Het Steenen Voetpad.


Schelpenpad langs de Schilsloot was ooit een stenen pad
Langs de Schilsloot is tegenwoordig een schelpenpad. Vroeger was dat er ook, al in 1629. Lange tijd is er een stenen voetpad geweest, dat zoveel onderhoud vergde dat Regenten van het Weeshuis in 1862 besloten de stenen weg te halen om er weer een schelpenpad van te maken. Was de naam ontleend aan de schelpen op het pad, of aan de plaats waarheen het voerde? In 1773 schreef de boekhouder over het Weese Schilp pad.

Weeshuis

De Weezenwaterput was in 1627 gemaakt door Dirk Nanninghs. De aanleg van sloot en pad zal niet veel later zijn gedaan, aangezien vervoer van de zware watertonnen per schuit de makkelijkste manier is. Bij het graven van de Schilsloot ontstond als vanzelf een pad, lijkt het.

Keur 31: Niemand mag met paarden of koeien over het nieuwe Schilpad gaan.
Op huyden den 24 november 1639 [eerst stond er 1629] soo is bij den baljuw Burgemeesters ende gereghten deser stede ende Eijlande gekeurt en geordonneert gelijck sij keuren ende ordonneren bij desen, dat hem niemant van wat staet ofte conditie deselve soude mogen wesen, van nu voortaen en sal vervorderen met eenige paart ofte paerden te rijden, leijden ofte anders langhs het nieuwe Schilpadt, mitsgaders koeijen, kalveren ofte diergelijcks op een boete van 3 gulden yder paart ofte koebeest, dat daer op bevonden sal werden, ten waare t’selve bij ongevall daer op gekomen ware, sal wesen op een boete van 5 stuijvers soo meenighmael t’selve geschiet.
Den officier, bode, dienders en wie dat will sal mogen bekeuren, daarom een yder sij gewaarschouwt en waghte hem voor schade.

Reparatie van het Voet padt 1716
Aan de Ed Mog: heeren de Raden en Meesters van de Reekeningen der domeijne van haar Ed groot Mog: heeren staten van Hollandt ende Westvrieslandt
Geeft met veel Respect ende in alle onderdanigheijt te kennen de Algemeene Weesvoogden van den Eijlande van Texel, hoe dat zij supplianten in hunne qualiteijt genootzaekt sijn, te onderhouden een voet padt vant oude Schilt tot aan de Weese waterpet, die zij jaarlijcx komen te verhuijren, ten proffijtte vant Weeshuijs van den voorsz: eijlande;
Ende also het voorsz: voet padt is gemaakt uijt de Mielanden leggende langs het meergemelte voet padt, ende zij jaarlijcks dat padt wel dienen te verhoogen, soo keeren zij Supplianten sig aen UEdMog: Ootmoediglijck versoekende dat zij van UEdMog: mogen werden gequalificeert, ende die gratie genieten, om eenige aarde of Zooden te halen uijt de voorsz: Mielanden, die langs het meer gemelte voet padt zijn leggende, waermede zij suppl: het voorsz: voet padt mogen repareeren ende onderhouden, ten proffijte vant gemelte weeshuijs.
Twelck doende &.

De Raeden en meesters van de Reekeningen der domeynen van d’ Ed.Gr. mogende Heeren staten van Hollandt en Westvrieslanft; gesien de nevenstaende req: ende daer op gedient geweest sijnde van ‘t mondeling advys van den Heer Reekenmeester Aelbrecht Nicolaas van Schagen, die met en beneffens den Rentm: generael van Kennemerlandt Mr: Anthonij de Glarges (int quartier van Texel de Jaerlijckse verpagting der thiende verricht hebbende) inspectie oculair in loco genomen hadden en verder geleth op alle het gunt te letten stond bij desen, hebben de Suppl: gratieuselijk toe gestaen en geconsenteert, staen toe en Consenteren by desen eenig aerde Sooden te mogen halen uijt de Mielanden omme daer mede het voedtpadt, strekkende van ‘t oude Schilt tot aen de Wese waterput leggen langs het voorsz: voetpat, breeder in de nevenstaende req: gemelt te mogen verhoogen en onderhouden, mits dat het selve ordentelyk en ter naester lage en minsten schade geschiede.
Gedaen ten Bureele van den Camere van de Reekeningen in den Hage den 20 Julij 1716

