenigvuldigden zij zich- als konijnen.

Door hun graafwerk werden de Jonge Duinen gevormd, die het oude Hollandse strandwallenland bedekten. Er is van alles geprobeerd om dit te stoppen, maar tevergeefs, tot in de 20e eeuw de myxomatose werd uitgevonden, een nare ziekt, waaraan de meeste konijnen stierven. Sindsdien is het konijn zeldzaam geworden. Door helmbeplanting zijn de grote zandverstuivingen tot staan gebracht.

Het stuifzand ging over de aanliggende landerijen heen, tot schade van de bewoners.

Die vroegen om maatregelen, in 1642 al, en vaker. Voor die tijd was al het grote Zeegat, Vidros of Entegeul, ten noorden van het Texelse keileemland tot de rand vol zand gestoven, met daar overheen duinen. Daar zijn geen geschreven bronnen van, alleen reconstructies. Je ziet het nu alleen nog als je ervan weet. Hieronder de situatie rond 1570. De Vidros ten zuiden van de Koog is dicht, het Anegat (Slufter) is nog open.



Zie de hoofdstukken Westermient, Vidros en Entegeul.

Aan de Raden en Meesters van Reekeningen der Domeijnen van de Heeren Staten van Hollandt ende West Vrieslandt den 29sten October Anno 1683-

behalven dat de voorzegde Duijnen alzoo kaal en afgegeete zijnde, de aanleggende Landerijen 't eenmaal met dor Sand overstooven en onbruikbaar gemaakt worden, ende alzoo de Eigenaars onmachtig, omme eenige verpondingen en andere Gemeenelands Lasten te konnen draagen-

Raad 20-9-1817 Is gelezen de Requeste van Pieter Klaasz Brouwer C.S. alle In- en opgezetenen van dezen Eilande en respectievelijk Eigenaars of belanghebbenden van de Landerijen en gronden, gelegen aan de duinkant van hetzelve; daarbij verzoekende dat deze Raad hen dringend het meer en meer toenemend nadeel geliefde ter harte te nemen door paal en perk te stellen aan de over Stuiving der Duinen op het Eiland Texel.

Raad 14-10-1820 Op de verschillende desaangaande ingekomen klagten, heeft de Raad goedgevonden ter kennisse van de Provinciale Autoriteiten te brengen de considerable verstuiving in de Zeeduinen achter den Hoorn en de Westen.-

In 1827 ging het over het dichtstuiven van de grote meren onder de duinkant. Links de Koog, rechts de Westen. De meren zijn het Hailloach (Alloo) en het Alderts Loach of Lèège. Een deel van de huizen aan de Westen zijn half met zand bedolven (1550).



Het was wel bekend wat er gedaan moest worden: konijnen uitroeien en helm planten. In 1823 schreef de Burgemeester aan hogerhand:

1e in eene algeheele verdelging der Konijnen in alle de Duinen op Texel- en

2e in het dadelijk met helm beplanten van die duinen, voor zoo verre dezelve zich actueel in eenen verstuifbaren staat zouden mogen bevinden.

Met helm vastgelegde Westerduinen rond 1900:



Het duin Doodskist aan het Westerslag rond 1943:



Helm planten rond 1950:



Pas in 1955, bij het grote sterven de konijnen aan de myxomatose, kregen de duinen de kans zich te herstellen.

In het kader van Natura 2000 wil men van hogerhand weer stuifduinen laten ontstaan, wat zonder konijnen een lastige opdracht is. In het in 2018 gegraven gat in een duinhelling bij het Westerslag kwam een jaar later het groen alweer mooi op. Eigenlijk had het gat groter moeten worden door uitstuiven, maar ondanks zware zuidwesterstormen is dat niet gebeurd.



ARCHIEVEN

Hoe verstuiving te voorkomen Ongedateerd, waarschijnlijk ± 1530 tijdens bewind van Karel V

Jan van Dorp (archief H. Schoorl)-

Memorie roerende den scout van Texel om te communiceren upte camer van de rekenynge aengaend 's Keysers duynen in de Lande van Texel

HELM Alsoe die eygen landen van den Keyserlycken Majesteit seer verstuyven,

es van noede, dat men die duynen achter de Westen met helm beplanten sal.

STRAF OP LOSLOPEND VEE Alsoe die beesten van een oft twee jaeren meest in getale sijn, meest scaede doen ende meest in duyn gejaecht werden ende 't gerecht van Texel swaerheyt maeken die jonge beesten in even grote peyne te condempneren, ende gemerct dat men van in duyn te weyen neringe maeckt ende een beest eens gescut hebbende telken weder daerinne bevint,

dunckt den scout, dat men elck beest, 't zij jonck, oudt, paert oft hoeren beest [hoornbeest, koe], behoert te scutten, de eerste, de twede, de derde reyse in een jaer telcken up 5 stuvers ende de vierde reise binnen t'sjaers als eygen ende verbuert sonder rechtelicke verclaringe.

GEEN VEE IN HET DUIN Alsoe enyge hem ondervinden neringe te maecken van beesten aen te nemen ende die te weye te bewaeren in [de] duynen om als d'officier oft zijn dienaer compt, deselve beesten dan vuyter duyn te drijven,

es van noede te verbieden, dat nyemant om gelt aennemen sal beesten te bewaeren in duyn upte houchste boete van XVII L van XL groten, te verbeuren bij een drijver tegen den K.M.

HELM LATEN STAAN Alsoe veel volcx den helm poogen te snijen om daermede in den oven te stoocken, te backen, te brouwen, tot stroo in de bedsteden ende ruychte onder de beesten, al of 't riedt oft enen andere ruychte waere, daerdeur de duynen van den Keyser seer vernyelt werden,

es van noede te verbieden, dat men met gheene helm backen, brouwen, noch stroeyen noch barnen sal, upte voersz. boete van XVII L, dat men die scepens bevelen sal als d'officier coempt in die dorpen om die huysen te visisteren, die daeroff suspect sijn, dat zijlieden hem assisteren ende met hem dieselve visitatie helpen doen, up gelijcke peyne van XVII L.

AANSTELLING TOEZICHTHOUDERS Alsoe 't den scout onmoegelick is altijt den helm te bewaeren, de beesten te scutten ende die lieden te bekeuren,

begeert hij te moegen in zijne stede stellen een scutter ende bekeuerder, die hij eeden sal in presentie van scepenen ende dat men dien gheëden scutter en bekeurder met eenen dienaer van den scout geloeve geeft bij hemluyder eedt up 't geene dat zij in duyn bekeuren, scutten ende sien sullen, soo men in andere landen glijcke officiers geeft.

Alsoe scepenen in Texel swaerheyt maecken dese drijvers, ende helmsnijers, poorters wesende, te condempneren in heur verbeurde boeten, tenzij dat 't selfde bij poorters geprobeert wordt,

versouckt daeromme de scout 't inhouden van den voergenoemde articule ende anderen sulckke remedie als mijne Heeren voirt goed duncken sal.

Ondergestoven Vogelarijen (rekening van de Graafelijkheid)

Heynkens legger deed in 1501 -.10.-, in 1506 -.12.- in 1516 'toegestoven'.

Tapper was in 1506 'bestoven mitten sande', in 1516 'geheel verstoven mitten sande'

De daarna op rij genoemde vogelarij was Hailloich(dijck), nu Alloo, dat door dominee Huizinga in 18xx 'de vlakte achter Klaas Brouwer' werd genoemd.

1594 Heyntgens leeger es metten zande overloopen, ergo van dien nyet [verpacht].

1609 Heyntgens Leger es metten sande overlopen.

Overstuiving van de Koog

Advies aan de Staten 1642

Die van de Koog hadden kwijtschelding gevraagd 'van haer achterstallige verpondingen'. Wij hadden 'u gedienstich bericht dat d'selve ten aensien van de hoge verpondinge, soberheyt, onvruchtbaerheyt, ende lage huir, alsmede den overstuyvinge van haer landen, daerbij gevoecht haer onvermogentheyt ende armoede door den soberen neringe ende visvangst' 'wel een goede remissie ende quytscheldinge met goet fondament ende na billicheyt soude mogen werden vergunt'.

