Bleekers.


Pieter van Cuyck: Voorheen lagen alhier digt aan de duinen twee grote bleekeryen, waarvan de laatste in de jaren 1775 en 1776 gesloopt en verlaaten is, waarvan Gy de reden begrypen zult, als ik U het één en ander over de zeden en gewoonten der Inwooneren van dit eiland zal hebben medegedeelt.

Henk Schoorl: Noot op bld. 501: De erfafscheidingen van deze blekerijen zijn nog getekend op de kaarten van Boling en Den Berger, R.A.N.H.Coll.W. nrs 1072 en 1973, 1810.
Op kadastrale kaarten uit het midden van de 19e eeuw is in het Noordelijk perceel, nr. 685, bijgeschreven ‘Bosch, de Nieuwe Aanleg’ en in het Zuidelijk perceel, nr 677, ‘De Bleekerij’.


OUDE BLEEKERIJ

Jacob Joosten Linnewever en Pieter Cornelis Timmerman kochten op 3 juli 1636 van de Westergemeente ( Buren van de Westen) 600 R / 700 R het Troucke van Heijndrick Gerrits beoosten, tot de duinen aan toe.
3 juli 1636: Erfpachtcondities voor schepenen van Den Hoorn en De Westen bij aankoop van gronden in de mient door Jacob Joosten Linnewever en Pieter Cornelisz Timmerman, om de blekerij te stichten

Pieter Cornelisz Timmerman transporteerde op 29-12-1637 voor 300 gulden ‘een half huis opte Gemeente van de Westen (Westermient), belend rondom de bleeckerije en het huis’ aan

Frans Barents van Haarlem

Jacob Joosten
transporteerde op 19-3-1648 voor 1700 gulden een bleekerij, huis en erf in Gerritsland met 2 gulden erfpacht jaarlijks aan de Polderheer, aan

Thuenis Pouwels van Neerpelt uit het land van Luik. Deze transporteerde op 29-6-1666 voor 500 gulden een huis en erf met 400 roe in de banne van Den Burg, jaarlijks erfpacht van 40 stuivers aan de Westergemeente aan

Jacob Pieters

1696 Testament van Jacob Pietersz Wuijts, waarin zijn dochter Antje de Bleekerij toebedeeld krijgt.

14-7-1721 De crediteuren van Jacob Wuijts verkochten voor 307 gulden 5 stuivers aan Paulus Lammerseeen stuk land met de Oude Bleekerij leggende in Gerritsland, staende op een slegt, en heeft jaerlijcks een erfpacht van 2 gulden aen de Poldermeesteren van de Westen’.

De voogden van de kinderen van Paulus Lammers transporteerden op 18-7-1731 voor 511 gulden een huis en huiskoog van 400 roe, belend ten O en ten W de Mient (belast met 2 gulden jaarlijks aan Abram Kikkert) aan Jan Cornelisz Bos.

Gekocht door Hendrik Schilder, via erfenis naar Aaltje Hendriks Schilder en Gerrit Hartog.

Gebouwen wellicht verhuurd, waarschijnlijk afgebroken na 1784 of 1787, na de dood van Aaltje en Gerrit, of niet lang daarna, in opdracht van hun erfgenamen.

Van deze gekocht door Jacob Schraag, volgens Gerrit Schraag die er geen kooppapieren van had. Zogezegd was het al heel lang in de familie.
Voor het jaar 1832 tot weiland ontgonnen door Schraag.


NIEUWE BLEEKERIJ

Aanleg Nieuwe Bleekerij:
17-3-1660 Acte van Consent omme een hoeckjen Landts in oft opde Everstekoger Gemeente omtrent Japenduijn int blanck water beoosten het Kogerwagenslach, groot ses oft seven hondert roeden gelegen opden Eijlande van Texel te mogen approprieren tot een bleijckerije omme Theunis Pauwelsen van Neerpelt.

8-2-1725 Testament van Cornelis Gerritsz Bleeker en Meijs Jans, wonend op de bleekerij op de Mient. Paulus Lammersen Bleeker zal de bleekerij erven.

17-6-1730 Testament van Meijs Jans, weduwe Cornelis Gerritsz Bleeker, wonend aan de Mient in de bleekerij. Haar erfgenamen zijn haar zuster Trijn Jans en haar broederszoon Maarten Dirksz Bleeker.

3-7-1730 Erfgenamen van Meijs Jans en Crillis Gerritsz Bleekert. Haar erfgenamen zijn Trijn Jans, weduwe Fulps Cornelis, wonend benoorden Den Burg, en voogden. Zijn erfgenamen zijn Teunis Jacobsz Bleekert, Sijmon Jacobsz Bleekert, de voogden van de kinderen van Cornelis Lammerts en de voogden van de kinderen van Paulus Lammerse.

4-7-1730 Trijn Jans en haar broederszoon Maarten Dirksz Bleeker, of Sondersorg, getrouwd met Martje Pieters Wuis, beiden wonend in de bleekerij. Maarten Dirks Bleeker werden benoemd tot enige erfgenaam.

27-10-1730 De erfgenamen van Crillis Gerrits de Bleekert transporteerden voor 1400 gulden een bleekerij, schuur, tuin, inclusief kuipen, ketels, enz. en land aan Trijn Jans, weduwe Fulps Cornelis.

20-6-1735 Inventaris van wijlen Trijn Jans, opgegeven door Hendrik Schilder, de tegenwoordige eigenaar van de bleekerij.

16-1-1736 De erfgenamen van Meijs Jans transporteerden voor 1365 gulden een huis, tuin, bleekerij en 1400 roeden grond in de banne van de Koog, belend ten N de Kogermient en ten Z de Westermient, inclusief loogketel, kuip en tobbes, aan Hendrik Schilder.

27-6-1785 Gerrit Simonsz Hartog transporteerde voor 1150 gulden de Nieuwe Bleekerij, polder Everstekoog, belend ten O en ten W de Graaflijkheid (no. 364 ’t huijs de Bleekerij dog hetwelke gedemoleert is, dat echter in ordinaire verponding op 7 stuivers)’ aan

Jacob Jansz Verberne (naasting, eerst gekocht door Dirk Kikkert).

Sijbrand Koning
Eikenbos, aanplant voor 1793


23-3-1695 Accoord van 45 Texelse loodsen, mede ondertekend door Barent Dirks Bleeker, wellicht dezelfde persoon als Barend Dirksz Hassing (38).

1810 Hendrik Cornelis Smit of Bleeker, wonende aan de Mient, was de zoon van Cornelis Gerritsz Smit en Aaltje Hendriks Schilder, kleinzoon van Hendrik de Bleeker van de Nieuwe Bleekerij. Die kende het bedrijf uit de verhalen van zijn moeder.
De familie Schilder bezat na 1754 ook het gebouw en terrein van de Oude Bleekerij, dat na de periode Jan Bos niet meer voor bleekwerk geschikt was na dempen en volgroeien van de sloten. Misschien woonde Aaltje Schilder daar na haar huwelijk met haar gezin.

Hendrik van Heerwaarden ofwel Hein de Bleeker (1774-1830), die misschien verward is met Hendrik Smit, omdat de familie van Heerwaarden niets met het bleeken te maken heeft gehad. Wel was Hendrik Smit de grootvader van Hendrik van Heerwaarden.

De naam “(de) Bleeker(t)” is niet zozeer een achternaam, maar meer een beroepsaanduiding.


OUDE BLEEKERIJ

PIETER CORNELISZ, timmerman

Jacob Joosten Linnewever en Pieter Cornelis Timmerman kochten op 3 juli 1636 van de Westergemeente [Buren van de Westen] 600 R / 700 R beoosten het Troucke van Heijndrick Gerrits, tot de dam aan toe.

3 juli 1636: Erfpachtcondities voor schepenen van Den Hoorn en De Westen bij aankoop van gronden in de mient door Jacob Joosten Linnewever en Pieter Cornelisz Timmerman, om de blekerij te stichten

Op huijden den IIIen Julij XVIc zes ende dertich compareerde voor schepenen deses eijlants Jacob Joosten, linnewever, vervangende ende hem sterck maeckende voor Pieter Cornelisz, timmerman ende bekenden voor haer, haren erfting (erfgenamen) ende naercomelingen gecocht, betaelt met rcf (= wat er verder komt, dit is: goede gereede penningen, sonder bedrog) ende in erfpacht aengenomen te hebben mitsdesen, van de gemeene eijgenaers van den Wester-gemeente (=mient van De Westen), met consent (toestemming) ende door tusschenspraecke van de magistraten des voorschreven eijlandts soodanige honderde (weggelaten: roeden) landten als sij comparanten hiertoe nu ofte naemaels sullen bevinden tot hare begonnen bleijckerij noodich te zijn, het sij zes ofte zeven hondert roeden, meer ofte minder zulcx vereijsscht ende haer bij gelegentheijt toegemeeten sal werden; ijder hondert roeden die sij comparanten sullen comen aen te tasten tot thien stuijvers jaerlicx, ter plaetse daer sijluijden 't selve alreede aengevangen hebben, te weeten opte gemeente (de mient) bij het troncke (stronk van een boom) van Heijndrick Gerritsz beoosten, ende tot aen de duin toe, mits zijn noch conditiën dat sij comparanten een waterloop over de gemeente (mient) zullen mogen zoucken ende maecken om het versch water in hare bleijckerije te leijden tot haer believen; oock dat geen ander bleijckerije op de zelve gemeente (mient) zullen mogen geconsenteerd (toegestaan) werden bij den eijgenaers van dezelve, soo langhe haer bleijckerije daer in esse (= in wezen) blijft; daer tegens zij comparanten een wagenwech zullen moeten laten leggen, tusschen hare huijsinge ende het landt van Cornelis Cornelisz Beuij ende sal het eerste jaer erffpacht verscheenen ende om gecomen weesen op Maijus (1 mei) naestcomende ende soo voorts gedurende soo lange hun comparanten goetduncken ende gelieven sal, als hunluijden toegestaen sijnde de voorschreven erffpachten t'allen tijden te mogen verlaten ofte anders behouden ten eeuwigen dagen, beloven te betalen aen handen van kerckarmen van de Westen in der vougen als voorschreven staet (dat wil zeggen de tien stuivers ieder jaar per 100 roeden), daervooren verbindende specialijck de voorschreven gronden ende landen haer in erffpacht gedaen ende voorts generalijck hun respective persoonen ende goederen naer coustume (gewoonte (deses eilands;MtH))
Cornelis Lubbertsz Jacop Sijmens Rebel
beiden zijn schepenen van Den Hoorn en De Westen op dat moment; MtH)

Pieter Cornelisz Timmerman transporteerde op 29-12-1637 voor 300 gulden ‘een half huis opte Gemeente van de Westen [Westermient], belend rondom de bleeckerije en het huis’ aan Frans Barents van Haarlem.

