1808 Oude Mient
Worsteltent na 1900
Huisnummer in 1742 282, in 1832 261, rond 1900 B325, na xx B 141, na xx
Smitsweg xx
Weinig huizen rond de Mient, hoeveel, ze konden de huizen zien,
schoorsteenrook
Mient was vaak onbegaanbaar, nat, pad tussen de meren door, over hoog
deel waar nu de Ploegelanderweg ook ligt hoge weg schuin erover heen,
nu Ploegelanderweg
Alderts Leege, Dirckenwater, Blankenwater, Hailloach/Alloo
Dopers
Katholieken
Trouwden ook wel onderling
Allemaal kennissen, buren, familie
Jacob Wuijts
Thuenis Pouwels, van Neerpelt uit het land van Luik, legde in 1660
de Nieuwe Bleekerij aan. Hij transporteerde op 29-6-1666 voor 500
gulden een huis en erf met 400 roe in de banne van Den Burg, met
jaarlijks een erfpacht van 40 stuivers aan de Westergemeente, aan Jacob
Pieters. Dat was de Oude Bleekerij.
1696 Testament van Jacob Pietersz Wuijts.
In den name des heeren Amen. Kont en kennelijck zij een
iegelijck in dese openbare instrumente sullen sien ofte hooren lesen
dat in den jare van de geboorte ons heeren ende salighmaecker Jesu
Cristi 1696 op den 30sten dagh van maieii nieuwen stijl de klock
ontrent 9 uijren voor den middagh voor mij Jan Toornheer, openbaer
notaris bij den edele Hove van Hollant geadmitteert, residerende ter
Burgh in Texel ende presente getuijgen naergenoemt. In eijgener persoon
is gecompareert Jacob Pieters Weijts, woonaghtig aen Gerritslant in de
banne van de Westen, mij notaris seer wel bekent, sieckelijck sijnde
van lichaem, sittende overeijnde op sijne bedde, doch sijn verstant,
reden en memorije seer wel en volcomen gebruijckende, soo't uijtwendigh
bleeck en men anders niet en konde bemercken, en alsoo hij comparant
aennemende de brosheijt van des menschen leven dat als een schaduwe
seer haest vergaet, en datter niet seeckerder en is als de doot ende
niet onseeckerder dan den tijt en uijre vandien, willende dan
d'onseeckerheijt des doodts voorcomen met testametane dispositie ter
wijle Godt Almachtigh aen testateur sijn verstant, reden en memorije
laet gebruijcken seer daeromme met wel en voorbedaghten rade ende
vrijen onbedwongen wille, sonder daertoe van ijmant ter werelt tot
sulcx bepraet oft misleijt te sijn, soo hij opentlijck verclaerde sijn
testament en uijtterste wille gemaeckt en gedaen sosvijren (kan ik niet
goed lezen) In manieren hier naervolgende ende verclaert:
In den eersten bevelende zijne ziele als die uijt desen lighaem sullen
comen te scheijden, in de genadige ende barmhartige gunst Godts
Almaghtigh en sijn dood lighaem de Christelijcke begraeffenisse.
Verso
Comende dan totte dispositie van sijne tijttelijcke goederen,
soo heeft hij testateur voornoemt om sonderlinge gewightige redenen hem
daertoe percende, sijn doghter Antiene Jacobs gemaeckt, genomineert en
geinstitueert in alle de goederen, roerende ende onroerende, mitsgaders
alle sijn beesten, geen vandien uijtgesondert omme bij sijn voornoemde
doghter (de)genen vant beheert ende beseten te werden haer leven om
redenen dat sijn voornoemde doghter haer selven niet kan bestaen en
anders van andere soude moeten geholpen werden, de selve goederen te
mogen verkoopen, verhandelen, verteren naer sijn doghter off haer
vooghden welgevallen, die dan over haer gestelt sullen werden, sonder
tegenseggen van ijmant, sijn voornoemde doghter om die redenen tot sijn
eenige erffgenaem sustituerende ende dat dan naer't overlijden van sijn
voornoemde doghter Antien Jacobs, alle de voornoemde goederen die
alsdan noch in wesen sijn, moete succederen en devolveren aen sijn soon
Pieter Jacobs off bij versterf van hem aen de kint off kinderen, off
anders de naeste vrienden alsdan int leven sijnde om de voormelde
goederen ten vollen te aenvaerden en besetten, compareerde mede voor
ons notaris ende getuijgen voornoemt Pieter Jacobs, sijn testateurs
voornoemde soon, dewelcke verclaerde affstant te doen van sijn pretense
erffeneisse ende sijn suster haer leven lanck in de gemelte erffenisse
belooft vredelijck te laten sitten en 't geheel gebruijck van de
goederen haer vrijelijck te sullen laten genieten.
Alle tgene voorzegd staet hem testateur in presentie van
getuijgen wel ende duijdelijcken te voren gelesen wesende, verclaerde
't selve te wesen sijn eenige uijtterste en laeste wille, willende ende
begerende dat het selve vast en bondigh achtervolght ende naergecomen
sal werden, 't sij als testament, codicille, maeckinge, gifte ter
saecke van de doot ofte onder den levenden off soo eens menschen
uijtterste en laeste wille alderbest magh bestaen en effect genieten,
alwaert oock soo dat alle solemniteijten van rechten hierinne niet
geobserveert noch onderhouden en waren, ware van hij testateur
versoeckt geexcuseert te sijn, renuncierende, derogerende doodt ende te
niete doende alle voorgaende testamenten off maeckingen 't volcomen
effect van desen contrarierende, versoeckende aen mij notaris voornoemt
hier aff gemaeckt ende gelevert te werden een opn ofte meer
instrumenten in behoorlijcke forme. Aldus gedaen ende gepasseert ter
presentie van Cornelis Maertsz ende Leendert Cornelisz, getuigen van
goeden gelove hiertoe versoght en gebeden, die de minute beneffens hem
comparant en sijn soon hebben onderteeckent tot sijnen huijse ten dage
als boven.
Jacob Piersz Weijts
Pieter Jacopsen
Cornelis Mersen
Leendert Cornelisz ... 5 - 13 - 0
Jan Toornheer .......... 2 - 4 - 8
Notaris Publique ....... 7 - 17 - 8
Bovenstaande akte in huidig Nederlands
In de naam van de heer amen. Klaar en duidelijk zal het een ieder zijn
die dit openbaar bewijstuk zullen zien of horen voorlezen dat in het
jaar van de geboorte van onze Heer en zaligmaker Jesus Christus 1696 op
den 30e mei nieuwe stijl omstreeks 9 uur voor de middag voor mij Jan
Toornheer, openbaar notaris door het edele Hof van Holland toegelaten
met als standplaats Den Burg op Texel en de aanwezige getuigen hierna
genoemd, in eigen persoon is verschenen Jacob Pieters Weijts,
woonachtig aan het Gerritsland in het rechtsgebied van de Westen, mij
notaris zeer wel bekend, ziek van lichaam overeind zittend in zijn bed,
maar zijn verstand, rede en geheugen zeer goed en volkomen gebruikende,
naar het leek aan te zien en men niet anders kon concluderen, en daar
hij comparant in ogenschouw nemende de brosheid van een mensenleven dat
als een schaduw zeer snel verdwijnt en dat er niets zekerder is dan de
dood en niets onzekerder dan het tijdstip van sterven, willende dan de
onzekerheid van de dood voorzijn met een testamentaire beschikking nu
god almachtig de testateur sijn verstand, rede en geheugen goed laat
gebruiken, daarom met wel en voorbedachten rade en vrije niet gedwongen
wil zonder door iemand daartoe bepraat of misleid te zijn, zo
verklaarde hij openlijk zijn testament en uiterste wil gemaakt, gedaan
en gesteld te hebben op de wijze die hierna volgt en verklaart:
Ten eerste beveelt hij zijn ziel als die van dit lichaam zal scheiden,
in de genadige en barmhartige gunst van God almachtig aan en zijn dode
lichaam een christelijke begrafenis.
Komende tenslotte tot de beschikking van zijn tijdelijke goederen, zo
heeft hij testateur voornoemd om bijzonder gewichtige redenen hem
daartoe dwingend zijn dochter Antien Jacobs vermaakt, benoemd en
wettelijk gesteld voor alle goederen, roerende en onroerende, voorts al
zijn beesten geen ervan uitgezonderd, om door zijn voornoemde dochter
te worden beheerd en bezeten tijdens haar leven om reden dat zijn
voornoemde dochter zichzelf niet kan redden en anders door anderen
geholpen zou moeten worden, deze te mogen verkopen, verhandelen en op
te maken naar het welgevallen van zijn dochter of haar voogden die over
haar geplaatst zullen worden, zonder tegenspraak van iemand, zijn
voornoemde dochter om die reden tot zijn enig erfgenaam aan te stellen
en dat dan na het overlijden van zijn voornoemde dochter Antien Jacobs,
alle eerder genoemde goederen die dan noch over zijn, moeten overgaan
en toekomen aan zijn zoon Pieter Jacobs of bij eerder overlijden van
hem, aan zijn kind of kinderen of anders de naaste familieleden die dan
leven, om de eerder genoemde goederen ten volle te aanvaarden en te
bezitten. Verscheen mede voor ons notaris en getuigen voornoemd, Pieter
Jacobs, de zoon van de testateur, die verklaarde afstand te doen van
zijn deel van de erfenis en zijn zuster haar leven lang van de gemelde
erfenis vredig in bezit te stellen en het gebruik van de goederen haar
vrijelijk te laten genieten,
Alles wat voorzegd staat is hem testateur in bijzijn van getuigen wel
en duidelijk voorgelezen, en verklaarde dit te wezen zijn enige en
laatste en uiterste wil, begerende dat dit kort en bondig gevolgd en
nagekomen zal worden, hetzij als testament, codicil, stelling, gift ter
zake des doods of onder de levende of hoe zo'n uiterste en laatste wil
ook mag heten en effect sorteren al zou het zo zijn dat alle
bijzonderheden van rechten hierin niet bekeken noch onderhouden zijn,
waarom hij testateur verzoekt geexcuseerd te zijn, door de dood zich
terugtrekkend en onttrekkend, te niet doende alle voorgaande
testamenten die in tegenspraak zijn met een goed uitvoering van deze,
verzoekende aan mij notaris voornoemd hiervan gemaakt en geleverd te
worden een of meer bewijsstukken in duidelijke uitvoering. Aldus gedaan
en gepasseerd in aanwezigheid van Cornelis Maertsz en Leendert
Cornelisz, betrouwbare getuigen hiertoe verzocht en gebeden die de akte
naast hem comparant en zijn zoon hebben ondertekend te zijnen huize op
de dag als boven vermeld.
Samenvatting:
Jacob Pieter Weijts is ziek en laat zijn testament op 30 mei
1696 thuis opmaken in aanwezigheid van zijn zoon en getuigen. Hij
bepaalt dat zijn dochter Antien Jacobs alles krijgt bij zijn overlijden
omdat zij niet voor zichzelf kan zorgen. Haar broer Pieter Jacobsz gaat
hiermee akkoord.
Samengevat: Jacob was ‘ziekelijk, zittende overeind op zijn bedde’.
Hij
benoemde zijn dochter Antje tot zijn enige erfgenaam, omdat zij van
zichzelf niet kon bestaan en anders door anderen geholpen zou moeten
worden. Zijn zoon Pieter Jacobs deed afstand van de erfenis. Toen Jacob
in 1720 stierf was Antje niet meer in leven.
Er staat ‘Jacob Pieters Weijts, woonaghtig aen Gerritslant in de
banne van de Westen’, uit deze zin valt op te maken dat het
testament werd opgemaakt in de Worsteltent.
1699 Pieter Jacobs Weijts, Gersland, kocht voor 1120 gulden ‘huijs
en huijscooch en land Het Witte Lam’ van Grietje Jans, de weduwe
van Albert Cickert. Deze had dit in 1697 gekocht van Mons. Poulus van
Experom, Amsterdam. Pieter verkocht het huis weer in 1707.
1701 Pieter Jacobs Weyt was beëdigd Duinmeijer ‘ten dele van de
Kooger-, Everstekooger- en Gerritslanderduijnen’. De acte gaat over het
zetten van stricken om konijnen te vangen, waarbij de stroper betrapt
werd door de Duinmeijer. De stroper Floris Lamberts sloeg hem het hoofd
vol builen en trok hem het haar uit het hoofd en zei “Ghij dondersen
komt nu sal ick u vergelden”.
1-10-1702 Jacob Pieters Wuijts was getuige bij een notarisacte.
15-2-1703 Jacob Wuijts had onenigheid met de schotter over het inkeuren
van 4 rammen.
31 mei 1704. Borgstelling door Jacob Pietersz Wuijts tesamen met Arien
Jacobsz Roeper, Simon Maartensz Heijder en Cornelis Dirksz List voor
Jacob Jacobsz Roeper ten behoeve van de Armevoogden van de Camers in de
Mulderstraat in den Burg. Bedrag 400 gulden.
31 maart 1706. Jacob Pietersz Wuijts en zijn zoon Pieter zijn getuigen
bij het opmaken van het testament van Maarten Jacobsz Brouwer. Zij
waren naaste buren, Jacob van de Worsteltent en Pieter van het Witte
Lam. Maarten Brouwer woonde op Ruimzicht.
2-11-1706 Pieter Jacobsz Wuijts deed tesamen met Dirk Cornelisse Smit,
Jellis Claesz en Pieter Dirksz Keijser een verklaring ‘ter
requisitie en versoeke’ van Dirk Claesz Mantje.
14-3-1713 ‘Den 14 maert gerekent met Jacop pietersz weis ende in
bresense van sijn soon ende antien Jelles soo dat Ick thijs Jansz
velthoen moet hebben aen berekent gelt die somma van 1 gulden 4
stuijvers Ick segge f 1-4-0’. Dit schreef de timmerman Thijs Jansen
Velthoen in zijn Schrijfboek.
Antien Jelles was een dochter van Jelle Witsen en Martje Alberts, die
in de Everstekoog woonden. Op 8-10-1683 lieten zij hun dochter Anna RK
dopen. Zij woonde in bij Wuijts, niet alleen als meid, zoals later zou
blijken.
30 mei 1715 ‘Jacob Pietersz Wuijts wonende in de banne van de
Westen, hoogbejaard’.
3-7-1717 In de RK doopregisters staat vermeld: Maert, kind van
Japik Piterse en Anna Jelles ‘pro ub est confessa est enim
spurius’ ofwel ‘wat hier wordt geopenbaard is onwettig’.
Doopgetuige was Trijntje Jellis, zuster van Antje. Trijntje was ook
niet getrouwd met Jacob Arissen (acatholiek), de vader van haar zoon
Arien, toen die op 15-8-1711 werd gedoopt. Doopgetuige was Mees
Reinders.