'Soo is't dat wij ons noch naarder daerop hebbende geinformeert, bevinden 't selve sooveel de landen aengaet de waerheyt conform te sijn'-

Vergunning tot de pagt der duinen aan de Koogh op Texel

Alzoo de Regenten en Poldermeesteren van de Koog op den Eilande van Texel meermalen aan de Raden en Meesters van Reekeningen der Domeijnen van de Heeren Staten van Hollandt ende West Vrieslandt klachtig gevallen waren, dat de Duijnen aldaar van 't NoordEijnde af, tot voorbij voornoemd Dorp, 't sedert Twintich Jaren herwaerts wel meer als drie vierde parten door de Swaare Stormen en hooge Watervloeden afgenoomen ende verstoven, zodanig dat deselven op Sommige Plaatsen ende speciaal agter ende omtrent het voornoemde Dorp tegenwoordig niet breeder waren als 4, 5 a 6 roeden [5 roeden is 26 meter]. Dewelke bij storm nog telkens wierden verminderd, so dat bij die voortgang de wegspoelinge van voornoemd Koogh niet alleen, maar ook van die geheele Eiland van Texel sekerlijck wierden te gemoed gezien, ende dan bijgevolge het Noorderkwartier niet buiten perykel soude blijven, dat oock de meenigvuldige aantelinge van Conijnen, aldaar grootelijken de vreese ende perykel kwaame te vermeerderen, vermits zij deselve Duijnen kaal kwamen afte eeten, ende den aangeplante Helm telkens Ruineerden, ende door het maaken van veele Gaaten en Kelders zodanig verzwakten, dat die geen aanslag van water konden verdraagen, behalven dat de voorzegde Duijnen alzoo kaal en afgegeete zijnde, de aanleggende Landerijen 't eenmaal met dor Sand overstooven en onbruikbaar gemaakt worden, ende alzoo de Eigenaars onmachtig, omme eenige verpondingen en andere Gemeenelands Lasten te konnen draagen, verzoekende daaromme de voornoemde Regenten, dat tegen het voorszegde dreigende ongeval intijds prompte voorzieningen soude mogen gedaan werden,

Zoo is 't dat de Raaden ende Meesters van Reekeninge voornoemd alvoorens inspectie Oculair in Loco van de Gelegenheid der voornoemde Duijnen genomen hebbende ook tot verscheijden tijden hier over in conferentie geweest zijnde mette Heeren Gecommitteerde Raden in West Friesland ende den Noorderkwartier, die mede volkomen kennisse van 't gunt voornoemd is waren hebbende, ende verder op alles geledt.

Eindelijck best end diensttighlijk geoordeeld hebben de voorszeide Kooger Duijnen, aan Supplianten selfs in pacht te vergunnen gelijck hun deselve dan voor een tijd van 20 jaren, innetegaan metten jaeren 1684 aanstaande, in pachte werden vergunt ende gegeven bij deesen, insulken voegen, dezelve jongst bij Cornelis Gerritsz Duijnmaijer sijn gepacht en belopen geweest, met macht omme de voorszeide Tijd van Twintich jaaren geduurende deselve Duijnen tot haren costen, buijten eenige lasten der voorszeide Domeijnen te beplanten ende verseekeren, als sij luiden tot voorkominge van het voorszeide dreigende ongeval sullen dienstiglijk ende bekwaamst oordeelen, mits dat de voornoemde Regenten en Poldermeesteren sullen besorgen, dat Jaerlijks op Ligtmis (2 februari) precijs volgens de acte obligatoir, bij hun daar af voor deesen overgelevert, ende dienmen naderhand nog zouden mogen goedvinden, van haar te vorderen, ten Comptoire van de Rentmeester-Generaal van Kennemrland ende WestVriesland Mahu le Febbre, of anderen inder tijd weesende rentmeester betaald worden de Somma van 275 ponden te XL groten 't Pond vrij geld, ende sonder eenige Kortinge ter wat saake het ook soude mogen weesen, ende daar en boven Jaarlijks plantende 5 mergen (1 morgen= 600 roeden= 1,6162 hectare, totaal ± 8 hectaren) Helm, daartoe den voornoemde Duijnmaijer volgens verhuijringe is geobligeert geweest, ende dit met dien expressen verstande, indien de Voorszeide Regenten, Poldermeesteren ende verder Ingelanden, volgens voornoemde acte Obligatoir in gebreke mogte blijven, de voorszeide jaerlijkse Pacht in Handen voornoemt te betalen, dat het de Raden en Meesters voornoemt 't allen tijde vrij sall staen de voorszeide Duijnen wederomme na haar te neemen ende daersodanig mede te handelen, als deserve ten meesten profijten van de Domeijnen sullen dienstig oordeelen, zonder dat egter bij de voornoemde Regenten of Poldermeesteren eenige vergoedinge van gedane onkosten of anders ter wat saake ook zoude moogen weesen dit zal moogen werden gepretendeert;

Welke voorenstaande jaarlijkse Pacht Conditien, Stipulatien en de bedingen de Regenten ende Poldermeesteren voornoemt, alszoo hebben geaccepteert ende aangenomen-

Blijvende den voornoemde of andere indertijt weesende Rentmeester gehouden, van de voorszeide jaarlijkse Pacht, in onfang sijner Reekening te verantwoorden daar het behoord.

Gedaan ten Bureele van de Kamer der voornoemde Reekening in den Haage,

den 29sten October Anno 1683 Mij tegenwoordig, C. Camerlin

Verbod op het halen van helm uit de duinen 1777

KEUR No. 8

Verbod op het Hale van Helm ujt de Duijnen-

Bailliuw en Burgemeesteren & Scheepenen van den eilande Texel, hebe gekeurd en geordonneert, gelyk gekeurd & geordonneert werd by desen, dat niemand zal vermogen Eenige Helm, Slyting, Doornen of Riesen uijt de Duijnen deses Eilands te halen zonder Speciaal consent en voorkennis van de Heer Bailliuw, op Poene van contrairie doende van voor de Eerste Reyse te verbeuren een boete van 6 Guldens, ten voordeelen van den Heer Bailliuw en zulks meermalen doende naar Exigentie van Zaken Exemplair te worden gestraft-

Aldus gekeurd en Geordonneert in den Hoofde deses gemeld, en van dan Raadhuyse van Texel gepubliceerd op den 9e April 1777

Ter ordonnantie als boven by my Secretaris JVanSteenbergen

Bailluw, Burgemeesteren ende schepenen van den Eylande Texel hebben gekeurd en geordonneert, gelijk gekeurd en geordonneert werd bij desen,

dat niemand zal vermogen eenige helm, slijting, doornen of riesen uyt de duynen deses Eylands te halen, zonder speciaal consent en voorkennis van de Heer Bailluw, op poene van contrarie doende, van voor de eerste reise te vergeuren een boete van 6 gulden, ten voordeele van den Heer Bailluw, en zulks meermalen doende naar exigentie van zaken exemplair te werden gestraft.

Gerenoveert 1778 tm 1790.

1792 tot 1809 Het DYKSCOLLEGIE pachtte de Hoornder en Kooger duinen.

Elk jaar 5 morgen helm te planten.

Instituut te vergelijken met de Waterstaat, deed het onderhoud van Weegen en Wateren.

Na 1809 vielen de Domeingronden aan de Staat- de Franse staat. Aan helmplanten werd niet meer gedaan.

