Puin en scherven Behalve uit verhalen van Mientbewoners wisten wij van de aanwezigheid van "iets ouds" doordat aan de oppervlakte, op plaatsen waar de koeien van de pachter ligplekken hadden op het hoogste deel van het terrein, in het blootgewoelde zand allerlei scherven en puin te vinden was. Opgraving Wij zijn op een volkomen willekeurig punt op het hoogste deel van het terrein begonnen met een proefsleuf die ongeveer Oost-West liep. De sleuf was 3 zoden breed, zodat wij er ruim in konden staan en de zijprofielen goed recht konden steken. Die profielen toonden allerlei lagen. Op een haartje na waren wij met deze eerste proefsleuf meteen in de gedempte sloot terecht gekomen, maar omdat er aan de Westkant niets te vinden leek te zijn, besloten wij een sleuf Noord-Zuid te maken. Behalve een "houten vloer" meenden wij ook een "lemen vloer" te zien. Dit "vloertje" liep een meter of 6 naar het Westen schuin naar beneden, wat voor een vloer niet gebruikelijk is. Het moet een rest geweest zijn van het veengebied dat er, na afloop van de bewoning, aan de Westkant van de terp geweest is, toen de afwatering verstoord was geraakt. Ook elders troffen wij deze laag aan. De schuin aflopende leemlaag sloot aan bij een kuil, waar bovenin meteen al een half bord in 2 stukken lag. De andere helft lag er ook, in nog 2 stukken. Eindelijk waren de scherven niet meer zo klein, en pasten ze aan elkaar! Wij dachten: een beerput. Al snel echter was deze beerput een kuil van ruim 3 bij 3 meter, die naar Noord en Zuid door leek te lopen. We hebben aan weerszijden hiervan kuilen gegraven, waaruit bleek dat het een sloot geweest moest zijn. Meteen onder de zode was een laag scherven, daaronder een laag zand, tot op een halve meter onder het maaiveld. Onder dat zand vonden wij weer een laag scherven en ander spul over de hele lengte van de sloot, met de dikste kant van deze laag aan de Oostkant. Het was duidelijk van die kant af in de sloot gegooid. Aan het eind van het eerste graafseizoen hadden wij honderden emmers met vondstmateriaal, terwijl de kuil nog verder doorliep. Deze kuil hebben wij voorlopig dichtgegooid in februari 2002. De schervenplakkers, die inmiddels waren begonnen met restaureren, misten nog heel veel stukjes. |
Verder onderzoek Er was alle reden om het volgende jaar verder te werken. Niet alleen het zoeken naar ontbrekende stukken, maar ook het inzicht in het bleekbedrijf dat wij inmiddels uit literatuur en bronnenonderzoek verkregen hadden maakte ons benieuwd naar wat er nog was overgebleven van de Oude Bleekerij. In de loop van 2002 hebben wij de grote kuil tot de bodem en in de volle breedte leeggehaald. De kuil was uiteindelijk 16 meter lang, 3 meter breed, behalve aan de beide uiteinden, waar de vulling slechts een meter breed was, eindigend in een ondiepe greppel. Aan de Noordwestelijke kant was een greppel met overloop, met na een meter in Westelijke richting weer een 3 meter brede diepe veengevulde sloot. Het bleek dat de sloot aan de Noordkant ("bottensloot") na 17 meter omboog naar het Westen. Ook was er daar een smal slootje dat Oostwaarts gelopen had, van de brede sloot gescheiden door een dam van 3 meter breed. Ook daarin vonden wij in het veen wat scherven, maar vooral ruim 100 loden musketkogels, de naam "kogelslootje" was dan ook snel bedacht. Verharde weg Op zoek naar de ontbrekende stukken bedachten wij dat men vroeger as en puin op het "slag" gooide. Nu was er in de geul, die SBB in 2001 had gegraven een profiel te zien geweest van een slootje met puin. Door het rechtsteken van de oever was dit goed te zien: twee slootjes, de ene dieper dan de andere, met daartussen een puinbed van krap 10 centimeter