25-12-1720 Overlijden van Jacob Pietersz Wuijts.
14-7-1721 ‘De crediteuren, diaconen van den Hoorn, beneffens Michiel
Boender, als procuratie hebbende van de erfgenamen Mies Janse de Boer,
van JACOB WUIJTS hebben vercogt en bij desen in vollen vrijen eijgendom
over te dragen en te transporteren, aan FRANS DIRKSZ een huijs, schuijr
staende onder de Westen, en wel 5000 roeden lands leggende onder de
Westen, Operen en Gerritslant’. Dit werd verkocht voor 1368 gulden ‘gereet
geld’. In de Transportregisters is geen acte van koop te vinden van
Jacob Wuijts. Dat kan betekenen dat hij de boerderij zelf liet bouwen
of dat hij de boerderij gekocht heeft, maar ook dat de transportacte
verloren is gegaan, of dat hij de boerderij geërfd heeft.
Zij verkochten aan Paulus Lammerse voor 307 gulden twee stukken land
annex, groot 800 roeden, leggende in Gerritsland, belend ten W de
Mient, ten O Simon Pieters Wuijts [Bleekersland, nu parkeerterrein aan
de Grensweg].
Daarnaast verkochten zij aan Paulus Lammerse ‘een stuk land
met de Oude Bleekerij leggende in Gerritsland, staende op een slegt, en
heeft jaerlijcks een erfpacht van 2 gulden aen de Poldermeesteren van
de Westen’.
Aan Cornelis Gerritsz Bleeker verkochten deze crediteuren voor 20
gulden een stuk land van 900 roeden in de Everstekoog, ten N Albert
Hilbrandsz, ten Z de weg.
Pieter Jacobsz Wuijts leefde nog op 1-1-1721. Op 8-2-1724 was hij
overleden. Op die datum verschenen zijn zonen Zimon en Crillis Pieterse
Wuijs, ook voor hun zus Martie Pieters, voor Notaris Gravius i.v.m. de
verhuur van een stuk land onder de Westen.
Frans Dirkze
Hij kocht in 1726 hooiland onder de Westen bij het Elzenbos,
belend ten oosten Reijer Hendriksz en ten westen Willem Bruijn.
In 1728 verkocht hij de boerderij aan Ysbrant Bos: Wij Jacob Fuijck
ende Hendrik Gravius schepenen aan den Burg bij den Hove op Texel
oirconde dat voor ons is gecompareert Frans Dirkse dewelke bekende
onderling te hebben verkogt en bij desen over te dragen en te
transporteren aan Ysb: Cornelisz Bos een huijs erve met de huijskoog
ende dan nog een om zamen groot 60 à 70 hondert roeden lands leggende
in onder den Hoorn en Westen als ook in Gerritsland ende Operen, alle
groot met den voet ende dat soo als deselve alle bij den verkooper
beheerd en beseten zijn geweest zijnde vrij en onbelast niet daar
optredende als den Heer zijn regt dat den Cooper tot sijnen last en
heeft genomen soo ordinaire als extraordinaire verpondinge die na dato
dese zullen werden geconsenteerd als ook dijck en duijn en sluijs
gelden die na dato deses zullen werden aangeslaagen als ook andere
lasten daarmede dese landen van polderwegen moget zijn geheven
belovende zij verkooper het huijs met alle de landen te vrijen en waren
als de bekende xxx transporte voldaan mede regt is des oirconde
geteekend den 3 Januarij 1728 Jacob Fuijck
Bijbehorende Kustingsbrief …. dat voor ons is gecompareert Ysbrant
Cornelis Bos dewelke bekende schuldig te wesen aan Frans Dirkse een
somma van tweeduisent agt hondert vijftig (2850) guldens over koop van
een huijs en huijscoog met met omtrent tussen de 60 a 70 hondert roeden
lands leggende meest onder den Hoorn en Westen dan nog in Gerritsland
en Operen
welke somma hij Cooper zal betalen aencomende meij een derde part van
de kooppenningen zijnde een somma van negen hondert vijtig (950) gulden
ende de tweede custinge op meij 1729 met gelijcke somma van 950 gls
ende de laatsten cooppenningen meij 1730 met gelijcke somma van
negenhondert vijftig guldens waer vooren specialijck verbind het
bovengenoemde huijs en alle de Landen en vooral generaelle zijne
goederen roerende en onroerende geen uijtgezonderd dese oirconde
geteekend den 13 Januarij 1728 Jacob Fuijck
Personele Quotisatie 1742: Weverstraat nr. 59 Frans Dirksz de Jong, een
boer, 2 personen, een meid, 2 paarden een sjees en wagen tot zijn werk
huur 18-0-0
Ysbrant Cornelis Bos en Lysbeth Goosens
Stamlijn: Jan Cornelisz en Naen Ysbrants hadden 7 kinderen:
Antien, Cornelis (1660-1724), Maarten (xx-1705), Leendert (1664-1725),
Naan, Ysbrant, Trijn
Cornelis trouwde in 1695 met Brecht Frans van de Westen, ze kregen in
1697 hun eerste tweeling Jan en Antien, in 1699 kwam Naentien en in
1701 weer een tweeling, Gerrit en Ysbrant. Twee weken na die bevalling
was Brecht dood. Ysbrant leefde van 1701-1763.
Brecht was geboren in 1656, eerder getrouwd met Gerrit Simons (Hartog)
in 1687. Met hem had ze ook kinderen, Simon in 1689, Trijn in 1691 en
Frans in 1692.
Cornelis Jansz Bos hertrouwde in 1703 met Martje/Neeltje Alders. Na
zijn dood werd hun inboedel opgemaakt. Hun onroerende goederen, te
weten een huis en 6880 roeden lands in Operen en de Westen werden in
1724 verkocht aan Arien Simons Zijm. Dat was een boerderij naast
Groenendaal aan de Westerweg. Beide gebouwen bestaan niet meer.
Waar hun kinderen toen woonden? Die waren volwassen, Jan was al
getrouwd/weduwnaar.
9-1-1727 rechtzaak voortvloeiend uit de liquidatie van de boedel van
Cornelis Jansz Bos, op 23 januari voortzetting, de 30e uitspraak,
waabij Ysbrant Bos moest betalen.
Ysbrant Bos kocht op 13-1-1728 een huis van Frans Dirkze, waarvan
algemeen wordt aangenomen dat het de Worsteltent was.
Hij was in 1727 getrouwd met Lysbeth Goosens (1685-1754, dochter van
Goosen Pietersz uit het land van Gulick en Anna Gerrits). Zij was veel
ouder dan Ysbrant, weduwe van Claas Jansz Dekker. Ze had 4
kinderen,waarvan 2 nog in leven. Jan en de twee Pieters hadden geen
nakomelingen. Haar zoon Hendrik Dekker werd door zijn huwelijk met de
kastelijnsweduwe Margarethe van der Merct van het Eijerlandse Huis een
belangrijk man, zij hadden een dochter, Lysbeth.
1730 aankoop schapenboet in Operen belend ten oosten ’t Kerkeland, ten
westen de Laan.
Hout Elzenbos
Wie heeft hout gehakt in het Elzenbosch?
Ysbrant Bos had op 13-1-1728 de Worsteltent gekocht, wat niet
zo dicht bij van het Elzenbosch was. Waar Jan Bos toen woonde is niet
bekend, ergens aan de Westen.
Iemand had hout gehakt in het Elzenbosch, en de zij, als
naaste buren, moesten komen vertellen wie dat was geweest:
13-1-1729 De Heer Hend. Reael Bailluw en Dijckgraef van den
Eijlande Texel
Ratione Officio Eijser contra
Jan ende Isb. Cornelis Bos, beijde woonende aen de Westen, gedaagden
ommer te compareeren voor de agtb: Geregten van Texel ter naester
Regtdag ende aldaar te werden geordonneert te geven getuijgenis der
waerheijt ten behoeve van den Heer Eijser in zijne qualiteit, wie en
welke persoons op de 17 decemb: 1728 zijn geweest agter de Westen in
het soo genaemde Elsenbos toebehorende schip: Jan de boer om hout te
hakken, en vervolgens weg te dragen,
en also gij gedaagden door den Heer eijser daer toe
vriendelijk zijt versogt ende weijgerig om selver te doen, soo versoekt
den Heer Eijser op desen agtb: Geregten dat de gedaagden daer en boud
mogen werden gecondemneert in alle de kosten van desen procissen enum
expensis den Heer Eijser heeft doen in leveren een geschrift ofte die t
amd
den gedaagden in Judicio present seggen wel gesien te hebben
datter hout wierd gekapt in het Elsebos, niet wetende wat mensgen het
waren also zij die niet kenden, ende voorsoeken 2 gulden daegs voor
haar daggelt en hebben nu al twee male daar over aen den Burg geweest.
De gedaagden zeggen mede dat [zij] bereid sijn een eed te doen dat zij
de mensgen niet kennen, nog niet weten wat geslagt sij zijn en
pretendeeren ook soo veel voor het doen van de eed als schepens zullen
gelieven goed te vinden,
Het is vervelend om herhaaldelijk te moeten zeggen dat je
niet weet wie dat was, dat kost maar tijd. Vanuit Den Burg gezien is
die Mient overal even ver vandaan, al lagen de Worsteltent en het
Elzenbos kilometers van elkaar. Zij waren blijkbaar de enigen die iets
gezien konden hebben- van een ander huis in de buurt was kennelijk geen
sprake.
Maar misschien helpt een eed.
Scgepenen partijen en wel de gedaagden gehoort hebbebde ende
dingtalis bij de selve laten teekenen in dese rolle geexamineert
hebbende, vinden goed dat gedaagden in desen over 8 dagen met
solemneele eede zullen moeten sterken, hetgene zij bij dingtael hebben
laten scgrijven.
Zo moesten ze dan nog eens voor hetzelfde geval aantreden:
20-1-1729 Rolle gehouden op den Raedhuijse van Texel den 20 Janu:
1729
en is de Vierscgaer gespannen bij den President ab. Kickert, Jacob
Scgellinger, Cornelis Jacobse, Frans Pieterse, Jan Plavier en Pieter
Bommels, Schepenen van Texel
Jacob Kickert
Cornelis Schellinger
Frans Jacobse
Jan Pieterse Plavier
Pieter Bommel
De Heer Hend. Reael Bailluw en Dijkgraef van den eijlande van Texel
Ratione officio Eijser contra Jan en Isb: Cornelis Bos gedaagden
Den 3 Janu: 1729 hebben scgepenen de gedaagden geordonn: op heden met
solemnele eede te zullen sterken het gene zij bij dingtael hebben laten
scgrijven
Scgepenen de gedaagden het vonnis en ook haer dingtael van over acht
dagen voorgelesen sijnde en met solemnele eede hebben verklaert dat zij
den menscgen niet en kende nog niet weten van wat geslag sij zijn,
gecondemneerd den Heer Eijser in alle de kosten en dan nog drie gulden
voor de twee gedaagden.
Drie gulden de man of totaal? Ze vroegen 2 gulden daags, dus
6 gulden. Ze zullen niet tevreden zijn geweest.
1742 Personele Quotisatie Texel, De Westen:
280 Hertje Jacobsz Dekker een boer 2 personen een meijt, 1
paard 1 wagen tot sijn werk
281 Nan Jacobsz Graaff een boer 2 personen 1 paard tot sijn werk
282 Ysbrant Cornelisz Bos een boer 5 personen heeft 3 paarden een wagen
en een Zjees tot zijn werk
283 Meijntje Aarjens een schaapemelkster
284 Frans Schoen een zeeman 2 personen
285 Willem Visser een Boer 3 personen
16-7-1748 Ysbrant Bos kocht een huis aan de Kogerstraat, verkocht in
1752.
Bregje Ysbrants Bos
Lysbeth en Ysbrant kregen samen, ondanks haar hoge leeftijd,
een dochter. Bregje werd op 1-9-1728 geboren, haar peet was oom Jan
Bos. Ze trouwde op 24-1-1753 met Dirk Cornelisz Dijt (zoon van ‘Cornelis
Reijertsen
en Gerber Jans, getuige Dirck Reijertsen’ (diens vader
Reijer Hendriksz nam de naam van zijn schoonvader Dirck Cornelisz Dijt
aan of over- er was toen geen mannelijke nakomeling).
Hun eerste kind Antje werd geboren op 23-2-1754, getuige Gerritje
Gerards ‘van de Mient’.
Bregje stierf bij de geboorte van haar tweede dochter Bregje, op
29-12-1755.
Een jaar eerder was haar moeder gestorven. Dat was op 22-7-1754. In
september deed Ysbrant opgave van haar nalatenschap, op verzoek van
haar kinderen Hendrik en Jan Dekker en Dirk Dijt namens Bregje Bos.
Data op een rij:
7-2-1753 huwelijk Bregje Bos en Dirk Dijt
4-1-1753 verhuur door weduwnaar Jan Bos van zijn huis en zichzelf aan
Jacob Jansz Verberne en Cornelisje Jans Bos, zijn schoonzoon en
dochter. Hij had zijn andere huis, de Oude Bleekerij, verkocht aan
Hendrik Schilder.
2-7-1753 Jan Bos woont nu bij zijn andere dochter en schoonzoon in de
Koog.
17-12-1753 Dirk Dijt kocht een huis in de Westen (ten O de weg, ten W
Dirk Ran)
22-7-1754 dood Lysbeth Goosens
28-9-1754 opgave van haar nalatenschap
2-2-1755 testament Ysbrant Bos en Trijntje Cornelis
13-2-1755 aankoop huis in de Kogerstraat
9-3-1755 Ysbrant Bos huwelijk met Trijn Cornelis Goojers
15-3-1755 aankoop huis Kneppelbuurt
7-7-1755 Op deze dag werden de verschillende aan- en verkopen die
voortkwamen uit de verdeling van de erfenis van Lysbeth Goosens voor de
Schepenen op Texel gepasseerd.
Dirk Dijt kocht de helft van de huismanswoning van Ysbrant Bos, de
andere helft verkreeg hij door zijn vrouw.
Jacob Jans Verberne kocht een huis in Operen, de boerderij Ruimzicht,
van Ysbrant Bos.
Ysbrant had nu geen eigen huis meer, maar huurde de boerderij van zijn
broer, Catharinahoeve. Dat bleek bij de opgave van Trijn Cornelis bij
haar derde huwelijk in 1767. Zij woonde als weduwe van Ysbrant Bos op
een boereplaats, waarvoor zij aan de erfgenamen van wijlen Jan
Cornelisz Bos 240 gulden huur per jaar betaalde. Die verkochten dat
huis en land in 1770 aan Dirk Ratelaar, met wie zij in 1767 was
getrouwd.
De gebroeders Bos hadden zo allebei op hun oude dag al hun onroerend
goed verkocht. Hun kinderen hadden zo mooie vooruitzichten voor hun
werkzame leven op goede boerderijen.
