Rooms Texel in de negentiende eeuw


Dossier samengesteld uit:
De brieven van Willem Jacobsz Maas (Klimmen 1787- Texel 1877)
Dagboekaantekeningen van dominee Jakob Dirksz Huizinga en van zijn zoon Samuel
Katholieke geschiedschrijving door J.C. van der Loos in Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem 1927
Brieven van Burgemeester en Secretaris van Texel
Nederland in de negentiende eeuw, hoofdstuk Haarlem, de kathedraal van Sint-Bavo, Jan Bank, uitg. Bert Bakker, 2006

Hervorming
Na de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog waren de Protestanten de baas in Nederland. De Katholieken werden gedoogd.
Afgelegen parochies zoals die van Texel slaagden eeuwenlang erin om het RK-geloof te belijden, maar zonder de voorgeschreven manier van begeleiding door de Bisschop.
Scheiding van kerk en staat was speerpunt in de Bataafse republiek. Na 1795 was het Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, dat gold ook voor de Kerken.
Katholieken kwamen in de noordelijke Nederlanden uit de schuilkerk, bouwden eerst bescheiden nieuwe kerken, later bouwden ze in het groot.
Door die toegestane vrijheid kwam het in 1853 tot bestuurlijke reorganisatie van de RK kerk. Hiertoe kon het Vaticaan overgaan omdat sinds 1848 de scheiding van kerk en staat opnieuw in de grondwet was vastgelegd en het kabinet onder leiding van Thorbecke geen invloed wenste uit te oefenen op de interne zaken van de godsdiensten in Nederland. Geen missiekerk meer, maar opnieuw vijf bisdommen, met Utrecht als Aartsbisdom. Dat had voor de gelovigen grote consequenties.

Het Roomse leven op Texel werd door Willem Maas beschreven. Hij kwam uit Zuid-Limburg, waar de Katholieke Kerk nooit de greep op de gelovigen had verloren, zoals in het noorden was gebeurd. Hij wist hoe een waar katholiel moest leven- en dat was anders dan op Texel. Maar de tijden zouden veranderen.
Eindelijk kwam er weer een bisschop.
Willem Maas: Texel, den 24 Juneij 1841
Ik moet Udele toch schrijven dat de Bisschop van Curom, Baron van Schlootdijk, een geboren Hollander, voorgaande Zomer in Augustus op ons Eiland is geweest om te vormen, dat, zo gezeid wordt, in geen 300 jaar is geschied. Dat zeer veel Vreugde heeft toen gebracht, dat veel Vlaggen en Erebogen waren opgericht.

Huizinga: 14 mei 1846. Den Heer de Cock van Rotterdam is sedert eenige dagen in de Lindeboom geloogeerd en koopt oude schilderijen op tegen ongehoorde prijzen. De Roomsche Kerk verkocht haar schilderijen op f 700 gewaardeerd voor f 1300.

Texel den 29 November 1850 van Oom W. Maas
Ik laat U weten dat dinsdag 2 december het Jubileum begint en duurt een maand, van de Paus verleend met volle Aflaat. Ook is op 15 November de Kruisweg in onze Kerk opgericht met 14 schilderijen die voorstellen de 14 Staties van het Lijden van Christus. De Kerk wordt daardoor veel bezocht. In de week woensdags en vrijdags is de Kerk de hele dag open en het Heiligste der Heiligen staat ter vertoning. De mensen gaan dan de 14 Staties bezoeken, van het begin van het Lijden van Jezus tot de begrafenis van Jezus aan toe. Aan iedere Statie worden gebeden tot God opgedragen, zoals de pelgrims doen die de Heilige plaatsen bezoeken. En dat geeft een groot opwekken op ons eiland onder ons Rooms Catholieke gelovigen.

J.C. van der Loos gaf in de Bijdragen voor de geschiedenis van het Bisdom van Haarlem een samenvatting van de gebeurtenissen op Texel zoals men die vanuit het Bisdom had beleefd.
De Statie Den Burg op Texel werd door partijschappen verdeeld.
Het bestuur der kerkelijke goederen moest gesteld worden onder het gezag der kerkelijke Overheid, aan wie tevens de bevoegdheid toekwam kerkmeesters aan te stellen en zonodig, af te zetten.
Er werd nu het kerkelijk reglement van den Vice-Superior de Hollandsche Zending ingevoerd, waartegen aanvankelijk geen bezwaar bestond en dat door de kerkmeesters werd ondertekend. Het doel was aan misstanden in de Statie Texel een einde te maken, welke onder een vrij oppermachtig kerkbestuur ten aanzien van het beheer, het uitleenen der roerende en het verhuren der onroerende goederen, in verloop van tijd waren binnengeslopen.
In 1844 werd pastoor Blom naar Texel gezonden. Aan den nieuwen pastoor was opgedragen dit reglement in te voeren, dat in zoveel andere Staties reeds reden tot twist en scheuring gegeven had. Er ontstond ook op Texel tegenstand, die tot hardnekkig verzet was uitgegroeid. In 1851 probeerde Blom nog in een andere statie benoemd te worden- hij was inmiddels van de aard der bevolking op de hoogte…. Zijn verzoek werd niet ingewilligd, en weldra begonnen nu de gebeurtenissen, welke hij vreesde.

Familievereniging in kerkvorm
Van der Loos citeerde de briefwisseling tussen ‘den aartspriester en den minister van eeredienst’ zeer uitgebreid, om het verloop ervan weer te geven:
Het was allemaal de schuld van ‘negen of tien onrustige leden der gemeente, die weigeren het reglement en alle bemoeiingen der geestelijke overheid in de tijdelijke aken der kerk te erkennen’. Genoemd werden Hendrik Simonsz Dijt, Jan Jacobsz Verberne, Gerrit Schraag, Jan Hendriksz Zijm en Pieter Simonsz Zijm. De laatste drie hadden in 1850 als kerkmeesters onroerend goed gekocht zonder de aartspriester op de hoogte te stellen. Men leende daarbij de jaarlijkse batige saldo’s in onderhandsche obligatiën uit aan bloedverwanten [iedereen op Texel was familie van elkaar].
‘In de vergadering, waartoe ik den eenigen kerkmeester Jan Dekker en de zoogenaamd aangestelde kerkmeesters had ontboden en op hun verzoek nog 6 andere fatsoenlijke lieden had willen toelaten, verschenen wel 25 à 30 personen, waaronder, zoolas ik later vernam, zekere Willem Vestersz Smit, tegen wien reeds twee vonnissen moeten geveld zijn en die eenige jaren in de gevangenis van Leeuwarden heeft doorgebracht [wegens schapendiefstal] en, nog 8 andere personen om baldadigheden vroeger te Alkmaar tot geldboeten verwezen.’
Hier noemde hij Jan Jacobsz Verberne, Jan Pietersz Witte, Joes van Lindgreen, Maarten Simonsz Zijm en J. Ran.
De aartspriester sloot stukken in waaruit bleek dat ‘het een familie-vereeniging is, die de kerkelijke fondsen tot groot nadeel der kerk gebruikt’.

