De Oude Bleekerij - verslag 2003.


INLEIDING
Nu het broedseizoen van 2004 is begonnen moet verslag van het afgelopen jaar gedaan worden. Het werk vordert langzaam maar gestaag. Er is veel meer gevonden dan een kuil met scherven. Onder het gras ligt een compleet bedrijf verborgen, maar alleen het deel dat zo diep lag dat het niet weggeschoven en vergraven kon worden, het sloten-systeem, is nog onaangetast.

Overzicht van de werkzaamheden in het veld:
2001- Verkenning, vondst van sloot met scherven.
2002- Leeghalen van het eerstgevonden deel van de sloot. Deze bleek aan 3 kanten door te lopen, naar het Zuiden, het Noorden en het Westen.
2003- Blootleggen en meten van de sloten.
De indruk bestaat dat deze sloten volgens plan zijn aangelegd.

Vraagstelling:
De vraag aan het begin van dit project was: Lag hier het Klooster van de Tempelieren?
Toen het antwoord NEE bleek te zijn waren de vragen: Wat was hier dan wel? Wie waren de mensen die hier gewerkt hebben? Wat deden ze voor werk? Voor wie werkten ze? Tot hoe lang zijn ze met het bleekwerk doorgegaan? Wat is er na hun tijd met de gebouwen gebeurd? Is er nog iets over van de gebouwen? Waar precies hebben ze gestaan? Is er een plattegrond van het bedrijf te maken?
Elke beantwoorde vraag bleek aanleiding te zijn tot zeker tien nieuwe vragen. Op sommige daarvan zullen we een antwoord vinden, andere zijn onbeantwoordbaar wegens gebrek aan archiefmateriaal. Dan moeten we vervallen in veronderstellingen.

VERSLAG 2002, tevens EXPOSITIE VONDSTEN
Dit verslag is gepresenteerd op de tentoonstelling van vondsten, die op 2 en 3 mei 2003 gehouden is in de bibliotheek van de Historische Vereniging Texel. Op vrijdagavond 2 mei was er een avond voor genodigden en belangstellenden met praatjes van Irene Maas en Cora Laan. De volgende dag was er vrij toegang, met desgewenst toelichting, voor iedereen.
Glasdeskundige Cora Laan vertelde ons aan de hand van de uitgestalde voorwerpen over de manier waarop men in de 17de eeuw gasten ontving en waarom men daarvoor de mooiste theeserviesjes en glaswerk gebruikte. Zij heeft over deze drinkcultuur een boek geschreven, dat in onze bibliotheek te vinden is.

OPGRAVING
Bij het “leeghalen van de sloot” in de zomer van 2002 bleek al dat deze sloot verder doorliep naar het Noorden en het Zuiden en dat er een sloot richting West op aansloot. Wij zijn begonnen met het afplaggen van deze sloten met het doel die in 2003 in kaart te brengen en, indien nodig, uit te graven. Omdat alles met de hand moet gebeuren was dat veel zwaar werk. Bovendien is de helft van het jaar het werk onmogelijk door de weersomstandigheden.
Na het broedseizoen van 2003 zijn wij verder gegaan met het afplaggen.
Door eerst de bovenkant van de sloot bloot te leggen kregen wij een goed beeld van de opbouw en aard van de vulling van de sloot. Het bruine spul dat wij in eerste instantie “beer” hebben genoemd, bleek VEEN te zijn. De veenvulling werd onderbroken door lagen zand.
In het deel dat wij het eerst gevonden hadden was een veel meer laagsgewijze structuur: veel zand en lagen scherven (zie foto’s en schetsen). In het deel meer naar het Noorden lag minder zand in het veen, behalve een strook midden-boven. Hier vonden wij veel botten, wat scherven en een houten melkemmertje. Kennelijk lag het huis meer bij het eerstgevonden deel en stoof er zand tegenaan dat in de sloot terecht kwam.