Klacht van Trijntje Jans Pleckers 1720
Aan de Ed: Mog: Heeren Raden en Mr: van d Reken: der domijnen van de Ed: Gr: Mog: H: Raden van Holland ende Westvriesland
Geevt reverentelijk te kennen Trijntje Dirx Plekkers, wed: van Antonij Klingenburg, woonende aant Oude Schilt op den Eijlande van Texel, dat de Arme Voogden aldaar in de Jaaren 1710, 1713 en 1717 hebben laten uijtgraven de grond, tot aan het welzand, uijt de Poeltys, genaamt Slijkersdijk, by haar van UEd: Mog: induff: gehouden wordende, volgens de pagt cedulle, daar van zijnde geregistreert int xxxiiie boek van de App: fol: 22: en daar voor waardelijk betalende eene somme van 2 ponden, 10 st:, en welke grond gebruijkt is, tot het ophoogen en onderhouden van zeker gemeen pad, Loopende tot een vers water fontijen, en welk pad de voorn: Arme Voogden moeten onderhouden, uijt de pagt penn: van de gem: Vers waterput,
Dat zij suppl: telkens de voorsz: Arme Voogden heeft verzogt gehad, zulx afte Laten, en daerop aan den Rentm: Generaal van Kennemerland en Westvriesland klagtig zijnde gevallen, door den Ontvanger van dezelve Arme Voogden, is aangeschreven geworden, geen meer aarde daaruijt xslaan, blijkende, bij de annexe Missives, dat zij egter niettegenstaande voortgegaan zijnde, zij Suppl: zulx tot twee malen toe heft laten ophoogen, en vullen nam: in den Jare 1711 en 1712, en naderhand het zelve, door de Arme Voogden voorn: weder uijtgegraven zijnde, zij Suppl: inden Jare 1715 voor de tweedemaal het zelve weder heft aangevult, om des somers aldaar tot haar subsistentie, een koebeest daar op te weijden, en zoo, aan arbeijds Loon, als aan aarde, heeft uijtgeschoten een Somme van f 495.19.- volgens annexe reken: die de Suppl: ten alle tijde berijd is, met solemnele Eede te sterken en hetzelve geld, daartoe van anderen heeft moeten leenen,
Dat dezelve armvoogden, zulx tot de derde reijs hebben laten uijtdelven, ende nu vol water zijnde, ende niet anders overig is, als eenige dammetjes, tot het stuijten vant Water, waar door zij nu teenemaal geruineert is, en een Wed: met ses kinderen zijnde, nu geen andere toevlugt heft, als UEd: Mog:, reverentel verzoekende UEd: Mog: gelieve de voorsz: Arme voogden te ordonneren het zelve weder als voren te herstellen, en aan haar Suppl: de voorsz: f 495.19.- te restitueeren,
‘t Welk doende &a Trijntje Dirx Plecker.
Stond in margine: In handen van den Rentm: Generaal van Kennemerland en Westvriesland Corn: P. de Glarges, om te dienen van zijn Consideratien en Advis, gedaan ten bureele van de Camere van de Reken: in den Hage den 2e October 1720
Mij tegenwoordig, J: Hop:

[Databank: Antonie Klingenberg trouwde rond 1740 met Vrouwtje Cornelis Bommel, kinderen geboren in 1740 en 1745]

Tirion 1750
Omtrent een vierendeel Uurs van het Oude Schil, naar den kant van den Burg, na by den Hoogenberg is een put, waar uit dat gantsche Dorp en anderen, benevens alle Schepen, die op de Reede leggen, hun versch Water haalen. Deze Put, die een onnoemelijke menigte van Water uitlevert, wordt ten voordeele van ’t Gemeene Weeshuis verpagt.
Van het Schil tot dien Put loopt een Vaart, waar door die Waterhaaling zeer gemakkelyk gemaakt wordt. Langs deeze Vaart heeft men een Voetpad, het Schilpad geheeten, dat ook naar den Burg gaat, en door de Weesvoogden, in Vergelding van ’t genot voor de Waterhaaling, onderhouden wordt. Het is sedert eenige jaaren bestraat [hoeveel is enige?]