In een volgende brief stond: ‘dat in die gemeente reeds in het jaar 1772 en misschien vroeger de grootste geschillen bestaan hebben tusschen de kerkmeesters eenerzijds en den pastoor en den Aartspriester anderzijds, onder meer over het beheren van de tijdelijke goederen der Kerk’. Het in 1844 ingevoerde reglement was nu buiten werking. De kerkmeesters wilden een eigen reglement ontwerpen, waar de aartspriester geen vertrouwen in had. Hij drong aan op ‘gestrenge en afdoende maatregelen’.
Hij voegde erbij dat hij ‘ook in het jaar 1784, een voornaam twistjaar in die gemeente, de namen van Zijm en Dijt onder de kerkmeesters van den Burgh’ had gevonden.

De pastoor had intussen de kas opengebroken, waarin het kerkegeld werd bewaard. Hoewel hij zei er slechts ‘het rekenboek’ uit genomen te hebben, werden de gemoederen hierdoor hevig verbitterd.

Brief van Burgemeester Keijser 31-7-1847
Aan de Officier van Justitie te Alkmaar
Dat de pastoor G. van der Bosch gedurende den tijd zijner ambtbediening alhier nimmer dat mij bekend is, eenig autoriteit in deszelfs handelingen heeft belemmerd, doch zoo verre ik weet, daartoe ook geene aanleiding heeft gevonden. Integendeel is het mij wel bewust dat voornoemde pastoor zich steeds als een hoogst ijverig- of liever een verdraagzaam katholieke jegens de protestanten heeft betoond.

Huizinga: 21 Maart 1852. Ik hoorde vandaag veel van de hooggaande geschillen die er gevoerd worden tusschen de Roomsch Catholijk pastoor alhier en zijne gemeente. Hij wil geheel eigendunkelijk kerkmeesters aanstellen of afzetten, over de gelden der kerk beschikken enz. Men weigert aan de door hem benoemde kerkmeesters Paschier, Jan Dekker te geven. Voor de anderen had hij de collectezakjes weggestopt. Morgen zou de Aartspriester komen om de zaak bij te leggen.

Huizinga: 24 Mei 1852. De twist tusschen de Roomsche pastoor en zijn gemeente is opnieuw ontbrand. De pastoor had dubbele sloten laten leggen op de ijzeren kist met effecten enz. De kerkmeesters hadden die er door den smit laten openen.

Spotverzen over deze troebelen
Wijze O, Vader Abraham, dichter onbekend
Elk vers begint met
O, Texelse natie Wat word je naam alom bekend
Door domme streken, al vanouds bekend

Het is reeds van hun prille jeugd Vol schelmenstreken zonder deugd
Genegen tot bedrog en nijd en onbeschroomd in ’t liegen

Hieronder vindt men mensen ras Als ofter geheel heidens was
Wiens naam verdient gemeld te zijn voor de gehele wereld

Ik noem de eerste hier op rijm Zijn naam is Jan Hendriks Zijm
Een babbelaar van ’t eerste soort In alle vuile listen

Daarbij Piet Zijm, een jonge man Die lastert ook van wie hij kan
Met een oneer weet je wel Om ’t meestertje te blijven

Dan Gerrit Schraag, die lepe vent In lastertaal ook wel bekend
Als ezel, ja, daarbij zo dom En kan zijn naam niet schrijven

Nu nog een aap, gij kent hem wel Kees Hendriks Dijt, getaand van vel
Van al die Batavieren vriend En ook haar snode leider

Piet Blanken, nu, vergeet hem niet Die piept wel wat een aardig lied
Een smeerpoes en een morsebel En kan zo mooi mee janken

Jan Verberne, zijn kameraad Met wie hij daags ter kerke gaat
Schijnheilig in al zijn bedrijf Om kerk en wet te schenden

Ik heb nog alles niet gezegd Denk wel om Hendrik Dijt
Vergeet hem niet die lompe boer Wat trekt hij raar zijn lippen

Maar weet je wie ik daar nog zag Een schoolmuis tussen nacht en dag
Hij loopt verwaand gelijk een zot Het zal Piet Verberne wezen

Maar ook, er is nog meer helaas Kijk eens, dat is Pieter Maas
Wat is hij netjes ingedost Komt dat niet van de moffen

Nu, ja, zegt Reindert Festers Smit Ik gaan met hem ook op de zit
En stookt zijn vuur zo hard hij kan En volgt zijn driften dan

Doch nu wat van Willem broer Hij werd na jaren zitten boer
Hij heeft nog op zijn ruggestreng Al hele slechte tekens

Wat drommel kent gij Witte niet zo noemen ze Dirk en Jan Piet
Zijn dat geen mannetjes naar de trant Met hele lange neuzen

En Simon Zijm, een oude gek Met grijze haren en scheve nek
Die speelt gelijk een modepop Ook met zijn snater mede

Maar de oude Hopman, denk erom Schoon goddeloos, maar toch niet dom
Om zich te mesten met het geld Van al die boere kinkels

Alweer een oude ware baas Men noemt hem: oude Willem Maas
Die zo goed kent de oude wet Van alle de profeten

Ook al gesproken van Jan Ran Die vloekt en laster wat hij kan
Een dommer ezel is er niet En waant zichzelf een wijze

En denk ook wel aan horrelpoot Aan Hannes Lindgreen, sakkerloot
Die moet hier niet vergeten zijn Hij kan het al bedillen

Zij breken deuren, kast en kist En produceren/procederen ook met list
Op kosten van de kerkekas En laten zich bedriegen

En Jacob Smit, ook net van pas Die dacht me dat het kermis was
Leent zijn kist tot snood bedrijf En Kees zal hem wel dragen

Hoe dwaas dat hier dat volk is Toont vrouwen ras geschiedenis
Van man tot vrouw en klein en groot In pij en apererijen

Zie daar die vrienden in ’t verschiet Zij kennen God en Godsdienst niet
Die het vertrouwde geld en goed Zo schandalig aan durft randen

O mensen gaat eens wat opzij Daar komen Krelis en Jan Reij
Wat gaan die druiloors been voor been Wat zouden zij daar zoeken

Maar Zacharias M. Graaf Vindt gij die man ook al zo braaf
Als hij zijn Maarten niet bestraft Om zijne gekke kuren