Naar het Zuiden was er meer in de sloot gegooid: scherven, tegeltjespuin, dakpannen, zwerfkeien, dakpannen, en vooral veel HOUT. Onderin de sloot lag het hout niet willekeurig, maar was het een houten beschoeiing van de oevers. Het betrof hergebruikt (jut)hout, met dichtgestopte gaten.
Een deel was hier al lang geleden (door Jan Bos in 1731?) gedempt met zand. Eronder, achter de beschoeiing, lag een kade van plaggen, steunend op een balk. Het bleek dat de sloot hier, net als de eerder aangetroffen Westsloot, haaks op de Noord-Zuid lopende sloot stond. Deze sloot liep tot het eind van het perceel genaamd “de groote bleekerij”, maar liep in het aansluitende perceel “de kleine bleekerij” niet door.
Tussen de beschoeiing en de kade vonden wij enkele houten voorwerpen: een tolachtig buxushouten ding met koperbeslag om de punt, 2 zeshoekige plaatjes met gaten erin (om garen te twijnen?), veel stekken (houten pinnen om het linnen op het veld vast te zetten). Deze liggen nu in de bak met antivries om behouden te blijven. De grote planken zijn ingemeten en daarna uitgenomen en getekend en gefotografeerd. Na afloop hebben wij ze weer begraven. Het zou erg mooi zijn om dit oude juthout te bewaren, maar daartoe zien wij geen kans. Enkele kortere stukken zijn wel meegenomen met het idee die te conserveren.

Er is dus sprake van een sloot lopend Noord-Zuid, waarvan blootgelegd 44 meter, met daarop aansluitend 3 naar het Westen lopende sloten. Aan het eind van het graafseizoen, in maart 2004, ontdekten wij dat deze sloot ook naar het Zuiden nog doorloopt.
Wellicht vinden wij daarin de ontbrekende stukken van de voorwerpen uit de eerste kuil.

Belangrijk is het inzicht dat wij op deze manier hebben verkregen in de “vulling” van de sloot. Dat inzicht is letterlijk verbreed en verdiept. We hebben kunnen zien dat de sloot tot de dood van de laatste bleeker (1730) nauwgezet schoon en diep is gehouden. Daarna is geen onderhoud meer gedaan en is het veen begonnen te groeien.
Voorwerpen onder het veen horen bij de bleekers, wat in het veen ligt is van later datum, van de boeren (tot na 1800).

Maar wat moeten wij denken van de musketkogels uit het kogelslootje? Er zijn er nu al meer dan 100 gevonden op de bodem van 2 meter sloot, alsof iemand een zak kogels uit zijn handen heeft laten vallen. Lood was duur spul, dat is niet iets om weg te gooien, daarom denken wij toch eerder aan een ongelukje.

WERKKAMP NJBG
Bij het boven beschreven onderzoek kregen wij prima hulp van de deelnemers aan het werkkamp van de Nederlandse Jeugdbond ter Bestudering der Geschiedenis. Zij kwamen in de week van 27 juli tot 3 augustus 2003, met 10 deelnemers van 10 tot 15 jaar en 3 leiders. Hoewel de meesten onervaren waren deden zij veel goed werk: vlakschaven van een flink stuk sloot, opmeten en intekenen van deze sloot en inmeten en tekenen van profielen. Wij hebben geleerd om dat voortaan zelf ook zo te doen.

VERKENNING
Inmiddels hebben wij het terrein goed leren kennen. Met de grondboor is hier en daar gekeken wat er onder het gras verborgen is. Het is in feite eenvoudig te onderzoeken of er iets onder de grond zit: onder de 30 cm dikke, met drijfmest doordrenkte, donkerbruine bouwvoor is het zand wit. Pas als de kleur van de grond anders dan “schoon wit zand” doet vermoeden, is er reden voor verder onderzoek.