FRANS BARENTS VAN HAARLEM

De betrokkenheid van deze Haarlemmer ondersteunt de theorie dat de Texelse bleekerij is gebouwd door lieden van de Overkant, bijvoorbeeld uit Bloemendaal. Het bleekwerk is zo zwaar, dat het moeilijk voor te stellen is dat een gewone Texelaar daarmee zou beginnen.
Of er later wel Texelaars bij betrokken waren is nog de vraag, ook de opvolger van Jacob Joosten kwam van ver, van Neerpelt uit het Land van Luik.

De Frans Barents Cousebant uit de gegevens van Wim Post was iemand die kon investeren, hij was de rijkste man van Haarlem in zijn tijd.

JACOB JOOSTEN, bleeker en linnenwever

1632 Jacob Joosten Linnenwever kocht van Mathijs Pieters Laeckencoper een huis en erf in de Weverstraat voor 685 gulden. Hij verkocht dit huis in 1636 voor 780 gulden aan Jan Claes Cops. Deze verkocht het huis weer in 1638 voor 651 gulden en 10 stuivers aan Barber Jans, de weduwe van Harck Arijens. Als eervorige eigenaar werd toen Jacob Joosten Bleecker genoemd. In 1636 heette hij nog Jacob Joosten Linnenwever.
Met andere woorden, Jacob Joosten was linnenwever en bleeker.
De lakenkoper Mathijs Pieters was tevens eigenaar van het huis aan de zuidzijde.

Jacob Joosten Linnewever en Pieter Cornelis Timmerman kochten op 3 juli 1636 van de Westergemeente 600 R / 700 R beoosten het Troucke van Heijndrick Gerrits, tot de dam aan toe.

Jacob Joosten transporteerde op 19-3-1648 voor 1700 gulden een bleekerij, huis en erf in Gerritsland met 2 gulden erfpacht jaarlijks aan de Polderheer, aan Thuenis Pouwels van Neerpelt uit het land van Luik.
19 Maart 1648 Theunis Pouwelsz van Neerpelt kocht de bleekerij van Jacob Joosten linnewever

Op huijden den XIXen Martij 1648 compareerde voor schepenen deses eijlants Texel Theunis Pouwelsz van Neerpelt uijt het lant van Luijck ende bekende gecoght te hebben van Jacob Joosten een bleeckerij, huijs ende erve, staende ende gelegen in Gerritslandt ende dat soo hij't Jacob Joosten beheert ende beseten is, ende daer beneffens een paert, kar, ketels ende alles wat tot de bleeckerij is toebehoorende ende dat voor een somme van seventhien hondert karolus guldens te XL (40) grooten Vlaems 't stuck, te betaelen thien hondert der selver guldens gereet ende 't resterende op ses termijnen daer den aff scheenen (= betaaldatum) ende omme gecomen sal wesen over een jaer naer dato deses, te weeten de eerste vijff keerlinge telckens betaelende hondert ende twintich der voorschreven guldens ende de laeste off seste termijn hondert guldens, wel verstaende dat op de bleeckerij jaerlijcx is staende twee guldens erffpacht (dit zou inhouden dat als de erfpachtsom gelijk is gebleven, te weten tien stuivers per 100 roeden, dat de bleekerij uiteindelijk 400 roeden groot was in plaats van de verwachte 600 à 700 roeden!), dat de poldersoen (polderbelasting) jaerlijcx sijn manende ................resti is aelmende verkelles (dit gedeelte kan ik helaas niet goed lezen;MtH) in vrijen suijveren gelde sonder eenige cortinge ofte affbreck. Daervoor verbindende specialijck de voorschreven bleeckerij ende huijs met sijn aencleving ende voorts generalijck sijn persoon ende goederen, roerende, onroerende als naer costume rcf (= res communo forme, enzovoorts, oftewel: als gewoonlijk op den eilande Texel gebruikelijk is)

Dirck Albertsz Ratelaer Thoenis Huijchsz
(dit zijn schepenen van Den Burg)

Het lijkt erop dat Jacob Joosten toen weer teruggegaan is naar Bloemendaal. Daar woonde ook een Jacob Joosten, die heel goed dezelfde persoon geweest kan zijn.

Bloemendaalse gegevens:
1658 Gerrit Bossu, bleker te Heemstede verkocht aan Christine van Steenkiste, weduwe van Lucas van Beek een gerechte vierde part van de blekerij, tegenwoordig in huur bij Jacob Joosten en Robeet van de Fonteyne.

1668 Grietge Adriaens, weduwe van Jacob Joosten, koopt 6/8 parten in een blekerij met het duinland gelegen an de Kleverlaan te Aelbertsberg (Bloemendaal), groot 2 morgen.

1681 Grietge Adriaens, weduwe Jacob Joosten kocht een huis met erf in het centrum (de Buert) van Aelbertsberg van Trijntje Bogaerds voor 622 gulden.

1670 Erven Pieter Cornelis verkopen aan Tobias Voet, bleker te Bloemendaal, de opstal van een blekerij voor 1422 gulden.

Frans Barents Cousebant kocht in 1627 het huis en erf in de Smedestraat tegenover het Marktveld in Haarlem. Hij was ook brouwer en een der grootste grondbezitters van Haarlem.
Frans trouwde in 1613 met Wijna Rijcke, die al in 1619 overleed. In 1623 hetrouwde hij met Adriana Nobel, gezegd Van der Hulst. Frans had 16 kinderen. Hij overleed in 1667.
De Cousebants waren rijk en geparenteerd aan de eerste Haarlemse families. Doordat zij de R.K. kerk trouw bleven werden zij nooit in overheidsfuncties benoemd.


THUENIS POUWELS VAN NEERPELT

Emigratie uit de buurt van Neerpelt naar Texel:
1604 Henryck Willems genoemd, een lakenverkoper uit Overpelt,
1649 Wilhelm Goesselinx of Goselings
Andere lakenverkopers emigreerden in deze woelige periode (Neerpelt ging eind 16de eeuw in vlammen op tijdens de 80-jarige Oorlog) naar o.m. Egmond aan Zee, Haarlem, Huisduinen, Jisp, Krommenie, Monnikendam, Petten, Spanbroek, Warmenhuizen, Bolsward en Harlingen.
Willem Gosselings kwam voor op een belastinglijst van 1644 op Texel. In hetzelfde jaar kocht hij een huis in Den Hoorn voor 700 gulden en 10 stuivers van Jacob Cornelisz Lap.

1611 De weduwe van een ketellapper gaf in 1611 aan vier personen, waaronder Thonis Pouls, de volmacht om in te vorderen wat haar man nog te goed had van Maastricht tot Breda. Deze man kan niet dezelfde zijn als onze Thuenis, aannemend dat hij in 1611 volwassen was en niet 55 jaar later nog volop actief.

Jacob Joosten transporteerde op 19-3-1648 voor 1700 gulden een bleekerij, huis en erf in Gerritsland met 2 gulden erfpacht jaarlijks aan de Polderheer, aan Thuenis Pouwels van Neerpelt uit het land van Luik.

Thuenis Pouwels, van Neerpelt uit het land van Luik, legde in 1660 de Nieuwe Bleekerij aan.

Acte van Consent omme een hoeckjen Landts in oft opde Everstekoger Gemeente omtrent Japenduijn int blanck water beoosten het Kogerwagenslach, groot ses oft seven hondert roeden gelegen opden Eijlande van Texel te mogen approprieren tot een bleijckerije omme Theunis Pauwelsen van Neerpelt.

De Raden ende Meesters van de Reeckeningen der Domeijnen van de Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslant gexxx opt versoeck aen henluijden gedaen bij Theunis Pauwelssen van Neerpelt wonende op den Eijlande van Texel ende daer over gedient geweest zijnde van den schriftelijcken advyse van den Schouten van den voorz. Eijlande van Texel Hendrik de Goijer, hebben den Suppliant vergunt ende geaccordiert sulcx sij luijden hem vergunnen ende accorderen bij desen:
het gebruik ende besth van een hoeckjen landts in ofte opde Everstekoger Gemeente omtrent Japenduijn int Blanckwater beoosten het Kogerwagenslagh (daeromme blanck water genaemt om dat het altijts, alvoren Gerrit Janssen Duijnmeijer soo dapper mettet greppelen besich is geweest, geduijrig ofte meest onder water heeft gelegen) nu moeij vlack velt sijnde, groot ses ofte seven hondert roeden omme tot een bleijckerije bequamelijck tsijnen costen te mogen approprieren,
Ende voor het voorsz gebruijck ofte besith ten behouve vande voorgemelde Domeijnen jaerlicx betalende ten Comptoire vanden Rentmeester Generael van Kennemerlandt ende Westvrieslandt Tyman Oosdorp oft anderen inder tijt wesende rentmeester tot een recognitie de somma van twee ponden tien schellingen te X L groten ’t pont vrij gelt,
Ende salmen dese recognitie niet langer mogen laten verlopen als drije Jaeren op peijne van daer naer dubbelt recht te betaelen, waervan het eerste Jaer ommegecomen ende verschenen sal zijn opden eersten Meij des Jaers XVIc een ende tsestich, daer aftden voorn. Rentmeester gehouden wert in Reeckeninge te verantwoorden daer des behoren sal gedaen ten Burele aen den Camere van den Reeckeningen in den Hage den XVII en Maert sestien ende tsestich.