Is Maarten niet zijn eigen zoon Hij leeft op kost van kerkeloon
Anders had hij het niet gekend Vindt gij dat heel godsdienstig

Er zijn er nog in der fatsoen Uit ambachtslieden, die weinig doen
Als het voor Godsdienst wezen moet Om hunne beurs te smeren

De kosteres, gooi die niet weg Zij doet, zegt Jan, wat ik haar zeg
En werkt de meester in de hand Op hoop van goede vrienden

Daarbij behoort nu nog een kliek In ’t hoofd zo bitter mankeliek
Dat zij de Godsdienst temmen wil Door hunnen domme streken

Dat is het puikje van het eiland Zij lopen samen hand aan hand
Gelijk het spreekwoord zo wel zegt Soort zoekt soorte

Doch allen spelen niet een lijn En mogen ook wel laffe zijn
Die spreken nimmer op hun tijd Wanneer zij moeten spreken

Tot lof zij dit dan nog gezegd Zij zijn niet allen even slecht
Een pluimpje dat ik hun nog geef Die dapper zich gedragen

[dit vers lijkt te zijn omgezet in moderne spelling, het volgende niet]

Texels Oproer (wijs: Van het bedrogen kuipertje) Nieuwe Diep, Augustus 1852,
een vijand van vuige laster

Mijn vrienden hoort na wanbedrijven Van lompe boeren Texels rot
Wanneer het zoo nog lang moet blijven Dan wordt de godsdienst heel te spot
Om daadlijk ze bekend te maken Met die Goddelooze snaken
Kok kom en roept het om Met trompetten en den trom (bis)

Wij zullen dan maar eerst beginnen Met zoogenaamd de driemanschap
Wat snoode streeken zij verzinnen Om zoo te blijven aan den kop
Zij breken kist en deuren open Om de kerk zoo te sloopen
Refrein

Verberne moet maar de eerste wezen Hij noemt zich ook wel Jacob Jan
Huichelaar gelijk voor dezen Heel opgeblazen als een kan
Hoe het gaat kan hem niet schelen Als hij maar de baas kan spelen
Refrein

En Pieter Zijm een aap der apen Loopt hem na gelijk een hond
Als hij het kerkegoed kan schrapen O dan leeft hij zoo gezond
Dan ziet g’ hem met zijn pootjes stappen ’t Konijnensnoetje hoort men snappen
Refrein

En Heintje Dijt met rooye haren Een gezicht zoo rood als vuur
Wanneer hij spreekt wat toch gebaren Wat is het dan een raar figuur
Wat zit hij dan vol open grillen Als hij de kerkekast kan villen
Refrein

Nu nog een driemanschap als dezen Komt al op de tweede plaats
Een Hannes Lindgreen zonder vreezen Een Witte Dirk en Pieter Maas
Wat ezels zijn die lompe boeren Om op het armengeld te loeren
Refrein

Dit zestal zal men zoo formeeren Dan is het spelletje compleet
Twee Keesen Dijt en Reij mijn Heeren Simon Zijm ook een profeet
Verberne, Blankers of twee Pieten Und Wilhelm Maas zagt ich wohl drieten
Refrein

Dit twaalftal commissieleden Is minder dan de eerste muitertroep
Dan bij komt nog een tal op heden Van soorten onder deze groep
Zij houden fluks vergaderingen Net Apenkoppen huurelingen
Refrein

En vraagt gij welke erbij nog horen ’t Is Gerrit Schraag alsook Jan Ran
Nog stommer als de Westertoren En boeren al zoo lomp als ’t kan
Jan Hendriksz Zijm een lastervlegel Reindert Vesters een zwijnen Egel
Refrein

Twee Maartens- Simon en Jan Zijmen Alle druilooren van dit ras
En Reijer Dijker een geheimen En Barend Haakman danst die pas
Kees en Matje Keersen kers Met Jacob Smit de notenkrakers
Refrein

Willem Festers Smit een buiter d’ oude Logman komt erbij
Pieter Maas ook al een muiter Net Pieter Smit en ook Jan Reij
En Hein de Wit niet te vergeten En Michiel Spreeuw al half versleten
Refrein

Stille Krelis Dijt met Pieter Jan Ran de jongen zonder baard
Kees Veger met zijn bollengieter En Jaap Verberne meer bedaard
En dan nog een partijtje wijven Die laten het er niet bij blijven
Refrein

G’ Hebt dan Heintje Willems Bakker Neel Lelij- Pieter Buismans wijf
Antje Dekker o zoo wakker Met haar totebellen lijf
Deez’ zijn al extra babbelaren Met alle nieuwtjes op te garen
Refrein

Een oude tent of wel Joni Schagen En lange toetje-Heintje Smit
Antje Smit rijdt op de wagen Mat Keersemaker staat in ’t lid
En Antje Hoogheid trotsche dame Hiermede zeg ik dan maar Amen
Refrein

Het geeft een beeld van de voornaamste katholieken, maar wat ze nu precies wel of niet gedaan hebben? Hoe dan ook, ze hadden geen verweer tegen de nieuwe pastoor, die orde op zaken kwam stellen. De onafhankelijkheid van de Gemeente Texel werd opgeheven, bezittingen van de Texelse kerk verdeeld naar kerkbestuur en armbestuur. De geestelijkheid kreeg en hield de macht.
Wie niet gehoorzaam volgde ging naar de hel.

Arme Pastoor Blom
Huizinga: 14 Juny 1852. Des avonds hier de Burgemeester. Hij verhaalde van het voorgevallenene in de Roomsch Catholijke gemeente alhier. De gemeente is geheel onafhankelijk en weet dit en toont dit. Zij had aan de Aartspriester geschreven dat zij niet verlangde dat hij weer zulke [dreigbrieven] schreef of dat ze voorgelezen werden aan de gemeente. 12 gemeenteleden hadden een voortreffelijk Reglement voor de administratie der goederen opgemaakt en met alle krachten weerden zij alle invloed van de pastoor. Deze had gedreigd de landerijen der gemeente te verkoopen, de gelden bij de gemeenteleden op te zeggen en alles op ‘t grootboek te zetten.