Door de grote droogte van 2003 was het doen van grondboringen op het laatst van de zomer onmogelijk. Zelfs de schep was slechts met moeite de grond in te krijgen. Hier tegenover stond het voordeel van de lage grondwaterstand: het was erg makkelijk om tot de bodem van de afgeplagde sloot te graven zonder pomp.
Ook is er langs de oevers van de droogliggende geulen gekeken. Er was aan de Oostkant van het terrein een dikke veenlaag te zien.

Op zoek naar de scherven uit de eerste periode herinnerden wij ons het Texelse gebruik van “het aanharden van het slag”. Men gooide voorheen de gebroken diggels op het pad, net als as en puin. Op de luchtfoto’s was het pad wel te zien, schuin van de oude Gerritslanderdijk naar de opgraving lopend (het bleek dat de weg recht op de eerder genoemde KADE toeloopt). Het makkelijkst was deze WEG te benaderen aan de oever van de geul die er sinds 2001 dwars door snijdt.
In het daar gemaakte profiel tekende zich het puinbed af, met daaronder, donkerder zand in het witte basiszand, het KARRENSPOOR uit de eerste tijd. Volgend jaar moet het profiel nog eens netjes rechtgestoken worden, om een goede tekening en foto te maken. Dit was helaas nu onmogelijk omdat er een schrikdraad te dichtbij in het water stond.
Ook moet nagegaan worden hoe het tracé van het slag op de Gerritslanderdijk aansluit. Dat zal met enkele coupes wel te doen zijn.
Behalve puin, scherven, glas, spijkers enz. vonden wij enkele brokken (Bentheimer) ZANDSTEEN. Waar zouden die vandaan zijn gekomen?

WICHELAARS
Behalve met de grondboor is er een methode van zoeken die niet door iedereen serieus genomen wordt. Wij hebben ondervonden dat dit een vooroordeel is. Zowel Lammert Hingstman uit Bronneger (Drente) als Frans Haarsma uit Den Burg hebben bewezen dat zij dingen kunnen voelen die onder de grond verborgen liggen.
Het is aan Lammert te danken dat de “Sloot van Lammert” gevonden is. Wij hadden eigenlijk de indruk dat aan de Oostkant van “onze” sloot niets te vinden was: de gebouwen waren tot onder de fundering verdwenen. Het terrein aan die kant leek een natuurlijke hoogte, die door de mensen die de Oude Bleekerij stichtten benut was om hun bouwsels op te zetten. Het was dan ook een grote verrassing dat Lammert midden op dat hoge stuk een sloot aanwees.
In de herfstvacantie is deze sloot middels enkele coupes getraceerd. Deze bleek precies evenwijdig aan de eerstgevonden sloot te lopen, op 25 meter afstand daarvan. In deze sloot was weinig veen, veel zand. Het geheel leek in korte tijd te zijn gedempt. Op de bodem lag een stukje glas met rode beschildering, dat van na 1800 dateert. Dat betekent dat deze sloot tot die tijd is opengehouden.

Men heeft dus, bij het ontginnen van de Mientgrond tot een bleekbedrijf, om te beginnen 2 evenwijdige Noord-Zuid lopende sloten gegraven. Aan de Oostkant daarvan liep een brede sloot naar de rand van het perceel “de grote bleekerij”. Deze sloot is pas na 1985 door Piet Veeger gedempt.
Haaks op de Westelijke sloot liggen 3 sloten gericht naar het Westen. Maar ook aansluitend aan de Oostelijke sloot ligt nog een perceeltje door ondiepe sloten omgeven. Dat is het perceel dat in 1854, maar ook in 1918 nog op de kaarten stond, een klein veldje midden in een groot perceel. Het zou heel goed de MOESTUIN geweest kunnen zijn.

FOTO-ARCHIEF
Van alles wat gedaan is op de opgraving is fotografisch verslag gemaakt. De foto’s zijn in de afgelopen winter genummerd en van commentaar voorzien. Het archief heeft zijn nut al bewezen bij het ontdekken van de kade: er was na te gaan waarom niet eerder gezien was dat de sloot verder doorliep dan de veenvulling. Zonder de foto’s hadden we dat niet meer kunnen nakijken.
Ook is het goed om aan geïnteresseerden te kunnen laten zien wat er precies gedaan is.