VERWAARLOZING IN DE FRANSE TIJD EN DAARNA

Raad 20-9-1817 Is gelezen de Requeste van Pieter Klaasz Brouwer C.S. alle In- en opgezetenen van dezen Eilande en respectievelijk Eigenaars of belanghebbenden van de Landerijen en gronden, gelegen aan de duinkant van hetzelve; daarbij verzoekende dat deze Raad hen dringend het meer en meer toenemend nadeel geliefde ter harte te nemen door paal en perk te stellen aan de over Stuiving der Duinen op het Eiland Texel,

als mede aan de vermenigvuldiging van het door de Zeeduinen en voor den Landman zoo zeer nadeelige Konijnen ras.-

En is daarop goedgevonden het voorschreven Request bij missive te doen toekomen aan Hun Edel groot Achtbare de Heeren gedeputeerde Staten van Noord Holland, met verzoek dat het Hun Edel groot Achtbare moge behagen omme, ten behoeve der belanghebbenden in dezen, derzelver goede diensten bij het Gouvernement te willen aanwenden, ten Einde de thans nog loopende Pacht der Zeeduinen van Texel vernietigd, en voorts die Duinen nader mogen worden verpacht onder het expres beding van in dezelve het Konijn te moeten depopuleren zonder daarvan een primitive Jagt te mogen maken op dezelve als zoodanig te doen registreren (vide Missive N 6).

9-10-1817 Brief van Gemeentebestuur aan GS

Een aantal In- en opgezetenen van dezen Eilands, alle Eijgenaars of belanghebbenden van of bij Landerijen en gronden, gelegen aan den Duinkant van hetzelve, heeft zich bij Request aan ons geadresseerd, en verzocht dat wij hun dringend en meer en meer toenemend nadeel geliefden ter harte te nemen door paal en perk te stellen aan de verstuiving der Duinen op dit Eiland als mede aan de vermenigvuldiging van het voor de Zee-duinen en voor den Landman zoo nadeelige Konijnen-ras.-

Wij hebben dit Request met de vereischte aandacht overwogen, en kunnen niet anders dan volmondig verklaren dat het door de Supplianten geposeerde in allen deele met de waarheid overeenkomstig is.-

Ongetwijfeld zouden wij dus ook aan Hunnen verlangen volkomen voldoen, indien het slechts in onze magt stond de bezwaren der Supplianten opteheffen.-

Edoch daar die bezwaren voor een groot gedeelte hunne oorsprong nemen en voortvloeijen uit de nu laatstelijk van wegen de Administratie der Domeinen gemaakte, en thans nog subsisterende Pacht-Contracten, zoo dat de vernietiging dier Pacht-Contracten, voor den tijd welke dezelve nog te loopen hebben, het voornaamste middel is om de Supplianten en derzelven bezwaren te gemoet te komen, zoo vinden wij ons ook volstrekt buiten staat gesteld om aan de Supplianten in dezen eenig Soulaas in derzelver omstandigheden toetebrengen.-

Het is uit dien hoofde, dat wij gemeend hebben de voorschrevene Requeste aan UEdGrootAchtbare te moeten inzenden, gelijk wij dan ook de Eer hebben te doen bij deze.-

Bij examinatie van dit Request zullen UEdGrootAchtbaren ontwaren, dat het voornamelijk de verstuiving der Zeeduinen is die de Requestranten de opgegevene nadeelen veroorzaakt- Deze verstuiving nu, is een natuurlijk gevolg van het verwaarloozen der stroo en Helm plantingen in de gemelde duinen;

Terwijl het meer en meer vermenigvuldigen van het Konijn, hoofdzakelijk daarin is toeteschrijven, dat bij de laatst gedane verpachting dezer duinen niet is bepaald geworden, dat de Pachters dezelve zullen moeten depopuleren, maar integendeel: "dat zij in deze duinen het Konijn zullen mogen vangen met uitsluiting van alle anderen". Het is dus de wijze van verpachting alleen waarin dit laatste door de Requestranten opgegeven nadeel voortspruit, en gevolglijk ook eens andere manier van verpachting het eenige middel om het zelve wegtenemen.-

Daar nu de Heer Rentmeester der Domeinen op Texel zich bij de Conditien op welke de gezegde Duinen nu laatstelijk zijn verpacht geworden wel uitdrukkelijke heeft gereserveerd het regt om telken Jare de huur al of niet gestand te doen, zoo nemen wij de vrijheid UEdGrootAchtbare eerbiedig in consideratie te geven of niet, om het belang der Zaken bij UEdGrootachtbare zou kunnen worden goedgevonden om ten faveure der belanghebbenden, bij de Administratie der Domeinen xxgende plaatshebbende wijze van verpachting der meergenoemde Duinen de noodige remonstrantien te doen, ten einde alzoo het bestaande Pacht-Contract voor de Jaren welke hetzelve nog te loopen heeft, en alzoo met den eersten January des volgenden Jaars, worde vernietigd en buiten effect gesteld.-

Wij twijfelen niet of UEdGrootAchtbare zullen met ons volkomen overtuigd zijn, dat het door ons voorgedragen boven en behalve een behoorlijke beplanting der voorschreve duinen met helm of stroo, het eenige of althans het eerste middel is hetwelk bij de hand dient genomen te worden indien men het totaal bederf der aan de Zeeduinen grenzende Landerijen zal vóórkomen; en nemen alzoo de vrijheid UEdGrootAchtbare op het eerbiedigst doch tevens instantelijkste te verzoeken derzelver goede diensten wel te willen aanwenden ten einde bij de administratie der Domeinen tot de gewenschte vernietiging van het bestaande Pacht-contract worde overgegaan; als mede dat, bij eene nadere verpachting dier Duinen, wel uitdrukkelijk moge worden geconditioneerd, dat de Pachter dezelve Konijn loos zullen moeten houden, zonder daarvan eene primitive Jagt te mogen maken of dezelve als zoodanig te doen registreren.

Raad 14-10-1820 Vergadering, gehouden den 14e October 1820 'S voormiddags ten tien Uren

Present de Schout en alle de Leden, dempto de Heeren Jan Ran en C.W. Smit

Op de verschillende desaangaande ingekomen klagten, heeft de Raad goedgevonden ter kennisse van de Provinciale Autoriteiten te brengen de considerable verstuiving in de Zeeduinen achter den Hoorn en de Westen.-

En is aan den Heer Schout gedemandeerd deswegens de noodige Missive aan Zijne Excellentie den Heere Staadsraad Gouverneur van Noord Holland te doen afgeven.

Waarna de vergadering door den Heer Schout is gescheiden, en tot deszelfs nader te doene oproeping geadjourneerd.

Brief 21-10-1820 Gouverneur

Dat door het ontzettend vermeerderen der konijnen in de Zee-duinen achter den Hoorn en de Westen, op dit Eiland, gevoegd bij het finaal achterwege blijven van alle helm- of stroobeplanting in dezelven, deze Duinen zich actueel in zoodanige Schrikbarende staat van verstuiving bevinden, dat daardoor niet alleen, van de Eijgenaren der aangelegene Landen werkelijk reeds zeer Considerabel nadeel wordt toegebragt; maar het daarenboven nog te vrezen is, dat dezelve, indien daaromtrent in tijds geene krachtdadigen voorziening worde daargesteld, op den duur tegen het geweld der Zee niet bestand zullen zijn.-

Uit dien hoofde neme ik de vrijheid Uwe Excellentie dus te verzoeken deze zaak wel in Serieuse overweging te willen nemen en den noodige maatregelen te doen daarstellen, ten einde het verder nadeel voor de Eigenaren van aangrenzende Landerijen voorgekomen, en tevens alle gevaar der Zee van dien kant, zoo veel mogelijk verhoed worde; waartoe in de eerste plaats, zeer veel zoude kunnen bijdragen indien bij de thans op handen zijnde verpachting dezer duinen uitdrukkelijk mogt worden bepaald dat dezelve geheel konijnloos moesten gehouden worden (het welk bij de laatste verpachting geen plaats heeft gehad) terwijl al verder dat doel notoir slecht door eene behoorlijke beplanting der Duinen volkomen zou kunnen worden bereikt.