Maar het gaat niet altijd zo als je zou willen in het leven- Bregje
leefde nog maar 5 maanden.
Inventarisatie van de nalatenschap van Lysbeth Goosens ten
overstaan van Jan Star, notaris:
Vaste en onroerende goederen waren op 27 en 28 september 1754:
een huis met 3925 roeden lands in de polder de Westen
een stuk land in dezelfde polder groot 600 roeden, belend ten o Jan
Kooijman, ten w Cornelis Reijersz
ern huis met 2890 roeden land in de polder Operen
een stuk land in Operen groot 200 roeden, ten z Jan Verbene, ten n de
weg
een stuk land in Operen groot 300 roeden, ten o de weduwe Klaas
Langereijs, ten w Martje Ariens
een stuk land in Elmerburen groot 700 roeden, ten o de kinderen van
wijlen Albert L Kikkert ten w Cornelis Kok
een stuk land in het Kleij groot 300 roeden ten o en w de weg
een stuk land in Gerritsland groot 800 roeden ten o Charlo Gravius ten
w het polderland
een stuk land in Gerritsland groot 800 roeden ten o Jan C Bos, ten w
het polderland
een stuk land in Gerritsland groot 400 roeden ten z en ten n het
polderland
Obligatien en schuldbrieven deses Boedels
Kustingsbrief ten laste van de Hr. Hendrik Dekker Casteleijn
op ’t Eijerland van 416 gulden, onder ‘verband van een huijs en tuijn
gelegen aan den Burg alhier’
Onderhandse obligatie ten laste van Casteleijn Dekker en zijn
Huijsvrouw Juffr. Margareta van der Merct van 1150 gulden, rente per
3-2-1754 184 gulden
Jan Klaasz Dekker een som van 1077:3:8, totaal van zijn schulden aan
zijn moeder
Dirk Cornelis Dijt wegens huur per 20-3-1754 van ‘de stolp met zijn
landerijen’ 110 gulden
en wegens de huur van deze stolp en een stuk land in Gerritsland per
20-3-1755 138 gulden
Dirk C Dijt wegens koop van hooi 40 gulden
Jacob van der Merct wegens leverantie van rundvlees 33:9:-
en wegens 2 lopen koorn 5:10:-
en wegens ‘onkosten van het passeren van de kustingsbrief van ’t land
van de weduwe Jan Koger volgens zijn handtekening’ 28:14: 10
de erven van Jan Buijtendieper wegens leverantievan rundvlees 9 gulden
Hendrik Cornelisz Smit wegens de koop van een paard 35 gulden
Gerrit Hartog wegens de koop van hooi 15 gulden
Arien Kopjes wegens ruiling van een paard 10:10:- gulden
Reijer Kooijman wegens huur van 2 stukken land tot 6-3-1755 65: gulden
Jacob Verberne wegens de koop van schapen 24 gulden
Jan C Bos wegens het lenen van geld 10 gulden
Barend Coger wegens geleverd rundvlees 7:10:-
Dieuwertje Dij 6 gulden
Maarten M Dijkker wegens de koop van hooi 11 gulden
Jacob Kikkert nog schuldig 18 gulden
hem ook nog na dato geleverd 5 lopen rogge
Volgens aantekeningen van Dirk Dijt ‘wagt van verscheijde persoonen’
9:4:8 gulden
Beesten: 3 melkoeien, 2 koeievaarsen, 2 ossevaarsen, 3
jonge schetters, 3 kalveren, 3 paarden, 2 varkens, 78 melkschapen, 5
gelde schapen, 2 oude weren, 22 enterlingen, 24 lammeren
Boeregereedschap: 2 wagens, 1 kar, 1 Chais, 2 kruiwagers,
1 ploeg, 1 egge, een haverlandse ploeg en ‘een dito sleep ‘waarvan
egter de helft aan Jan C Bos toebehoort’.
Meubele goederen: In ’t voorhuis aan de wand een friese
klok, 1 koperen bedpan, 3 schilderijen, 23 aarde schotels groot en klein
Een kaastafel, een eiken kast, een glazenkast waarin 18 lakens (alsmede
4 op de bleek en 6 op de bedden), 20 slopen (alsmede 8 op de bleek en 7
op de bedden), 5 peulingdoeken, 2 linnen doeken, 6 tafellakens, 4
servetten, 21 manshemden, 6 vrouwehemden
Manskleren: 1 zwarte sarsie de nieme rok, 3 zwarte rokken,
3 zwarte broeken, 2 damaste hemdrokken, 2 wollen dito, 1 gestreepte
dito, 1 serge dito, 1 gekleurde lakense rok en broek, 2 rokken
‘eijgennait’, 3 dito broeken, 2 engelse mutsen, 1 gekleurde serge de
nieme rok en broek, 1 zwarte rok en broek, 1 gekleurde rok
Vrouwekleren: 4 kletjes, 1 rijglijf, 3 schorten, 2 zwarte
dito, 6 rokken, 1 zwart lakense dito, 2 zijden schortekleden, strohoed
Beddegoed: 3 bedden, 3 peulings, 7 kussend, 3 bonte
dekens, 6 spaanse dito, 1 groene sprei
Keuken: een kastje met enig dagelijks goed van kleren als
andersints tot gebruik
Aan de wand 47 schotels en klapmutsen groot en klein, 1 spiegel, 2
schilderijen, een glazen kastje met enig porselein als andersints niet
waardig te specifieren.
4 tafels, 4 stoelen, 1 bedbankje, 1 paar gordijnen met een val, 1
schoorsteenkleed, 1 haardschutje, 1 ketting,1 tang, 2 trommeltjes, 1
mutsekistje, 2 bonte tafelkleedjes,
9 koeiekazen, 4 zoetemelkse kazen, og 2 koeiekazen
Zolder: een partij koren en haver en erwten, enig gerookt
spek waarvan geconsumeerd werd, en ‘voorts eenige rommeling niet
waardig in het bijsonder te specificeren’.
Spijskamertje: 7 koperen ketels in soorten groot en klein,
4 dito theeketels, groot en klein, 2 dito schuimlepels, nog wat koper
en tin, voorts enige potten, pannen, schotels en borden, niet waardig
te specificeren
Schuur: 2 kaastobbes, 1 karn, 1 zoutkist, 1 vleeskuip, 11
emmers in soorten, enige kaasvaten, 5 zakken met wol, enige harken en
vorken en verdere rommeling en houtwerk, niet waardig in het bijzonder
te noemen, nog de schuur vol hooi en stroo, buitenshuis 2 schelven hooi
en 3 klampen mest.
Goud- en zilverwerk: 1 gouden hoepring, een dito merkring,
een paar gouden hemdsknopen, 2 zilveren lepels, 3 zilveren messeheften,
1 dito oorijzer, 1 zilveren tabaksdoos, 1 paar zilveren gespen, nog
eenige kleinigheden van zilverwerk, niet waardig te melden.
Contanten: 2 gouden rijders is 28 gulden, een joannes stuk
goud, waardig 20 gulden, 7 ducaten bedragen 36:15:-, nog verscheijde
zilveren specien bevonden een somma van 594:7:- tezamen 679:2:- Item
nog in diverse specien bevonden een somma van 56:18:8, tezamen 736:0:8
gulden
De schulden en lasten deser boedel zijn de opgever tot heden nog niet
bekend.
Ondertekend door Ysbrant Bos, met Jan Jacobs Brands en Gerrit Gerrits
(Gerret Gerssen) als getuigen en Jan Star, notaris
De volgende dag verscheen Ysbrant Bos bij de notaris om geld aan te
geven, dat hij na de opgave van de inboedel had gevonden, zodat de
inventaris met de som van 496 gulden werd vergroot ‘egter weder
onder reserve van de opgemelde magt van bij nadere ontdekking van iets
aan desen boedel dependerede, sulks weder op desen Inventaris te mogen
brengen’.
Ondertekend dood YCBos, Reijer Kooijman, Lammert Kikkert en Jan Star
17-12-1753 Dirk Cornelis Dijt, ‘wonende aan de Westen’ kocht
voor 1590 gulden van Neeltje Alders Koorn, benevens de erfgenamen van
Cornelis Cornelisz Bakker, een huis met 400 roeden lands aan de Westen,
ten oosten de weg ten westen Dirk Ran.
Uit het feit dat hij huur betaalde aan zijn schoonvader ‘voor de
stolp’ zou men kunnen afleiden dat hij op het moment van koop in de
boerderij Ruimzicht woonde en liever een eigen huis kocht dan verder te
huren. Een half jaar later, toen door de dood van schoonmoeder Lysbet
de zaken heel anders kwamen te staan, kocht hij de helft van het huis
van zijn schoonouders ‘de helft van een huismanswoning met 400 reden
lands in de polder de Westen alle aan elkanderen annex dog zijnde
alleen afgescheiden door de buureweg die tusschen dezelve doorloopt’.
Hij
verkreeg via de erfenis van zijn vrouw de andere helft. Het lijkt
redelijk te denken dat hij daar dan ook is gaan wonen.
Dirk Dijt betaalde huur voor de ‘stolp’. Dat moet Ruimzicht geweest,
dat Ysbrant Bos in 1755 aan Jacob Jansz Verberne verkocht. Hij had die
plaats in 1744 gekocht van Pieter Reyers Smits een ‘huijs, schuijr
en 1850 roeden lands, belend ten O Jan Cornelis Bos en ten W Jan
Ratelaar’ in de polder Operen. Pieter Reijerse had dit bedrijf in
1732 gekocht voor 1100 gulden van de kinderen van Albert Gerritse Smit.
Dat Dirk later op de Worsteltent woonde is vrij zeker. Zijn weduwe
woonde in 1787 ten westen van de Catharinahoeve: belend ten oosten
de erven Jan Jacz. Verberne en ten westen de weduwe Dirk Dijt, dat
is onmiskenbaar de Worsteltent.
De boedelscheiding werd gedaan op 28 september 1755.
Huwelijkse voorwaarden tussen Ysbrant Bos en Trijn Cornelis
Ondertussen was Ysbrant Bos op 9-3-1755 hertrouwd met
Trijntje Cornelis (Gojers). Dat was binnen een jaar na de dood van zijn
vrouw Lysbet, iets dat vaker voor kwam. Een man kon niet zonder vrouw
en omgekeerd. Het werk op de boerderij en in huis moest doorgaan. Men
kon daarvoor een knecht of meid inhuren, maar op deze manier was het
goedkoper. Bovendien, als het goed ging was het zo nog gezelliger ook.
Zij lieten op 27-4-1755 een huwelijkscontract opmaken. Het was voor
beiden een tweede huwelijk. Zij was sinds 1749 weduwe van Gerrit
Cornelis Smit en had een zoontje van xx jaar oud. Het BB vermeld
Trijntje als geboren in 1715, getrouwd met weduwnaar Gerrit Cornelis
Smit (1692-1749), die sinds 1745 boer op de Kamp was, er waren 2
kinderen. Gerrit Smit was in 1728 getrouwd met Risje Reijers Smit
(1691-ca.1740).
Ysbrant was lang niet zo oud als Gerrit Smit, al was Trijn een stuk
jonger dan hij. Het huwelijkscontract gaf haar de zekerheid van
zorgeloos onderdak en een verzorgde oude dag.
Dit huwelijk was gesloten ver voor de afhandeling van de nalatenschap
van Lysbeth Goosens had plaatsgevonden. Ysbrant was vermogend, Trijntje
niet.
Het zou heel goed kunnen dat zij nooit samen in de Worsteltent gewoond
hebben, maar meteen op een ander adres opnieuw zijn begonnen. Dat was
dan de Catharinahoeve het huis van zijn broer, die al sinds juli 1853
in de Koog woonde. Maar het kan ook zijn dat ze eerst nog een paar
maanden in Ysbrants huis gewoond hebben.
Verkoop
Op 7-7-1755 werden verschillende verkopen voor de Schepenen
van Texel gepasseerd:
Dirk Dijt kocht de helft van een Huismanswoning en 3925 roeden land van
Ysbrant Bos.
Jacob Jansz Verberne kocht een huis in Operen van Ysbrant Bos.
Deze had nu geen onroerend goed meer, behalve de kamer in de
Kogerstraat, die niet op de lijst van eigendommen vermeld stond.
Men had kennelijk wat over het leven nagedacht. Ysbrant wilde de zorg
voor zijn boerderijen wel overlaten aan de volgende generatie en zelf
zonder veel zorgen in een gehuurd huis leven met een jongere vrouw.
Boedelscheiding:
Heden den 28 september 1755 compareerden voor mij Jan Star
notaris publique bij den Ed: Hove van Holland geadmitteert, ten stede
en Eijlande van Texel residerende, in prezensie van de nagenoemde
getuijgen:
Isbrand Cornelisz Bos, als in Huwelijk gehad hebbende wijlen Lijsbet
Gosens, ten eenre, mitsgaders Hendrik Dekker, casteleijn van ’t
Eijerland, Dirk Cornelisz Dijt, als in huwelijk hebbende Bregtje
Isbrands Bos, en Jan Verberne en Jacob Groot in qualiteit als curateurs
over de persoon en goederen van Jan Klaasz Dekker, op den 18e octob:
1754, daartoe bij acte van de Ed: agtb: geregtedeses Eijlnts
gequalifiseert, te samen alsoo ten andere zijde, alle op dese Eijlande
woonagtig, mij notaris bekend.
Dewelke gesamentlijk te kennen gaven hoe dat op den 22 July 1754 alhier
is komen te overlijden de opgemelde Lijsbet Goosens, tot haare eenige
en algeheele Erfgenamen ab intestato nalatende haare drie kinderen,
zijnde de voorgemeld: Hendrik en Jan Dekker (in eerderen Huwelijk
verwect aan en wijlen Klaas Dekker) en Bregteje Isbrands Bos, in haar
laatste huwelijk verwect aan den eersten comparant in desen.
En diierhalven soo verklaarden zij genegen te zijn, om den gantschen en
geheelen Boedel, sodanig en in dier voegen als deselve bij gedagte
Lijsbet Goosens met haar doot is ontruimt en agtergelaten (blijkende
bij pertinente Staat en Inventaris op den 27e en 28e Sept: 1754, en op
heden bij amplicatie ten overstaan van mij J S Notaris en sekere
getuijgen daar van geformeert) en bij haar met den eersten comparant in
desen volgens het landregt in gemeenschap is beheert en beseeten
geweest, met en onder elkanderen in der minnen te schiften, scheijden
en verdeelen, in maniere als volgt:
Eerst is geaccordeert, dat den eersten comparant, uijt kragte van de
voorsz: statutaire gemeenschap van goederen tusschen hem en de
oveledene zijn geweesen huijsvrouw gesubstiteert hebbende, sal blijven
besitten en behouden de geregte helfte van den geheelen gemeenen
Boedel; en dat de wederhelft, conform het versterfregt alhier
gebruikelijk, tusschen de drie bovengemelde kinderen en Erfgenamen in
equale en gelijke Portien zal worden verdeelt. Dog alvorens volgt eerst
de nette Staat en begrootinge van den geheelen boedel in deser voegen.