RESTAURATIE
Inmiddels zijn al heel wat scherven tezamen gevoegd tot voorwerpen. Opvallend zijn de 8 enorme voorraadpotten voor zuurkool of boontjes. Het lijkt er op dat men een groentetuin had. Dat is niet vreemd want de bewoners moesten ook in de winter eten in voorraad hebben. Of deze tuin uit de tijd van de Bleekerij of van de boeren van na 1730 was, is moeilijk uit te maken. De tuin zou heel goed al uit de eerste tijd kunnen dateren. Ook het bleekersgezin moest de winter door zien te komen.

DESKUNDIGEN
Cora Laan heeft aangeboden een wetenschappelijke beschrijving van het GLAS te maken. Zij heeft daarvoor hulp gekregen van de heer en mevrouw Henkes uit Voorst. Die hebben het glas gedetermineerd en beschreven. Wat geplakt kan worden hebben zij gepuzzeld.
Voor een beschrijving van de ernorme hoeveelheid keramiek zoeken wij een student die een afstudeerscriptie erover wil maken.
Jeroen ter Brugge heeft de zilveren kap-zijnaald onderzocht. Deze bleek gemaakt te zijn door Reiner Rijnalda van Haarlem in 1761. Daarmee is het een van de oudst bewaarde zijnaalden van Nederland.
Jan van Oostveen heeft foto’s van de kleipijpen uit de eerste sloot opgestuurd gekregen en beschreven. Er zijn verspreid over het terrein meer pijpenkoppen gevonden. Die moeten nog gesorteerd worden voor hij ze kan bekijken.
Maarten ’t Hart uit Den Hoorn heeft het testament van Jakob de Bleeker omgezet naar modern schrift en verklaard. Hij leest oud handschrift zonder moeite. In 1696 woonde Jakob nog op de Oude Bleekerij, hij had toen een dochter Antje en een zoon Pieter.

ARCHIEFONDERZOEK
Behalve Miriam Klaassen en Ineke Vonk let nu ook Maarten ’t Hart goed op, als hij voor andere dingen in een archief werkt, of er iets over de Texelse Bleekerijen te vinden is. Het blijkt allemaal te vinden voor wie goed zoekt.
Irene Maas heeft een bezoek gebracht aan Miriam Klaassen om haar kaartsysteem met eigen ogen te bekijken. Dat leverde nog een aantal aardige gegevens op over de bleekers en andere bewoners van de Mient.

Toch zijn er nog heel wat vragen onbeantwoord:
-Wanneer is de Oude Bleekerij gebouwd?
-Wie was de eerste eigenaar van de Nieuwe Bleekerij? Was dat soms een Wuijts/Wuis, want de familie Wuis was al voor 1650 woonachtig in de buurt van De Koog, maar zou “uit het Zuiden” gekomen zijn. Jakob de Bleeker zou best een bleekerszoon geweest kunnen zijn, die het bedrijf van de buren overnam. Zou daar nog ergens iets over te vinden zijn?
-Wie kwam op de Oude Bleekerij na Jan Bos?
-Wie heeft de voorwerpen uit 1810/20 gebroken, het Regout-kopje, het “moderne” glas? Kennelijk waren er tot in die tijd bewoners, dat idee hadden wij trouwens al lang. Maar wie waren dat dan?

BRONNEN
Heel af en toe vinden wij nog een boek waar iets in staat dat relevant is voor ons onderzoek. Dit wordt dan toegevoegd aan de bijlage BRONNEN.

PUBLICATIE
Het verslag over 2002 is in mei 2003 gepresenteerd en verzonden naar een ieder die er belang bij heeft.