Consent omme noch vijfhondert Roeden gronts van Overstekogergemeente op Texel te moghen gebruijcken omme Theunis Pauwelsz van Neerpelt

De Raden ende Meesters vande Reeckeningen der Domeijnen vande Heeren Staten van Hollant ende Westvreislandt,

Gesien het versoeck bij requeste aen henluijden gedaen bij Theunis Pauwelsz van Neerpelt, Bleijcker opden Eijlande van Texel, tenderende omme (boven de sevenhondert roeden hem op den XVIIen Martij des voorleden Jaers XVIc tsestich bij dese Camere uijtte gront vande Overstekogergemeente op den voorsz. Eijlande van Texel tottet aproprieren van een Bleijckerije aldaer uijtgegeven) noch omtrent de vijffhondert Roeden uijt deselve gemeente tot voltreckinge van syn voorsz. Werck te mogen gebruijken, hebben denselven (alvooren gehoort het Rapport vanden Commissaris deser Camere jongst in Kennemerlant ende Westvrieslant geweest sijnde alsmede de berichtinge vanden Officier des voorsz. Eijlants Heijndrick de Goijer, die daer over oock met gemachtigden vanden Overstekogergemeente voornoempt den Duijnmeijer Gerrit Jansz hadde gesproocken) vergunt ende geaccordeert gelijck sij doen bij desen:
Het gebruijck ende besith vanden voorsz. versochte vijff hondert Roeden erfts of gronts uijtte voorsz. Overstekogergemeente boven de seven hondert Roeden hem bij acte in date de XVIIen Martij des voorleden Jaers 1660 staende geregistreert int XVIIen Boeck van Appts folia CLX verse op een Jaerlijcxse recognitie van Twee pond thien schelling geaccordeert, mits Jaerlijcx van dese Concessie (boven de voorsz. II L X Sch) in handen vanden Rentmeester Generael van Kennemerlandt ende Westvrieslant Tijman Oosdorp ten proffijte vande Domeijnen betaelen tot een Recognitie een pond thien schellingen te XL grooten ’t pont vrij gelt, die hij niet langer als drije Jaeren sal mogen laten verlopen op peene van daer nae dubbelt recht te moeten betalen, waer aff het 1e Jaer ommegekomen ende verscheenen sal wesen den 1e Mey, waer aff den voorsz, Rentemeester in ontfangh sijnder Reeckening heeft te verantwoorden, daer des bbehooren sall,
Gedaen ten Burele vande Camere vande voorsz. Reeckeningen inden Hage den XXVden Augusty 1662.

Thuenis transporteerde op 29-6-1666 voor 500 gulden een huis en erf met 400 roe in de banne van Den Burg, met jaarlijks een erfpacht van 40 stuivers aan de Westergemeente, aan Jacob Pieters.

JACOB PIETERSZ WUIJTS

JACOB DE BLEEKER, ofwel JACOB PIETERZ WUIJTS ( ±1640-25 december 1720)
Zoon van Pieter Jacobsz Wuijtges en x
Getrouwd met x
Kinderen in leven in 1696: Pieter en Antje
Pieter Jacobs Wuijts trouwde met Antje (Simons of Cornelis, w.s. Simons volgens Arie Wuis), hun kinderen waren Simon, Cornelis en Maartje.
Simon trouwde rond 1730 met Vrouwtje Ysbrants Veltmuis, 5 kinderen.
Cornelis trouwde in 1742 met Martje Jacobs Visser, hun kinderen waren Antje, Reinoutje en Jacob.
Maartje was getrouwd met Maarten Dirksz Bleeker/Sondersorg.

In 1561 werd een Neel Jacops Weuts genoemd in de lijst voor de Tiende Penning

Jacob Arijaansz Wuijtges werd vermeld in de Haardstedenlijst van 1644 te De Koog.

Broers van Pieter Jaacobsz Wuijtges:
Wuijtge Jacobs, kocht in 1658 land bij De Koog (zie hieronder 1658).
Adriaan Jacob Weijts, trouwde met Tonis Troost. Hun zoon Willem Adriaansz Weijts, overleden rond 1719, trouwde met Pietertje Maartens. De zoon van Willem en Pietertje, Maarten Willems Wuijs, trouwde in 1717 met Trijntje Dirks.

1657 Ene Jacob Pieters woonde naast Ary Symons Soete toen die een huis kocht van Maartge Gerrets, weduwe Neef Hendriks.

1658 In het Weeshuis kwamen Gangelof (11 jaar) en Trijntje (9 jaar) kinderen van Jacob Arijaans Wuis Weythe.
In 1622 was er een volkstelling, waarbij in de Coogh 44 huishoudens werden geteld, waarvan 15 alleenstaanden. Totaal woonden er 649 personen. Een daarvan was Gangeloff Janssen, 5 personen. Dat zou een grootvader van Gangelof Jacobsz kunnen zijn geweest, van zijn (groot)moeders kant.

1658 Jan Pieters Kleij kocht een huis, erf en schuur bij de Coogh van de kinderen van Wuytse Jacobs, belend ten O Neel Frans en ten W Gerrit Claessen.

2-5-1692 Schrijfboek van Thijs Jansen Velthoen: “een doot kistien voor het kind 1.4.0” op de rekening van Jacob Wuijts in het Gersland.

1696 Testament van Jacob Pietersz Wuijts. Hij was ‘ziekelijk, zittende overeind op zijn bedde’. Hij benoemde zijn dochter Antje tot zijn enige erfgenaam, omdat zij van zichzelf niet kon bestaan en anders door anderen geholpen zou moeten worden. Zijn zoon Pieter Jacobs deed afstand van de erfenis.

1699 Pieter Jacobs Weijts, Gersland, kocht voor 1120 gulden ‘huijs en huijscooch en land Het Witte Lam’ van Grietje Jans, de weduwe van Albert Cickert. Deze had dit in 1697 gekocht van Mons. Poulus van Experom, Amsterdam.

1701 Pieter Jacobs Weyt was beëdigd Duinmeijer ‘ten dele van de Kooger-, Everstekooger- en Gerritslanderduijnen’. De acte gaat over het zetten van stricken om konijnen te vangen, waarbij de stroper betrapt werd door de Duinmeijer. De stroper Floris Lamberts sloeg hem het hoofd vol builen en trok hem het haar uit het hoofd en zei “Ghij dondersen komt nu sal ick u vergelden”.

1-10-1702 Jacob Pieters Wuijts was getuige bij een notarisacte.

15-2-1703 Jacob Wuijts had onenigheid met de schotter over het inkeuren van 4 rammen.

31 mei 1704. Borgstelling door Jacob Pietersz Wuijts tesamen met Arien Jacobsz Roeper, Simon Maartensz Heijder en Cornelis Dirksz List voor Jacob Jacobsz Roeper ten behoeve van de Armevoogden van de Camers in de Mulderstraat in den Burg. Bedrag 400 gulden.

31 maart 1706. Jacob Pietersz Wuijts en zijn zoon Pieter waren getuigen bij het opmaken van het testament van Maarten Jacobsz Brouwer. Zij waren naaste buren, Jacob van de Worsteltent en Pieter van het Witte Lam. Maarten Brouwer woonde op Ruimzicht.

2-11-1706 Pieter Jacobsz Wuijts deed tesamen met Dirk Cornelisse Smit, Jellis Claesz en Pieter Dirksz Keijser een verklaring ‘ter requisitie en versoeke’ van Dirk Claesz Mantje.

1707 Cornelis Coger kocht een huis en huiskoog (het Witte Lam) en 900 roeden lands van Pieter Jacobsz Wuijts, ten O van Crillis Maers Brouwer (Ruimzicht) en ten W van de weg. Het veld waarop of waarbij dit huis stond heet nog steeds ‘het Witte Lam’.

14-3-1713 ‘Den 14 maert gerekent met Jacop pietersz weis ende in bresense van sijn soon ende antien Jelles soo dat Ick thijs Jansz velthoen moet hebben aen berekent gelt die somma van 1 gulden 4 stuijvers Ick segge f 1-4-0’. Dit schreef de timmerman Thijs Jansen Velthoen in zijn Schrijfboek.
Antien Jelles was een dochter van Jelle Witsen en Martje Alberts, die in de Everstekoog woonden. Op 8-10-1683 lieten zij hun dochter Anna RK dopen.

30 mei 1715 ‘Jacob Pietersz Wuijts wonende in de banne van de Westen, hoogbejaard’. Hij kocht de Oude Bleekerij in 1666, aannemend dat hij toen zeker 20, maar eerder 30 jaar oud was, was hij in 1715 minstens 71 jaar of veel ouder.

3-7-1717 In de RK doopregisters staat vermeld: Maert, kind van Japik Piterse en Anna Jelles “pro ub est confessa est enim spurius” ofwel ‘wat hier wordt geopenbaard is onwettig’. Doopgetuige was Trijntje Jellis, zuster van Antje. Trijntje was ook niet getrouwd met Jacob Arissen (acatholiek), de vader van haar zoon Arien, toen die op 15-8-1711 werd gedoopt. Doopgetuige was Mees Reinders.

25-12-1720 Overlijden van Jacob Pietersz Wuijts.

30 maart 1721. Cornelis Dirksz, gewesen Armekamervoogd en sijn huijsvrouw Neeltje Huijbers getuigen, dat Jacob Pietersz Wuijts, alhier op Texel overleden op 25 december 1720, ‘seker stuk hooijland bezat leggende in Gerritsland, welk lant op den 1e januari 1721 door sijn soon Pieter Jacobsz Wuijs (naar sijn voornoemde doot ) is betaalt geworden’.