Uitgaven voor het Schilpad
2 februarij 1769
Aan het maken van het Schilt-padt 1.11.-

5 augustus 1773 Cornelis Jacobsz Salm tot Reparatie van het Weese Schild pad 45.-.-
Aan Schouwers Loon van dito 3.10.- Jacob Koorn wagenvragt 5.10.-

2 September 1773
Cornelis J: Salm Leveransie van 120 ton schil tot Reparatie van het Weese Schilp pad 36.-.-

4 April 1782 Aan vier sjouwers van agtien duysent steen 14.11.- Dirk Boon 2.10.-

Januarij 1786 Dirk Corn Kok sjouloon van enig Sant en steen tot het Schilderpad 8.10.-
Willem R Hin voort Weegemaken 1.3.-

6 Julij 1786 Cornelis P: Bakker voor ’t schoonmaken van een Sloot voor ’t Weeshuijs 2.4.-
Dezelve voor werkloon van 12000 steen 9.-.-

Bij de aankoop van stenen werd vaak ook kalk en cement gekocht. Dat wijst erop dat die materialen gebruikt werden voor het onderhoud van de gebouwen. Losse stenen zullen voor bestrating gebruikt zijn.
Tirion had het al over een stenen pad, zonder details. Het was een voetpad, geen paardenpaadje, dus breder dan 50 cm. Hoe breed? Hoeveel stenen zijn nodig voor een pad van 90 cm breed van de put tot het dorp?

Kaart uit de Franse tijd althans met Frans bijschrift, waarop ook de Mielanden staan.

Weeshuis


Gemeenteraadsnotulen
Vergadering den 11 December 1795
De Secretaris uit Naam van het Committé tot de Zeedyken versoekende hoedanig te handelen met de kosten gemaakt tot de reparatie van binneSluysjes als ook verdere te maken Bruggetjes inde polder de Waal en Steene Straatje van den Burg naar het Oudeschil; versogt het Committé tot de Zeedyken de noodige reparatie verder gelieven te laten doen, en de kosten daar van aan dit Committé optegeven-

Vergadering 14 October 1796
Binnen gestaan de Burgers Poulus Kikkert en Sybrand Koning, als als gequalificeerd uit het Dykscollegie, te kennen gevende:
Dat het Steene Straatje tusschen den Burg en Hoogeberg alhier noodwendig diende gemaakt te worden, en dat hoe zeer de beheeringen der weegen, wel aan hun Collegie door het Volk was gedemandeerd, zy nogthans als tot Heede geen Cas hebbende, buiten staat waaren betaling te kunnen doen, versoekende dierhalven dat de betalinge vooralsnog op den oude voet blyve; dat is: dat het zelve door dit Committé geschieden- geaccordeerd.

Vergadering 16 February 1802
Binnen gestaan Sybrand Koning, Matthys den Berger en Symon Quast, Regenten van het Weeshuys- versoekende te mogen weeten: hoedanig te handelen, met het Steene Straatje van het Oude Schil naar de Put, door het hooge Water zeer defectueus geworden- sustineerende Regenten voornoemt, daar het zelve Straatje tot een Voetpad ten algemeene diensten werd gebruikt, dat ook het Eiland voor de helft in de Kosten verpligt is te dragen-
en is het zelve in advys gehouden tot de naaste Vergadering-