Van der Loos: Pastoor Blom vroeg in augustus 1852 opnieuw, tevergeefs, om overplaatsing. De oppositie besloot ‘om hem vervallen te verklaren’. Ook zij richtten zich tot de Minister ‘om hunne grieven bloot te leggen’. Deze verzocht de aartspriester een overzicht van de geschillen te geven, waarop deze een ‘uitvoerig wederwoord’ opstelde.
Hij ontkende de beschuldigingen van de kerkmeesters: ‘Nimmer heb ik een brief doen aflezen, waarin ik gedreigd of aangekondigd heb, dat ik de landerijen zoude doen verkoopen, de obligatiën doen opzeggen en het geld op een der grootboeken doen plaatsen’. Hij nam het alternatieve ontwerp puntsgewijs door en liet er weinig van over. Het was ‘acatolisch’. Het algemene kerkreglement zou veel beter werken.
‘Wanneer nu aan de gemeente van Den Burgh op Texel voorgeschreven wordt om ook aldaar dat kerkreglement in te voeren, dan wordt van haar niets meer verlangd, dan hetgeen van alle hare andere katholieke medegemeenten verlangd is geworden. De daad van zich daartegen te opponeeren, kenmerkt reeds eenen geest van uitzondering, van uitsluiting, van voorrecht, indien men het een voorrecht noemen mag. Met welk recht mogen enkel katholieken het zich aanmatigen, om boven hunne geloofsgenooten gesteld te worden en zich op te stellen niet alleen nevens het kerkelijk gezag, maar daarboven?’
Kortom, hij vertrouwde erop dat de Minister de Geestelijke Overheid krachtdadig zou ondersteunen ‘om de rust en vrede in de R.C. Gemeente te Den Burgh te herstellen’.
De minister meende echter dat de gemeenteleden wel redenen hadden voor hun grieven.

De kerkelijke Overheid toonde in de onderhandelingen ‘eene toegeeflijkheid, die alleen te verklaren valt uit haar verlangen rust en vrede te herstellen’.
Pastoor Blom werd gedwongen het eiland te verlaten. Aan de kerkmeesters zou tegemoet gekomen worden.
Maar ‘de welwillende houding der kerkelijke overheid had in de stemming onder de katholieken aan Den Burg geen wijziging ten goede gebracht’. Niets baatte om de gemoederen tot rust te brengen, zodat men zelfs dreigde ‘de Statie Den Burg op te heffen en ten deele bij De Cocksdorp en ten deel bij Oude Schild in te deelen’.
Maar zover kwam het niet. De opdeling werd door ‘den advocaat Martini ten stelligste ontraden. Aan het beleid van Martini en aan het even hartelijk als gemoedelijk optreden van pastoor Van der Hurk, die Blom opvolgde, moet het worden toegeschreven dat langzamerhand de gewenschte rust in de Statie terugkeerde’.

Binnen een jaar daarna werd de Bisschoppelijke Hiërarchie ingevoerd. Daar was niet iedereen blij mee:
Huizinga: 1 April 1853. Vrendenberg komt bij mij op de studeerkamer en deelt mij mede een ontwerp-adres aan de Koning tegen de invoering van de Hiërarchie hier te lande. Hij ducht het uitbreken van een godsdienstoorlog evenals in Zwitserland.
Samuel: Zondag 17 April 1853. Ik ben vandaag met vader, Dirk en Sientje naar de kerk aan de Burg geweest. De paùs heeft eenigen tijd geleden 4 bisschoppen [benoemd] namelijk van Haarlem, ’s Hertogenbosch, Breda en Roermond. Die van Haarlem zal Noordholland, Zuidholland en Zeeland hebben. Die van Roermond Limburg en die van ’s Hertogenbosch en Breda Noordbraband. Zij zullen allen afhangen van de aartsbisschop van Utrecht, die Groningen, Vriesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Utrecht zal hebben, maar 200 000 protestanten zijn er tegen en hebben requesten ingeleverd aan den koning. Zoodanig request heeft Texel ook een ingeleverd, 13 hebben al ingeteekend.

Op Texel liepen de gemoederen niet al te hoog op en was de ergste opwinding snel weer bedaard.
Brief van Burgemeester Keijser 30-4-1853 Officier van Justitie
Dat ook hier tengevolge van de jongste gebeurtenissen de gemoederen voor eenige oogenblikken, in eene buitengewone beweging zijn gebracht geweest, doch dat die thans weder geheel zijn bedaard, echter heeft zulks volstrekt geen reden opgeleverd tot krenking der regtmatige vrijheid van de uitoefening der Godsdienstoefeningen van de verschillende Godsdienstige gezindheden, waartegen ik steeds, met de meest mogelijke onzijdigheid, een waakzaam oog heb en zal trachten te houden.

Brief van Burgemeester Pieter Keijser 7-5-1853 Officier van Justitie te Alkmaar
Policie vertrouwelijk. Dat dan openbaren geest der bevolking op dit Eiland zeer rustig en vreedzaam is en dat de Godsdienstoefeningen der verschillende Godsdienstige gezindheden op geenerlei wijze eenige krenking ondervind, maar in allen opzigte dien eerbied wordt toegekend, als welke men in een vrijheidlievend Christenland moog verwachten.

Samuel: Zondag 28 Januarij 1855. Ik ben vandaag naar de Roomsche kerk geweest. Ik ben vandaag niet naar de kerk aan het Oostereind geweest. De priester die voor het altaar stond heeft gesproken over de bekeering der niet roomschen.
Vader zei dat vader het liever niet hebben wou dat ik daar heenging.

Verzet tegen de veranderingen
Huizinga: 27 Maart 1855. Verleden zondag deed Burgemeester mij belangrijke mededeeling omtrent het verzet van de Roomsche diakenen en kerkmeesters hier tegen het gezag van de Pastoor en de Bisschop die hier een reglement voor de armverzorging hadden toegezonden, maar hetwelk zij hadden teruggestuurd. De Bisschop wilde hen allen ontslaan en dan nieuwe diakens benoemen, doch zij, door den wil der Gemeente gekozen, wilden niet aftreden. Men had de Pastoor hier voorgesteld of zij het reglement zouden aannemen als de Bisschop hen zelve benoemde, onder de voorwaarden evenwel in het reglement bepaald. Doch ook dit hadden zij geweigerd.
Zij zeiden tegen de Burgemeester (in vertrouwelijk gesprek) (Cornelis Dijt, Jan Verberne, Gerrit Schraag en Lindgreen) “Waarom zouden wij niet even vrij zijn in het beheeren onzer Gemeentegoederen als gij het zijt in uw genootschap?”.
Wat de Burgemeester ergerlijk voorkwam was dit, dat het Gouvernement hem had aangeschreven om de aanneming en werking van het reglement te bevorderen, alzoo het priesterlijk gezag in de hand te werken. De Burgemeester had hun voorspeld dat zij de strijd niet zouden kunnen volhouden, of zij moesten zich geheel van hunne kerk losscheijden en eene Gemeente op zichzelve gaan uitmaken
.