Eerstelijk een Huijs met 3925 roeden lands gelegen in de polder de
Westen, is gewaardeert in contant geld waardig te zijn een somma van
3456:0:-
Nog een Huijs met 2890 roeden lands gelegen in de polder Operen, is in
publique Veijlinge gekogt bij Jacob Verberne, tegen contant geld
gerekent voor een Somma van 2448:0:-
Het land werd verkocht voor: 316 (Jan Kuijt), 245 (Charlo Gravius),
201:12:- (Hendrik van Heerwaarden), 120 (Jacob Verberne). Een stuk land
in het Gerritsland werd geschat op 70 gulden, de 200 roeden in Operen
op niets.
Ontvangen door verkoop van land 595:4:- (Pieter Groot)
Ontvangen van de duijten der verkogte vaste goederen 35:15:6
van Boekschult 39:0:-
Van de verkogte meubile goederen en beesten volgens boelceel 1171:3:-
Nog van dito goederen onder elkanderen verkogt 280:16:-
Acten en crediten: Van de nog te quaad zijnde boekschulden
zijn voor goet en suffisant gehouden de porties van Hendrik Smit, Arien
Kopjes, Reijer Kooijman, Jac. Kikkert, en die wegens de schetterswagt,
te samen volgens inventaris bedragende 137:14:8
De Casteleijn Hendrik Dekker is debet wegens de kustingsbrief van ’t
Huijs aan den Burg, als mede wegens de onderhandse obligatie ten
lastten van hem e deszelfs huijsvrouw, met de interessen van dien,
belopende te samen, volgens den Inventaris, een somma van 1750:0:-
Item is na gedaan onderzoek bevonden en bij accoort onder de
Comparanten beslooten, dat Jan Klaasz Dekker in plaats van 1077:3:8
volgens Inventaris, nu wegens zijn Erfenis van wijlen zijn broeder
Pieter Klaasz Dekker, alsmede voor zijn uijtsetting compareerde, aan
desen boedel schuldig is een somma van 940:0:-
Dirk Corn: Dijt is mede aan desen boedel schuldig wegens Inventaris
288:0:-
De contanten in dsen boedel bevonden bedragen volgens den Inventaris
met de amplicatie van dien te samen een somma van 1232:0:8
Dus alles te samen 13326:5:6
Gaat aff voor openstaande schulden des boedels en ’t geint volgens
quitantie is betaalt volgens notitie een somma van 793:5:4
Soo dat desen boedel in ’t geheel in suijveren van contant geld
12533:0:2
nog komt te bedragen de somma van twaalf duijsend, vijfhondert 33 gl:
en twee pennings
Weken boedel dan eerst in twee equale en gelijke portien als voors: is,
moet worden verdeelt dierhalven komt voor de geregte helfte een somma
van 6266:10:1
Waar op de verdeelinge vervolgens is gedaan in deser voege:
Eestelijk is verstaan dat Isbrand Corn: Bos, den eersten
comparant in desen, in voldoeninge van zijne helfte zal blijven
besitten en behouden de helft in het huijs met 3925 roeden lands,
gelegen in de polder van de Westen, voor of jegens een somma van
1728:0:-
Alsmede de helft in de twee landen van 800 en 400 roeden gelegen in de
polder Gerritsland voor en jegens een somma van 35:0:- item de 200
roeden lands in Operen wegens deselfs geringe [waarde] pro memorie
Wijders is hem aanbedeelt de kustingsbrief van het huijs en 2890 roeden
lands in Opeen, gekogt bij Jacob Verberne in dato 7-7-1755 voor
Schepenen van Texel gepasseert, belopende gereet geld 2448:0:-
Item de kustingsbrief van de 600 roeden land gekogt bij Jan C. Kuijt
den 7-7-1755 316:0:-
De kustingsbrief van de 300 roeden land gekogt bij Charlo Gravius dd
10-7-1755 245:0:-
Alsmede de kustingsbrief van de 700 roeden land gekogt bij Hendrik van
Heerwaarden dd 10-7-1755 voor 201:12:-
Is schuldig wegens goederen bij hem op het boelhuijs gekogt blijkende
de gemeene boedelcedulle 301:3:4
Voorts sal hij ook ontvangen van de Vendum: D. Gravius het restant van
de boelceel der meubile goederen 111::0:-
Sal nog ontvangen van Hendrik Smit, Arien Kopjes, Reijer Kooijman,
Jacob Kikkert en den schetterwagt de somma van 137:14:8
Item van Dirk Corn: Dijt wegens het meerder gedeelte van deszelfs
portie als hier na zal worden geseijt 144:0:3
En laatstelijk heeft deselve eerste comparant reets in contanten
penningen ontvangen 1299:0:2
Dus te samen 6966:10:1
Waar tegens hij weder zal moeten betalen en aflossen sekere obligatie
den 28e julij 1755 bij de gesamentlijke comparanten, ten behoeve van
Martje Jacobs wed. Dirk Koning, gepasseert is ten belope van 700 gl:
alleen gepasseert om met de finale verdeelinge deses boedel te kunnen
voortgaan dus – 700:0:- soo dat hij voor zijn vrije en geregte helfte
blijft behouden de hier voorgemelde somma van sesduijsend twee hondert
ses en sestig guldens 10 st: en 1 penninge 6266:0:1
De andere helft mede ten somma van 6266:10:1 onder de laatste
comparanten aan 3 gelijke parten verdeelt zijnde bedraagt ieder deel
een somma van 2088:16:11
Dierhalven is eerst de Casteleijn Hed: Dekker in voldoening zijner
portie aanbedeelt als ’t gunt deselve benevens zijn huijsvrouw aan
desen boedel was verschuldigt bedragende volgens den Inventaris te
samen 1750:0:-
Nog ’t geen dat hij wegens koop van een Koe op den gemeene boelhuijs
gekogt schuldig is, zijnde 70:0:-
En wijders heeft deselve aan contante penningen ontfangen 268:16:11
Te samen 2088:16:11
Vervolgens is Jan Klaasz Dekker gepreserveert door zijne
voorgen: Curateuren mede in voldoeninge zijnder portie aanbedeelt
De kustingsbrief ten lasten van Jacob Verberne, wegens de koop van de
800 roeden land in Gerritsland den 7-7-1755 120:0:-
Item ’t gunt deselve aan dese boedel was verschuldigt bedragende 940:0:-
Is in de boedel schuldig 0:9:4
Heeft voorts aan contante penningen ontfangen 1028:7:7
en heeft dus mede voor zijn portie 2088:16:11
Laatelijk is Dirk Cornelisz Dijt als in huwelijk hebbende Bregtje
Isbrands Bos, tot voldoeninge zijner portie in desen aanbedeelt de
helft in het Huijs met 3925 roeden lands gelegen in de polder de Westen
als mede de 800 en 400 roeden lands in Gerritsland te samen voor
1763:0:-
Voorts ’t gunt hij volgens inventaris aan desen boedel was verschuldigt
288:0:-
En eijndelijk ’t geen hij in de gemeene boedel van de meubile goederen
en beesten nog debet is 181:16:14
Dog zal daar en tegen moeten betalen aan Isbrand Bos 144:0:3
Beland dus mede voor zijn portie 2088:16:11
Voorts zijn alle de verdere goederen soo van linnen, wollen,
goud en silverwerk als andersints, als mede het schaapvee,dewelke in
publique veijling off onder de hand voor het gemeen neit zijn verkogt,
bij de respective comparanten wederzijds en onderling, volgens als
voren verdeelt en behouden, eenieder van hun daar van zijne
geregtelijke portie ontvangen en genoten te hebben sulks dat het
gedeelte van de Casteleijn Hendr: Dekker (de tweede comparant in desen)
wegens zijne aanbedeelde schaapbeesten, aan zijne broeders Jan Klaasz
Dekker en Dirk C. Dijt verkogt, en wegens zijne portie van
moederkleederen en lijftoebehoortens als andersints aan Isbrand Bos
verkogt, met en benevens het beloop van zijn portie in een klamp hooij
(alle bij hem ook ontfangen) te samen komt te bedragen de somma van
187:4:11 except het linnen bij hem behorende.
Alleenlijk is bij de comparanten nog gemeen en onverdeelt gebleven ’t
gunt Jacob van der Merct, de erve Jan Buijtendieper, Jan C. Bos, Barend
Coger, Dieuwertje Deij en Maarten M. Dijker nog aan dezen boedel
verschuldigt zijn bedragende te samen volgens den Inventaris een somma
van 111:13:10, zullende al het geene daar van in ’t vervolg ontvangen
wert, op den voet even als de bovenstaande goederen na rato gelijkelijk
worden verdeelt.
Met welke voorenstaande begrootingen Liquidatie Scheijdinge en
Verdeelingen mitsgaders gemaakte accoorden de respective comparanten en
condividenten wederzijds en onderling, verklaarden te nemen volkomen
genoegen en goet contentement, en daar mede den geheelen voorsz: Boedel
en Erfenisse bij meergemelde overleden Lijsbet Goosens nagelaten,
effective te houden voor finaal vereffent, gescheijden en verdeelt,
belovende elks aanbedeelde goederen en Effecten gerustelijk en
vredelijk te laten besitten en genieten, sonder dat den een den anderen
om eenige andere off verdere Begrooting Scheijding off verdeeling
moejelijk zal vallen, off gedoogen dat sulks gedaan wert, direct off
indirect, t zij in off buijten regten; maar alle nog opkomende baaten
en lasten deses boedel onder elkanderen pro rato te zullen verdeelen en
betalen.
Tot nakominge van al het welke verklaarden zij comparanten bij desen te
renuncieren en af te staan van Relieff, Erfdeelinge en alle andere in
regten bekende middelen waardoor dese eenigsints soude kunnen werden
geinfringeerte; en daar voor te verbinden, de eerste, tweede en derde
comparant haare persoonen en goederen, en de laatste comparant zijn
persoon, en des gerepresenteerdens goederen, deselve Subjecterende alle
regt en regteren
Aldus gepasseert aan den Burg op Texel, ten overstaan van Reijer
Kooijman en Lambert Alb: Kikkert als getuijgen
YSBCOBOS
Hend: Dekker
Dirk Cornelisz Dijt
Jacob Verberne
Jan Jacobsz Verberne
Reijer Kooijman
Lammert Kikkert
Jan Star
Uit deze afrekening valt niet op te maken dat Dirk Dijt al eerder een
deel van de boerderij heeft gekocht. Toch bevat het Worsteltentarchief
een getypt afschrift van de akte dd 7-7-1755: Wij Albert Ab.
Kikkert en Corn. Jac. Boon Schepenen van Texel oirconde dat voor ons is
gecompareert Ysbrand Cornelisz Bos, wonende alhier, die bekende op den
28 Dec. 1754 in publieque veiling te hebben verkogt en in bijdezen in
vollen vrijen eijgendom over te dragen en te Transporteren aan ende ten
behoeven van Dirk Corn. Dijt, wonende mede alhier, de helft in een
Huijsmanswoning met 4000 roeden lands, gelegen in de polder van de
Westen alle elkanderen annex dog zijnde alleen afgescheijden door de
buureweg die tusschen dezelve doorloopt, ende dat met alle sodanige
Vrijdommen, Servituten en Geregtigheden, als hetselve laatst beheert en
beseeten is geweest; zijnde vrij en onbelast niet daar op staande als
den Heer zijn regt, dat de Koper tot zijnen lasten heeft genomen soo
Ordinaire als Extraordinaire Verpondingen die na dato dese zullen
werden geconsenteert, item Dijk Duin en Sluijsgelden en alle andere
Polderlasten waarmede de helft van dit huijs en Landen mogte zijn off
werden bezwaart geen uijtgesondert; belovende hij Transportant al het
zelve voor de helft ook te zullen vrijen en waren als regt is, en
bekende van dezen Transporte te zijn voldaan met een somma van
Agtienhondert guldens gereet geld, mits kortende à 4 per Cento voor de
contante betaling. Ten oirconde getekent den 7 Julij 1755 Albert
Ab. Kikkert, Corn. Jac. Boon
Aan de koop door Jan Verberne bestaat geen twijfel.
Na anderhalf jaar zijn veel schulden nog niet betaald.
Genoemde personen:
-Jan C. Bos= broer, getrouwd met Reinoutje Jellis,
-Hendrik Dekker= zoon van Lysbet Goosens en Claas Dekker, getrouwd met
Margareta van der Merct, weduwe van de kastelijn van het Eijerlandse
Huis, Albert Lammerts Kikkert. Hendrik trad op als
-Jan Klaasz Dekker= zoon van Lysbet Goosens en Claas Dekker, in 1755
onder curatele
-Dirk Cornelisz Dijt= schoonzoon van Ysbrant Bos en Lysbet Goosens,
getrouwd met hun dochter Bregje
-Jan C. Kuijt/Dijt= oudste broer van Dirk Dijt, genoemd naar de vader
van zijn moeder, Jan Simonsz Kuijt, getrouwd met Neeltje Hendriks
Schilder (van de Nieuwe Bleekerij)
-Hendrik Smit/Dijt= oudere broer van Dirk Dijt, Hendrik genoemd naar
overgrootvader van vader, smid van beroep
-Reijer Kooijman= getrouwd met Antje Reijers (Dijt) tante van
bovengenoemde heren
-Lammert Kikkert=
-Jacob Kikkert
-Jacob Verberne=
-Jan Jacobsz Verberne= buurman, schoonzoon van Jan Bos
-Jan Jacobs Brands
-Gerrit Gerrits
-Jan Buijtendieper
-Barend Coger
-Martje Jacobs wed. Dirk Koning= rijke weduwe van wie Ysbrant Bos geld
geleend had, woonde in den Burg in de Weverstraat
-Dieuwertje Deij=
-Maarten M. Dijker
-Arien Kopjes
-Daniel Gravius, deurwaarder, vendumeester
-Charlo Gravius
-Hendrik van Heerwaarden
-Pieter Groot
Ysbrant leefde nog tot 1763, maar dat was niet meer op de Worsteltent.
Hij woonde met zijn Trijn op de Catharinahoeve.