Vergadering 20 April 1802
Wegens het Voetpad van het Oude Schil na de Have, steld den Dykgraav Ryer Dyt voor omme door een Strating Schil het zelve te doen repareeren- en is zulks in advys gehouden, omme met den precident welke met den Dykgraav tot het maken van het zelve Voetpad in Commissie is geweest, nader daar over te confereeren-

Thans aan de Ordre zynde in overweeging te neemen- het voorstel van Regenten van van het Algemeen Weeshuys tot het gezamentlyk doen herstellen en in stand houden van het Steene Voetpad, lopende van de Put naar het Oudeschil-
En hier op nagezien zynde het Octroy van hetzelve Weeshuys den 14 Mey 1756 verleend tot invordering eener belasting op het Versche Water aan de Scheepvaart, mitsgaders verdere Informatie- is geresolveerd Regenten van het Weeshuys daar zy de provisioneele Voorsiening nog niet gedaan hebben, onverwyld te gelasten het zelve Steene Voetpad van de Put naar het Oude Schil ten spoedigste te doen repareeren en herstellen op poene dat anders zulks ten kosten van het genoemde Weeshuys zal worden gedaan en verrigt- en zal hier van Extract worden gegeven aan Regenten van het Weeshuys deezes Eilands, omme te strekken naar behoren.

Vergadering 4 Mey 1802
Thans aan de ordre zynde eene resolutie te neemen, op het voorstel van den Dykgraav laastleden Vergadering gedaan wegens het Voetpad, strekkende van het Oude Schil naar de Have- is geresolveerd: te persisteeren by voorgaande resolutie, waar by het Voetpad voornoemt, wanneer het afgeschouwd zoude weesen, zou verstaan worden voortaan te behooren onder directie van het Collegie over Weegen en Wateren-

Vergadering 9 Junij 1802
De Commissie rapporteerd al verder, dat zy Regenten voornoemt ten serieuste hadden onderhouden over het maken van het Steene Straatje van de Put naar het Oudeschil- zy hadde aangenoomen, het zelve Straatje met ten eerste naar behooren zoude doen repareeren en maken-

Vergadering 17 April 1804
De Commissie van wegens deeze Vergadering onlangs geassisteerd hebbende by het doen der Reekening van het Collegie over Weegen en Wateren van 1803, suppediteeren Copie van deselve Reekening, waaruit blykt dat het beloop daarvan bedraagd f 1106.2.12- dat het zelve Collegie de besteedene werken moeten betalen met 1 Mey 1804 aanstaande als nu versogte ordonnantie, dat Uwe Commissie de bekrompene Staat van de Eilands finantien hun voorgesteld hebbende, als meede: dat op bekomene aanschryving van het Gedeputeerd bestuur gehouden was, alle Verponding gelden by Cas, dadelyk overtemaken, ’t geene alzo een schaarsheid van penningen te weeg bragt- het Collegie voornoemt verklaad had, dat wanneer zy vooreerst maar zo veel hadde, omme de besteedene werken te betalen,- het andere dan wat wagten moest-
Stellende Uwe Commissie alzo voor, daar de besteeden werken met de aangekogte grond van Sacharias Sluysman, tot verbetering der weg op het eind van Steene Straatje aan Hogeberg een Som van f 696.10- beloopen, aan dat versoek te voldoen- en de resteerende na 24 Juny aanstaande- Waar over zynde gedelibereerd, is conform geresolveerd, en de Secretaris gelast, de vereyschte ordonnantie tot die Som gereed te maken-

Resolutie aangenomen door regenten van t algemeenen weeshuijs sedert 7 Juny 1804
Den 1 Junij 1804
Met het doen der rekening aan een Commissie van t gemeentebestuur wierd in overweeging genomen het verval der schoejing aan het Pad gaande na de havendeijk en wierd staande die vergadering ter besigtiging een Commissie benoemt en na bekomen rapport de geheelen Schoejing vernieuwt kost met enige vertimmering aan het Stratje en boere huys een Somma van 3168.6.4