Huizinga: 1 April 1855. Veel gesprek over de houding van den Roomschen alhier tegen de pastoor. Deze heeft vandaag (zondag) afgekondigd dat de Bisschop 3 nieuwe kerkmeesters heeft benoemd wat veel sensatie in de kerk verwekt heeft. De oppositie schijnt wel te voorzien dat het op eene scheuring kan uitloopen. Het schijnt dat zij zich sterk willen houden tegen de geestelijke overheersching.

De Bisschop van Haarlem schakelde Gedeputeerde Staten in om de Texelse kerkmeesters tot gehoorzaamheid te dwingen
Notulen vergadering Burgemeester en Wethouders 20-4-1855.
1 Verzoek [via Gedeputeerde Staten] van de Bisschop aan de Burgemeester om een praatje te laten maken met het RC-bestuur, om deze “het verkeerde ter dezer zake aan de vroegere kerk- en armbesturen onder het oog te brengen”.
Voorzitter heeft die besturen bekend gemaakt met dit schrijven en ze uitgenodigd “om toe te geven, doch alles vruchteloos zijnde, wordt na het vertrek van bedoelde besturen, door het Gemeentebestuur besloten, aan Zijne Excellentie den Heere Staatsraad Commissaris des Konings in deze provincie te rapporteren”.

Brief van Burgemeester Keijser 20-4-1855
Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Dat wij dadelijk gister avond een langdurig onderhoud hebben gehad, met de vroegere Kerk- en Armmeesters der RC Gemeente van den Burg alhier, en bij die gelegenheid deze personen, voor zooveel noodig hebben kenbaar gemaakt met de inhoud Uwer Excellenties opgenoemde missive, waarbij wij verder in gepaste bewoordingen en met ernst hebben getracht, die personen te overreeden, zich aan de nieuwe kerkelijke en armenreglementen te onderwerpen, en het bestuur hunner administratien aan de nieuw benoemde Kerk- en Armmeesters overtegeven, terwijl wij hun tevens al de onaangename en schadelijke gevolgen voor ogen hebben gehouden, die door verdere weigering hun zouden kunnen worden veroorzaakt.
Het heeft ons niet mogen gelukken, niettegenstaande onzer beste pogingen, ditmaal deze zaak tot een gewenscht einde te brengen. Door hunnen mededeelingen is niet onduidelijk gebleken, [dat] die personen weinig vertrouwen schenken aan hunne geestelijke overheid, voor zooveel het beheer der stoffelijke belangen der gemeente betreft, omdat bij de nieuwe reglementen te veel magt en gezag, naar hun oordeel, aan de geestelijke overheid wordt toegekend.
Deze redenen zijn het inzonderheid die de toetreding der RC Gemeente van den Burg tot de nieuwe orde van zaken in de weg staat. De Kerk- en Armmeesters willen zich wel onderwerpen aan de Rijkswetten. Wij vragen daarover het oordeel van Uwe Excellentie en nemen de vrijheid het verlangen van de vroegere Kerk- en Armmeesters der RC Gemeente van den Burg aan Uwer Excellenties wijzer oordeel te onderwerpen, schriftelijk bewijs hun te verstrekken, of ons te magtigen, hetzelve namens Uwe Excellentie hun aftegeven.

Brief van Burgemeester Pieter Keijser 26-4-1855
Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Dat wij op heden andermaal eene vernieuwde conferentie met de vroegere Kerk- en Armmeesters der RC Gemeente van den Burg alhier hebben gehad, en hun mededeeling hebben gedaan van de inhoude Uwer Excellenties voornoemde missive, waarbij wij hen met nadruk hebben gewezen op de bepalingen van artikel 1 der wet van 1-9-1853 (Staatsblad nr. 102). Genoemde Kerk- en Armmeesters hebben ons in gepaste bewoordingen te kennen gegeven, dat zij zich bezwaard achten, omtrent de afgifte hunner administratien dadelijk een definitief antwoord te geven, dat zij voor hunnen verantwoording deswegens de gemeente moesten hooren, van welke zij volgens de oude statuten hunne benoeming hadden verkregen.
Genoemde Kerk- en Armmeesters hebben ons een uitstel van 3 dagen verzocht, na welken tijd zij ons een bepaald antwoord zullen geven [daar hebben wij begrip voor].

Brief van Burgemeester Pieter Keijser 30-4-1855
Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Dat de vroegere Kerk- en Armmeesters der RC Gemeente aan den Burg alhier, ons mondeling hebben te kennen gegeven, dat zij blijven volharden bij hunne weigering omtrent de afgifte hunner administratien aan de nieuw benoemde Kerk- en Armmeesters en de gevolgen willen afwachten.

Huizinga 30 Augustus 1855. Bij Jan Koning hadden wij onlangs vele gesprekken (maandagavond met Dominee Bakker). Hij beweerde dat er onder de Roomschen wel 40 (doch spoedig zeide hij van 12) even zoo knap waren als Pieter Keyser om Burgemeester te zijn. Toen ik hem drong ze op te noemen, meende hij Veeger, Zijm, Dijt, Schraag, Kuiper en Bogaard. Deze 6, want dezen hadden veel geld verdiend en dat konden zij toch niet zonder veel verstand. Ik deed hem opmerken dat zij daarom nog wel geen Burgemeester konden zijn.

ROOMS LEVEN OP TEXEL volgens Willem Maas
Willem Maas Burg op Texel den 3 April 1857
Wij hebben in de maand October bij ons aan den Burg, de hoofdplaats van Texel, 3 paters gehad van Amsterdam, genaamd Boetpredikers. Die hebben wij 12 dagen geweest en wij hadden 3 maal daags predikatie en de toeloop van al de Roomschen van Texel en van de Protestanten, diewaren ook nieuwsgierig, want zij hadden zo een predikatie van hun leven niet gehoord. Want de dienders van de Politie en van de Justitie moesten wachhouden, dat de mensen zich niet verdrongen door de menigte van toehoorders [van] het heilig werk van de paters. Gedachtig van de heilige Missie moesten wij Biechten en Communiceren, dan verdienden wij Volle Aflaat.

Willem Maas Burg op Texel den 14 Janwaerie 1858
Want wij zijn oud, ik word den 15 Januari 72 jaar. En ik kan niet beter doen als alle dagen naar de Kerk gaan, want ik woon kort bij de Kerk.
En ik ga alle dagen naar de Kerk. Wij hebben in october 1857 weer 3 paters van Amsterdam bij ons aan den Burg gehad, boetpredikers, die hebben 12 dagen geweest. En wij hadden alle dagen 6 Missen en 3 maal de Predikatie en de Kerk was zo vol dat de dienders van de Politie de wacht moesten houden om de kinderen van de Protestanten doen weggaan omdat de Kerk te klein was. Want alle Roomsen van Texel kwamen aan den Burg. Want den Burg is de hoofdplaats van Texel. In de parochie van den Burg zijn 700 Communicanten en dan kwam de parochie van het Oude Schild en van Koksdorp. Wij moesten alle dagen biechten, een dag alle de gerouwde Vrouwen, een dag de getrouwde Mannen, een dag de jonge dochters en een dag de jongelingen. En wij waren bijkans de hele dag in de Kerk. En allen die gebiecht en gecommuniceerd hadden, die werd een Aflaat vergunt.