14-7-1721 De crediteuren, diaconen van den Hoorn, beneffens Michiel Boender, als procuratie hebbende van de erfgenamen Mies Janse de Boer, van JACOB WUIJTS hebben vercogt en bij desen in vollen vrijen eijgendom over te dragen en te transporteren, aan FRANS DIRKSZ een huijs, schuijr staende onder de Westen, en wel 5000 roeden lands leggende onder de Westen, Operen en Gerritslant. Dit werd verkocht voor 1368 gulden ‘gereet geld’.
In de Transportregisters is geen acte van koop te vinden van Jacob Wuijts. Dat kan betekenen dat hij de boerderij zelf liet bouwen of dat hij de boerderij gekocht heeft, maar dat de transportacte verloren is gegaan, of dat hij de boerderij geërfd heeft.
Zij verkochten aan Paulus Lammerse voor 307 gulden twee stukken land annex, groot 800 roeden, leggende in Gerritsland, belend ten W de Mient, ten O Simon Pieters Wuijts [Bleekersland, nu aan de Grensweg].
Daarnaast verkochten zij aan Paulus Lammerseeen stuk land met de Oude Bleekerij leggende in Gerritsland, staende op een slegt, en heeft jaerlijcks een erfpacht van 2 gulden aen de Poldermeesteren van de Westen’.
Aan Cornelis Gerritsz Bleeker verkochten deze crediteuren voor 20 gulden een stuk land van 900 roeden in de Everstekoog, ten N Albert Hilbrandsz, ten Z de weg.

Pieter Jacobsz Wuijts leefde nog op 1-1-1721. Op 8-2-1724 was hij al overleden. Op die datum verschenen zijn zonen Zimon en Crillis Pieterse Wuijs, ook voor hun zus Martie Pieters, voor Notaris Gravius i.v.m. de verhuur van een stuk land onder de Westen.

Een “wuit” is een soort haspel.

PAULUS LAMMERSE

1595 Lambert Pouwelisz en Jan Vermatsz waren vertegenwoordigers van de bewoners van De Koog. Zij deden een verzoek aan de Grafelijkheid om ‘buytenluyden’ die niet in De Koog willen gaan wonen te weren. Bewoners van het dorp moeten, als zij dat willen, voorrang krijgen. Die van de Overstekoich zijn niet in deze actie begrepen.

Paulus en Cornelis Lammertsz Decker waren waarschijnlijk zonen van Lambert Cornelis Dekker.
Cornelis trouwde op 29-12-1707 met Cornelisje Cornelis. Zij lieten 7 kinderen dopen in de Waal: Marijtje, Cornelis, Vrouwtje, Grietje, Lammert, Grietje en Maarten.

De crediteuren van Jacob Wuijts verkochten aan Paulus Lammerse voor 307 gulden twee stukken land annex, groot 800 roeden, leggende in Gerritsland, belend ten W de Mient, ten O Simon Pieters Wuijts.
Zij verkochten aan Paulus Lammerseeen stuk land met de Oude Bleekerij leggende in Gerritsland, staende op een slegt, en heeft jaerlijcks een erfpacht van 2 gulden aen de Poldermeesteren van de Westen’. Dit werd vrij en onbelast verkocht voor 288 gulden.

8-2-1725 Testament van Cornelis Gerritsz Bleeker en Meijs Jans, wonend op de bleekerij op de Mient. Paulus Lammersen Bleeker zal de bleekerij erven.

Aantekeningen uit akte van Miriam Klaassen: 950 In den name des heer en amen etc.
Cornelis Gerritsz Bleker x Meijs Jans w bleekerij op de Mient.
Testateur siekelijk naar den lighame sittende op een stoel bij het vier ende sij testatrice gaande en staande, beijde wel bij verstande. Langstlevende, daarna de erfgenamen van de testateur in de ene helft en de erfgenamen v d testatrice in de andere wederhelfte.
Onder volgende conditiën dat Poulus Lammersz Bleeker de bleekerij met sijn toebehoren en gereetschap, het huijs, de schuere ende het coeijweijtjen aan de wegh op de Mient in Gerritsland groot 400 roeden sal vermogen naar hem te nemen soo hij sulks begeert vrij en suijver van alle ordinare en extraord. lasten dijk of hoefgelt, tot die tijd toe, mits dat hij dan tot vergroting van den boedel sal inbrengen de som van 1200 gulden om onder de algemene gesamentlijke erfgenamen sonder uytsluyting van imant te werden verdeelt.
Welke erfgenamen mde gehouden sullen sijn aan Maarten Dirksz een somma van 200 gulden eens, ende verder in min en vrindschap met den anderen te deelen soo voorsz. staat.
Get. Cornelis Dirksz Oostinjer
Albert Hilbrantsz Graaf
Ondertekening Corneles Gersen Bleeker en huismerk van Meijs Jans

7-10-1729 Verklaring van Paulus Lammertsz Decker (36) en Ysbrand Cornelisz Bos (28).

3-7-1730 Erfgenamen van Meijs Jans en Crillis Gerritsz Bleekert.
Haar erfgename is Trijn Jans, weduwe Fulps Cornelis, wonend benoorden Den Burg.
Zijn erfgenamen zijn Teunis Jacobsz Bleekert, Sijmon Jacobsz Bleekert, de voogden van de kinderen van Cornelis Lammerts en de voogden van de kinderen van Paulus Lammerse.
Trijn Jans zal ‘de Bleekerije en het Koeijeweijdie’ kopen en de anderen 700 gulden elk betalen op 1 november a.s.

27-10-1730 De erfgenamen van Crillis Gerrits de Bleekert transporteerden voor 1400 gulden een bleekerij, schuur, tuin, inclusief kuipen, ketels, enz. en land aan Trijn Jans, weduwe Fulps Cornelis.


LINNENWEVERS EN LAKENKOPERS

WEVERS IN 1622 op TEXEL:
Oosterend: Michiel Lambertsz (2 personen).
De Wael: Willem Cornelisz (7), Jan Cornelisz (1), Cornelis Pietersz (5), Pieter Cornelisz (4), Thijs Gerritsz (8).
Den Burg: Baltis (6), Pieter Janssen (5), Pieter Pieterz (6), Jan Pietersz (4), de blinde wever (2), Vijving de wollewever (4), Pieter de wever (2), Cornelis Janssen (7), Jan Pietersz wollewever (2), Marijn de linnenwever (2), Marijtgen Pieters wevers (2), Claes Thonisz wollevever (5) +5 knecht off arbeid (5), Jan Schaft wollewever (4).
Coogh
Hoorn: Cornelis Janssen (4), Lieven de wever (7), Jan de wever (9), Willem de wever (2), Claes de wever (2), Pieter Albertsz (5), Pieter Wever (4).
(Lijst gevonden in map van Henk Schoorl)

Claes Claes Goutsbergen was laeckenkoper, maar ook Weesmeester en Burgemeester. Hij is overleden voor 1650. Zijn vrouw Neel Cornelis overleed in 1682.

Timmerman Velthoen werkte rond 1700 voor Pieter Claesen de Weever en in Gasthuysstraat en Echbart die wever.

Het Weeshuis betaalde op 3 september 1705 voor het bleekloon van een web linnen lang 52 ellen een som van 3:5:0
Op 5 november 1705 werd er betaald voor het bleeken van ‘een web linnen lang 46 ellen half gelt’ een som van 1:8:12
Op 7 april 1707 aan Egbert de wever weefloon van een xxx linnen groot 50 ellen 6:10:-
Op 25 juni 1707 aan Pieter Jansz de wever wegens weefloon van 50,5 ellen linnen 7:3:14
Op 3 mei 1708 aan Jacob Claasz de wever ‘van 41 ellen van weven’ 4:3:8
Op 18 november 1708 aan Antjen Arents wegens het spinloon van vlas 8:1:0
Op 6 augustus 1733 ‘op dato aen Klaes Jacobsz Brouwer voort weven van een webb een somme van 6:10:0

7-7-1731 In de boedelbeschrijving van Hendrik Wester, boer op Zuidhaffel, opgesteld na het overlijden van zijn vrouw Jantje Jacobs staat een schuld van 1:1:0 aan ‘de bleeker voort bleeken vant web’.

Personele Quotisatie 1742
Den Hoorn nr. 22 Jellis Kersemaker, een linnewever, verkoopt bier en wijn, houdt een knecht, 3 personen
Warmerstraat den Burg nr 142 Jelis Claasz een wever 1 persoon huur 12.0.0
Mulderstraat den Burg nr. 195 Lammert Egbertsz zijnde een wever 5 personen, huur 9.0.0
Waalderstraat den Burg nr. 30 Maarten Gorter een huijs, zijn eigen, een linnewever, 2 personen de huur 14.0.0
Dieuwer Jelis, een oude vrouw, woont in het bovenstaande huijs
Weverstraat den Burg nr. 103 Klaas Jacobsz Brouwer, zijn eigen, zijnde wever, 4 personen, huur 10.0.0
In die tijd was Hendrik Schilder de enige bleeker.

1750 Tirion Tegenwoordige Staat van Holland deel XVIII pagina 585 Van ouds had men ook Wollen en Linnen weevers op het Eijland; doch deeze neering is veel verminderd.


JAN CORNELISZ BOS

Jan Cornelisz Bos leefde van 18-2-1697 tot 19-5-1762, hij was de oudste zoon van Cornelis Jansz Bos en Brecht Frans.
Gehuwd op 16-1-1722 met Reinou Jelles, dochter van Jelles Witzesz en Geertje Ariëns (getuigen Maartje Krelis en Maertje Pieters). Jan sloot een tweede huwelijk op 10-10-1727 met Trijntje Cornelis (getuigen Jacob Dircksen en Cornelis Pieterse).

Reinoutje Jelles, de eerste echtgenote van Jan Cornelisz Bos, was een halfzuster van Antien Jelles, de vriendin/huisvrouw van Jacob Wuijts.

Reinou Jelles en Jan Bos hadden drie dochters. Bregje trouwde met Cornelis Hendriksz de Boer/Kuip, Ariaantje met Cornelis Zachariasz en Cornelisje met Jacob Jansz Verberne.