Dirk Dijt
Geboren 30-3-1729 tot 28-12-1792 zoon van Cornelis Dijt en
Gerbrig Jans Kuijt
Getrouwd op 7-2-1753 met Bregje Ysbrants Bos (1-9-1728 de Mient tot
29-12-1755 de Mient) dochter van Ysbrant Cornelisz Bos en Lysbeth
Goosens van den Burg
Kinderen:
Antje 23-2-1754 de Mient tot 20-10-1780
Bregje 27-12-1755 de Mient tot 3-2-1776 de Mient
Hertrouwd op 13-11-1770 met Martje Aries Graaf (6-8-1747 de Waal tot
xx-x-1809) dochter van Arie Jacobsz Graaf en Pietertje Hendriks Kuip
Kinderen:
Pietertje ± 1772 de Mient tot 13-5-1780
Gerbregt 22-9-1774 tot ± 1788
Cornelis 4-10-1776 tot 13-4-1816
Dieuwertje 17-1-1780 tot 11-7-1829
Pietertje 14-3-1782 tot 24-8-1808
Antje 9-11-1783 tot 17-9-1808
Jantje 10-3-1786 tot 27-9-1811
Gerbrig 31-1-1789 tot xx
Maar de mens wikt, God beschikt, of ook wel zoveel verdriet
was toen heel gewoon
Op 27-12-1755 stierf Bregje Bos in het kraambed bij de
geboorte van haar tweede kind.
Dirk Dijt bleef achter met twee kleine meisjes, voor wie hij beslist
snel een min in huis moest halen. Hij bleef 15 jaar ongetrouwd, maar
niet alleen met zijn dochters. Het werk in huis en op de boerderij
moest hoe dan ook worden gedaan, hier met huishoudsters en meiden.
In 1770 kwam het tot een huwelijk met Martje Aries Graaf (6-8-1747 de
Waal-1809 Mient). Haar vader was Arie Jacobsz Graaf (mennoniet) en haar
moeder Pietertje Hendriks Kuip. Het zou kunnen dat haar vader een broer
was van Nan Jacobsz Graaff, die in 1742 de naaste buurman was van
Ysbrant Bos, Nan op nr. 281, Ysbrant op 282.
Er werden huwelijkse voorwaarden opgesteld:
Op heden den sevenentwintigsten Nov: 1770 compareerden voor
mij Bernardus Henricus van Dam notaris publique bij den Ed. Hove van
Holland, geadmitteerd, residerende ter steede en Eijlande Texel, in
presentie van de nagenoemde getuijgen; den Eerzamen Dirk Cornilisz Dijt
weduwenaar, en Bruijdegom ter eenre en de Eerbare Martjen Arissens
Graaff jongdogter, en Bruijd, zoo veel het en benevens nood is,
geassisteert met haar vader Arien Graaff, ter andere zijde, alle
woonagtig mij Notaris bekend, ende verklaarden bij dezen, dat zij
comparanten met den anderen voorgenomen hadden, met vrinden Raad, omme
‘erlange met den anderen te treeden in den Heijligen Huwlijken staat;
dog dat zij conthoralen tot voorkomen van alle verweijdering en
oneenigheden, die door het afsterven van eene van hun beijden mogten
opkomen voorbonden van dit toekomende Huwlijk, met den anderen waren
verdragen, geaccordeert, en over eengekomen in dezen contracte
anterupiaal off Huwlijkse voorwaarden, als volgt;
Eerstelijk is geconditioneert, dat zij conthoralen tot onderstand van
dit aankomende Huwlijk, de voornoemde, en toekomende egtgenoten zullen
aan en inbrengen, alle zodanige goederen, gelden, en andere effecten,
als zijlieden respectivelijk zijn hebbende, en bezittende en den
anderen reets hebben bekend gemaakt, en waar van aan de zijde van de
Bruijd alleen zal gemaakt werden, een specificatie van alle hare
goederen, die zij Bruijd in, en aanbrengt ten Huwlijk tot mede
onderstand van dit toekomende Huwelijk, welk goederen alleen bestaan in
haare aantrekkende kleederen van linnen en wollen, goud en silver; en
voorts hetgeene dat verder tot haar lijff, en dragt bevonden zal werden
te behooren zonder meer;
wijders is geconditioneert, dat in dezen aanstaande Huwlijk niet zal
zijn eenige gemeenschap van aanbrengene, aan te bestervene, aan te
ervene, ofte bij gifte, off makingen te verkrijgene goederen, gelden,
off andere effecten, maar dat alle de zelve respectivelijk particulier
eigen zullen zijn en blijven aan de geene, die de zelve zal hebben
aangebragt, ofte aan wien dezelve staande huwlijk aangekomen zullen
zijn, en zullen de goederen van de eene, voor off omme de schulden van
den anderen reets gemaakt, off nog te maken; niet aanspraakelijk,
verbonden, nog executabel zijn; dat ook in dit aanstaande Huwlijk niet
zal zijn, eenige gemeenschap van winst, en verlies staande Huwlijk
vallende; maar dat de selve zal zijn voor rekening van den voornoemde
Bruijdegom alleen; behoudens nogthans, dat zij bruijd ten allen tijde,
en in alle gevallen zal hebben de keuze, en oblie, omme voor de helfte
in winst, en verlies (waaronder nogthans geene erfenissen,
bestervenissen, giften, off makingen gerekent zullen werden) deel te
neemen ofte niet behoudende zij Bruijd aan haar in alle gevallen, haar
regt van dote en legaal Hijpotheek, de vrouwen bij de beschreeven
regten vergund;
Eijndelijk verklaarde hij Bruijdegom, ingevalle hij zonder kind,
kinderen, off verdere descendenten uijt dit toekomende Huwlijk in het
leven, na te laten, voor zijn bruijd voormelt, quam te overlijden; dat
zijn voorsz: Bruijd alsdan, uijt zijne vaste aangebragte goederen voor
een duarie zal hebben en genieten, de somma van eenduijsent
Carolusguldens eens, mitsgaders daar en boven, een bed met zijn
toebehooren ordentelijk, en burgelijk, zoo het behoort zonder meer;-
Op alle welke voorsz: conditien deezen Huwlijk is geslooten; beloovende
zij toekomende egtgenoten den anderen den inhoudt deezes te zullen
presteeren, en gestand doen, en hun voorgenomen Huwlijk ter eersten
gelegentheid te zullen voltrekken in de Name des Heeren zonder verband,
en submissie, als na Regten; verzoekende hier van acte in debita forma:-
Aldus gedaan, en gepasseert ten comptoire mijne notaris, in presentie
van de E. Dirk Jansz Kooij, en Abraham Plavier; als speciale verzogte
getuijgen
w.g. Dirk Cornelisz Dijt
Dit kruijsje X door Martjen Aris eigenhandig gestelt
Aijrijen Graaf
Dirck Jansz Kooij
Abram Plavier
Quod Attestae B.M. van Dam Notaris publ.
Martje had blijkbaar vrijwel geen spullen van haarzelf, alleen haar
kleren. Dat wijst erop dat ze niet meer dan een ‘meid’ was, een
arbeidster in het bedrijf van haar aanstaande echtgenoot.
Merkwaardig is de suggestie dat ze gingen trouwen omdat ‘vrinden’ hen
de raad gegeven hadden dat het beter was te trouwen, alsof ze al als
men en vrouw leefden. Het was vroeger op Texel overigens heel gewoon
dat een meid de plaats van de overleden ‘huijsvrouw’ in alle opzichten
overnam. Uit de geboortedatum van het oudste kind is niet op te maken
of Martje al zwanger was bij het huwelijk, die datum is niet precies
bekend. Het kan ook op een miskraam zijn uitgelopen.
Dirk en Martje kregen 8 kinderen, Pietertje, Gerbregt, Cornelis,
Dieuwertje, Pietertje, Antje, Jantje en Gerbrig. De oudste twee
stierven als kind.
Van de anderen werden alleen Cornelis en Dieuwertje 40 jaar, de rest
stierf jonger.
Antje Dirks Dijt (1754-1780) trouwde op 4 februari 1780 met Tijs
Simonsz Zijm. In oktober, op de 20e, was ze gestorven in het kraambed.
Er was een doodgeboren kindje, dat op 23 oktober met de moeder werd
begraven.
Cornelis Dirksz Dijt (1776-1816) trouwde in 1801 met Antje Pieters
Robbok. Zij kregen geen kinderen, wat niet aan haar heeft gelegen. Toen
ze op haar 40e hertrouwde werd ze alsnog moeder.
Dieuwertje Dirks Dijt (1780-1829) trouwde in 1804 met Pieter Jansz
Witte. Zij zou de stammoeder worden van een uitgebreide Witte-tak (ze
was de moeder van bekende Jan Pietje, die leefde van 1810 tot 1905 en
19 kinderen kreeg in 4 huwelijken). Ze kregen 8 kinderen, Jan, Jan,
Martha, Jan, Dirk, Dirk, Grietje en Cornelis.
Pietertje Dirks Dijt (1782-1808) trouwde in 1808 met Pieter Aries
Bakker. Ze is al op 24 augustus van het zelfde jaar gestorven, 6
maanden na de bruiloft, in het kraambed of ziekte? Haar zuster Antje
was, ongetrouwd, een maand later dood.
Jannetje Dirks Dijt (1786-1811) trouwde in 1810 met Dirk Jansz Witte.
Geen kinderen- of had haar vroege dood te maken met een mislukte
zwangerschap en bevalling?
In 1758 was Dirk ‘wonende aan de Mient’.
090 Dirk Dijt ‘wonende bij de Mient’ kocht land van zijn oom Dirk
Reijersz Dijt.
15-8-1767 Na de scheiding van de boedel en afrekening van de
nalatenschap van Ysbrant Bos erfden Antje en Bregtje Dijt (‘in
huwelijk verwekt aan zijn overleden huijsvrouw Bregtje Ysbrants Bos’)
van
hun grootvader 908 gulden. Dit bedrag werd Dirk Dijt door Hendrik
Sprong en Reijer Kooijman ‘op heden ter hand gestelt’. Hij moest
een obligatie opstellen ten voordele van zijn dochters met een rente
van 3 %. Hij zou het bedrag bij meerderjarigheid of huwelijk aan zijn
dochters uitbetalen.
Dat geld hoefde hij aan Bregje niet te geven, die is in 1776 ongetrouwd
gestorven. Antje zou het wel gekregen moeten hebben bij haar huwelijk,
dat maar 8 maanden duurde.
In 1774 ruilde Dirk 800 roeden lans in het Gerritsland gelegen tussen
Aaltje Hendriks en het polderland tegen 500 roeden land in de Westen.
Hij betaalde 100 gulden toe.
Uit Gerrit Hartogs nagelaten boedel moest Hendrik Smit in 1787 het huis
van zijn moeder terugkopen, een ‘huismanswoning een huismanswoning
met 1700 roe in de Westen en Operen, belend ten oosten de erven Jan
Jacz. Verberne en ten westen de weduwe Dirk Dijt’.
Cornelis Dijt en Antje Robbok
In het Doopboek der Katholieke Kerk van den Burg staan
vermeld:
24 septemb: Antje v den Burg en als volgende 4 octob:
Crelis v de Mient
Cornelis Dijt (1776-1816) trouwde op 31-1-1801 op het Raadhuis met
Antje Pieters Robbok (1776-1826) met als getuigen Marijtje en Annaatje
Robbok. Zij was de dochter van Pieter Andriesz Robbok en Antje Willems
Smit. Ze kregen geen kinderen.
Zijn moeder leefde tot 1809. Het zou goed kunnen dat het jonge paar
haar in huis had, daar was wel genoeg ruimte voor. Het zou ook kunnen
dat ze tijdelijk elders woonden, maar bij zijn dood was hij eigenaar
van de Worsteltent.
5-7-1809 aankoop houtbosje in Everstekoog gelegen tussen Hendrik van
Heerwaarden en Jacob Bruin.
25-1-1815 Cornelis Dijt kocht de Madden, de Halve Koeijenweid en het
Drie Vierendeel.
29-9-1815. Verpachting van de Mient door Domeinen, notaris Simon Bok
namens Matthijs den Berger:
Hierbij huurde Cornelis Dirksz Dijt ‘de Wester-Duinen van de Mient,
beginnende met de Fonteinsweg tot de Zetingsnol voor de somma van 225
guldens in het jaar; voor welk persoon zich als borgen hebben gesteld
Pieter Klaasz Brouwer en Hendrik Maas, beiden doende boerenbedrijf,
wonende in de Polder Everste Koog’.
Pieter Brouwer was in 1832 eigenaar van een boerderij ten noorden van
Vredelust (H 578), stolp verbrand in 1924.
Hendrik Maas was boer op Vredelust vanaf 1785 (H 624) door zijn
huwelijk met Antje Pieters Brouwer (1740-1807).
Op 11-4-1816 maakten Cornelis Dijt en Antje Robbok, beiden een
testament op ten overstaan van notaris Beets, waarbij zij het testament
gemaakt op 24-9-1803 voor notaris Van Oostveen (te Alkmaar gepasseerd)
herriepen. Het nieuwe testament is gedaan en geparafeerd aan de Mient.
Cornelis: Ik stel en institueer tot mijn eenige en universeele
Erfgename mijne huisvrouw Antje Piieters Robbok, willende dat zij bij
en met mijn overlijden zal kunnen en mogen beschikken over den
eigendommen en het vruchtgebruik van al hetgene mij op dat tijdstip
zoude mogen toebehoren.
Hij was op dat moment ‘ziek van ligchaam en te bedde leggende, doch
zijn geheugen en oordeel hebbende, zoo als uit zijn redeneeringen en
gesprekken bleek’. Antje Robbok was ‘gezond naar ziel en ligchaam en
oordeel hebbende’ enz. De tekst van haar testament was hetzelfde als
van haar echtgenoot. Die overleed twee dagen later op 13 april 1816 ‘om
8
uur ’s ochtends in huis nr. 261’. De dood werd aangegeven door
Hendrik Dito (28) en Jan Boogaard (29) zeelieden..
Getuigen bij het testament waren Jacob Schraag (van Lindehoeve), Jacob
Jansz Verberne (van Ruimzicht), Jan Maartensz Bakker en Meijert
Willemsz Bakker (Torenhuis?), ‘alle vier doende boerenbedrijf, de
eerste en de laatste aan de Westen, en de beide anderen aan de Mient
woonachtig, als getuigen ten dezen opzettelijk verzocht in den jare
Achttienhonderdzestien, den elfden van de maand April, des middags ten
1 Ure’.
Cornelis Dijt werd begraven op het Westerkerkhof- voor katholieken was
er geen andere gewijde begraafplaats op het eiland.
Antje Robbok maakte op 21 april een nieuw testament voor notaris Beets.