PUBLICITEIT
Het jaarverslag 2002 is integraal gepubliceerd in het blad van de Historische Vereniging Texel nr. 68.
De Texelse Courant heeft verslag gedaan van zowel de presentatie-avond als de lezing van Cora Laan. Ook is er uitgebreid aandacht besteed aan het NJBG-kamp. Ditzelfde geldt voor de Texelse Kabelkrant. Ook in de Helderse Courant heeft een stuk over de NJBG gestaan.
In het blad Fibula van de NJBG stond een verslag van hun kampweek. Dit blad werd weer besproken in het blad Westerheem van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN).
Net als vorig jaar is in de Archeologische Kroniek van het tijdschrift Holland aandacht besteed aan onze opgraving, deze keer met een theeschoteltjesfoto erbij.

EXPOSITIE
Van november 2003 tot november 2004 staat een deel van de vondsten in een vitrine op de tentoonstelling MAGER ALS DE MIENT in Ecomare. Hier wordt een beeld gegeven van het leven en werken van de mensen op de Mient door de eeuwen heen.
De voorgenomen expositie van alle vondsten in “Tusse de Banke” is hierdoor verschoven naar mei 2005.

BOEK
Het is belangrijk om niet te wachten met het uitwerken van de gegevens. Om te beginnen hebben wij alles wat er over de bleekers en hun buren bekend is achter elkaar gezet in de bijlage BLEEKERS. Het is de bedoeling om van ieder betrokken persoon een “portretje” te maken.
Tevens moet een tijdsbeeld van zowel de Republiek als van het leven op Texel geschetst worden. Er staan nu al zeker 20 mappen met gegevens en foto’s in de kast. Daar moet een leesbare samenvatting van gemaakt worden. Af en toe wordt er aan die klus gewerkt. Er ontbreken nog steeds belangrijke gegevens, maar er worden ook regelmatig vragen beantwoord.

SUBSIDIE
Actieplan Cultuurbereik Noord-Holland 2001-2004
In 2003 heeft de Stichting van de Provincie 2012,72 euro ontvangen. De bijdrage van de Gemeente Texel was 751 euro. Voor het komende jaar is opnieuw subsidie aangevraagd. De Gemeente Texel heeft daarvoor een bijdrage van 809 euro toegezegd.
RABOTON
Wij zagen in de Texelse Courant een oproep om subsidie aan te vragen bij de Raboton van de Rabobank Texel. Dat leidde ertoe dat secretaris en penningmeester op een mooie zomermiddag in juli bij het zwembad een cheque van 2250 euro in ontvangst mochten nemen “ter bestrijding van de onkosten van het project”.

De onkosten van het totale werk bedragen inmiddels ruim 2000 euro. De rest van het geld reserveren wij voor toekomstige kosten, zoals voor het Bleekerij-boek, dat wij te zijner tijd willen maken.

PLANNEN
Wat betreft de werkzaamheden in het veld: wij willen in 2004 een PLATTEGROND maken van de verborgen sloten op het terrein.
Dit zal met de grondboor, of door middel van coupes gedaan worden. Wij hebben niet het plan om het totale slotencomplex leeg te halen. Ten eerste is dat veel te veel werk en, waar de vulling vooral uit veen bestaat, ook nergens voor nodig. Mocht er uit de verkenning blijken dat er spullen in de sloot liggen, dan is uitgraven de moeite waard.
Miriam Klaassen zal de overdrachten van land nog eens doorlezen als zij in het Archief is. Het gaat om ruim 4000 transporten, een heel werk. Een klein deel van die landtransporten heeft zij eerder al eens genoteerd (1622-1642). Daarin vond zij begin mei 2004 een landaankoop, in1636 door Jacob Joosten Linnewever en Pieter Cornelis Timmerman tezamen. Wij begrijpen nu wat deze lieden met elkaar te maken hadden!

Per e-mail verkrijgbare bijlagen:
Bronnen
Bleekers
Vondstenlijst
Jaarverslagen 2001, 2002, 2003
Boekenlijst


Terug naar de vorige bladzij