18-7-1731 De voogden van de kinderen van Paulus Lammers transporteerden voor 511 gulden een huis en huiskoog van 400 roe, belend ten O en ten W de Mient (belast met 2 gulden jaarlijks aan Abram Kikkert) aan Jan Cornelisz Bos.

18-7-1731 Jan Bos kocht nog een stuk land liggende als voornoemd, genaamd ‘het Leege’, gelegen ten Zuiden en ten Westen van de kinderen van Pieter Wuijts, voor totaal 511 gulden.
Het ‘Leege’ betekent ‘het laaggelegen land’, en is waarschijnlijk een deel van het tegenwoordig onherkenbaar dichtgegroeide en -gestoven moeras ‘Alderts Leege’ tussen de Ploegelanderweg en de Grensweg, wegen die pas in de 20e eeuw zijn aangelegd.

31-12-1731 Jan Ysbrantsz Bos verkocht land in de Westen aan Jan Cornelisz Bos.

x-10-1737 Jan Cornelisz Bos kocht land in de Westen, grenzend aan Ysbrant Bos.

24-12-1737 Idem

Personele Quotisatie 1742: nummer 360, Jan Cornelisz Bos, een boer, heeft 4 personen, hout 2 paarden en een wagen tot zijn werk, Akenbuurt [volgens Cor Rey was dit een fout en woonde Jan niet op Akenbuurt]. Ik denk dat de mensen van de PQ de Mient hebben overgeslagen, want het Witte Lam, Ruimzicht en Catharinahoeve zijn onvindbaar op hun lijst. Jan woonde in 1742 nog op de Oude Bleekerij en dat is beslist geen Akenbuurt.

27-12-1743 Jan Cornelisz Bos leende 100 gulden van ‘de Arme-kist van de Kamers van de Waalderstraat’.

3-2-1744 Testament voor Notaris Brouwer van Jan Cornelisz Bos en Trijn Cornelis, wonende aan de Mient in de Oude Bleekerij, ‘doende boerenbedrijf’. Hij gezond, zij ziekelijk. Beiden kunnen hun naam niet schrijven.
In hetzelfde jaar of korte tijd later heeft Jan Bos de Catahrinahoeve gekocht.

4-1-1753 Jan Cornelisz Bos verhuurde vanaf 20 maart voor 178 gulden per jaar, voor een periode van 10 jaar, aan Jacob Jansz Verberne een ‘huismanswoning met 300 roe land op de Mient, 660 roe ‘Dommekragt’, 800 roe ‘Bleekersland’, alles in de polder Gerritsland en nog meer land, tesamen 5555 roe. Verder 70 schapen, 13 enterlingen, 2 koeien, 2 osseveersen, 4 schetters, nl. 2 ossen- en 2 koeienschetters, 2 paarden, 1 ploeg, 1 eg en al het boerengereedschap dat gebruikt werd door de verhuurder’. Dit betreft Catharinahoeve.
Jacob Verberne was de schoonzoon van Jan Bos. Hij trouwde in februari 1853 met Cornelisje Bos, de jongste dochter van Jan Bos en Reinoutje Jelles.
Jan Bos was voor de tweede keer weduwnaar. Hij wilde voor zijn oude dag ‘onder dak’ zijn, en verhuurde al zijn bezittingen aan zijn dochter en schoonzoon. Die konden op deze manier beginnen op een goede boerderij. Als bijzondere conditie werd overeengekomen dat Jacob Verberne de inwoning en het onderhoud van Jan Bos op zich nam.
2-7-1753 Blijkbaar heeft men zich verkeken op de consequenties van een dergelijke regeling, want nog geen half jaar later woonde Jan Bos bij zijn oudste dochter Bregje en haar man Cornelis Hendriksz de Boer/Kuip in de Koog. Hij herriep zijn eerdere testament.
Jacob Verberne kocht van zijn aangetrouwde oom Ysbrant Cornelisz Bos een van diens boerderijen, Ruimzicht (nu Rozendijk 13, familie Veeger). Ysbrant Bos huurde de boerderij van zijn broer (nu Catharinahoeve).

7-1-1753 Jan Cornelisz Bos verleende algehele procuratie aan Jan Verberne en Ysbrant Bos.

18-1-1754 Na de dood van Trijntje Cornelis, de tweede echtgenote van Jan Bos, werd een deel van het onroerend goed verkocht, een ander deel opgehouden in de veiling. Daarna werd de gezamenlijke boedel verdeeld tussen hem en de kinderen uit zijn eerste huwelijk.

De Oude Bleekerij werd gekocht door Hendrik Schilder, en kwam via erfenis naar Aaltje Hendriks Schilder en Gerrit Hartog.
De grote vraag was: WIE KOCHT DE OUDE BLEEKERIJ van Jan Bos? Dat bleek uit de beschrijving van het onroerend goed van Aaltje Hendriks Schilder:
Volgen de goederen van Aaltje Hendriks:
Eerstelijk alle de Vaste goederen, so van haare ouders als van Jan Corn. Bos, Dirk Ratelaar en Trijntje Cornelis afkomstig, benevens die welke verder staande haar eerste Huwelijk zijn aangekogt, sodanig alle deselve tegenswoordig door haar beheert en gebruijkt worden, en gelegen zijn in de Polders Everstekoog, Gerritsland, Operen,, Zuijthaffel en de Westen, dog welke thans niet gevoeglijk gespecificeert hebben kunnen worden.
Onroerend goed in het Gerritsland:
Het ‘vaste goed’ dat van Jan Cornelis Bos gekomen/gekocht kan haast niets anders dan de Oude Bleekerij zijn.

19-5-1762 Dood Jan Bos.

13-6-1770 De erfgenamen van wijlen Jan Bos verkochten uit diens nagelaten boedel het huis op de Mient met de huiskoog,en voorts land in Gerritsland, Operen en de Westen, aan Dirk Ratelaar voor 2100 gulden contant (Catharinahoeve).
Jan was toen al 8 jaar dood, maar nu zijn schoonzuster Trijn Cornelis weer hertrouwd was vonden de erven de tijd gekomen om tot verkoop over te gaan. Tot die tijd huurde zij de plaats voor 240 gulden per jaar, volgens de inventarisatie gemaakt ter gelegenheid van het huwelijk van Trijn Cornelis Gojers en Dirk Ratelaar op 21-7-1767.


DOMINEE VEENSTRA EN DE NIEUWE ONDERNEMING
Moeder Pranger, Trijntje Cornelis Tuinder (1915-1996), dacht te weten dat er op de Bleekerij ZEEGRAS werd gebleekt.
Dat zou dan op de NIEUWE BLEKERIJ geweest moeten zijn, met als woonhuis de NIEUWE ONDERNEMING aan de Randweg. Aangezien de grond nog in 1832 eigendom was van H. Veenstra en Compagnons, zou daarin een werkverschaffingsproject van deze Dominee in kunnen worden gezien. Veenstra leende ook geld uit aan allerlei personen, zoals Jacob Van Heerwaarden.
ZEEGRAS werd benut voor de wierdijken tot 1730, voor het dichtstoppen van gaten in walvisvaarders die door het ijs beschadigd raakten, voor het opstoppen van stoel- en canapézittingen in Biedermeierstijl, en voor matrassen.
Voor de laatse toepassingen moest de kwaliteit daarvoor beter, fijner, schoner, zijn dan voor ander gebruik. Echter ‘eerste kwaliteit’ zeegras moest zwart zijn, wat het werd door verwateren in ijzerhouden water en dat was er op de Mient juist niet. Hoe dan ook, er werd iets ondernomen.
Door het huwelijk met Jannetje Koning kon Veenstra over de velden beschikken die eigendom waren van zijn schoonvader Sijbrand Koning.

De Nieuwe Onderneming heeft echter niets te maken met de Oude Bleekerij. Op de kaart van 1810 is goed te zien hoe de velden van de Oude Bleekerij geheel waren opgegaan in de Mient. Alleen het gebouw stond er nog.


NIEUWE BLEEKERIJ

THEUNIS PAUWELSZ VAN NEERPELT

1660 aanleg
1661 stuk grond erbij

Hoewel er al die jaren is gewerkt en gebleekt op dit bedrijf hebben we nog geen namen gevonden. Er zijn mensen die ‘bleekr(t)’ genoemd worden, zoals Theunis Jacobsz Bleeker en Zijmon Jacobsz Bleekr, die geen zonen zijn van Jacob Wuijts.
Er zal een vrouwelijke lijn zijn geweest, waarvan geen aantekening is gehouden. Hierbij speelt mee dat deze mensen doopsgezind waren, die registreerden zich niet zoals de katholieken.

(In 1660 overleed Simon Teunissen. Hij was getrouwd met Ael (Aleid) Cornelissen. Hun dochter Neel was op 12-8-1648 gedoopt in de Coogh, getuige Lysbeth Cornelis.)

(Theunis Jacobs Jop kocht in 1670 voor 255 gulden een huis en erf van Stijn Claes.)

CORNELIS GERRITSZ BLEEKERT en MEIJS JANS
Van deze mensen weten we weinig, behalve dat zij op de Nieuwe Bleekerij werkten en daar kort na elkaar stiervan in 1730. Het zou kunnen dat Cornelis trouwde met een dochter van de bleekersfamilie en dat eerder genoemde Zijmon en Theunis ook familie van elkaar waren. Zoiets.

14-7-1721 Aan Cornelis Gerritsz Bleeker verkopen de crediteuren van Jacob Pietersz Wuijts voor 20 gulden een stuk land van 900 roeden in de Everstekoog, ten N Albert Hilbrandsz, ten Z de weg.