Zij werd nu genoemd ‘land-Eigenaresse, wonende aan de Mient’, en was
‘gezond naar Ziel en Ligchaam’: Ik geef en legateer aan diegenen
der naaste vrienden en bloedverwanten van mijnen overleden man Cornelis
Dirksz Dijt, welke op mijn overlijden in leven zullen zijn, de helft
van al het gene ik met de dood zal ontruimen en nalaten; en verklare,
dientengevolge, te willen en begeeren, dat mijne geheele nalatenschap,
niets daarvan uitgezonderd, in twee gelijke helften zal worden gedeeld,
waarvan de eene helft door mijne alsdan in leven zijnde naaste vrienden
en bloedverwanten en de wederhelft door de gedachte naaste vrienden en
bloedverwanten van mijnen gemelden overleden man zal worden genoten;
zoodanig echter, dat, zoo wel ten aanzien van de bloedverwanten van
mijnen gemelden overleden man, als met opzicht mijner eigene
naastbestaanden, bedoeld worden bij deze geroepen te zijn die genen
dezelven welke volgens het alsdan plaats zullende hebben voorterf-regt,
ab- in testato in ieders nalatenschap zouden moeten succeseren, en
zulks even als of de helfte mijner nalatenschap onmiddelijk door mijnen
gemelden man aan zijne naaste bloedverwanten ware nagelaten geworden.
Gedaan en gepasseerd ’s middags ten twee Uren aan den Burg ten kantore
van de notaris, getuigen Jan Paulusz Kikkert (Brood-Bakker), Jacob
Dirksz Keijser (Land-eigenaar), Mees Disper (sjouwerman), Jacob
Zuidewind (doende boerenbedrijf), alle vier aan den Burg.
Op dat moment was van de zusjes Dijt alleen Dieuwertje nog in leven, ze
was 36 jaar oud.
Hendrik Mulder en Antje Robbok
Antje Robbok trouwde met Hendrik Mulder op 2-5-1817. Bij hun
burgerlijk huwelijk waren getuigen Pieter Cornelisz Verberne, zwager
van de bruidegom, Simon Maartensz Zijm, zwager van de bruid, Willem
Pietersz Robbok, broer van de bruid en Jan Maartensz Bos en Cornelis
Mulder. Bij de R.K. huwelijksinschrijving van Hendrik Mulder en Antje
Robbok werden geen getuigen genoemd. Ze trouwden “in facie Ecclesia”.
Zij was de rijke boerin, hij een eenvoudige jongen uit De Koog. Zij was
41, hij 26. Zij was kinderloos, maar kreeg met Hendrik alsnog een
dochter.
Hendrik was gedoopt 13 juni 1792. RK Doopboek: ‘Henrik v d Coog,
ouders Crelis Mulder en Ariaantje Mulder, sus Dirk Mulder en Beijtje
Hoffman’. Hij is gestorven 7 september 1865. De Memorie van
Successie ingeschreven 1865: Hendrik Mulder, landmman, overleden 7
september te Texel, 72 jaar, eerder weduwnaar van Antje Pietersz
Robbok, laatst gehuwd met Trijntje Bakker, kinderen, geen onroerend
goed nagelaten.
Antje was gedoopt op 24 september 1776 met als getuigen Jan Andriesse
Robbok en Antje Gerrits. Zij stierf op 22 october 1826 ’s avonds om 8
uur, 50 jaar oud.
Antje Robbok was van een heel andere sociale klasse dan Hendrik, en
daarbij veel ouder. Het kan haast niet anders dat hij knecht was op de
boerderij, anders hadden deze mensen elkaar nooit goed genoeg leren
kennen om met elkaar te trouwen. Dat is haar vast door verschillende
familieleden afgeraden, gezien de testamenten die Antje opmaakte voor
en bij haar huwelijk. Zij zette echter door.
Testament dd 11-5-1817. Antje Robbok ‘huisvrouw van Hendrik Cornelisz
Mulder, doende boerenbedrijf, wonende aan de Mient’ maakte haar
testament op voor notaris Beets. Zij herriep al haar vorige testamenten.
Ik geef en legateer, ingevalle van kinderloos overlijden vóór
mijn tegenwoordigen man Hendrik Cornelisz Mulder aan die kinderen van
Pieter Jansz Witte en Dieuwertje Dirkse Dijt, Echtelieden, aan den
Hoorn woonachtig, welke op mijn overlijden in leven zullen zijn, of,
bij vooroverlijden en een of eenigen derzelven, hunne wettige
afkomelingen, bij representatie, te zamen eene Somma van 600 guldens
eens, aan dezelve legatarissen of, voor zoo veel de alsdan nog
minderjarige betreft, aan derzelve wettige of gestelde voogden uit te
keeren binnen 6 maanden na mijn overlijden, zonder eenige Interesten;
ten ware echter dat mijne hier na te benoemen Erfgenaam mogt verkiezen
de voorschreve gelden voor eenige tijd op Interesten te houden, als
wanneer hij zal kunnen volstaan met dezelve af te lossen binnen 6 jaren
na mijn overlijden, mits echter, in dat geval, daarvan Interesten
betalende tegen 4 ten 100 in het jaar, aanvang nemende met den eersten
dag van de zevende maand na mijn overlijden.
Wat voorts het overschot mijner gansche nalatenschap betreft, zoo stel
en institueer ik, in het hiervoren gemelde geval, tot mijnen eenige en
universeelen Erfgenaam mijnen gezegden man Hendrik Cornelisz Mulder,
willende en begeerende alzoo, dat dezelve, in dat geval, van het
oogenblik van mijn overlijden af, zal kunnen beschikken over den
eigendom en het vruchtgebruik van al het gene mij verder op dat
oogenblik zal toebehoren.
Dan, bij aldien ik, op mijn overlijden kinderen uit mijn tegenwoordig
huwelijk verwekt in leven mogt achterlaten, in dat geval geef en
legateer ik niettemin aan mijnen meergemelden man Hendrik Cornelisz
Mulder, die ik van het stellen van borgtocht ontheffe, al datgene
waarover de wet mij toestaat ten zijnen behoeve te beschikken zoo in
eigendom als in vruchtgebruik.
Ondertekend door Antje Pieters Robbok, Reijer Grooff
(koopman), Jacob Zuidewind (landbouwer), Gijsbert Kerszemakers (smit),
Mees Disper (sjouwerman) S.Th. Beets, notaris
Hendrik Mulder maakte op dezelfde dag zijn testament op: Ik geef en
legateer aan mijne huisvrouw Antje Pieters Robbok, deswelke ik van het
stellen van borgtocht ontheffe, al hetgene waarover de wet mij vrijheid
geeft ten harer behoeve te beschikken, zoo in eigendom als in
vruchtgebruik.
Ondertekend door Hendrik en dezelfde personen als bij het
testament van Antje.
Uitsluitend de kinderen van Dieuwertje Dijt zouden nog een bedrag
krijgen. De familie Robbok werd helemaal niet meer genoemd, Antje nam
nadrukkelijk afstand van hen. Hendrik Mulder werd haast overdreven
nadrukkelijk als enig erfgenaam aangewezen, zelfs boven eventuele
kinderen. Antje Robbok zal beslist niet verwacht hebben op haar
leeftijd nog een kind te krijgen, vooral omdat zij met haar eerste man
een kinderloos huwelijk had.
Maar op 24 februari 1819 (om half 4 des ochtends) werd zij toch
nog de moeder van Antje Hendriks Mulder (de moeder was al 42 jaar oud
bij die geboorte- die onvruchtbaarheid in haar eerste huwelijk lag
beslist niet aan haar).
Verzopen en vergokt
Wellicht hebben de diverse familieleden Antje afgeraden met
Hendrik Mulder te trouwen. Hij was arm, net als zijn hele familie.
Daarbij zal hij ook toen al een losbol zijn geweest, dat zit er al jong
in, ook als er niets is om te verspelen. Maar Antje zette door. Haar
dochtertje was degene die hier het meest bij zou verliezen, namelijk de
hele erfenis van haar moeder …..
Toen Antje Robbok nog leefde kon zij er nog wat aan doen, door vee te
verkopen, zoals in 1822, en geld te lenen, maar er was iets met Hendrik
waardoor er steeds meer geld nodig was.
Hij kon de verleiding van de kroeg niet weerstaan. Hij heeft, zoals
zijn achterkleinzoon Pieter Maas had begrepen uit de familieverhalen,
de Worsteltent “verzopen en vergokt”. Niet dat daar later veel over
werd gepraat, men vond het veel te erg, temeer omdat van het ‘Ruige
Landje’ waar zij woonden uitzicht was op de verloren boerderij. Ze
konden er niet omheen. Letterlijk. Ze kwamen er zelfs elke dag langs.
Zij zaten in een keet, terwijl de boerderij hun eigendom zou zijn
geweest als grootvader niet ….. Zo gaat dat.
In 1822 kocht Hendrik Mulder van Reijer Dijkes twee stukken land in
Operen, het Ventje en het Kamerjen, samen groot 900 roeden, gelegen
tussen Hendrik Zijm en Jacob Kopjes, voor 905 gulden.
Hendrik Muldersland aan de Laanweg.
Notaris Abram Kikkert verkocht op 13-3-1822 in het openbaar ‘voor de
middags ten 10 uuren op Akenbuurt ten verzoeke van H.C. Mulder, doende
boerenbedrijf in de polder den Hoorn eenig Schaap en Koevee mitsgaders
eenige Boerengereedschappen’
Schaapvee: een koppel aan Simon Zijm 18,50, aan Lammert Stam 14,50, aan
Pieter Roos 15,25, aan Simon R. Dijt 15,25, aan Jan M. Bakker 18,25,
aan Pieter Boon 15,25, aan Pieter Langeveld 14,25, aan Hendrik
Zoetelief 14,00, aan Pieter Roos 13,50, aan Hendrik van der Schans 13,00
Overjonge Schapen: een koppel aan Jacob Saris 17,75, aan Arie Boon
15,25, aan Klaas Kalis 16,75, aan Lambertus Lijst 17,25, aan Pieter
Boon 15,75, aan Hendrik van der Schans 14,25, aan Simon Dijt 14,25, aan
Arie Hin 15,00, aan Jacob van Heerwaarden 12,00, aan Pieter Roos 14,50,
aan Lammert Stam 13,00, Hendrik Zoetelief 11,50.
Jonge Schapen: een koppel aan Pieter D. Boon 14,75, aan Jacob Saris
17,50, aan Jacob Bremer 17,50, Arie Spigt 2,25, aan Jan Boon 2,50, aan
Hendrik van der Schans 9,75, aan Jacob van Heerwaarden 8,50, aan Pieter
Roos 7,00.
Een schaap aan Arie Hin 4,75.
Een overjonge Ram aan Hendrik Zoetelief 9,00 en een jonge dito aan
Simon R. Dijt voor 9.00.
Koevee: een tweejarige oijkoe aan Dirk Jansz Bakker voor 28,00, een
tweejarige koeschet aan Albert Kooiman voor 21,00, een twee en een half
jarige oijkoe aan Dirk Eelman de Jonge voor 19,50, een zwart kalf aan
Pieter Koning 12,50, een oud paard aan Hendrik van Heerwaarden voor
22,00
Kaasvaatjes: Gerrit Schraag 1,50, Jan Ran 1,40, Denzelve 1,40, Gerrit
Schraag 1,60, Denzelve 1,70, Jacob Saris 1,50.
Alles bij elkaar 563,60, waarbij komt 13 centen van ieder gulden ten
bedrage van 56,36 maakt
619,96 gulden.
voor al het welk tot die nagedane voorlezing is gesloten en
door de Requirant benevens Willem Trap sjouwerman en Klaas Bruin
Broodbakker, beide aan den Burg binnen de Gemeente Texel meergemeld
woonachtig als getuijgen hier zo expres verzogt met ons Notaris
getekend door Hendrik Mulder, Willem Trap, Klaas Bruijn, Abr.
Kikkert notaris
Hendrik Mulder en Trijntje Bakker
Volkstelling 1830
Nr. 262 1 gezin, 3 personen
Boer, weduwnaar Mulder Hendrik 37 geb. Texel
Mulder Antje H. 10 geb. Texel
Boersen Neeltje C. 30 geb. Texel (1799-1884) uit Oosterend
Trijntje Meijerts Bakker (25) was in dat jaar inwonend bij Arie Spigt
en Duwertje Smit op Diek 207. Haar ouders woonde in het Torenhuis, met
nog een dochter inwonend.
1832 Familieraad
Tot voogd van de minderjarige Antje Hendriks Mulder werd
benoemd Hendrik Dito, zwager van Antje Robbok, oom van Antje Mulder
(zeeman en schipper te Oudeschild). Dit was niet meteen gedaan bij de
dood van haar moeder, maar pas op 27-1-1832.
De reden voor deze late bemoeienis van de familie zal wel te maken
hebben met de verstoorde verhouding die uit Antje Robboks laatste
testament bleek. Ook nu was de reden hiervan niet de bescherming van
het kind tegen haar schulden makende vader, maar het feit dat deze nu
snel zou gaan hetrouwen, aangezien zijn aanstaande tweede vrouw
hoogzwanger was. Nu kon de familie niet langer de andere kant opkijken.
Voor Antje Mulder was het eigenlijk al veel te laat, haar moeders
erfenis was voor het grootste deel verdwenen. Dat bleek uit de
beschrijving van het bezit van Antje Robbok, opgesteld op 22-2-1832.
Inventaris 22-2-1832: ten verzoeke van Hendrik Mulder,
doende boerenbedrijf, wonende binnen deze gemeente op de Mient,
weduwnaar van en onder het bestuur der tegenwoordige wetgeving in
gemeenschap van goederen gehuwd geweest met Antje Robbok en alzoo
krachtens die gemeenschap zelve; van hem, Hendrik Mulder, in kwaliteit
als blijkens testament op den 11-5-1817 voor nu wijle den openbare
Notaris Simon Theodorus Beets en getuigen alhier gepasseerd en
behoorlijk geregistreerd, aangesteld tot legataris zijner voornoemde
huisvrouw voor het disponibele deel en dus voor een vierde part in
eigendom en een vierde part in vruchtgebruik en nog van hem Hendrik
Mulder in kwaliteit als vader en mitsdien wettig voogd over eene
minderjarige dochter Antje Mulder bij voornoemde wijle zijne huisvrouw
verwekt, zijnde zij Antje Mulder eenig nagebleven kind van voornoemde
wijle haar moeder Antje Robbok bij voormelden Hendrik Mulder en alzoo
bekwaam dat als dezelve eenig erfgenaam volgens het recht van
erfopvolging.