Willem Maas Burg op Texel den 12 Janwarie 1859
Wij zijn Oud en wij gaan alle dagen naar de Kerk, wij kunnen niet beter doen. Wij wonen kort bij de Kerk. Wij kunnen onze Oude dagen niet beter besteden als het Misoffer dagelijks bij te wonen, want werken kunnen wij niet meer, want [versleten] door het werken in onze jonge dagen. Maar door Gods Zegen hebben wij nu goed ons brood.

Willem Maas Burg op Texel den 24 Janwaeri 1861
En nu wordt er een geldvergaring gedaan voor die noodlijdenden. In alle de kerken in Holland is [dat] van de predikstoel afgekondigd. En daar zijn Kommissies benoemd om bij de huizen om te gaan met een lijst om intekening te doen en daarna het geld op te halen voor die noodlijdenden van de Watersnood.
Huizinga: 11 februari 1861. Vergadering op het Raadhuis met den pastoor, Vrendenberg, Kikkert, Rey en den Burgemeester als Commissie voor de inzameling van Gelden voor den Watersnood. Wij bragten daar 1222 gulden te zamen. Ik had het meest, namelijk 320 gulden.
Brief 10-2-1861 f 1726,47,5 voor de Watersnood
Huizinga 19 february 1861. Er werd deze dag (’s Konings Jaardag) een collecte gedaan door het gansche land ten behoeve der noodlijdenden door den watervloed, die op Texel 600 gulden opbragt, in den Burg alleen 340.

Klok luiden
Brief van Burgemeester Pieter Keijser 22-1-1861
Aan de Weledele Heer L.J.H. Leviete, RC pastoor aan den Burg
Klok luiden des morgens te 7 en 9 ure, des middags te 12 en des namiddags te 2 uur. Des winters hetzelfde, alleen om half 10 in plaats van 9 uur. Nimmer is deswegens eenige aanmerking geweest. In de bestaande reglementen voor het luiden der klok kan geene verandering worden gebragt, tenzij alle de verschillende kerkgenootschappen zulks eenparig mogten verlangen.

Willem Maas Burg op Texel den 20 Janwaerie 1863
De Nieuwigheden zijn dat wij aan den Burg een nieuwe Roomse Kerk krijgen met een Toren. De romp is nog aangenomen voor 27000 gulden en met het binnenwerk en klok loopt het wel op 35000. Zij zijn al aan het Werk. De Oude Kerk was te klein voor onze parochie. Wij moeten van de Zomer in een Noodkerk dienst houden, die is nu al klaar en kost 1000 gulden.
Huizinga: 8 mei 1863. Brief aan Samuel: Er is een torentje op onze kerk geplaatst waarin een klok hangt. Wat zal dat een gebengel zijn, als van ‘t winter alle drie klokken tegelijk luiden! De Roomschen zullen zich n.l. ook weldra in een eigen klok kunnen verheugen. Er wordt een nieuwe fraaije kerk in de Molenstraat gebouwd.
17 juny 1863. Hele bladzijde over intriges rond geldinzameling nieuwbouw R.K.kerk.

Huizinga: 3 january 1864. Jan Koning had nog de pastoor willen schrijven omdat deze, bij de kerkinwijding onlangs de 25e, gezegd had dat Jezus in zijne kerk woonde, maar in andere zoogenaamde kerken niet. Dat waren maar bedehuizen. Maar Koning had de brief niet verzonden.

Willem Maas Burg op Texel den 20 Janwaerie 1865
Maar bij Ons op Texel gaat het goed met ons Rooms Geloof en ook in Noordholland , want daar zijn binnen 3 jaar 12 Roomse Kerken met torens gebouwd. Wij hebben bij ons aan den Burg een nieuwe Kerk met een Klok, die kan men 2 uren wijd horen luiden en [die] luidt des Morgens en Middags en des Avonds den Engel de Heren, dat voor dezen in geen 325 jaren geschied [is]. En wij hebben ook een Roomse in de Gemeente en wij hebben een Roomse Schoolmeester.

Huizinga: 27 maart 1865. Brief aan Samuel: Het Wapen van Texel is geheel afgebroken, er wordt nu een Roomsch Armenhuis gesticht.

Willem Maas Burg op Texel den 25 Feberwaerie 1867
Geachte Neef Joseph Brouwer, ik heb Ued Brief van den 5 Januari ontvangen en gezien dat U allen nog gezond zijt, dat is ons van harte zeer aangenaam te horen. En wat ons aangaat, ik Uw Oom Willem Maas, ben nog redelijk wel gezond van harte, maar ik ben 81 Jaar oud en ik kan niets anders doen als alle dagen naar de Kerk gaan, dat is het beste Werk dat ik doen kan om God te bedanken dat hij mij zo lang bewaard heeft. Ik ben de oudste in onze Kerk en onze parochie heeft groot duizend Zielen. Maar ik woon kort bij de Kerk, dat is voor mij een grote Zegen. Ik ben verplicht om voor mijn Vrouw te bidden en Mis te laten doen en te horen, want mijn Vrouw is Blind en kan niet gaan als van het bed naar de tafel. Maar zij is gemoedshalve beter als verleden Jaar, want zij gebruikt nu weer redelijk wat Eten, dat versterkt haar nu weer wat. Maar wij moeten het maar Geduldig lijden, want het is Godes Wil. Wij moeten het maar Geduldig dragen.
En hoe het met Rome gaat, dat blijft alles nog stil. Ik lees alle dagen de Krant en het blijft alles nog zo wat. En wij krijgen alle Maanden brieven van Jongens van Texel, die vrijwillig zijn onder Pauselijke dienst gegaan. En de Paus heeft 12000 [soldaten], die noemt men Zouaven. Daaronder 1200 Fransen, die waren in Rome gekomen toen de Franse troepen nog in Rome waren.

TEXELSE ZOUAVEN Vrijwilligers in dienst van de Paus
Elk voorjaar werd er geloot voor de Nationale Militie. De Burgemeester moest er voor zorgen dat iedere jongen van 19 jaar zich aanmeldde. Daarna ging hij met de lotelingen naar de keuring in Den Helder.