8-2-1725 Testament van Cornelis Gerritsz Bleeker en Meijs Jans, wonend op de bleekerij op de Mient. Paulus Lammersen Bleeker zal de bleekerij erven.
Aantekeningen uit akte van Miriam Klaassen: 950
In den name des heer en amen etc.
Cornelis Gerritsz Bleker x Meijs Jans w bleekerij op de Mient.
Testateur siekelijk naar den lighame sittende op een stoel bij het vier ende sij testatrice gaande en staande, beijde wel bij verstande. Langstlevende, daarna de erfgenamen van de testateur in de ene helft en de erfgenamen v d testatrice in de andere wederhelfte.
Onder volgende conditiën dat Poulus Lammersz Bleeker de bleekerij met sijn toebehoren en gereetschap, het huijs, de schuere ende het coeijweijtjen aan de wegh op de Mient in Gerritsland groot 400 roeden sal vermogen naar hem te nemen soo hij sulks begeert vrij en suijver van alle ordinare en extraord. lasten dijk of hoefgelt, tot die tijd toe, mits dat hij dan tot vergroting van den boedel sal inbrengen de som van 1200 gulden om onder de algemene gesamentlijke erfgenamen sonder uytsluyting van imant te werden verdeelt.
Welke erfgenamen mede gehouden sullen sijn aan Maarten Dirksz een somma van 200 gulden eens, ende verder in min en vrindschap met den anderen te deelen soo voorsz. staat.
Getuigen Cornelis Dirksz Oostinjer
Albert Hilbrantsz Graaf
Ondertekening Corneles Gersen Bleeker en huismerk van Meijs Jans

17-6-1730 Testament van Meijs Jans, weduwe Cornelis Gerritsz Bleeker, wonend aan de Mient in de bleekerij. Haar erfgenamen zijn haar zuster Trijn Jans en haar broederszoon Maarten Dirksz Bleeker.

3-7-1730 Erfgenamen van Meijs Jans en Crillis Gerritsz Bleekert. Haar erfgenamen zijn Trijn Jans, weduwe Fulps Cornelis, wonend benoorden Den Burg, en voogden. Zijn erfgenamen zijn:
Teunis Jacobsz Bleekert
Sijmon Jacobsz Bleekert
de voogden van de kinderen van Cornelis Lammerts Dekker
de voogden van de kinderen van Paulus Lammerse.

Cornelis Lammerse Dekker is overleden voor 1730. Hij was in 1707 (pro deo) getrouwd met Cornelisje Cornelis (29-12-1707). Ze lieten 7 kinderen dopen in de Waal: Marijtje, Cornelis, Vrouwtje, Grietje, Lammert, Grietje en Maarten.
(In Texelse Geslachten van Dijt staat deze Cornelisje vermeld als Vlaming, haar vader als Cornelis Reijersz. De naam Reijer is echter niet vernoemd, terwijl er genoeg zonen waren- of zou hij pas voor de 4e zoon aan de beurt geweest zijn- dan was de vader van Lammert Dekker een Maarten. Het zou zo mooi uitkomen als zij een dochter van Cornelis Gerritsz was geweest).
In 1711 is Cornelis Dekker uitgeschreven als lidmaat van de Gereformeerde Kerk van de Waal.

18-7-1731 De erfgenamen van Crillis Gerritsen en Meijs Jans verkochten voor 117 gulden een stuk land van 800 roeden aan Ysbrant Cornelisz Bos, belend ten oosten de Erfgenamen en ten Westen Gerbrant Tijssen.

10-11-1735 Teunis Jacobs Bleeker (eiser)
contra
Jan Maarsz of zijn zoon Maarten Jans (gedaagden) om betaling te hebben voor verzuimde tijd en pijn en smert en kostgeld en meesterloon en voor mijn schade van mijn kleederen van het snijden, samen 85-9-8 gulden.
Eiser legt over attestatie van Reijer Swaan en Arendt van Lubek, Notaris Brouwer 20-10-1735 en rekening van Jan Vemeulen van 7-10- gulden.
Idem 24-11-1735 Teunis Contra Jan Maarsz of zijn zoon
Idem 1-12-1735 Baljuw contra Teunis
Schepennen: Hij moet 100 gulden betalen aan de Baljuw, waarvan een derde deel voor de kerkarmen van den Burg is.
De gedaagde appelleert bij Hof van Holland.
Idem 15-12-1735 Teunis contra Jan Maerse of zijn zoon.
De gedaagde moet 7-10- betalen aan Jan Vermeulen en 53-10- aan de Baljuw (besloten 27-6-1717), waarvan een derde deel voor de kerkarmen van den Burg.
Relevante Notariële actes:
Oudnotariëel Texel inv.nr. 4860. Not. Maarten Brouwer 20-10-1735
Reijer Swaan (25) en Arent van Lubek (23) verklaren ten verzoeke van Teunis Jacobsz Bleeker met ware woorden i.p.v. ede [dat betekent dat ze Doopsgezind zijn], dat zij op 3-9-1735 Achter de Wal alhier aan den Burg zijn geweest ’s avonds laat en dat de Requirant gekwetst werd door ene Maarten Janse, wijl zij daar niet ver van waren, echter niet wisten wie het gedaan had, maar Maarten Jansz bekende hen dat hij het gedaan had.
Idem 13-9-1735 Teunis Jacobsz Bleeker (40) wonend aan Tienhoven banne de Waal, verklaart ten verzoeke van Reijer Swaan met ware woorden dat hij op 3-9 ’s avonds laat is geweest aan den Burg en gekomen bij het huis van Reijer Swaan aldaar hj Reijer vond een Maarten Jans en Arend van Lubek. Maarten kwetste hem, zonder dat Teunis different met hem of een van de anderen heeft gehad [Arend lijkt knecht van Reijer te zijn].

1735 Teunis Jacobsz de Bleker (40) woonde op Tienhoven. In 1742 was hij niet meer in leven.

1742 Personele Quotisatie: Simon Jacobsz de Bleker woonde op Tienhoven.


TRIJN JANS en MAARTEN DIRKSZ BLEEKER of SONDERSORG

1720 Testament van Arent Oukers en Trijn Jans, wonende op de Mient ‘tot de bleekers’. Hij was ziek.
RA.NH Oudnotarieel archief notaris Simon Bakker 20-9-1720 De eersame Arent Oukersz siekelijk naar den lighame sittende op sijn bedde en de eerbare Trijn Jans gesont van lighaam gaande en staande, egte man en vrouw, woonagtig op de Miendt tot de bleekers.
Langstlevende, daarna de helft voor vrinden van de testateur, de helft voor vrinden van de testatrice
.

8-2-1725 Testament van Cornelis Gerritsz Bleeker en Meijs Jans, wonend op de bleekerij. Bepaling uit testament:
Welke erfgenamen mede gehouden sullen sijn aan Maarten Dirksz een somma van 200 gulden eens, ende verder in min en vrindschap met den anderen te deelen soo voorsz. staat.

17-6-1730 Testament van Meijs Jans, weduwe Cornelis Gerritsz Bleeker, wonend aan de Mient in de bleekerij. Haar erfgenamen zijn haar zuster Trijn Jans en haar broederszoon Maarten Dirksz Bleeker.

3-7-1730 Erfgenamen van Meijs Jans en Crillis Gerritsz Bleekert. Haar erfgenamen zijn Trijn Jans, weduwe Fulps Cornelis, wonend benoorden Den Burg, en voogden en Maarten Dirksz . Zijn erfgenamen zijn Teunis Jacobsz Bleekert, Sijmon Jacobsz Bleekert, de voogden van de kinderen van Cornelis Lammerts en de voogden van de kinderen van Paulus Lammerse.
De acte is ondertekend door: Trijn Jans met haar huismerk, Carels Oostinien, J. Klok, Jan Smit, Arijen Cornelisse Koorn, notaris Gravius, Teunis Jacobsen, Jan Jansen Blaau, Dijrck Keijser, Augustijn Dijksen en Willem Arijens Backer. De laatste drie waren de voogden van de kinderen van Paulus Lammerse, Jan Blaau was voogd van de kinderen van Cornelis Lammerts Dekker.
Ze zijn overeengekomen wegens de bleekerije, bestaande in een huis, schuur, tuin ‘ende dat verders om en bij het huijs leit daer de bleekerije altijd op is gedaen en bij het huijs zal volgen de kuijp en ketels ende verder alles dat nu present is en tot de bleekerije behoort’.

4-7-1730 Trijn Jans en haar broederszoon Maarten Dirksz Bleeker, of Sondersorg, getrouwd met Martje Pieters Wuis, beiden wonend in de bleekerij. Maarten Dirks Bleeker werd benoemd tot enige erfgenaam. Thomas Alberts Smit wordt een legaat van 100 gulden toegezegd (zoon van Albert Aukersen en Maartje Thomas (hij was een neef van de overleden echtgenoot van Trijn, Arent Oukers)).
(Martje was een kleindochter van Jacob de Bleeker Wuijdts)

1742 Personele Quotisatie: Thomas Alberts Smit, Waalenburg, zeeman, 3 personen.

Maarten Dirks Bleeker stond ook bekend als Maarten Dirks Sondersorg, zijn vader komt in de archieven voor als Dirk Jans Sondersorg en als Dirk Jans. Hij was een broer van Trijn Jans en Meijs Jans. Behalve Maarten had hij nog drie zonen, Cornelis, Pieter en Jan.

27-10-1730 De erfgenamen van Crillis Gerrits de Bleekert transporteerden voor 1400 gulden een bleekerij, schuur, tuin, inclusief kuipen, ketels, enz. en land aan Trijn Jans, weduwe Fulps Cornelis.

1732 Paardenlijsten: Maarten Bleeker had 2 paarden, Sijmon Bleeker ook. In een eerdere lijst hadden ze elk 1 paard.
Op de lijst van 1719 had Crillis Gerrits Bleeker 3 paarden, Jacob Weuts 1, Pieter Weuts 1 en Mantje 2. Een ongedateerde lijst (van w.s 1722) noemt als paardenbezitters in het Gerritsland Lubberd Oom, Zijmon Weuts, Paulus Lammersz en Cornelis Gerrits Bleeker.
Sijmon Bleeker is niet dezelfde persoon als Zijmon Weuts. De eerste is Simon Jacobsz de Bleeker uit het testament van Cornelis Gerrits Bleeker, de andere is Simon Pieters Wuijts, kleinzoon van Jacob de Bleeker Wuijts.