Brief 10-2-1821 Gouverneur

[Het is] ook niet dan na met dezelven alle die Stukken aandachtig en met de meeste onzijdigheid onderzocht en overwogen te hebben, dat ik thans de Eer heb Uwe Excellentie overeenkomstig ons eenparig gevoelen, het volgende te rescriberen:

Wat dan de daadzaken in het algemeen betreft moet men volkomen erkennen de waarheid van hetgene bij de gezegde missive van den Heer Minister van Staat, omtrent de oorsprong der tegenwoordige kwestie, wordt geposeerd; dat wat aangaat de gevolgtrekking die daaruit wordt afgeleid, alsof, namelijk het Dijkscollegie alléén oorzaak ware van de nadeelige gevolgen die uit het gebeurde zijn voortgevloeid,- moet men eerbiedig in consideratie geven, of dit nog wel zóó zeker bewezen is als zulks bij den brief van gezegden Heer Minister van Staat, zoo wel als bij den kopyelijk overgelegden Heer Inspecteur Warin schijnt verondersteld te worden.-

Immers, dat het voormalig Collegie van Burgemeesteren van Texel zich sedert 1721, wel heeft willen of moeten laten welgevallen het verlies Jaarlijks uit het in pacht nemen, en vervolgens wederom, onder den last van depopulering [konijnen uitroeien], verpachten der bewuste Duinen, voortspruitende, en dat de opvolgende Collegies zich dat bezwaar almede, gedurende een zoo aanmerkelijk tijdvak getroost hebben, kan wel ten bewijze strekken, dat alle die Collegien volkomen zijn overtuigd geweest van de nog veel aanmerkelijker nadeelen die tallooze konijnen, en de onvermijdelijk daaruit voortvloeiende verstuiving der Duinen, voor vele Ingelanden van Texel noodwendig moesten ten gevolgen hebben; doch waaruit kan, met geen het minste regt, de verpligting voor een opgevolgd Collegie worden afgeleid om zich bij voortduring aan eene zoo Schadelijke doch, bij elke vernieuwing der pachters vernietigbare overeenkomst te onderwerpen.-

Indien toch al aanvankelijk Burgemeesteren van Texel in der tijd, om de westelijke Polders van dat Eiland met meerder grond te kunnen doen bijdragen tot behoud der oostelijke dijken, mogen toegegeven hebben aan het verlangen dier Polders, om ook het nadeel 't welk dezen dreigde, schoon uit andere oorzaken ontstaande, door eene pecaniele opoffering, zoo veel mogelijk, voortekomen, en in lateren tijd, volgende Collegien, gedurende een reeks van Jaren, dit voetspoor mogen hebben gedrukt,- zoo kan daaruit nochtans in geenen deele het gevolg getrokken worden, als of die Collegien de billijkheid van zoodanige overeenkomst (waartoe zij als het ware, ter voorkoming van een nog veel erger Kwaad, gedrongen waren) stilzwijgende hadden erkend.

Dan al ware dit ook al eens het geval geweest, dan nog stondt het immers aan het Dijkscollegie volkomen vrij, om, bij de expiratie van eene pacht[termijn, zich voor het vervolg van eenen voor Texelsch Ingelanden zoo drukkende last te ontslaan; gelijk die dan ook, onverschillig op welk tijdstip (als waaromtrent de informatien niet eensluidend zijn,-) werkelijk heeft plaats gehad.-

Intusschen is die opzegging der bestaan hebbende pacht van den kant van het Dijkscollegie, voor het Domein eeder voordeelig dan schadelijk geweest, daar de bewuste Duinen steeds in het openbaar tot hoogeren prijs zijn verpacht geworden dan die, weleer dat Collegie dezelve in pacht had bedroeg; doch hier ontstaat natuurlijk de vraag, waarvan de beslissing dezer zaak voor een groot deel afhangt, of het met de billijkheid en het natuurlijk regt is overeen te brengen, dat, vanwege het Domein, Duinen worden verpacht met het regt om daarin duin-meyerijen [konijnenfokkerijen] aanteleggen, indien zulks, gelijk ten dezen het geval is, strekken ten projudicie van aangelegen landen? Welke vraag men oordeelt zeer gevoeglijk te kunnen beantwoorden met het gene omtrent die kwestie voorkomt in het tweede deel van het Algemeen rapport der Commissie van Superintendanten over het onderzoek der duinen in druk uitgegeven bij Herdingh en Du Mortier te Leiden, alwaar gezegd wordt:

"Laatstelijk zal men nog veelligt dit tegenwerpen: Staat het elken Eigenaar niet volkomen vrij, zijne Gronden tot zoodanige einden aanteleggen, als hij zal verkiezen! Kan hij dus door eenige wet genoodzaakt worden, het Konijn op zijn eigen grond te verdelgen! Het Regt van Eigendom is voorzker heilig en onschendbaar!; maar kan het immer een Eigenaar in zijne keuze worden gelaten, daarmede of het algemeen belang te benadeelen, of zijne Geburen schade toetebrengen. Het is, meenen wij, eene bewezene zaak, dat het Konijn duin belend is, inzonderheid voor de Zeewering, waartegen de meeste Konijnduinen stuiten, of zelfs de Zeeweringen uitmaken. Zou dan den tegenwerping niet te veel, en dus met bewijzen. Immers wanneer dezelve op grond staande, zou het bestuur nimmer maatregelen kunnen nemen tegen veelvuldige Schadelijke ongedierten, die immers geduchte verwoestingen zouden mogen aanrigten; maatregelen die altoos op bijzondere eigen Gronden moeten werken. Indien bij voorbeeld, bij eene buitengewone vermenigvuldiging van Veldrotten, Muijzen, Mollen, of ander ongedierte, sommige particulieren uit krachte van het regt van eigendom meenden ongehouden te zijn, die middelen aantewenden, welke het Bestuur ter uitroeying van dit ongedierte had beraamd; zoude nimmer het heelzaam gevolg kunnen ondervonden worden van deze waakzaamheid van het Bestuur voor het algemeen belang.

Aan het Bestuur is de zorg aanbevolen, dat ieders Eigendommen ongeschonden en ongestoord blijve; en den genen die Schade lijd, te beschermen tegen hem die Schade toebrengt.- Kan ja moet derhalven den Eigenaren van Konijn-duinen niet door eene wet worden opgelegd, hun konijn, 't geen aan alle Aangelanden tot eene dadelijke vefatie strekt, te verdelgen en ten einde daarenboven 'S Lands algemene belangen, in het behoud der Zeewering gelegen, niet in de waagschaal zoude gesteld worden ten behoeve van dit Gedierte".-

Geldt nu dit raisonnement ten aanzien van particulieren, hoe veel meerder moet hetzelve dan niet worden toegepast op 'S Rijks Domeinen; van den eenen kant toch kunnen deze zich in geene deele ongehouden rekenen tot het presteren van dat gene waartoe ieder particulier verpligt is; Terwijl zij van den anderen kant zelden of nooit door dergelijke maatregel eenig wezentlijk verlies te duchten hebben (gelijk moeten zoodanige Particulieren welke door koop eigenaar van derzelver Duinen geworden zijn, het geval nog zoude kunnen wezen) maar integendeel, alles zich bij het Domein blootelijk zoude bepalen tot eene winstderving of de opoffering van een gedeelte der, de waarde van het Kapitaal in aanmerking nemende, allezins buitensporige voordeelen van deze woest en het Domein niets kostende Duingebieden.-

En hiermede vermeenende genoeg gezegd te hebben ten betooge van het onbillijke dat er in deze vordering van den kant van het Bestuur der Domeinen voor Texels Ingelanden gelegen is, zoo komt thans bog alleen in aanmerking Uwe Excellentie te berigten omtrent twee pointen meer bijzonder de physieke gesteldheid van het Eiland concorderende.-

Het eerste is het geposeerde bij den brief van den Heer Inspecteur Warin, dat de kale plekken ten Zuidwesten van de Koog wel verstuivingen veroorzaken, maar dat daardoor het Zand, van de eene Duin op de andere waayende, daar weder denzelfden tegen de woede der Zee daarstelt, welke die verstuiving ginds kan verminderd hebben.