Vergadering 15 November 1806
De precident geeft te kennen, dat Diaconen der Gereformeerde Gemeente aan den Burg hem hadde geinformeerd, dat zij zedert onheugelijke Jaare de Reekening getrokken hebben van een klijn stukje land aan het Steene Padje- waar van zij altoos dijkgeld en het Verponding betaald had- dog dat het onzeker was, wien of het behoorde- vragende daar het tegenswoordig op Naam moet werden gebragt hoe daar meede te handelen- is geresolveerd: daar men verondersteld het landje een Eigendom van Diaconen zal zijn dat wanneer Diaconen de verpond: en de verdere daarop komende lasten ook betaald, mitsgaders de Restanten daar van aan Zuidend zij het op hunne Naam ook bij de Verponding Gaarder kunnen doen stellen- dan hier in eenige Zwarigheid makende; dat men het dan voor het Eiland zoude houden-

Kasboek Gemeente Texel, uitgaven over 1808
7 april aan Th. van der Sterre reparatie aan Schilpads paadje f 5.16-


Brief N 73 16-2-1833 aan Regenten van het Weeshuis
Burgemeester heeft zich onlangs in persoon overtuigd dat de toestand van het Steenenpad, dat van der Wezen waterput loopt naar het Oude Schild en door U moet onderhouden worden, zich in zoodanige staat bevindt, dat hetzelve dringend herstel vordert.
Ik kan niet denken dat UEd hiervan onkundig zijt en alle gevalle verzoek ik UEd vriendelijk doch dringend tevens onverwijld de noodige maatregelen te willen nemen dat het bedoelde pad behoorlijk worde in orde gebragt en alle de geheel vervallene en stukgemaakte parken vernieuwd worden alzoo die Schier niet meer begaanbaar zijn terwijl ik van UEd op den 10 maart e.k. opgave verwacht wat UE van meening zijt daaraan te doen zoodanig dat uiterlijk met 1e April daaraan kunne begonnen worden.

Aanschrijving: voor 1 April met reparatie beginnen.

Brief N 249 Regenten Algemeen Weeshuis van Texel 7-10-1834 herstel voetpad
Alzoo in weerwil mijner reeds voorlang gedane uitnoodiging het Steenen Voetpad strekkende van den Wezen put tot aan het Oudeschil ongedaan blijft en hetzelve dringend herstel vordert, zoo verzoek ik UEd nogmaals en ernstig deze Zaak onverwijld aftedoen en mij voor of uiterlijk op den 17 dezer toetezenden:
Het bestek der te doene herstellingen zoowel van het Steenen Voetpad naar het Oschil ten behoorlijken breedte als het was en bepaaldelijk de voldoende aanhoging der nevens dat pad strekkende looppaden als welke op de meeste plaatsen geheel uitgetreeden zijn, terwijl ik eene storting ter wederzijde der zeer nabij gelegene schulpen van de Oudeschilder dijk zeer gaarne daarop gebragt zag.

Brief N 261 Regenten van het Weeshuis van Texel 22-10-1834 Steenenstraatje
Tot heden niet voldaan zijnde aan mijne missive van den 7 dezer N 249 en vastelijk besloten hebbende de belangen mijner ingezetenen niet achtertestellen of opteofferen aan bijzondere denkbeelden of niets afdoende spitsvondigheden, zoo moet ik UEd tegelijk met de betuiging van mijn ernstig ongenoegen over dit gedrag tevens voor de laatste reize uitnoodigen voor als nog voor of uiterlijk op den 30 dezer mij het bestek optegeven betreffende de te doene herstellingen aan het bewuste voetpad.
Geene andere dan harde straatklinkers daarvoor gebezigd worden.
Eindelijk de aanhooging aan beide zijden tot geheel gelijk aan het straatje alles met een laag Schelpen bedekt, zooals dit onmiddellijk inde nabijheid te vinden is.
Ik hoop dat het onnoodig zal zijn hierbij te voegen dat wanneer ook aan deze laatste aanmaaning niet voldaan wierde, het Plaatselijk bestuur zelve in een en ander voorzien zal.