Willem Dirksz Maas was al in dienst geweest.
Brief van Burgemeester Loman 9-12-1867
Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Ik heb de eer Uwe Excellentie te verzoeken mij te willen doen geworden een certificaat van voldoening aan de Nationale Militie ten behoeve van Maas, Willem, loteling van de ligting 1863 onder N 25; genoemde jongeling wenscht zich in Pausselijke dienst te begeven.
Reijer Witte daarentegen was van de lichting van het aanstaande jaar.
Brief van Burgemeester Loman 14-12-1867
Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Tevens ….. dat Reijer Witte, in dit jaar ingeschreven voor de Nationale Militie van den ligting 1868, zich in Pausselijken dienst heeft begeven. Aangenaam zal het mij zijn van Uwe Excellentie te mogen vernemen of genoemde R. Witte nog op de Alphabetische lijst behoort te worden gebragt, dan of alleen in de Kolom aantekeningen van zijn vertrek melding behoort te worden gemaakt.
Brief van Burgemeester Loman 29-4-1868
Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Aangezien Willem Boon plaatsvervanger is geworden voor Reijer Witte, loteling N 38, neem ik beleefdelijk de vrijheid onder terugzending der oproepingsbrief, Uwe Excellentie te verzoeken, dit te willen veranderen en mij dezelve daarna terugtezenden.
Op deze manier hoefde de familie van Reijer geen extra boete te betalen. Uiteraard was een remplacant ook niet gratis, maar dat hadden ze er wel voor over. Een zoon in dienst van de Paus te hebben was toch een groot voorrecht voor een echte katholieke familie.
[Reijer Witte (1848 den Hoorn-1923 den Burg), zoon van Jan Witte en Antje Zijm, getrouwd in 1871 met Dieuwertje Zijm, kinderen Anna Margaretha (1872-1945) en Hendrikus Johannes (1875-1952)].

Willem Maas Texel den Burg feberwaers 1868
Maar door Gods Zegen ben ik weer redelijk gezond. Ik kan nu alle dagen weer naar de Kerk gaan.
Verder moet ik U iets schrijven van Rome, daar zijn 8 Jongens van Texel naar Rome gegaan om dienst te doen bij de Paus. Daar [bij] is een zoon van een [zoon] van wijlen Hendrik Maas, onze Oom, die naar mijn naam genoemd is, Willem Maas. Daar krijgen wij gedurig brieven van op Texel. Daar heeft het bijzonder toegegaan, 28 en 29 October was Garibaldi met 12000 Vrijwilligers opstandig tegen de Paus, op 2 uren [gaans] na genaderd. Toen is een Armee Fransen in Rome gekomen en toen zijn 4000 Franse en 2000 Pauselijke troepen, die hebben de opstandelingen geheel verslagen. 5000 dode en 1400 gevangenen, de overigen zijn gevlucht. En in Rome hebben ze de Kazernes ondermijnd en een Gedeelte is in de Lucht gesprongen. Maar gelukkig waren de Pausselijke [soldaten] daar niet in. Daar waar maar een enkele dode en gekwetste. En bij het gevecht van 28 en 29 October waren maar 16 doden, 34 gekwetste. Het Verlies van de Fransen is niet opgegeven.

Willem Maas Burg op Texel den 14 Janwarie 1869
Geachte Neef ik gaan alle dagen naar de Kerk om God te danken dat hij mij zo bewaard heeft in mijn oude dagen, heilige God en lieve Jezus.
Geachte Neef, ik heb met het Nieuwe [Jaar] een Brief ontvangen uit Rome van een Neef Willem Maas. Zij leggen op de Grens van de Koning van Italië. [Zij] zijn met 7 Tesselaars en het [is] daar tegenwoordig Rustig.

Huizinga: 16 november 1869. Vergadering op ’t Raadhuis met Burgemeester Loman, P. Langeveld, M. en W. Bok en Dominee Vrendenberg om te spreeken over de collecte voor de nagebleven betrekkingen der verongelukte Terschellingers (loodsboot vergaan). De Pastoor was ook uitgenoodigd en had aan Loman beloofd te zullen komen, maar nu schreef hij dat hij niet kwam omdat het toch wel op een collecte zou neerkomen, en dat hij dat dan wel uit de krant of anders zou vernemen. Ook had hij later bedacht dat de Terschellingers niet onder het Bisdom van Haarlem behoorden maar onder Harlingen, en dat het toch wel geen pas gaf dat hij dan ten behoeve der armen van een ander ressort werkzaam was (!).

Onderscheidingsteken
Brief van Burgemeester Keijser 29-12-1869
Aan de Commissaris des Konings
Cornelis Witte van den Burg was ook in dienst van de Paus geweest. Hij verzocht aan Zijne Majesteit den Koning, ‘om het onderscheidingsteeken Fidei et Virtuti, hem na volbragte dienst bij het leger van ZH den Paus geschonken, alhier te mogen dragen.’
Ik heb de eer onder toezending van het adres te berigten, dat aan den adressant werkelijk het bedoelde eereteken is toegekend. Ik heb de eer te adviseren, het verzoek in gunstige overweging te nemen en aan Zijne Majesteit den Koning voortestellen, het dragen van genoemd onderscheidingsteeken aan Cornelis Witte toetestaan.

Willem Maas Burg op Texel den 18 Janwaerie 1870
Ik laat Ued weten, toen ik de Brief van U ontving, kwam een Neef van mij in huis, genaamd Willem Maas, een Kleinzoon van zaliger Oom Hendrik Maas, die naar mij genoemd is. Ik was zijn Doopborg. Die kwam uit Rome, die heeft zijn tijd uitgediend. Die heeft ons gezeid van de plechtigheden die in Rome waren toen het Concilie geopend is op de 8e December op de feestdag van Maria Ontvangenis. Toen hebben zij de Kanonnen van het Fort de Engelenburg [afgeschoten] met de Klokken van 500 Kerken het Concilie ingehuldigd.
Hij heeft de processies bijgewoond om de Straten vrij te houden om de processies niet te verhinderen. De processie gingen uit de Sint Pieterskerk naar [de] Onze Lieve Vrouwekerk. En de Paus droeg het Hoogwaardigste onder een hemel, die van 8 Kardinalen gedragen werd. Daarachter gingen 600 Bisschoppen en 42 Kardinaals. De Neef heeft ons vrij wat gezeid van de plechtigheid.