Deze stelling toch is blijkbaar fautief, en men behoeft niet eens ooggetuige van de werking van Storm of harde wind op kale en alzoo verstuifbare duinen geweest te zijn, noch de verwoestingen die door zoodanige verstuivingen worden aangerigt in eigen persoon aanschouwd te hebben, om overtuigd te zijn, dat het verstuivende Zand niet altoos de doelmatigste rigting neemt, maar dat integendeel zeer veel van hetzelve tot aanmerkelijk nadeel der aangelegene Landen, binnenwaarts gedreven wordt en alzoo voor de Zeewering voor altoos verloren is; behalve dan nog dat deze zoo onschadelijk geoordeelde verstuiving van de eene duin op de andere reeds op zich zelve dan nadeelig moet geacht worden wanneer daardoor de eene duin noodeloos wordt verhoogd, ten kosten van zoodanige ander, welke geene afneming kunnen veelen. Het is toch ongetwijfeld, ten einde tegen het geweld der Zee volkomen verzekerd te zijn, niet genoeg dat men slechts van dien kant van duinen voorzien zij, of dat zich eene zekere massa Zand langs den stranden bevindt;-

Deze Duinen, of die massa Zand moet daarenboven nog zoodanig gesitueerd zijn dat zij door derzelver bestendigheid en onbeweegbaarheid, volkomen aan het oogmerk beantwoordt; het gene zonder eene behoorlijke helmplanting met geene mogelijkheid is daartestellen.

Het tweede point betreft het kostbare van eene beplanting dezer duinen en het Jaarlijks onderhoud van dezelve. Het is, ongetwijfeld, zeer ligt nategaan dat de kosten van dat een en ander aanmerkelijk zouden zijn; doch deze kostbaarheid kan, zoo men eerbiedig vermeent, nimmer eene reden opleveren om, nopens de zaak zelve, een ander denkbeeld te koesteren dan dat het welk door de regelen van regt en billijkheid wordt voorgeschreven; met dewelke het zeker niet zoude overeen te brengen zijn, om, uithoofde van die kostbaarheid de behoorlijke verzekering van het Eiland achterwege te laten, of het bezwaar daarvan geheel of voor een zoo aanmerkelijk gedeelte op Texels Ingelanden alléén te doen nederkomen, te minder nog daar het geene twijfel lijdt dat hetgene Texel uit onderscheiden hoofden aan 'S Rijks algemeene kas opbrengt zeer veel, misschien zelfs wel driemalen te boven gaar dat wat het zelve aan de algemene Schatkist kost, waardoor dan ook dit Eiland betrekkelijk genomen, geen onaanmerkelijk plekjen gronds voor het algemeen belang oplevert, en aldus verre af zijnde van de Staat schadelijk te wezen, deszelfs physieken toestand wel eenig belang bij het hooge Bestuur mag inboezemen.

Wij vleyen ons derhalven, dat Uwe Excellentie de belangens van dit Eiland, in gezegde opzichten bij voortduring we zal willen voorstaan, door hetzelve, indien doenlijk, te ontheffen van alle de schades en nadeelen uit de tegenwoordige handelwijze voortvloeyende en nog verder te duchten; ten welken einde wij onze daarbij belanghebbende Ingezetenen in de Veelvermogende protectie van Uwe Excellentie op het instantelijkst aanbevelen.

Raad 11-11-1822 Concept brief aan GS

De duinen zijn meer en meer in verstuifbaarheid toegenomen- konijnen- duinmeijerij- rauw gewordene plekken door de konijnen- verwaarloozen van de helmbeplanting- dat alle aangrenzende landerijen weldra geheel onder het zand bedolven en alzoo voor de eigenaars voorgoed verloren zullen zijn- gelijk reeds eenige hunner in het ongelukkig verkeren van enkele stukken zeer goed weidland, welke niet dan met vele kosten en moeiten, in vroegere Jaren, ter cultuur gebragt en gedurende een langen tijd, in eenen goede en vruchtbaren staat gehouden waren, door de plaats gehad hebbende overstuivingen, geheel verloren te hebben, eene daadzaak waaruit den onpartijdigen en onbevooroordeelden blijken kan, dat de vreze voor verdere Schaden en nadeelen niet ongepast is, en die tevens zonneklaar bewijst het ongerijmde van de stelling, dat de verstuiving voor de zeeweringen niet schadelijk zouden zijn; alzoo daaruit ontegenzeggelijk blijkt, dat het zand der Duinen die de Zeewering uitmaken, zich juist niet altoos deszelfs verstuivingen, binnen de grenzen dier Zeeweringen bepaalt.-

Uit het zoo even aangevoerde volgt dan ook van zelven, dat de middelen om in de bezwaren der bedoelde Landeigenaren, zoo veel Zulks nog mogelijk is, te voorzien en derzelver verdere Schaden voortekomen, bestaan:

1e in eene algeheele verdelging der Konijnen in alle de Duinen op Texel- en

2e in het dadelijk met helm beplanten van die duinen, voor zoo verre dezelve zich actueel in eenen verstuifbaren staat zouden mogen bevinden.

Beide die middelen achten wij ter bereiking van dat oogmerk even Zeer noodzakelijk; daar wij het aan de eene zijde voor bewezen houden, dat, om het Kwaad in deszelfs eersten oorsprong aantetasten, eene algeheele uitroeying van het Schadelijk Konijn onvermijdelijk is, en voorts aan den anderen kant vermeenen dat die uitroeying, op zich zelve genomen, in de tegenwoordige omstandigheden nog slechts eene halve maatregel zijn zoude, naar dien de verwoesting welke dit gedeelte gevoegd bij eene volstrekte verwaarlozing der helmplanting, reeds heeft aangerigt, zoo uitgebreid, en de verstuiving der duinen daardoor zoo algemeen geworden is, dat men met vollen regt zeggen mag dat de raauwheid en verstuifbaarheid dezer duinen niet wel erger zou kunnen zijn; en er alzoo ook zonder eene krachtdadige helmplanting geen herstel meer te hopen is.

Welke redenen nu daar tegen ook zouden mogen worden aangevoerd, of wel de dadelijke daarstelling der opgegevene middelen kunnen beletten of vertragen geene derzelver geloven wij dat de toets der billijkheid zoude kunnen doorstaan. Immers bij de aanwending dier middelen zijn zelfs niet eens de belangen van derdens gecompromitteerd; maar is het alléén het Bestuur der Domeinen 't welk daardoor tot eene opoffering echter niet van eenige bij onerens en titel verkregen goederen of regten, waarvan men, op grond daar van zoude kunnen Sustineren, het regtmatig bezit of genot te hebben; maar alleenlijk van voordeelen die hetzelve, ofschoon reeds sints Jaren, geheel onregtmatig en voor een zeer groot gedeelte ten kosten en in prejudicie van de Eigenaren der aan de Duinen grenzende Landerijen, genoten heeft; voordeelen, die daarenboven zoo alleszins buitensporig zijn en zoo weinig in evenredigheid staan met de waarden van het Kapitaal waar van dezelve getrokken worden, dat daaruit alleen genoegzaam zoude zijn afteleiden, dat dezelve met geen mogelijkheid uit en door die woeste gronden alleen kunnen genoten worden; immers en in alle gevallen, dat het Bestuur der Domeinen bij de verpachting dezer Duinen tot Duinmeijerijen, nimmer met eenige mogelijkheid die opxx [hoge] pachtprijzen zouden hebben kunnen bedingen, indien men daar stilzwijgend, en als uit de aard der zaken, daaronder begrepen ware geweest het regt of althans vermogen tot afweiding door het Konijn op de naburige landen, welk vermogen intusschen eene regtstreekschen strekking heeft om al den last en al het bezwarende, t geen uit het verkrijgen van zoodanige hooge pachtprijzen zoude kunnen voortvloeyen, overtebrengen en te doen neerkomen op de Eigenaren der naburige Landen alléén, in zonderheid dan wanneer te gelijker tijd die zoo rijkelijk vruchten opleverende duinen geheel aan eigen lot worden overgelaten en geene de minste moeite noch kosten worden aangewend om de alles verwoestende verstuivingen te bedwingen.