Processen. Samenvatting door Miriam van Oudrecht Archief RANH invnr. 6835:
13-10-1735 Maarten Dirks Bleeker als erfgenaam van zijn moeije Meijs Jans, weduwe Cornelis Gerritse Bleeker (eiser)
contra
Diaconie Gereformeerde kerk de Koog, hoofdcrediteuren van haar boedel (gedaagden),
om te verschijnen voor het Gerecht van Texel op de volgende rechtdag.
Ze hebben (onterecht volgens de eiser) de goederen van Meijs Jans onder hun verband genomen.
De gedaagden leggen over:
Haar testament van 17-6-1730
Een bezegelde brief van 27-10-1730
Een Notariële attestatie van 16-10-1735 van Notaris Gravius
8 dagen in stato

Idem 20-10-1735 Diaconie Gereformeerde kerk (eiser)
Contra
Maarten Dirks Bleeker wonend buiten de Waal (gedaagde)
De eisers competeren 700 gulden volgens een kennis- of rentebrief dd 27-10-1730, terwijl gedaagde de boedel heeft aangegeven als eigen en reeds goederen daarvan heeft verkocht.
Idem 27-10-1735 Maarten contra Diaconie
Schepenen staan aan eiser toe kopie van de overgelegde stukken en 8 dagen tijd om te antwoorden.
Idem 3-11-1735 Maarten contra Diaconie
De gedaagden verzoeken 8 dagen de tijd om te bewijzen dat de eiser zich meester heeft gemaakt van de sleutel en een mesje aan de dochter van Hendrik Schilder heeft gegeven.
Idem 10-11-1735 Maarten contra Diaconie
De gedaagden leggen verklaring over van 5-11-1735 door Hendrik Schilder en zijn vrouw.
Eiser legt boelceel over dd 24-6-1735.
Idem 24-11-1735 Maarten contra Diaconie
Schepenen vragen advies van 2 onpartijdige rechtsgeleerden. Ontslaan het verband op 29-12-1735.
Staande de Vierschaar verzoeken de gedaagden appel voor den Hove van Holland.

12-11-1738 Maarten Dirks Sondersorg woonde in de Everstekoog.
In 1739 woonde hij in Walenburg, net als op 3-7-1740. In 1742 (Personele Quotisatie) was zijn woonplaats De Koog.

1741 Pieter Dirkse Sondersorg kocht voor 1450 gulden een huis en enig land in Koogervelt van de erven Dirk Janse Sondersorg. In 1743 verkocht Pieter Dirks Zondersorg ws. ditzelfde bedrijf (huis en 6650 roeden in de banne van de Coogh) voor 1212 gulden aan Jan Jans Bakker.

1742 Personele Quotisatie: nr x, Maarten Dirks Sondersorg, 6 personen, zeeman, De Koog.
Op nr. 95 staat Br Dirkse Sondersorg, boer, 4 personen. Dit is vlak bij Hendrik Schilder de Bleeker op nr. 97. Alleen Zijmon Reijndertsz woonde tussen hen in.

5-8-1745 Cornelis Mars Sondersorg, zoon van Maarten Dircks Sondersorg en Martje Pitters Wuijs, 11 jaar oud, kwam in het Weeshuis.

18-1-1761 huwelijk van Jan Maartens Bleker met Sijtje Siegers.

HENDRIK HENDRIKSZ SCHILDER

20-11-1722 Huwelijk (rk) van Hendrik Schilder met Antje Jans Reij.
Oudste dochter Neeltje (1724) trouwde met Jan Cornelisz Kuijt.
Hun dochter Aaltje (gedoopt 19-12-1738 rk) trouwde eerst met Cornelis Gerrits Smit en daarna in 1774 met de weduwnaar Gerrit Sijmons Hartog.

20-6-1735 Inventaris van wijlen Trijn Jans, opgegeven door Hendrik Schilder, de tegenwoordige eigenaar van de bleekerij.

16-1-1736 De erfgenamen van Meijs Jans transporteerden voor 1365 gulden een huis, tuin, bleekerij en 1400 roeden grond in de banne van de Koog, belend ten N de Kogermient en ten Z de Westermient, inclusief loogketel, kuip en tobbes, aan Hendrik Schilder.

31-7-1737 Hendrik Hendriksz Schilder, bleeker, wonend aan de Mient in de bleekerij De Koog, is iets schuldig aan Jan Arisz Ratelaar.

Personele Quotisatie van 1742: ‘97. Hendrik Schilder, 3 personen, een bleeker, houd 2 paarden en 1 wagen tot sijn werk’.
Zijn buren waren:
90 Aldert Aarjens Koorn
91 Jan Kikkert
92 Maartjen Jacobsz Roeper
93 en 94 onbewoond
95 Br (Barend) of Pr (Pieter) Dirkse Sondersorg
96 Zijmon Reijndertsz
97 Hendrik Schilder

Huwelijkse voorwaarden tussen Gerrit Hartog en Aaltje Hendriks:
Volgen de goederen van Aaltje Hendriks
Eerstelijk alle de Vaste goederen, so van haare ouders als van Jan Corn. Bos, Dirk Ratelaar en Trijntje Cornelis afkomstig, benevens die welke verder staande haar eerste Huwelijk zijn aangekogt, sodanig alle deselve tegenswoordig door haar beheert en gebruijkt worden, en gelegen zijn in de Polders Everstekoog, Gerritsland, Operen,, Zuijthaffel en de Westen, dog welke thans niet gevoeglijk gespecificeert hebben kunnen worden.
Jan Cornelisz Kuijt, als in Huwelijk hebbende des Inventarientes zuster Neeltje Hendriks, competeert van de Invertariente op het overlijden van hunne moeder Antje Jans, de somma van Eenduijsend guldens, en zulks uit hoofde van zeker accoord van uijtkoop van den boedel en nalatenschap van wijlen Hendrik Schilder en deselven Antje Jans aangegaan.

Onroerend goed in de Everstekoog:
Het lijkt erop dat na de dood [wanneer] van Hendrik Schilder de Nieuwe Bleekerij is voortgezet door zijn dochter Aaltje. Dat verklaart meteen de bijnaam van haar zoon Hendrik, namelijk ‘Bleeker’. Hij is opgegroeid op de Nieuwe Bleekerij.
Ook zou Hendrik de Oude Bleekerij van Jan Bos hebben gekocht, wellicht als woning voor zijn dochter en Cornelis Smit (die zouden op het Elzenbosch gewoond hebben, een spookboerderij waar verder niemand ooit gewoond heeft, maar gezien het onroerend goed dat Aaltje laat beschrijven zou het heel goed dit huis geweest hebben kunnen zijn).


GERRIT SIMONSZ HARTOG

Aaltje Hendriks Schilder (gedoopt op 19-12-1738 rk- 1784) trouwde met Cornelis Gerritsz Smit. Kind Hendrik.
Ten tweede trouwde zij met Gerrit Sijmonsz Hartog (huwelijkse voorwaarden gemaakt op 27-6-1774).

NHA OM 4901 1774 Relatief tot een Huwelijkse Voorwaarden
Staat en Inventaris van alle sodanige goederen en Schulden als Gerrit Hartog en Aaltje Hendriks, Egtelieden, in hun tegenswoordig Huwelijk hebben in en aangebragt; ende zulks op alle sodanige conditien en voorwaarden als bij Contract anteruptiaal tusschen de gemelde Egtgenooten op den 27e Junij des Jaars 1774 ten overstaan van de ondergetekende notaris en getuijgen gepasseert, naden staan vervat en uijtgedrukt gedaan, maaken ten versoeke van de gemelde Gerrit Hartog en Aaltje Hendriks; in maniere hierna voegende.

Eerstelijk de goederen van gem Gerrit Hartog; als
500 roeden lands gelegen in de Polder Zuijthaffel alhier, genaamt Meijse Koejeweijd
450 roeden lands gelegen in de selve Polder bij de Leemkuilen
300 roeden lands gelegen in de selve Polder op het Ligtegeestje
250 roeden lands gelegen in deselve Polder genaamt de Driekant
500 roeden lands gelegen in de Polder Ongeren, afkomstig van Jacob Kikkert
nog 450 roeden lands gelegen in de Polder Operen, afkomstig van Reijnouwtje Dirks
Vee
19 Schaapen, 4 Lammeren en een Koeschet
Huijsraad
Een Bed, 2 Peulingen, 3 bedkussens, 3 wolle dekens, 9 bedlakens, 5 paar kussensloopen, een verlakt kastje, een klok, 4 koperen ketels, so groot als klein, eenig aardewerk, en weijnige verdere meubelen van geringe waarde.
Voorts de klederen met het goud-en silverwerk tot zijner lijve behoorende
en eijndelijk aan contante penningen een somma van 2750 gulden.
Schulden
Een capitale som van 800 guldens, verinteresserende Jaarlijks a 3 gulden percento, aankomende Hendrik Hend. Dekker.

Volgen de goederen van Aaltje Hendriks
Eerstelijk alle de Vaste goederen, so van haare ouders als van Jan Corn. Bos, Dirk Ratelaar en Trijntje Cornelis afkomstig, benevens die welke verder staande haar eerste Huwelijk zijn aangekogt, sodanig alle deselve tegenswoordig door haar beheert en gebruijkt worden, en gelegen zijn in de Polders Everstekoog, Gerritsland, Operen,, Zuijthaffel en de Westen, dog welke thans niet gevoeglijk gespecificeert hebben kunnen worden.
Vee
95 Schaapen, 36 Enterlingen, 42 Lammeren, 3 Melkkoejen, 3 Vaersen, 6 Schetters, 3 Kalveren, en 2 Paarden.
Voorts
2 Wagens, 2 ploegen, een Eijd (of Egge), en verdere gereedschappen en Rommeling tot de Boerderij behoorende.
Huijsraad
2 bedden, 2 peulingen, 4 kussens, 6 dekens, 10 lakens, 6 paar sloopen, nog eenig Linnegoed, 2 Kasten, een klok, 4 kopere ketels, so groot als kleijn, 3 theeketels en verder eenig koper, tin en aardewerk.
Wijders
De kleederen met het goud- en silverwerk en verdere cieraden tot haare Lijve behoorende.
Schulden
De Roomsche Kerk van den Burg alhier competeert van haar Aaltje Hendriks een som van 600 guldens lopende tegend een jaarlijksch intrest van 3 gulden percento.
Des Inventarientes Soon Hendrik Cornelisz Smit competeert wegns desselfs vaderlijk erfbewijs ten Weesboek van den Hoorn alhier gedaan, een som van 700 guldens; benevens de goederen daar bij vermeld.