Zijnd de requirant alhier tegenwoordig en in het bijzijn van
Hendrik Dito, zeeman, mede alhier aan het Oude Schild woonachtig, ten
deze in kwaliteit als bij besluit van eenen familieraad op den 27
januari dezes jaars onder voorzitting van den heer Vredergter van
kanton Texel, geassisteerd met den heer Griffier alhier gehouden en
waarvan het proces-verbaal alhier behoorlijk is geregistreerd, benoemd
tot toeziend voogd over de gezegde minderjarige Antje Mulder, zal tot
conservatie van het regt en intrest der hier genoemde partijen en van
alle anderen wien zulks mogt aangaan en zonder hen te prejudiceren door
Willem Bok en zijnen ambtgenoot Abram Kikkert openbare Notarissen,
residerende op het eiland Texel, kanton van dien naam, arrondissement
Alkmaar, provincie Holland, noordelijk gedeelte,
worden overgegaan tot het maken van een getrouwe inventaris en
beschrijving van alle de meubelen, huisraad en inboedel, kleeden,
linnen, gemaakt goud en zilverwerk, al hetgeen tot een boerderij
betrekking heeft, kontante gelden, papieren en documenten, alle behoren
tot den boedel en nalatenschap van wijle voornoemde Antje Robbok en
haren wettig getrouwde echtgenoot Hendrik Mulder, doende boerenbedrijf,
zoo als al hetzelve zich heeft bevonden in eene huismanswoning en
daarnevens, gelegen op de Mient, geteekend met no. 261, welke
huismanswoning de voornoemde echtelieden in die tijd hebben bewoond,
alwaar voornoemde Antje Robbok den 22e October 1826 is overleden en
alwaar deze inventaris wordt gemaakt. En zulks alles op het op- en
aangeven van den rekwirant voornoemden Hendrik Mulder.
De begroting der goederen welke daaraan onderworpen zijn zal geschieden
door Jan Pelser, doende boerenbedrijf, wonende alhier aan den Burg, in
het huis geteekend met no. 261, welke als deskundige in handen van
voornoemden heer Vrederegter geassisteerd als boven de eed heeft
afgelegd om deze taxatie te willen doen naar beste kennis en
wetenschap; en welke blijkens proces-verbaal daarvan in dato 31 January
dezes jaar alhier geformeerd en behoorlijk geregistreerd, waarna de
voornoemde partijen in de xxx van hun regt, alsmede de voormelde
deskundige, getuige en Notarissen na voorlezing deze tegenwoordige
geteekend hebben.
Was getekend
Hendrik Cz Mulder
H. Dito
Jan Pelser
Abr. Kikkert
W. Bok
En is tot de inventarisatie overgegaan als volgt:
In de keuken aan de wand
26 aarde borden waardig geoordeeld zes guldens zegge F 6,--
16 diferente schilderijen F 5,-
een trommel en 5 blaadjes F 1,50
een vriesche staartklok F 10,-
6 porceleine borden F 2,50
een spiegeltje F 0,75
een glazenkastje met eenig porcelein F 5,-
4 porceleine komjes F 0,50
een aanregtbank F 3,-
daarin eenig wit aardewerk, glaswerk en 2 tinne kandelaars F 6,-
daarop een kisje F 1,-
20 stuks diferente vrouwedoeken F 3,-
een turfkist, doofpot en haartschilt F 2,-
een bedbankje F 0,75
2 bedgordijnen en val F 1,-
een bedpeluw en 4 kussens F 20,-
2 wollen en een katoene deken F 6,-
13 stuks stoelen F 5,20
een draaitreeft, haardijzer, plaatenstander F 8,-
een schoorsteenkleed F 0,50
onder en boven katoen glasgordijn F 0,40
eenige vloermatten F 0,30
een tafel F 1,50
In het voorhuis
17 aarde borden F 3,40
5 schilderijtjes F 1,25
2 trommels en 2 schenkblaadjes F 1,10
een eikenhouten kas[t] F 2,-
een bedbankje en 5 stoelen F 1,50
een stel van vijven F 1,50
een koffijkan en dozijn kopjes en schooteltjes F 1,25
een schenkstel, theestoof en kom F 1,50
In een bedstede
Een bedpeluw en 3 kussens F 16,-
2 wollen en 1 katoene deken F 6,-
In de kast
3 kapers F 3,-
7 diferente schorten F 40,-
2 witte en 1 bonte vrouwenrok F 3,-
4 diferente vrouwejakken F 8,-
2 bedgordijnen en 3 vrouwerokken en 3 borstrokken F 5,-
een wiegdekentje en 2 schootjes F 1,-
7 linnen beddelakens F 7,-
18 kussenslopen F 9,-
3 vrouwehemden F 3,-
6 diferente tafellakens F 4,50
een baaije rok en een boezelaar en 2 glasgordijnen F 3,50
3 vrouwe schootjes F 3,-
een tafel F 2,-
In de zomerwoning
4 schilderijtjes, 2 trommeltjes, een blaadje en spiegeltje F
0,70
een aanregtbank F 1,50
daarin eenig theegoed F 1,-
een tafel en 3 stoelen F 1,50
5 stoven F 0,75
In de melkkamer
30 stuks diferente aarde borden F 4,50
7 witte borden, 2 keulsche en 3 aarde potten F 3,-
4 koperen ketels, 4 theepotten, schuimspaan en beddepan F 20,-
eenige kleinigheden F 4,50
een kast met eenige boeken F 1,50
een bedpeluw en 2 kussens F 20,-
twee wollen en een katoenen deken F 4,05
Op de stal
2 ijzere potten en eenige kleinigheden F 4,10
Nog in het voorhuis
2 grijze vrouwenrokken F 3,-
Nog in de zomerwoning
Een kistje F 0,50
Maakt te zamen de meubelen, klederen en linnegoed eene somma van F 288,-
Goud en zilverwerk
4 goude naalden, 2 dito slooten, 3 dito ringen en 2 dito
spelden F 54,-
een bloedkraale ketting en een granaate dito F 30,-
6 zilvere lepels, een dito Naaijring en naalder Koper, een Loderijn
doosje, een lepeltje, een beugeltas, 5 boeken met zilver en eenige
kleinigheden F 50,-
Maakt te zamen het goud en zilverwerk een somma van F 134,-
Vee en Boerengereedschap
Een paard F 50,-
5 Lamschapen F 510,-
6 Enterlingen F 96,-
2 rammen F 15,-
3 kalfkoeijen F 240,-
2 kalfvaarsen F 150,-
een driejarige os F 80,-
2 tweejarige koeschetters F 80,-
3 x jarige schetters F 60,-
een varken F 10,-
2 wagens hooij F 40,-
5 wagens idem F 16,-
een klamp mest F 14,-
6 dubbele schapenkrebben F 6,-
een partij enkele krebben en hekken F 5,-
een boerenwagen en driewielde kar F 130,-
een Cheis F 15,-
een karn, 9 manden en 6 emmers, 3 kaastobbes, 8 kaasvaten en 6
kaaskoppen F 28,-
2 hooijvorken en 2 mestvorken en verdere kleinigheden F 16,-
2 kaaskisten en 4 weitonnen en een schapenwasscherstobbe F11,-
eenig houtwerk F 6,-
Maakt te zamen het vee en boerengereedschap ter somma van F 1578,-
Kontanten penningen op het overlijden in den boedel
gevonden beliepen F 1,70
Is overgegaan tot het examineren, arrangeren, coteren en
paraferen alsmede inventariseren der papieren als volgt
Kontrakt van verkoop en koop tussen Reier Dijker en
Hendrik Cornelis Mulder op den 11 Maart 1822 voor den Notaris Abram
Kikkert en getuigen alhier gepasseerd behoorlijk geregistreerd
Twee stukken Lands te zamen groot 2 Bunders en 20 roeden en 80 ellen of
900 roeden Texels, genaamd het Ventje of Kamerjen, gelegen in den
Polder Operen belend ten oosten Hendrik Zijm en ten westen Jacob
Kopjes, door Notaris Bok geparafeerd en gecoteerd onder Cote A.
Voorts verklaart de rendant dat tot den particulieren boedel zijner
overleden huisvrouw Antje Robbok behoren de navolgende onroerende
goederen dan waarvan geene bewijzen van eigendom voorhanden waren
No. 1 Een Huismanswoning gemerkt met numero 261 en een Schapenboe met
13 bunders 50 Roeden lands elkander annex gelegen in de Polder de Hoorn
en Westen, belend ten Noorden de Mient en ten westen Gerrit Schraag.
No. 2 Een bunder en 70 roeden gelegen als voren belend ten oosten Jan
Gerrits Dijt en ten westen de Bureweg.
No. 3 Een bunder en 20 Nederlandsche roeden lands gelegen als voren
belend ten oosten de Bureweg en ten westen Reier Eelman.
No. 4 een bunder lands gelegen in den polder het Gerritsland belend ten
oosten en westen de domaniale gronden.
No. 5 12 Roeden en 2 ellen lands zijnde gelegen in den Everstekoog
belend ten noorden Klaas Jacobsz Bruin en ten zuiden de weg.
No. 6 Twee bunders 25 roeden lands gelegen in de polder Operen belend
ten oosten Hendrik Zijm en ten westen Gerrit Kopjes.
Afschrift van het in den hoofde dezes gemelde testament dato 11-5-1817
voor den Openbaar Notaris Simon Theodorus Beets en getuigen gepasseerd
en gecoteerd onder Cote B.
De voordelen welke nog tot den boedel mogten opkomen worden alhier
gesteld pro memorie.
Schulden en lasten des Boedels
Een onderhandsche obligatie ten behoeve van Arie
Veenboer geteekend, groot in kapitaal F 1099,-
Dito tbv de erven Pieter Aris Bakker F 300.-
Dito tbv Hendrik Dito F 200,-
Dito tbv dezelven F 71,-
Dito tbv Tijs Zijm F 100,-
Dito tbv de Doopsgezinde Gemeente van Burg Waal en Oosterend F 300,-
Dito tbv Arie van der Schans F 200,-
Dito tbv Jan Jacobsz Bruin F 100,-
Dito tbv Arie Spigt F 60,-
Dito tbv het Fonds F 300,-
Dito tbv Marretje Bruin F 300,-
Dito tbv Jan Koning F 600,-
Dito tbv Jan Dalmeier F 600,-
Dito tbv Albert Teunis Smit F 500,-
Dito tbv Jan Boogaard F 200,-
De verschuldigde interessen worden alhier gesteld pro memorie
Aan verschuldigde dijkgelden eene somma van F 318,-
Aan Simon Zijm en Hendrik Dito wegens geleende gelden eene somma van F
300,-
Aan Karel Rechlien, geneesheer en vroedmeester F 46,-
Hendrik Kroesen voor geleverd linnen F 46,-
Willem Jansz Robbok, verwer, F 30,-
de erven Reier Dijt Smit F 39,-
de Boedel van Jan Pieters Dijksen F 25,-
geleverd hout van Harlingen F 26,-
De verdere schulden worden alhier gesteld pro memorie
Begrafeniskosten dezelve hebben belopen eene somma van F 80,-
Dit alles gedaan en niets verder te inventariseren zijnde
heeft de voornoemde rendant in handen van de onder geteekende
Notarissen verklaard en beëdigd dat de voormelde in den inventaris
omschrevene goederen en documenten de eenige zijn welke zijns wetens
tot de voormelde boedel en nalatenschap van zijne overledene huisvrouw
behoord hebben en dat hij voorts heeft verklaard niet te weten dat er
iets verzuimd is direct of indirect, welke eed hij ook duidelijk heeft
gepasseerd onder de straf der wet welke hem door den eerstgenoemde
Notaris is uitgelegd en die hij verklaarde wel te begrijpen. Zijnde
vervolgens al de in deze inventaris omschreven goederen gelaten onder
de behering van den rendant, die zulks erkent en aanneemt hetzelve te
zullen verantwoorden naar behoren.
En is door denzelve Notaris aan den voogd en den toezienden voogd
gevraagd of dezelve ook iets te vorderen hadden van de voornoemde
minderjarige hetwelk door hen ontkennend is beantwoord. En tot het
vorenstaande gevaleerd zijnde van voormelden 9 ure tot 3 ure des
Namiddags is deze inventaris gesloten onder reserve van de partijen
xxxxxxtitie en hebben xxxx van de deskundige en Notarissen de
tegenwoordige Minuut geteekend welke is gebleven onder bewaring van den
Notaris Bok.
Alles na gedane voorlezing,
was getekend Hendrik C. Mulder, H. Dito, Jan Pelder,
Abr. Kikkert Not. en W. Bok Not.
De schuldeisers, houders van ‘onderhandsche obligaties’ waren:
Arie Gerritsz Veenboer (1771-1851) zeeman, kaagschipper, getrouwd met
Trijntje Willems Ran, Oudeschild
Pieter Aris Bakker (1776-1831), weduwnaar van Pietertje Dirksz Dijt,
hertrouwd met Aaltje Willems Bakker, Spijk
Hendrik Dito, getrouwd met Cornelisje Pieters Robbok, zwager van Antje
Robbok
Tijs Maartensz Zijm (1790-1849), broer van Simon Maartensz Zijm die
zwager was van Antje Robbok door huwelijk met Annaatje Pieters Robbok,
getrouwd met Antje Cornelis Smit
De Doopsgezinde Gemeente, met dominee Hendrik Veenstra, leende aan veel
mensen geld uit tegen rente en onderpand
Arie van der Schans (1774-1846), zeeman Oudeschild
Jan Jacobsz Bruin (1804-1866), bakker aan den Hoorn, getrouwd met
Neeltje Cornelis Duinker, eigenaar van de Oude Kamp en veel land, of
Jan Jacobsz Bruin (1776-1848), wagenmaker aan den Burg
Arie Spigt, boer aan den Hoorn, getrouwd met Dieuwertje Cornelis Smit,
(zus van Antje Smit x Tijs Zijm), voormalig werkgever van Trijntje
Meijerts Bakker. Dieuwertje was weduwe van willem Pietrsz Robbok,
Antjes enige broer.
het Fonds,
Marretje Jans Bruin, getrouwd met Meijert Cornelisz Boon
Jan Albertsz Koning (1791-1875) getrouwd met Elisabeth Laurens Boon
Jan Jansz Dalmeier (1813-xx), of zijn vader
Albert Teunis Smit (1773- xx) getrouwd met Antje Jacobs Verberne,
weduwe van Reijer Groof (koekebakker)
Jan Boogaard was de tweede man van Marijtje Robbok
Willem Jansz Robbok was een neef van Antje Robbok
Reier Dijt Smit (1761-1826) was een zoon van Hendrik Cornelis Dijt en
Gerritje Smit (oom van Cornelis Dirksz Dijt, de eerste man van Antje
Robbok), smid van beroep
Jan Pietersz Dijksen
Gewoon ‘geleend geld’ van Simon Zijm en Hendrik Dito, 300
gulden.
Het is moeilijk te begrijpen hoe Hendrik het voor elkaar kreeg om
zoveel geld te lenen. Wie van de rijke boeren zou geld geven aan iemand
als hij, een knecht?
Het geld is dan ook niet aanhem geleend, maar aan Antje Robbok. Veel
van de schuldeisers zijn op de een of andere manier familie van zijn
vrouw of van haar gestorven man, wat er op zou kunnen wijzen dat het
geld geleend is door Antje Robbok zelf om de schulden van haar man te
betalen. Men zou haar wel willen helpen, al was het maar om de eer van
de familie.
Na haar overlijden was de kans dat er terugbetaald zou worden heel
klein.