Even min kan, zoo wij eerbiedig vermeenen, de Kostbaarheid van eene behoorlijke helmplanting, geene billijke reden opleveren, om dezelve van 'S Rijkswege achterwege te laten of zelfs uittestellen.

Door 'S Rijks Kas toch zijn ook de importante voordeelen genoten die deze duinen door de verpachting als Duinmeyerijen hebben opgeleverd; Ja het is, wat meer is, Juist aan de Zucht die het Domein-Bestuur de meest moelijke voordeelen te trekken, dat derzelven tegenwoordige allezins deplorable toestand moet worden toegeschreven, zoo dat dan ook, onzes inziens, niets billijker kan geacht worden dan dat het algemeen Bestuur het welk de voordeelen getrokken heeft, thans ook de schaden lijde; zonder dat althans in eenig geval dat bezwaar wederom gelegd kan worden op de schouderen van Texelsch Ingezetenen alleen, die blijkens het hierboven aangevoerde, reeds zoo vele verliezen geleden hebben voor welke men hun, bij eene behandeling in dezen, genoegzaam geheel en al zoude hebben kunnen vrijwaren.

Wij nemen, derhalve, de vrijheid Uwe Excellentie op het eerbiedigst, doch tevens ten instantelijkste, te verzoeken, bij HEGA eene voordragt te willen doen ten einde als nog ten allerspoedigste de noodige maatregelen worden genomen tot eene behoorlijke beplanting van alle die Duinen op Texel, welke zich thans in eenen verstuifbaren staat zouden mogen bevinden; en dat voorts, hoe eerder zoo beter en bij de eerste gepaste gelegenheid moge worden overgegaan tot het in werking brengen der bekende maatregelen ter algehele uitroeijng van het Konijn op dit Eiland, of althans tot het verpachten der duingronden onder den last van depopulering; op dat alzoo onze thans zoo deerlijk lijdende Ingezetenen eens eindelijk mogen worden verlost van een plaag die de vruchten hunner veeljarigen noesten arbeid geheel dreigt te vernietigen.-

De Gemeente Raad

En heeft de Vergadering, zich met de gemelde voordragt conformerende, de voorschreve missive gearresteerd, gelijk dezelve gearresteerd wordt bij deze.

Raad 16-12-1822 GS, Staat der Gemeente punt a t/m x

punt u Onderhoud 'S Rijks Dominiale goederen- bezwaren bij herhaling en nu laatstelijk bij onze missive van den 11-11 dezes Jaars ter kennisse van Uwe Excellentie gebragt.

Raad 13-1-1823 Die brief is doorgezonden naar ZM en de bestaande klagten nopens de toenemende verstuivingen der Dominiale Duinen bij Hoogst denzelve geappuijeerd.

Brief 7-11-1823 GS Bij deze optegeven alle de inlichtingen en renseignementen omtrent de zandverstuivingen in deze Gemeente bestaande. Antwoord op vragen van GS:

1 Dat de woeste gronden, waarop de zandverstuivingen derzelver oorsprong nemen, allen toebehoren aan 's Rijks Domeinen.

2 Dat mij niet volkomen zeker bekend is, waarom dezelve in dien woesten en slechten staat gehouden worden, ofschoon ik meen dat er redenen genoeg aanwezig zijn om het daarvoor te houden, dat het Bestuur van 's Rijks Domeinen alleenlijk op het oog hebben, van de onder deszelfs Directie staande goederen de meest mogelijke vruchten te plukken, zonder zich in het aanwenden van pogingen ter bereiking van dat ongemak, in het minste of geringste te bekommeren over de schaden en nadeelen uit zoodanig éénzijdige handelwijze voor anderen voortvloeijende.

3 Dat het nadeel uit die verstuivingen ontstaande in niets minder bestaat dan in het bederf der zeeweringen van dit Eiland; terwijl de schade die daardoor aan anderen wordt toegebragt bestaat in de verwoesting van eenige nabij die verstuiving liggende landerijen van particuliere ingezetenen van dit Eiland.

4 Dat het gezegde nadeel en het toebrengen dier schade voor het vervolg zou kunnen worden voorgekomen door het amplecteren dier middelen welke daartoe zoo bij het aan de Heer Minister zelven aangehaalde rapport der Commissie van Superintendentie over het onderzoek der duinen, als bij de vervolgens wegens dat onderzoek uitgebragte adviezen zijn voorgedragen en aanbevolen.

5 Dat de maatregelen daartoe moeten worden aangewend, mijns inziens bestaan in de totale uitroeijng van het allerschadelijkst konijn en de daarstelling eener aller efficacieuste helmplanting door de Eigenaar der gronden, waar op ze zandverstuivingen derzelver oorsprong nemen, alswelke voorzeker, volgens de eerste begrippen van regt en billijkheid, gehouden is, zooveel mogelijk te voorkomen, of deze reeds werkelijk bestaande, te repareren alle schaden en nadeelen welke uit zijne achteloosheid en ongemesureerde winzucht zoude mogen voort vloeijen- en dat de in het werk stelling dier maatregelen moet plaats hebben ten behoeve van de eigenaren der landerijen welke nabij de hiervoren gedachte Domeingoederen gelegen en aan dezelve grenzende zijn; welke eigenaars meestal lieden zijn tot de weinig vermogende klasse behoorende, voor wie derhalve, de vernieling hunner kleine landbezittingen, door de Zandverstuivingen der naburige Rijks- of Dominiale gronden ontstaande, als eene onoverkomelijke ramp kan beschouwd worden.

Burgemeester wijst op de 3 missives eerder gestuurd, in 1821 en 22 [en wil weten wat Domeinen eraan zal doen, in het belang] der door bedoelde Zandverstuivingen zoo zeer lijdende ingezetenen, of dat anders op eene andere wijze in de nooden dier Ingezetenen worde voorzien.

12-12-1823 Jaarverslag punt u: niets toe te voegen aan wat wij al eerder schreven over de schade die steeds wordt toegebragt door het stuifzand.

Register van Advertentien boek 306

Keur 48 Waarschuwing tegen het delven van gaten in de duinen

De Schout van de gemeente van Texel, in ervaring gekomen zijnde, dat sommige lieden zich niet ontzien, om in de duinen en wildernissen, tot 's rijks Domeinen behorende, gaten te delven ten einde alzoo het opsporen en vangen van Konijnen gemakkelijk te maken-

Overwegende, dat zoodanige onbehoorlijke handelwijze niet alleen strijdig is met de bestaande verordening op het stuk van de Jagt, maar ook, daarenboven, strekt tot merkelijk nadeel van gemelde Dominiale Duinen en gronden; als welke daardoor in eene verstuifbaren Staat gebragt, en tevens veeltijds voor behoorlijke Zeewering ongeschikt worden gemaakt.