Brief N 159 Gouverneur 12-5-1835 rekest Regenten Weeshuis
Overzicht geschiedenis van het Weeshuis, 6 1/2 bladzijde
Met gevoelens van smart en verontwaardiging tevens heb ik het adres van regenten van het Algemeen Weeshuis gelezen. Met smart omdat hetzelfde mij de vernieuwde overtuiging opleverde hoe uiterst moejelijk het is bestaande ingeworstelde begrippen, hoe schadelijk die ook voor het algemeen zijn, mogen te overwinnen- met verontwaardiging omdat een geheel verkeerde en kwade uitlegging der zaak in kwestie bij Uwe Ex: baarblijkelijk daarheen strekken moet om mij van hetzelfde vergrijp dat in de uitoefening mijner ambtsverrigtingen gepleegd kan worden van eigendunkelijkheid en misbruik van gezag zonder in achtneming van eenige billijkheid te kunnen beschuldigen.
Immers- Wanneer men het adres van regenten van dat Weeshuis van Texel leest wat anders toch zal men daaruit opmaken als dat het een beklag is van een geheel vrij op zichzelf staand onafhankelijk ligchaam dat zich tegen over eenig ander daar overigens vreemd College of bestuur beklaagt en van eigendunkelijk gezag en onbillijkheid beschuldigt.
Wat nu is de waarheid zoo als de geschiedenis die leert en de dagelijksche toepassing nog heden bewijst.
Het Weeshuis van Texel was oudtijds een Vrouwenklooster- tijdens de hevige beroerten alhier te lande in den 80-jarigen oorlog werd hetzelve door de bewoneressen ontruimd gedeeltelijk verbrand en verviel het zoo men wil aan den Staat- in 1573 besloot de Regering van Texel twee Burgemeesters te zenden naar Prins Willem den 1e om dit klooster tot een Weeshuis te mogen hebben, met al deszelfs inkomsten; dit werd toegestaan den 15-9-1573 en van dat oogenblik af werd het geheel en volkomen een eigendom van het eiland Texel.
Den 20 Juny 1579 regelde eene ordonnantie van Burgemeester, Scheepenen en raden van Texel de voet en wijze waarop dat Weeshuis bij vervolg zoude verstaan worden welke ordonnantie nog heden ten dage als de grondwet van dat gesticht beschouwd en gevolgd wordt, terwijl dezelve eenmaal is gewijzigd geworden bij een ampliatie reglement van dato 19 april 1796 van het toenmalig Committé van algemeen welzijn van dat eiland, waarbij de volstrekte afhankelijkheid van het openbare bestuur van dat gesticht overal op de duidelijkste wijze op den voorgrond staat.
Nimmer dan ook heeft het Plaatselijk bestuur op dit onvreemdbaar regt van den volstrekten eigendom den minsten inbreuk geduld.- Slechts zijn regenten geregeld door dat bestuur aangesteld en ontslagen.- Zijnde de rekeningen en verantwoordingen van dat gestigt door dat bestuur nagegaan en goedgekeurd of veranderd. Ja Zelfs toen in 1815 het Weeshuis zich in bekrompene geldelijke omstandigheden bevond heeft dit plaatselijk bestuur op de onbekrompenste wijze hetzelve ondersteund zoodanig dat in den tijd van 7 jaren en dus van 1815 tot en met 1823 niet minder dan f 14200 uit eilands Kas als subsidie door hetzelve getrokken is- En nu durven diezelfde regenten die zelfs geen schijn van onafhankelijkheid bezitten zich beklagen over willekeur van dat Bestuur dat in die betrekking in den letterlijken Zin sedert 2 1/2 Eeuw hun heer is- dat hun Zijn eigendom voor eene Zekeren tijd vrijwillig ten administratie heeft overgegeven; Welks goeddunken altoos de eenige wet is geweest voor dat gesticht; zonder wier goedvinden zij nimmer over zelfs geen f -.75 verteering konden geschikken (Zie Bijl n 1).