Willem Maas Texel Burg den 20 Janwaere 1871
Geachte Neef, ik wens Ued Allen de gehele familie veel Zegen met dat begonnen Nieuwe Jaar, hopend dat God ons Zegen wil schenken naar Ziel en Lichaam, als het ons Zalig is.
Ik moet Ued de Groeten [doen] van een Neef genaamd Willem Maas, die hier is gekomen uit Rome, die heeft onder de Zouaven gediend en toen de Italianen Rome ingenomen hebben moesten zij de Wapens neerleggen. Zij zijn over Zwitserland en over Duitsland weer in Holland gekomen. Zij hebben in Aken gepassagierd en zij zijn in Maastricht vriendelijk ontvangen.
De omstandigheden die tegenwoordig zijn, die zijn bedroefd met de Oorlog. Ik lees alle [dagen] de Krant, daar zijn wel veel bijzonderheid [in]. Maar God geve dat haast een einde moge [komen] als het God moge behagen.
Want ik ben mijn 86e Jaar ingegaan. Maar ik kan door Gods Zegen alle dagen nog naar de Kerk gaan om God te danken voor alle Weldaden die wij van God ontvangen hebben.

BUITEN ONZE KERK GEEN ZALIGHEID
Scheiding tussen de katholieke en protestantse inwoners van Texel
Begin van de verzuiling in Nederland
Huizinga: 30 April 1871. Met de proponent Koekebakker het dorp doorgewandeld. Roomsche Kerk bezien. Ik zag daar voor ‘t eerst het prachtig altaar.

Huizinga: 16 Juny 1871. Dominee Boetje (bij Loman geloogeerd geweest) was vanmorgen in de Roomsche Kerk geweest, waar het 25-jarig pausschap van Pius IX gevierd werd. De preek had hem slecht voldaan, die pastoor kent geen Hollandsch namelijk om het goed te spreken. Zooals ik vanavond van de meisjes hoorde, die ook de kerk bezien hadden, was deze door Willem Westenberg zeer fraay, zelfs prachtig met bloemen versierd, overal in het dorp wapperden de pauselijke en andere vlaggen.

Huizinga: 19 February 1873. Dominee Nijenhuis van de Cocksdorp zegt: Tusschen Roomschen en Gereformeerden was het thans zeer gespannen. De pastoor verbood aan de Rederijkerskamer deel te nemen. Zoo ook dat jongens en meisjes naast elkaar op de schoolbanken zouden zitten. Dat was onzedelijk.

Huizinga: 4 Maart 1875. Men verhaalt hoe de pastoor hier afgeraden heeft (van de preekstoel) om bij Arie Lap iets te koopen, omdat de vrouw aan haar Roomsche dienstbode des vrijdags vet in den middagpot had gedaan.
Mat Gomes had aan Dirk Roeper verteld dat volgens de pastoor binnen 2 jaren een oorlog uit zou breken, zoo verschrikkelijk als er nog nooit een geweest was.
Dirk Roeper had ernstige vrees voor de Roomschen, ook hier op Texel, al deden zij zich ook verdraagzaam voor. Zelfs voor de familie Ran, die dikwijls zeer kon aangaan op de pastoor.
Cornelis van Ek (van Cocksdorp) was doorgaans zeer bitter tegen de Roomschen. Volgens hem had de pastoor aldaar reeds 13.000 gulden voor de nieuwe kerk bijeen gebedeld.
Jacob Roeper had dikwijls uitvoerige gesprekken met zijn Roomsche arbeider Boerse, die de stelling maar niet kon loslaten dat men alles gelooven moest dat de pastoor zeide. Ook als wit zwart moest heten. Dat het ketterdom den Gode wel behaaglijk was stond in hun vraagboek te lezen
.

Huizinga: 4 Mei 1875. Ik hoorde gister verhalen hoe Burgemeester Loman onlangs met iemand voorbij het Roomsche Kerkhof wandelende, het hek zag openstaan en toen naar de grafsteenen enz. was gaan kijken, maar hoe toen onmiddelijk op last van de pastoor de koster was gekomen om hem te zeggen dat die plaats afgesloten heilige grond was, en dat hij die dus moest verlaten, aan welken eisch de Burgemeester dan ook voldeed.

Huizinga: 13 July 1875. Hendrik Vrendenberg van den Helder verhaalt van zijn drukke bemoeijingen in vereniging met de overige predikanten, om eene Bewaarschool te stichten, die er niet is, behalve eene van de Roomsch-Cathoijken, die zeer veel kinderen trekt ook van Protestanten, die daar allerlei Roomsche manouvres, gebedjes, versjes leeren.
Hij verhaalt hoe hij pastoor Koentze van Alkmaar heeft horen preeken op Sint Peter en Paulus, over de woorden “Ik ben zwak, nogtans ben ik sterk” (magtig), toegepast op die Apostelen, maar vooral op Pius IX. Zijne zwakheid, zoodanig voorgesteld (door den “Roover-Koning” gevangen) alsof men de afgematte grijsaard daar op zijn bosje stroo zag liggen. Daartegen over zijn sterkte. Wat hij al gedaan heeft en nog doet in ‘t Godsdienstige en Staatkundige en wat de geloovige Christenschaar thans doen moest.
Zij ook schijnt zwak, maar is toch sterk. Wat hebben de dappere Zouaven niet gedaan voor de Heilige Stoel, wat zullen zij ook nu nog kunnen en willen en moeten doen?
Zijn geheele rede was als eene opwekking tot opstand, tot strijd voor de Godsdienst met de wapens in de hand
.

Huizinga: 27 Juny 1875. H. Dijt zei dat wel 17 van de 20 Roomschen Ultramontanen waren.

Huizinga: 23 November 1875. Katrina met Margo naar de Roomsche kerk, een der paters Minderbroeders hooren preeken, talrijke vergadering.

Huizinga: 3 Juny 1876. Voor eenigen tijd is hier een nieuwe R.K. pastoor gekomen, die zich zeer schijnt te beijveren om de scheiding van Roomsch en Protestants meer volkomen te maken. Aan de Roomsche meid van den Heer de Holl is althans door hem verboden langer bij een protestant te dienen, zoo dat zij is heengegaan.

Huizinga: 15 November 1878. Simon Pietersz Keijser verhaalde van zijne ontmoetingen met Roomsch Katholieken. Hunne sterke kerkleer en gebruiken bij alle voorgewende verdraagzaamheid. Ook Kroese laat niets daarvan los. Hij verdedigde onlangs ook tegen mij de stelling: Buiten onze kerk geen zaligheid. Hij meende dat iedere kerk die stelling volgde en volgen moest.

Huizinga: 1 February 1879. Vanwege de langdurige vorst wordt in de schuur van P. Koning eene inrigting gemaakt om voor behoeftigen spijze te kooken.Voor de soepkokerij was goed geteekend, ook door de Roomschen, maar de pastoor stond er op dat in de keuze der spijzen de 2 wekelijksche vastendagen in ’t oog gehouden moesten worden.



Terug naar de vorige bladzij