Heeft noodig geoordeeld allen en een iegelijk wien zulks zoude mogen aangaan ten ernstigste te vermanen, gelijk geschied bij dezen, om zich van zoodanige onbehoorlijke en Strafwaardige handeling voor het vervolg te onthouden; zullende die genen welke zich verder daaraan zouden mogen schuldig maken, en alzoo, hetzij door het delven van gaten, ofte op eenige andere hoe ook genaamde wijze, 's rijks Dominiale Duinen of gronden kwaadwilliglijk komen te benadeelen, met al de gestrengheid der respective ten dezen toepasselijke wetten worden vervolgd, en alzoo ook aan zich zelven te wijten hebben de schaden en nadeelen, zoo wel als de verdere en zwaardere straffen, aan welken zij zich, door zoodanige openbare wederstreving van verschillende wetten zouden blootstellen.

Gedaan ten Raadhuize van Texel den 21e April 1824

Waarschuwing herhaling der waarschuwing tegen het delven van gaten in de duinen.

Gedaan ten Raadhuize van Texel den 13e December 1824

30-12-1824 Jaarverslag:

Punt u: Dat de in deze gemeente aanwezig zijnde 's Rijks dominiale gronden, voor zoo veel ons bekend is, behoorlijk worden onderhouden en doelmatig gebruikt, zoo dat wij in het belang van het Rijk deswegens al wederom niets hebben aantemerken; terwijl wij ons, met opzicht tot het nadeel door dat gebruik der gemeente en bepaaldelijk dan aan den Duin kant wonende ingezetenen toegebragt, moet refereren aan het gene wij deswegens bij vroegere Rapporten en andere daarbij aangehaalde Stukken in het brede hebben aangevoerd: kunnende wij hier echter nog bijvoegen, dat volgens bij ons ingekomen zekere informatie twee der drie pachters van deze zoo aanmerkelijk verstoven Duin perceelen zich aan Z.M. den Koning om ontslag der verdere pachtjaren, hebben geadresseerd, welke verzoeken, wij hopen dat toegestaan, en daarna deze Duinen Konijnloos zullen gehouden worden;

gelijk wij almede ter dezer plaatse nog moeten doen opmerken, dat niettegenstaande, indertijd gedane advertentie wegens op den 31 Maart 1821 te doene publieke aanbesteding tot het beplanten met helm, berkhout en stroo, van de duinen en zanddijken langs de Kusten der Noordzee, van Wijk aan Zee af, tot en met het Eiland Texel en annexe Eijerland (welke aanbesteding wij veronderstellen dat ook werkelijk alzoo zal hebben plaatsgehad) er dit Jaar wederom niets van dien aard aan de Texelsche duinen is verrigt geworden.-

29-12-1825 Jaarlijks Rapport

Punt u: Terwijl wij ons met relatie tot de nadeelen, welke de wijze van gebruik van sommige Domein Gronden vele onzer ingezetenen heeft toegebragt- klagten van tijd tot tijd bij ons ingebragt- en die wij, ofschoon het kwaad nog in deszelfs grootste uitgestrektheid blijft bestaan, hier niet zullen herhalen. Uwe Excellentie is net als wij overtuigd van de noodzakelijkheid der geheele uitroeijing van het konijn ter verkrijging van minder mobiele en alzoo meer voldoende zee-weringen.

28-12-1826 Jaarverslag punt u: terwijl, met relatie tot de zoo zeer vervallen en verstovene Dominiale Duinen, een gedeelte der Zeeweringen uitmakende, kan gezegd worden, dat derzelver periculeuze stand, ten gevolge Z.M. Besluit van den 1 Augustus ll N 12, betrekkelijk de uitroeijing van het konijn, zoo wel als door eene meer doelmatige bepoting of stroo-beplanting in de loop van dit Jaar eenigzints is verbeterd geworden.

Brief 2-6-1827 Gouverneur [Inspectie duinen] in loco plaatsgehad.

Ik heb verzeld van eenen Assessor en de Secretaris van het Bestuur, derzelve [Inspecteur] alle noodige aanwijzingen in loco gedaan en maar al te veel aanleiding gevonden om gedachte Heer Molecotius op de toestand onzer duinen op deze en geen plaatsen opmerkzaam te maken [en te] zien welke de verwoestingen waren door het konijn aangericht.

Het is waar, de uitgravingen door kwaadwilligen zijn daarvan alweder het gevolg. Het konijn moet worden verdelgd, de uitgravingen geweerd, maar daardoor is nog slechts de helft van het kwaad voorzien. Immers, het zijn de verstuivingen door de min zorglijke beplanting veroorzaakt, die gedurende de laatste Jaren heeft plaats gehad. [Dit zou] de volste aandacht des Gouvernements tot zich moeten trekken en bijzonder ten aanzien der zoogenaamde Westerduinen, zooals zie zich bij de Koog bevinden.

Daar ter plaatse hebben de verstuivingen het meeste plaats gehad, zoo zéér zelfs dat van twee duinen, die te voren tot de aanzienlijkste, zwaarste en hoogste der geheele omtrek behoorden, en door hare ligging aldaar zich als een ondoordringbaar bolwerk tegen de zee verhieven, dat die twee zelfde duinen thans schier geheel geslegt en tot eenvoudige niets betekenende hoogten geworden zijn-

Dat al het omliggend land waarop voorheen altoos nog genoegzaam gras gevonden werd om hoornvee te kunnen weiden, heinde en ver, eenige voeten diep onder het zand bedolven ligt, dat eene nieuwe aanleg van houtgewas daar ter plaatse aangevangen, hetzelfde lot heeft ondergaan en is moeten gelaten worden,



Pachterskaart 1842-1853

Dat eene zeer ruime en 8 voeten diepe waterplas Dirkwater genaamd, die eene zeer goede visscherij opleverde en van groot voordeel daar ter plaatse was, te vollen gedempt en geheel verdwenen is,

En dat eindelijk, indien ons andermaal zulke geweldige stormvloeden te wachten stonden als in 1825, dat alsdan de gevolgen onberekenbaar zijn en welligt een goed gedeelte van ons Eiland der Noordzee ten prooi vallen zoude.

Dit nu zijn niet de gevolgen van het konijn. Excellentie, dit gedierte draagt daartoe bij, maar het is niet de hoofdzaak- deze is de verwaarlozing der duin beplanting, vooral ten evengenoemde plaatsen van sedert 18 Jaren af-

Voorheen toch, toen het Eiland zelve de duinen en wildernisse pachtte, toen maakte de helm en stroo beplanting een zeer voorname zorg uit van het toenmalig Dijksbestuur, dat de beplanting voor zijne rekening moest nemen, zoodanig was deze stand van zaken sedert 1719 tot aan 1809- Van dien tijd af kan men met waarheid zeggen dat aan de Texelsche duinen niet hoogenaamd is gedaan-

In 1815 begon men met eene duinmeijerij daarin aan te leggen, en dat nu gevoegd bij eene totale verwaarlozing der duinen gedurende zoo lange tijd, moeten zijn verstoven en vernietigd.

De aanmerking toch, zo als die in der tijd is gemaakt dat duinen verlegd worden maar niet verstoven konden, deze aanmerking heeft de ondervinding genoegzaam wederlegd, en moge dit gevoelen dan al gedeeltelijk omtrent dat gedeelte der duinen die een half uur wijd zijn- ten vollen toch zijn zij verstoven en verdwenen ter boven aangeduide plaatsen-

En nogmaals gaat als nu de helm en aanvankelijk stroo beplanting niet onmiddellijk met de maatregel tegen het konijn gepaard, dan zal de ondervinding doen zien, dat het grootste kwaad is overgebleven en ons buitendien zoo zeer verachterde Eiland zal wel geheel onder het zand of onder het water bedolven raken.



Kaart van 1859, blauw de door Jan van Scorel in 1550 getekende en inmiddels verdwenen meren Hailloach, Dirkwater en Alderts Loach, groen de Ploegelanderweg (aangelegd in 1901)

De Randweg onder de duinvoet is sinds die tijd op dezelfde plaats gebleven. Eerder was dat het Koogerwaghenslag.