Nu durven zeg ik diezelfde regenten het plaatselijk bestuur aanklagen als ware hetzelve aan hun rekenschap verschuldigd hoe de belangen van dat Weeshuis moeten behartigd de penningen van hetzelve bestuurd worden. Inderdaad zoodat geene Ylhoofdigheid zelve is dan zal wel niets dien naam verdienen.
Het zij mij dus vergund Uwe Exellentie na deze geschiedkundige opgave uit de papieren van het Weeshuis zelve onder het dagelijks oog van Regenten liggende getrokken reeds daaruit als wettigbesluit mogen afleiden dat alle verdere x alhier volgens eene strenge redenering reeds zoude overtollig wezen; doch wanneer op al het regt zelfs van aanklagte aan hun meen te mogen weigeren dan zal het echter hoop ik Uwer Excellentie voor Uwer Ex: als Commissaris des Konings thans nog met weinige woorden bewijzen ga dat alleen het waarachtig belang mijner ingezetenen en niet het minste eigendundelijk Gezag mijn gedrag in deze bestuurd heeft.
Het Steenen Voetpad in kwestie zelf is sedert onheugelijke tijden geweest ten laste van voorn: Weeshuis. Onder veele andere bewijzen voer ik alleen aan een indertijd door Regenten zelf ontworpen en aan het plaatselijk bestuur ingediend reglement waarvan een extract sub n 2 hierbij gaat. Sedert de laatste jaren nu was dat Voetpad geheel verwaarloosd.- Vergeefs hoopte ik van tijd tot tijd dat men het zelve zoude herstellen. Bij voorkomende gelegenheden gaf ik dezen mijnen wensch te kennen; in 1831 en 32 dan ook werd er schoorvoetende eenige geringe herstelling aan gedaan.
Daar ik nu echter begon te begrijpen dat niet alleen de hier maar al te algemeene geest van verwaarlozing en Slordigheid oorzaak was van het gestadig verval van het Voetpad maar dat stellige onwil voor het vervolg mede in het spel kwam, begreep ik alsnu meer dan ooit op de afdoende herstelling van dat Voetpad waarbij schier geheel Texel dagelijks belang heeft, te moeten aandringen; Ik deed dit herhaalde reizen door mondelinge aanzeggingen, herinnering in persoon. Dikwijls ook werden alle beloften gedaan, die echter onvervuld bleven, tot dat ik dan in mei 1833 een formeel protest ontving dat zij dan ook in hun adres alzoo intusschen tegen het verdere onderhoud van het meergemelde Voetpad.
Het lag in den aard der zaak dat dit protest schriftelijk onbeantwoord bleef. Immers het bevatte met andere woorden een betoog hoedanig het plaatselijk bestuur bij vervolg een deel van zijne administratie zoude moeten behandelen. En zeer natuurlijk verwagten wij dit alleen van het provinciale of Hooger Gouvernement- maar niet van door ons benoemde regenten van ons eigendom.
Zoor nu bleef die zaak hangende en door mij bij voortduring mondeling bestendig gehouden tot dat ik in juny 1834 het verdriet moest hebben hetzelve in dien geheel verwaarloosden toestand door Uwe Ex: en den Heere Griffier der Staten te betreden en met blijken van afkeuring beschouwd te zien- als wanneer dit zelfde onderwerp nog tusschen genoemden Heere Griffier en den Secretaris dezer gemeente is behandeld geworden.
Naauwelijks derhalve was Uwe Ex: vertrokken of ik deed regenten andermaal daartoe uitnoodigen en na alweder herhaalde teleurstellingen begreep ik eindelijk en te laat reeds, hun officieel te moeten aanschrijven. Nog echter deed ik dit in dien geest van zachtmoedigheid en bescheidenheid als waardoor ik mij vleide dat datgene op mijn verzoek zoude geschieden, wat ik alleen te gebieden had (zie bijl n 3) vergeefs, geen antwoord- ik herhaalde nogmaals dezen brief op gelijke wijze (zie bijl n 4) wederom vergeefs. Een nu eindelijk besloot ik alles in overleg met assessoren dezer gemeente eindelijk de belangens mijner ingezetenen niet langer aan den onbetamelijke willekeur van aan ons in alles die ondergeschikte regenten ten prooi te laten, maar als Opper regent van het Weeshuis datgene te laten doen, wat directelijk onze pligt was en waartoe niemand althans het Plaatselijk bestuur als eigenaar het volste regt betwisten kon;