hoog. De bovenlaag van deze weg is in de jaren 50 weggegraven door de toenmalige pachter, die er last van had "bij het maaien met de trekker". Hij heeft in die tijd ook het fundament van 11 bij 11, vier grote bakstenen hoog, weggehaald. De resten heeft hij verspreid of het bos in gebracht (met de kruiwagen). Wichelaars Behalve door archeologie zijn er andere mogelijkheden om dingen te vinden die onder de zode verborgen zijn. Zo is er door enkele wichelaars onderzoek gedaan op het terrein. Wij hadden een concrete vraag: "Waar is de put?". Op elk plaatje van een bleekerij staat namelijk een put getekend. Lammert Hingstman uit Bronneger in Drente wees die aan en tegelijk ook ronde en rechthoekige bebouwingen. Na zijn vertrek hebben wij gegraven, maar vonden geen put op de aangegeven plaats, echter wel een nieuwe sloot, Lammerts sloot. Die had aan de Oostkant een oever met veen en scherven, maar was verder gevuld met schoon zand. Blijkbaar was iemand ons daar voor geweest, die had de sloot leeggehaald in de 19de eeuw. Ook Frans Haarsma uit Den Burg en Peter Gross uit Dieburg in Duitsland, onafhankelijk en onwetend van elkaar werkende wichelroedelopers, wezen plekken aan waar "iets" geweest moest zijn. Opvallend was dat ze dezelfde plekken aanwezen! Zo kwamen wij ertoe om op de lijnen, die Peter Gross aanwees, plaggen te leggen die vanuit de lucht gefotografeerd zijn. Het zou heel goed kunnen dat op de aangewezen plaats werkelijk een huis heeft gestaan, waarvan wij dan nu een plattegrond van hebben. Dat huis heeft wel een meter hoger gestaan, want zo dik was de laag grond die de laatste pachter heeft weg-geshoveld. |
Plattegrond van het bedrijf Bij het begin van het broedseizoen van 2004 hadden wij 3 evenwijdige sloten gevonden, met verbindingen van greppels en diepere gedeelten. Van de Plakgroep hoorden wij klachten over het grote aantal ontbrekende stukken. Zou er niet ergens wat onopgemerkt liggen? Als er naar het Noorden een sloot doorliep, zou dat ook naar het Zuiden kunnen, bedachten wij. Er was genoeg ruimte op het veld. Een proefsleufje toonde aan dat het inderdaad niet nog afgelopen was, er kwam weer een emmer scherven uit een veengevulde sloot. Inmiddels hadden wij boeken over Bloemendaal te leen gekregen. Daarin stonden kaarten van de bleekerijen in die omgeving. Eindelijk verkregen wij inzicht in wat wij nu eigenlijk aan het onderzoeken waren, want al die bedrijven bestonden uit een aantal evenwijdige sloten, meestal ongeveer vier of vijf per huis. |
Wij hadden al drie sloten gevonden. Aangezien de afstand tussen twee sloten vaststaat, 14 meter bleekveld tussen sloten van drie meter breed, was het niet moeilijk om vast te stellen hoeveel gietsloten er op onze bleekerij waren. Naar het Noorden was er geen meer, wat niet vreemd is aangezien de Noordelijke sloot omboog. Aan de Zuidkant vonden wij er nog twee, waarvan de meest Zuidelijke was vergraven bij de "natuuraanleg". Met al deze kennis was het mogelijk om alle sloten op te meten en een plattegrond te maken. Helaas waren de perceelsgrenzen van de 19e-eeuwse percelen in 2001 vergraven, zodat het moeilijk was de opgemeten plattegrond in te tekenen in deze percelen. Het kwam zo uit dat wij moesten werken met de opmeting van 1844, de Pachterskaart, die echter goed genoeg gedaan bleek te zijn. |
De meeste vondsten zijn, toen ze nog heel waren, eigendom geweest van de boeren-bewoners. Van de mensen uit de bleekerij-tijd hebben we weinig afval gevonden. Die gooiden veel rommel op de weg, scherven en botten, ook spijkers en glas (ze hadden geen luchtbanden). Wellicht is er nog meer te vinden. |
Boek over de Oude Bleekerij |
Terug naar de vorige bladzij |