9-6-1827 rekest Pieter Jz Krijnen en Dirk Ariensz Eelman

Ik heb de eer uwe Excellentie hiernevens terug te zenden de rekesten door Pieter Jansz Krijnen en Dirks Ariensz Eelman achter van eigene geprivateerd aan ZM en HE G.A. de Heeren gedeputeerde Staten der provincies, en daarop, ingevolge de apostele van uwe Exc van dato 8 dezer, aan haar optemerken

Dat het mij na eene naauwkeurige onderwijzing van den Motiven in beide gedachte rekesten door de Suppl. aangevoerde en na dezelven beide te hebben gehoord en met dezelven over hunne belangen te hebben geaboncheerd gebleken is-

Dat vooreerst, wat aangaat de door de rekstranten aangevoerde Motieven, die op hen zoo niet geheel, ten minsten grootendeels, van geene toepassing zijn, en zij zich dus ten onregte daarvan bediend hebben. Immers zij beroepen zich daarin op den laag verminderden prijs van het vee en de wol.- Dit is op zich zelven waar- maar doet niet voor hen genoegzaam af,- de rekestranten toch waren niet bepaaldelijk veefokkers, dreven alzoo niet bepaaldelijk en hoofdzakelijk handel in vee of in de wol daarvan afkomende, en hadden nog veel min, uit dien hoofde de voorschreven pagt aangegaan- verre van daar zij pachtteden de duinen en het daarnevens bijliggend land hoofdzakelijk voor de duinmeijerij; het gebruik der velden van het zij eigen, het zij in de kost besteed nu was voor hen eene bijzaak- en het is daarom ook verkeerdelijk dat zij zich beroepen op de remissie door ZM verleend aan de pachters van het Eijerlandsche huis, het Zanddijkshuis en de Kwelder voordien eens het geval is geweest,-

Dat de duinmeijerij daarentegen slechts het eersten waarop niet bepaald gerekend werd uitexx.

Het spreekt al verder van zelve dat in zoo verre den rekestranten zich beklagen over de stroperijen, door vreemden ten aanzien van den Duinmeijerij aangerigt, hoe waar ook niet, de aandacht des Gouvernements of deszelfs bijzondere deelneming kan tot zich strekken-

Dit toch is niet anders dan de wezenlijke onzekere kans aan elken pacht verknocht.-

Men wist bij het aangaan der pacht aan welke gevaren van dien aard zijne werken zal te maken winsten begroot stond;- het Gouvernement verpachtte en liet aan den particulier over hoeveel pachtpenningen hij besteden wilde- De particulier pachtte vrijwillig en winst en verlies staan tegen elkander over.

Dat nu het laatste en niet het eerste het geval is geweest ten aanzien der duinmeijerij [konijnenfokkerij] ligt bij de pachter die onbedacht te hoog gepacht heeft en niet bij het Gouvernement.

Tot dus verre derhalve komt het mij voor dat wat de rekestrant aangaat, de duinmeijerij, de rekestranten van kennelijk zich in dezelfde cathegorie plaatsen als de overige pachters hierboven genoemd- dat het is bij dit alles even klaar en duidelijk gebleken dat beiden de rekestranten ten aanzien der beweiding der gepachte velden geheel buiten hunne schuld in hunne verwagtingen zijn te leur gesteld en in plaats toch dat op dezelver voor en bij den aanvang dezer pacht en dus op 1 Januarij 1821, een genoegzaam onderhoud gevonden werd voor een aantal zoo Hoorn- als Schaapvee, begonnen derzelve reeds in het volgend Jaar zoo zeer zoor het stuifzand der naast bij gelegen duinen bedekt te worden dat, zoo als bij den tweeden rekestrant D.A. Eelman bijzonder, het geval was, deze in stede van 200 Koeijen het volgend jaar slechts 50 en het daarop volgende slechts 27 als kostgangers kon opnemen; even zoo ging het ook met de eersten ten aanzien van Schaapvee;- dit zijn daadzaken en dat dit buiten hunne schuld, en van zeer groot nadeel was is duidelijk, en hadden de rekstranten hierop alleen zich gefundeerd dan zouden zij welligt meerder aanspraak op de toegevendheid des Gouverneurs hebben-

In zoo verre derhalven als het advies van dit bestuur gelden mogt zoude hetzelve daarin bestaan, dat vooral uit aanmerking van de wezenlijk geheel verachterden en verarmden toestand der Rekestranten en derzelver respectieve borgen daartevens de beste weg hierin bestaan zou het midden te kiezen.-

De eerste heeft betaald 3 1/5 van zijn verschuldigde pachtpenningen, de tweede 3 ½, volgens derzelver opgave, beider pacht loopt over 6 Jaren, aangevangen hebbende den 1 Januarij 1821 en geëindigd zijnde den 31 December 1826, bij het laatste der voornoemden Rekest vragen zij

remisse van 1/3 over 2 Jaren en finaal ontslag van de 2 laatste Jaren, te zamen is dat 2 2/3 Jaren, wanneer nu het Gouvernement besluiten kan, hen de ½ van het geene zij tot heden zijn verschuldigd gebleven kwijt te schelden en voor de andere te betalen ½ een of meerdere termijnen van betaling gaf, dan mogt men hoop voeden dat die helft aan het Gouvernement behouden blijft, daar de pachters op dit oogenblik volstrekt tot betaling buiten staat zijn, maar alleen door aanhoudende vlijt en het aanwenden van alle pogingen tot het te kort gebleven van lieverlede zouden kunnen aanvullen.

Koninklijk Besluit van 25-11-1827, dat binnen een jaar de konijnen in Holland moesten worden uitgeroeid.

12-12-1827 Aan de Heer D.C. Gevers, duinbeplanting,

Dat geene zoodanige post bestaat en dat wat betreft de beplanting per 24000 poten helm of 18000 poten stroo, de onkosten derzelven, zoowel voor het zich aanschaffen als vervoer en planting, zamen berekend te worden een 100 gulden te bedragen. BOK

Register van Advertentien GAT 307

Mient Zooden

Kennisgeving

De Burgemeester van Texel, ontvangen hebbende eene Missive van den Heer Ontvanger der registratie alhier van dato 19 dezer N 64 in substantie inhoudende een verzoek om naar aanleiding van art. 16 ) 3 van het wetboek van strafvordering de noodige bijstand der policie te bekomen, ten einde aan het steken en weghalen van Zooden op de provinciale Mient gronden binnen deze gemeente, een paal of perk te stellen, als het welke sinds eenigen tijd met een ongehoorde stoutmoedigheid door diegenen afgeplagd geworden, die volstrekt niet kunnen gerekend worden onder de schamelen als welken volgens het algemeen gerucht het steken van Zooden tot haard brand was toegelaten-

Overwegende dat het duidelijk is, dat het belang dezer provincie vordert, dat nadrukkelijk gewaakt worde dat dezelve onder geen voorwendsel hoegenaamd benadrukt worde en dat mitsdien alle willekeurig steken van Zooden waardoor de Mienten gevaar loopen het beste gedeelte te verliezen, moet geweerd worden-

Gelast mits dezen eenen Iegelijk zich van heden af te onthouden van het steken van Zooden het zij op de mienten het zij op eenige andere aan de provincie behoorende gronden, tenzij dat men daartoe van wege voornoemde Heer Ontvanger verlof bekomen hebbe, zullende tegen alle die geenen welke mogten bevonden worden hiertegen te handelen, volgnd de wetten worden geprocedeerd-

En zijn de dienaren van policie en Justitie gelast ten strengsten hier tegen te waken en voor de beveiliging der provinciale gronden te hoeden.-

Texel 20 Junij 1829

De Burgemeester van Texel

Pas in 1955, bij het grote sterven de konijnen aan de myxomatose, kregen de duinen de kans zich te herstellen.




Home