Jan Cornelisz Kuijt, als in Huwelijk hebbende des Inventarientes zuster Neeltje Hendriks, competeert van de Invertariente op het overlijden van hunne moeder Antje Jans, de somma van Eenduijsend guldens, en zulks uit hoofde van zeker accoord van uijtkoop van den boedel en nalatenschap van wijlen Hendrik Schilder en deselven Antje Jans aangegaan.
En eijndelijk is zij Aaltje Hendriks aan differente Persoonen nog verschuldigd een Somma van 750 gulden.

Op heden den 2e Julij Anno 1775, compareeden voor mij Jan Star, notaris publ. bij den Hove van Holland geadmitteert, ten stede en Eijlande Texel residerende, in presentie van de nagenoemde getuijgen, Gerrit Hartog en Aaltje Hendriks, egtelieden, op desen Eijlande woonagtig. Ende verklaarden zij comparantem Inventarienten de bovenstaande wederzijdsche Inventarissen haares Boedels en besittingen duidelijk en opregt te zijn, en de opgaave en begrooting vandien conform de waarheijd also bevonden te hebben.
Aldus gesloten en gepasseert aan den Burg op Texel ten overstaan van Cornelis Koeman en Fester Willemsz als getuijgen.

Girrit Simonsz Hartogh
Dese letters bij Aaltje Hendriks eijgenhandig gesteld A H
Cornelis Coeman
Fester Willemsz
Jan Star

27-6-1785 Gerrit Simonsz Hartog transporteerde voor 1150 gulden de Nieuwe Bleekerij, polder Everstekoog, belend ten O en ten W de Graaflijkheid (“no. 364 ’t huijs de Bleekerij dog hetwelke gedemoleert is, dat echter in ordinaire verponding op 7 stuivers”) aan Jacob Jansz Verberne (naasting, eerst gekocht door Dirk Kikkert).
Op kaarten uit later tijd staat in het bos van de Nieuwe Aanleg een huis aangegeven.


JACOB JANSZ VERBERNE
Hij kon het terrein kopen door naasting. Het was eerst gekocht door Dirk Kikkert, maar Cornelisje Jans Bos, de vrouw van Jacob Verberne, had in Brecht Frans dezelfde grootmoeder als Gerrit Hartog, en kon daardoor het land opeisen omdat ze familie waren.
Brecht Frans trouwde eerst met Gerrit Simons Hartog. Hun zoon Simon (geboren 1689, gestorven 1767) trouwde met Antje Alberts. Hun zoon was Gerrit Simons Hartog, geboren in 1722.
Na het overlijden van haar eerste echtgenoot hertrouwde Brecht met Cornelis Jansz Bos. Hun zoon Jan, geboren in 1697, trouwde met Reijnoutje Jelles. Ze kregen 3 dochters waaronder Cornelisje, die met Jacob Jansz Verberne trouwde. Gerrit en Cornelisje waren zo “halfneef en -nicht”.
Behalve deze twee zonen had Brecht Frans nog 8 kinderen toen ze in 1701 stierf na de geboorte van de tweeling Gerrit en Ysbrant. Ze was 44 jaar oud.


SIJBRAND KONING
Boerderijenboek: De Nieuwe Aanleg bestond al in 1793 en was eigendom van de koopman/schipper Sijbrand Cornelisz Koning (1748-BG 1802). Hij was zeer vermogend en zijn erfgenamen moesten 30 gulden aan grafrecht betalen. Dat was destijds het hoogste bedrag dat geheven werd. Zijn dochter Jannetje was gehuwd met Hendrik Cornelisz Veenstra (Oudesluis 1777- Buiksloot 1847). Deze Doopsgezinde leraar werd de nieuwe eigenaar. Hij bezat het bos van 6,8 hectare en 3,5 hectare weiland bij de Blekerij.
Hendrik Veenstra verkocht in 1841 het huis met het bos aan vader Willem Festersz en zoon Fester Willemsz Smit.
De moeite van het vervoeren van het zeegras naar de Mient woog wellicht op tegen de betere kwaliteit van ontzilten in het zuivere duinwater, dan op de dijk in het brakke water bij de dijk.
Het slotensysteem van de Oude Bleekerij was tegen de tijd dat de door ons opgegraven spullen werden weggegooid al grotendeels dichtgegroeid/gestoven. Of er op het veld van de Nieuwe Onderneming ooit ook een slotensysteem is geweest hebben we niet onderzocht (wegens tijdgebrek en moeilijkheden met vergunningen van SBB).

De Nieuwe Onderneming stond al in 1810 op de kaart. Meestal geeft een kaart de situatie weer van het jaar, of zelfs enkele jaren, voordat de kaart uitkwam.
Het gebouw van de Bleekerij stond in 1810 nog op de kaart met als aanduiding ‘Bleekerij’.

1832 Het oude gebouw bestond in die tijd niet meer, het perceel waar het had gestaan was eigendom van Gerrit Schraag. De sloten waren gedempt of dichtgegroeid en gestoven, maar bij de herontginning van het perceel zijn de oostelijke werfsloot en de oostelijke afvoersloot weer opengegraven.
Daarna is die werfsloot op zeker moment weer gedempt, met schoon zand. Er bleef aan de oostkant een rand veen en afval onaangeroerd, waarin scherven gevonden werden die passen aan scherven uit de westelijke werfsloot. E is dus nog veel meer materiaal, al de ontbrekende stukjes, ergens op het veld aanwezig.
De oostelijke afvoersloot stond die in 1985 nog op de kaart.


HENDRIK VEENSTRA

DOMINEE VEENSTRA, DE NIEUWE AANLEG EN DE NIEUWE ONDERNEMING

Hendrik Veenstra kwam in 1798 op Texel als hulp en leerling van zijn oom Dominee Sytze Hoekstra. Hij zelf was al snel na 1799 met zijn vrouw Jannetje Koning naar Den Helder verhuisd, waar hij het beroep had aangenomen. Volgens Texelse Geslachten werden kinderen van dit echtpaar ingeschreven in Den Helder (1800, 1802), Middelie (1804, 1806), Ouddorp (1810, 1812), Den Burg (1814, 1817). Veenstra stierf in Nieuwendam in 1847.

Na een diensttijd van 37 jaren stierf de leeraar Sytze Hoekstra den 7-6-1814. Nu werd het beroep opgedragen aan zijnen vorigen kweekeling Hendrik Veenstra, thans te Ouddorp gevestigd. Na het vertrek van Jacob [Sytzes] Hoekstra naar den Helder was de gemeente van den Hoorn weder herderloos en had Veenstra alleen weder de drie kerkdorpen te bedienen.Hij deed het ook vervolgens gedurende eene lange reeks van jaren met ijver en trouw. Hij mogt dan ook het genoegen smaken, om de gemeente onder zijne leiding langzamerhand weer te zien opklimmen tot meerder welstand en bloei. Door zijn ijver voor de gemeente, gevoegd bij een beminnelijk karakter, verwierf hij zich zoo veel achting en liefde, dat zijn naam ook nu nog door wie hem gekend hebben met welgevallen wordt genoemd. In 1843 legde hij zijn dienstwerk neder. Hij vertrok naar Nieuwendam, waar hij vier jaar later overleed. In 1844 werd ik ’s mans opvolger’. (Dominee Jakob Dirksz Huizinga in ‘De Geschiedenis van de Doopsgezinden op Texel’. Hij was Doopsgezind leraar op Texel van 1844 tot 1879.)

Dagboek Dominee Huizinga:
20 december 1855. Des avonds bij Jakob Sijbrandsz Keijser. De vrouw [Immetje Veenstra] schijnt wel iets beter te zijn, doch zij is zeer zwak.
Zij verhaalde van hare ouders (Dominee Hendrik Veenstra en vrouw Jannetje Sijbrands Koning, eene halve zuster van Pieter Sijbrandsz Koning enz, die veel boven de anderen vooruit had). Zij hadden van weerskanten vrij wat vermogen bezeten, doch alles in Hollandsche effecten. Toen nu de Tiërceering kwam, gaf dit groote verslagenheid. Daarbij had Veenstra toen terstond alle zijn papieren verkocht en kreeg alzoo veel minder dan als hij ze gehouden had.
Nu waren zij genoodzaakt geweest om een winkel op te zetten, want zij waren het ruim gewoon en hadden misschien 3 of 4 maal zoo veel dan hun tractement op Ouddorp noodig. Ook hadden zij van jongs af geene zuinigheid geleerd. Toen eindelijk de Engelsche goederen enz hier weer konden worden ingevoerd, hadden zij opnieuw zwaar geleden, want de winkel was van alle artikelen, hoe duur ook, ruim voorzien, zoodat zij deze nu met groot verlies moesten verkoopen.

In het Aardrijkskundig Woordenboek van J. van der Aa staan (1846) staan alleen vermeld enkele plantages met de naam ‘de Nieuwe Aanleg’ in Suriname.


Bijdragen van Miriam Klaassen, Ineke Vonk-Uitgeest, Irene Maas, Adelin Bilsen, Ineke Diemer, wijlen Arie Wuis, wijlen Willem Kooman, Gerard van der Kooi, Wilma Eelman


Terug naar de vorige bladzij