En nu moge Uwe Excellentie beslissen of binnen deze gemeente door den burgemeester eigendunkelijk en onbillijk gehandeld is dan of ik mijn pligt gedaan heb en speciaal of ik niet alle de middelen van zachtheid overreding en welwillende teregtwijzing heb uitgepast voor en aleer ik die teugels zelve in handen heb genomen, die ik maar al te duidelijk zag dat tot dadelijke nadeel mijner ingezetenen en der openbare orde in dit opzigt althans niet langer door regenten konden bestuurd worden.
Het zij echter mij vergund tenslotte nu ook van mijn zijde deze zaak aan de ernstige belangstelling Uwer Ex: aantebevelen- Immers voor Texel is waarschijnlijk een nieuw tijdvak aangebroken x moeijelijk want daartoe moeten diep ingewortelde vooroordeelen overwonnen en uitgeroeid worden en voor mildere beginselen plaats maken; Zij blijft echter mogelijk die op zich zelve genomen schoone ofschoon meestal ondankbare taak maar ook dan alleen wanneer men het hooger bestuur zoo wel die aanmoediging als waar het erop aankomt die hechte steun vinden kan, als waardoor ieder plaatselijk bestuur die zedelijke kracht en invloed bekomt welke meer en meer alle pogingen om het goede en waarlijk nuttige tegen te werken en zoo mogelijk te verijdelen moet doen verminderen, trouwens het is diezelfde Pieter G. Bakker onderteekenaar van dit adres die ook in augustus en september 1833 Uwe Ex: door zijn destijds en privé hardnekkig verzet tegen eene op hem wettelijk berustende verpligting omtrent het onderhoud eener weg [Laanweg] alhier tot eene onaangename Correspondentie en het nemen eindelijk van een afdoend besluit tegen hem genoodzaakt heeft.
Onmogelijk nu is het op den duur met dusdanige menschen te werken en daarom geef ik mij de eer Uwe Ex: onder verbetering in overweging te geven, de onderteekenaren van dat adres ernstig deze waarheid onder het oog te houden, dat zij als door het plaatselijk bestuur aangesteld over een dit eiland toekomend eigendom onvoorwaardelijk aan de bevelen van dat bestuur hebben te voldoen als hetwelk alleen aan Uwe Ex: verantwoording verschuldigd is; terwijl bijaldien zij dit om wat reden dan ook niet verkiezen mogen als dan de weg tot het nemen van hun ontslag als zoodanig ten allen tijde voor hen is opengesteld.-

16-2-1833 Aan Regenten van het Weeshuis
Burgemeester heeft zich onlangs in persoon overtuigd dat de toestand van het steenenpad, dat van der Wezen waterput loopt naar het Oude Schild en door U moet onderhouden worden, zich in zoodanige staat bevindt, dat hetzelve dringend herstel vordert.
Aanschrijving- voor 1 April met reparatie beginnen.

Van stenen terug naar schelpen
Notulen Regenten Weeshuis Vergadering 5 Mei 1862
Alle leden present. De gewone werkzaamheden verrigt. Besloten het Steenen looppad van Brakenstein naar ’t Oude Schild optebreken en door een Schelpepad te doen vervangen; en wordt den Hr K. Kikkert verzocht met het ten uitvoer brengen daarvan wel te willen belasten, die daar mede genoegen neemt. Waarna de vergadering is gescheiden.