"De garenbleeken worden meest door knechts en de linnen-laken bleeken, zoowel als kleerenbleeken meest door meiden bewerkt. (Tijdens den bloei der garenbleekerijen, noemde men een kleerbleekerij uit minachting de Voddebleek) Deze komen vroeg in 't voorjaar veelal uit Staats-Brabant en Overijssel en vertrekken in den laten herfst.
Zeer beroemd is dit zuiveren van lijnwaat in de landstreek buiten Haarlem, van de Zantpoort af langs en tusschen de Duinen tot aan de Vogelenzang toe. Deze bleekerijen vindt men bepaaldelijk in de bannen van Velsen, Aelbrechtsberg, Tetrode, Heemstede, Bennebroek en Hillegom onder welke veele kleerbleeken zijn. Deze laatste zijn meestal ten gebruike van de inwoners van Amsterdam, wier gemaakte lijnwaaten desnoods dagelijks met schepen af- en aangevoerd worden.
Ten aanzien van deeze streek heeft de ondervinding bevestigd, dat nergens in eenige bekende deelen der wereld, die zuivere witheid van het garen en linnen kan gegeven worden, welke de natuur, door arbeid en kunst geholpen, hier aan hetzelve meedeelt; zoodat vreemde landen en inzonderheid het naburig Engeland met een ongemeene kieschheid op de gaarens en lijnwaaten, alhier gebleekt, gezet zijn. Vreemd is het gewisselijk, dat slegts een zeer geringe tusschenwijdte, buiten de bepaalde streek, een onderscheid van wit maakt, dat door geene behandeling, kosten of moeite, elders op gelijke wijze te verkrijgen is; schoon de milde natuur, in het uiterlijk aanzien, andere plaatsen met gelijke omstandigheden van lugt, water en grond schijnt te begunstigen. Wonderbaar bevallig vertoonen zig deeze bleeken, voornamelijk die der linnen-lakenen, voor het oog der aanschouwers, wanneer zij de net afgemaaide velden, omringd en doorsneden zien van de helderste wateringen en slooten, die haaren oorsprong hebben uit klaare beeken aan de hooger leggende Duinen, waaruit het water met een zagt geruisch van kristalyne straalen geduurig uitzijpelt; terwijl het altijd jeugdige gras der velden bedekt legt met de uitgespreide lijnwaaten, die hier graauw en bruin, elders meer opgehelderd, een behoorlijke verscheidenheid van gezigten: opleveren, totdat ze allengs met loog en zeep gezuiverd en van de lugt uitgehaald, de oogen der aanschouweren door een ongemeene witheid doen schemeren, die echter minder vermoeid worden door de verpoozing in 't beschouwen der Regenboogen, die alom door 't hoozen der lijnwaaten gevormd worden.
Niet minder aangenaam is het gewoel op de velden, hetzij in het uitleggen en opneemen der linnens, hetzij aan de spoelbakken, om ze van de karnemelk, die aan het lijnwaat zwaarte en stevigheid bijzet, en van de sterkste loog te zuiveren. Hier vertoont zich een schaare van vrouwenvolk, alle vlug ter voet, rad van handen en sterk van spieren, ieder even werkzaam, niet alsof zij zig met een moeilijken arbeid, ter genade van Zon en Lugt, bezig hielden; maar of haar leven in eene gedurige vrolijkheid bestondt. Het torssen van een goed aantal stukken Lijnwaaten, die Mans kragten schijnen te vorderen, vertoont zig op de breede schouders deezer Vrouwelijke schepsels als een gemeene Last, en schoon 't Lichaam vrij wat gebukt en gebogen gaat, de Geest bezwijkt niet, maar blijft levendig en de stem is aanstonds gereed om, in de Waschkamer aan de tobbe, den Rei der blijde Zangkeelen te ondersteunen. Hier weergalmt het altoos van Boerendeunen, die met zekere houding van Koorzang aan den eenen kant worden opgeheeven en aan den anderen beantwoord.
Op den Droogberg, gewoonlijk een vlak stuk Duin, met Heigras bewassen, en op eenigen afstand van de Velden afgescheiden, daar de laatste hand aan de gebleekte linnens geslaagen wordt, schijnt het een Feestdag. Hier worden de stukken met een Wagen of Kar heenen gevoerd, nadat ze voor de laatste maal zijn opgespeeld, door de geblaauwde stijfsel gehaald en met een Rad uitgewrongen. Aan den drooging gekomen, daar een stekhuisje staat, waarin een menigte van stekken of stokjes bewaard wordt, zijn die meiden, welke niets anders van huis hebben medegedraagen, gereed om deze, bij armen vol, op de bekwaamste plaats van den Berg aan te voeren. Hier worden de stukken Linnen op het Duingras, dat bij eenen zomer-zonneschijn een krachtige warmte heeft, in de lengte uitgespreid en met de stekken vastgehecht, vervolgens allengs hooger en hooger van den grond opgeheven om er den wind te laaien doorspelen, die langs de Lijnwaaten heenen dartelende een golvenden stroom van blanke sneeuw afschetst. Nadat de zon en wind de stukken in een korten tijd tot hunne volkomene droogte gebragt hebben, worden ze op uitgespreide Dekens gevouwen, in kisten gepakt en met wagens naar Haarlem den Koopman thuis gebragt of aan de Veeren naar andere Plaatsen besteld."
|