Aan spullen, vee en gereedschap was er voor 2001,70 gulden aanwezig,
daarbij de boerderij, de boet en de stukken land. Daar tegenover
stonden de schulden, bij elkaar 5840 gulden. Het overgrote deel betrof
‘onderhandsche obligaties’, van 60 tot wel 1099 gulden. Dan waren er de
onbetaalde rekeningen en tenslotte de begrafeniskosten. Antje Robbok
was al 6 jaar dood!
Deze schulden waren op geen enkele manier meer te betalen.
Hendrik en Trijntje
Intusschen werd op 2 februari Cornelis geboren, de
‘liefdesbaby’ van Hendrik Mulder en Trijntje Meijerts Bakker. De
ongehuwdheid van de ouders was het gevolg van de weigering van
Trijntjes ouders om voor dit huwelijk toestemming te geven. Men was in
die tijd pas met 30 jaar meerderjarig. Nu moesten ze wachten met
trouwen tot zij, door het krijgen van een kind, meerderjarig was en
zelf mocht beslissen over haar huwelijkspartner. Dertien dagen later
trouwden ze, met als getuigen Maria Barends Kuiper (zuster van Cornelis
Barendsz Kuiper, die de vader was van Neeltje Cornelis Kuiper, de
echtgenote van Gerrit Schraag) en Catharina S.M. Quaadman.
Het kleine Cornelis werd direkt na de trouwerij door de vader erkend.
Hendrik had het kind ook zelf aangegeven bij de Burgemeester. De
vroedvrouw was Johanna Rechlien.
Nu hadden de ouders van Trijntje wel gelijk met hun bezwaren. Ze kenden
net als iedereen in die jaren Hendrik goed genoeg om te weten dat het
met zo’n losbol niets kon worden. Hendrik was vast een vrolijke man,
gezellig in de kroeg, maar niet iemand waar een goede toekomst mee te
verwachten viel.
Voorlopig was er de eerste jaren nog niets aan de hand. Hendrik en
Trijntje woonden op de Worsteltent en kregen na Cornelis een tweede
zoon, Martinus (1834). Eigenlijk had er een Meijert vernoemd moeten
worden, maar blijkbaar was het met de familie Bakker nog niet
goedgemaakt (en zo komt het dat er geen Meijert Maas is geboren in de
latere generaties). De ouders van Hendrik werden wel correct vernoemd.
Op 25-2-1832 trouwden Hendrik Mulder en Trijntje Bakker (11-2-1804 tot
18-5-1870). Zij was een dochter van Meijert Willemsz Bakker en
Cornelisje Hendriks Burger.
Hun kinderen waren Cornelis (1832-1864), Maarten (1834-1909), Ariana
(1836-1837), Willem (1838-1908) en Antje (1842-1873).
Verkoping
Met zoveel schulden was er uiteraard geen ontkomen aan totaal
faillissement.
Op 17 februari 1835 werd een openbare verkoping gehouden van al de
onroerende bezittingen van Hendrik Mulder in de Herberg de Vergulde
Zwaan in Den Burg. Dit bracht 4960 gulden op, waar de kosten nog af
moesten, lang niet genoeg om alle schulden af te betalen. Gerrit
Schraag kocht de huismanswoning en het grootste deel van het land.
Ze moesten er op 20 maart 1836 uit zijn.
Het kwam zo af dat op 29 maart, nog geen anderhalve week na die datum,
Trijntje beviel van een dochter Ariaantje, die in Oosterend werd
gedoopt met als getuige Adriana Verberne, dochter van Martje Mulder en
Pieter Verberne. Misschien woonden die in Oosterend en kon Trijntje
zolang bij hen terecht nu ze dakloos waren. Bij de geboorte van Adriana
Verberne in 1817 waren Hendrik Mulder en Antje Robbok doopgetuigen.
Het kleine Ariaantje was het enige kind van Hendrik Mulder dat jong
doodging, binnen een half jaar. Een rampzalige tijd, huis verloren,
kind dood. Ze huurden het burenland ‘het Ruige Landje’ aan de
Rozendijk, waar Hendrik een keet bouwde, een huis van plaggen. Er bleef
niets anders over. Hij mocht uit de boerderij het haardijzer meenemen.
Ook de bijenkorven kreeg hij en ‘het losse hout in de gebouwen
aanwezig’. Een man uit de Koog is vanzelfsprekend een jutter, met
een voorraad strandhout. Dat kon mooi droog staan in de grote boerderij.
Gerrit Schraag
De Worsteltent, gekocht door Gerrit Schraag van Lindehoeve,
werd verhuurd, o.a. aan “een Veeger” en aan de dochters van Gerrit
Schraag en hun echtgenoten.
In 1858 kwam Willem Smit er met Aagje Schraag in. Dit stel kreeg bij de
afhandeling van de nalatenschap van Gerrit Schraag (1797-1859) in 1860
de boerderij in eigendom.
De totale waarde van deze erfenis was F 68.678,95, er werden 66 nummers
opgevoerd, nog afegezien van F 1700,- kontant geld. De vijf kinderen
kregen elk ter waarde van F 13.735,78. Willem Jansz Smit en Aafje
Gerrits Schraag kregen de nummers 6, 7, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 34, 35,
37, 38, 39, 40, 41, 42, ter waarde van F 12270,- met daarbij meubelen
etc ter waarde van 680,21 en vee, hooi en boeregereedschap oor F 785,58.
De Worsteltent was nr. 30 Een Huismanswoning en Erf staande en
gelegen als voren groot met den ondergrond 8 roede 70 ellen. In de
kadastrale leggers dezer Gemeente bekend onder Sectie K de numero’s K
756 en K 757.
6 de Geest voor huis E 972
7 het Honderdje E 993
27 Sportelanden K 752 en K753
28 Bosch K754
29 het Erf K755
30 Huismanswoning
31 de Huiskoog K758
32 de Sletting K 759
34 Koeijenweid K776
35 Koeijenweid K 777
36 een Schapenboet met annex weiland K 778 en K 779
37 Smitskoog K780
38 M. Haamskoog K 781
39 Achterste K 782
40 Pietjeskoog K 783
41 Haverkoog K 802
42 Heeroomskoogje K 807a
Willem Smit en Aafje Schraag
Willem Jansz Smit (1832-1919) en Aafje Gerrits Schraag
(1832-1902) trouwden in 1858. Hij was een zoon van Jan Cornelis Smit en
Dieuwertje Hendriks Verberne.
Bij de deling van de erfenis van Jan Smit ter waarde van 58435,50
gulden kreeg Willem Smit land twv 5307,- gulden en inventaris twv
171,32 gulden.
Hun kinderen, geboren in de Worsteltent, waren: Jan (1859-1926),
Neeltje (1861-1942 Zuid Haffel), Gerrit (1863-1936), Dieuwertje
(1864-1936 Alkmaar), Keetje (1867-1869), Willem (1869-1946), Keetje
(1871-1957 Alkmaar), Antje (1872-1956), Marretje (1873-1930 Alkmaar),
Hendrik (1875-1876), Hendrik (1877-1950 Alkmaar) en Cornelis
(1879-1953).
Kleine Keetje is verdronken in het weeltje voor huis, terwijl haar
moeder bezig was met het nieuwe kindje Willem.
Neeltje trouwde met Cornelis Maartensz Zijm, 3 kinderen, en later met
Jacobus Willemsz Vendel.
Keetje trouwde in 1931 met Johannes de Waard uit Bergen.
Antje trouwde met Jacob Cornelisz Boersen.
Hendrik met Johanna Maria Jacobs Witte (van Welbedacht). Na haar dood
kwam hij terug bij zijn broers. Later hertrouwde hij met Alida Spaans
uit Noord-Scharwoude.
Cornelis trouwde met Anna Maas.
De ongetrouwde zusters besloten in Alkmaar te gaan wonen, aan de
Clarissenbuurt. De ongetrouwde broers bleven op de Worsteltent,
verzorgd door een bonte stoet huishoudsters, tot tenslotte Anna Maas
die betrekking kreeg. Zij kon de mannen wel goed aan, en bleef er 11
jaar als huishoudster, tot haar huwelijk met Kees Smit, de jongste van
de gebroeders. Zij lieten een nieuwe boerderij bouwen aan de overkant
van de weg, waar ze na een jaar introkken. Gerrit, Willem (en later
tijdelijk Hendrik) bleven op de Worsteltent, tot hun dood door Anna
verzorgd.
Daar kregen ze 8 kinderen, Afina Catharina (1933-xx), Dirk (1934-xx),
Catharina Afina (1936-xx), Nellie (1938-xx), Anna (1939-xx), Maria
(1941-2008), Willem Jan (1942-xx) en Cornelis Willem (1945-xx). Hun
levensverhalen horen niet bij de Worsteltent, al woonden ze er
tegenover en kwamen ze er vaak, bij de ouwe omes en later bij ome Niek
en zijn gezin.
Foto’s
Van deze mensen weten we hoe ze eruit zagen, hoe Willem en
Aafje waren op hun oude dag, hun kinderen bij verloving en trouwen.
Er is een treffende gelijkenis tussen Willem Smit, zoon Cornelis Smit
en kleinzoon Cornelis Willem Smit.
Worstelen verhalen van ooggetuigen (Cor Cornelisz Bakker,
Piet Maas, Niek Maas, familie Min)
De gebroeders Smit maakten zomers met lange boomtakken de kap van de
schuur van binnenschoon. Ze zaten dan op het vierkant om zo de
stofnesten en het spinrag te verwijderen. Een woordenwisseling tussen
de heren leidde al gauw tot een tweegevecht, dan trachtten ze elkaar
van de balk te slaan. Ze zaten dan net als bij kussengevechten op
volksspelen met de balk tussen hun benen er op los te meppen.
Hun zuster wachtte de ruzie altijd af in de plee, die buiten stond en
kon dan door het hartje in de deur zien of het sein alweer op groen
stond.
Ome Hein woonde op Berkhoeve tijdens zijn huwelijk. Hij was
waarschijnlijk manisch, gezien de verhalen over zijn manier van werken.
Toen zijn vrouw overleden was kwam hij terug bij zijn broers in de
Worsteltent. Hij had bevroren tenen, Anna had veel problemen met hem.
Ome Willem (Wumpel) was dommig, jenever-luster, op maandag vaak boven
de rooie lijn. Ome Hein benevelde Willem met jenever om Cornelis te
beduvelen met het bezit.
Ome Willem is na de oorlog overleden. Stond opgebaard in de kamer van
Anna, kinderen Smit speelden zo leuk met die kist, mocht niet.
Bij het verdelen van het werk ging het vaak mis, onenigheid over welk
werk, wie deed wat, wie was de baas, gewoon dwarsheid. Hein zette de
ene broer op tegen de andere. Waarom zou die doen wat de ander zei?
Men ging elkaar dan wel te lijf met het gereedschap, zo kwam het eens
voor dat de kleine Piet Maas bij de boet kwam aanlopen en net niet
geraakt werd door een spa, die de broer die doelwit was miste en door
de openstaande bovendeur naar buiten vloog. Het was bij Smit vaak
gezellig voor kinderen, maar die dag is Pietje maar weer naar zijn
moeder gegaan.
Koek. Als de bakker was geweest verzonnen de buurkinderen een reden om
bij de Smitten aan te lopen, die waren erg gul met het uitdelen van
koek.
Koetje poept koek. Jan Smit had er plezier in om net te doen of hij een
koe had die koek uitpoepte. De kinderen speelden dat verhaal graag mee-
ze moesten hun pet of gevouwen handen achter de kont van de koe houden
en dan viel er koek in. Maar soms was er geen koek, dan viel er gewoon
stront uit de koe. Dat vond Jan erg grappig.
Na het warme eten deed Jan Smit een dutje met een koe als fauteuil.
Schrijven leren. Kees Smit was maar een jaar naar school geweest, men
vond thuis onderwijs eigenlijk niet nodig voor een zo’n kind, dat kon
beter met zijn broers mee met de schapen in de nollen, vond de vader.
Hij kon dan ook nauwelijks schrijven. Toen hij ouder was is hij het
zelf gaan oefenen, door de krant over te schrijven.
Op een van de foto’s staat de jonge Kees Smit met een meisje, een
verloofd stel. Dat was Petronella Zijm, die stierf aan een koliek
(blindedarmontsteking). Daar is hij zo van geschrokken dat hij niet
meer aan trouwen dacht, tot Anna Maas verkering kreeg met Cor Rey van
de Boogaard. Als dat tot trouwen zou komen zou Anna de familie Smit
verlaten, terwijl het juist zo goed ging onder haar bewind. Kees vroeg
haar toen ten huwelijk, waar ze graag op inging. Dan hoefde ze niet te
verhuizen, zei ze. Janus de Porto had haar ook wel willen vragen, maar
die was te laat.
Jan Smit stopte zijn eigen kousen. Dat wou Anna niet hebben, zij deed
zat voor hem. Later merkte ze dat hij het toch zelf deed, als naald
gebruikte hij met een spijker met een gaatje erin.
Ouwe Willem Smit was op het eind van zijn leven blind. Hij lag steeds
in de bedstee, waar nu de trap is. Hij had een witte baard, leek erg op
Sinterklaas.
Niek Maas en Martje Daalder
Niek Maas en Martje Daalder woonden in de ouwe tent van juli
1940 tot augustus 1958. Geen geld, geen huis, dus maar hier heen. De
boerderij was vervallen en werd weinig meer onderhouden.
Er waren plannen om een nieuw huis te bouwen op het Pieterskoogje,
tussen Cor Maas en Hoogenbosch, maar dat ging niet door. Er kwam in De
Waal een huis van de familie Daalder vrij, daar zijn ze heengegaan.
Niek werkte als knecht bij Gerard Veeger, dat is hij vanuit De Waal
blijven doen. Zo ver is dat niet.
Motor van jongens Zegel lag onder de dekens in het opkamertje. Stuk of
5 fietsen in het hooi. Razzia naar fietsen, ze hebben de Duitsers laten
kijken naar een ‘slapende ome Willem’ in zijn bedstee in de schuur.
Nieuwe toekomst
De familie Smit wilde wel van de Worsteltent af, voor het
boerenwerk was die niet meer geschikt en aan onderhoud wilde men geen
cent meer besteden. Anna Maas verkocht het gebouw aan Anton Schellinger
uit Amsterdam, die er toch niet zoveel in. De reddende engel kwam in de
persoon van horeca-man Ko van der Busken, die vaak op Texel kampeerde.
In 1966 werd het gebouw op de Monumentenlijst geplaatst. Alles werd
vernieuwd en hersteld en ligt er nu keurig bij in de oude vorm. Het
werd een hotel-restaurant.
Helaas kon de echtgenote van Ko niet aan de Texelse rust wennen. Ze
gingen terug naar de stad. Net in die tijd wilde zakenman Willem Kooman
‘iets heel anders’ gaan doen. Zijn secretaresse Hannie Brücher wees hem
op de Worsteltent.
|