Het meeste hiervan komt uit de gedempte sloot, waar het na 1784 in is gegooid. |
Verslag betreffende een deel van het GLASWERK AFKOMSTIG VAN DE OUDE BLEEKERIJ OP TEXEL. Op 18 januari 2004 bracht Cora Laan een forse hoeveelheid glasscherven ons huis binnen. Bij de eerste beoordeling was al duidelijk dat het glaswerk overwegend uit fragmenten van flessen bestond. Hiernaast viel een aantal interessante bekerfragmenten op. Het materiaal bleek deels uit de 17de, maar overwegend uit de 18de eeuw afkomstig te zijn. Gedurende enkele weken werd dagelijks intensief gepuzzeld in de hoop een aantal herkenbare vormen te kunnen opbouwen. Het resultaat viel niet mee: geen enkel voorwerp was geheel compleet. In het gunstigste geval was door het beschikbaar komen van een profiel het object aan te merken als archeologisch compleet. Om de fragmenten te kunnen opbouwen was het noodzakelijk strookjes Scotch Tape te gebruiken. Het is aan te raden om zodra het kan de tape te verwijderen waarbij helaas een deel van de irisatie van het glas verloren zal gaan. De gebruikte codering is ontleend aan het Deventer Systeem waarbij de codering van het materiaal, in ons geval glas, kon vervallen. Beker werd dus bek; fles = fle; zoutvat = zou; kelkglas = kel; roemer = roe, gevolgd door het nummer toegekend aan het object in de betrokken groep. Ik heb afgezien van het opsplitsen van de codering in typen zoals het Deventer Systeem voorschrijft omdat een zekere toewijzing niet kan gebeuren zonder de deskundigheid van een van de opstellers van het Systeem. De codering is op ieder besproken object op een strookje Tesa plakband aangebracht. Relevante objecten zijn getekend op schaal 1:1. Voor reproductie wordt de gebruikelijke schaal 1:2 aangeraden. Voor grote objecten zoals wijn- en Spawaterflessen lijkt 1:4 de aangewezen schaal, zoals voor de kleinste objecten schaal 1:1 beter past. Hieronder volgt de beschrijvende catalogus. [tussen haakjes toegevoegd de vindplaats op het terrein, met sloot wordt bedoeld de gedempte sloot aam de westkant waar de meeste vondsten uit gekomen zijn] BEKERS In totaal konden 12 bekers worden gedetermineerd waaronder een mosterdpot. bek-01 (zie tekening) [sloot] Archeologisch complete kobaltblauwe beker geblazen van potas/kalkglas en vermoedelijk ontstaan in Bohemen. Datering: 1700-1750. Diam. rand : 8.4 cm; h: 9.7 cm; diam. bodem: 5.4 cm. Pontilmerk is deels weggeslepen. Decoratie met het rad aangebracht; kwaliteit goed maar niet superieur. De versiering laat florale motieven zien; de voorstelling binnen een van de twee cartouches kon worden gereconstrueerd 1. bek-02 (zie tekening) [sloot] Een dunwandige kleurloze archeologisch complete beker. Lichte roze zweem. Ontstaansregio: Duitsland? Slechte glaskwaliteit (steentje in glasmassa). Diam. rand: 7.1 cm; h: 8.7 cm; diam. bodem: 4.6 cm. Gravering is door ongeschoolde kracht uitgevoerd, mogelijk op een jaarmarkt (scharenslijperswerk; zie bijvoorbeeld de golfrand). Onder de rand is een lambrekijnmotief gegraveerd 2. bek-03 en -04 (zie tekeningen) [sloot] Randfragmenten van twee kleurloze bekers, de ene met florale en de andere met geometrische patronen 3. Door te weinig materiaal is reconstructie van de bekers niet mogelijk. Datering resp. 1700-1750 en 1750-1800. bek-5 (zie tekening) [bovenlaag] Een bodem/wandfragment van een kleurloze vormgeblazen beker met 12 ribben. Diam. bodem: 4.5 cm. Datering 1750-1800. bek-6 (zie reconstructietekening) sloot Fragmenten van een grote, gladde dungeblazen lichtgroengelige conische beker op een gekerfde bruin/paarse standring. Langs de rand een lipdraad van dezelfde kleur 4. Diam. rand: 9.8 cm; bodem: 6.4 cm. Bekend model en kleur uit de periode 1600-1625. bek-7 (niet afgebeeld wegens onvoldoende materiaal) Bodem- en wandfragmenten van een groene vlechtwerkbeker op een gladde standring 5. Bodemdiam. 7.5 cm. Het wafelpatroon is aan de bodem in reflecterend licht net zichtbaar. Datering: 1650-1700. bek-08, -09 en -10 (niet afgebeeld) Drie losse bekerbodems met aanzet tot de wand (diam. 4.8, 4.3 en 5.1 cm). Pontilmerken deels weggeslepen. Het fragment bek-10 is afkomstig van een concaaf-conische beker. Vermoedelijke ontstaansregio Centraal-Europa. Datering 1750-1800. bek-11 (niet afgebeeld). Twee kleine rand- en wandfragmentjes van een met wit, bruin, blauw en geel email beschilderd ribbekertje. De ribben zijn met witte emailstippen gemarkeerd. De voorstelling is te incompleet om geduid te kunnen worden. Datering 1700-1900. bek-12 (zie tekening). [bovenlaag, meteen onder de zode] Zware kleurloze beker, vermoedelijk een mosterdpot. Vrijwel compleet object waarasn de bovenrand ontbreekt. h: 7.4 cm; diam. bodem 4.6 cm. Het vat is in een openklappende vorm geblazen. De behakking van de wand vermeldt de fabrikant en de productieplaats. Een vergelijkbare glazen mosterdpot is in Zutphen te voorschijn gekomen, echter zonder behakking 6. ZOUTVATEN zou-01 (zie tekening). [sloot] Fragment van een in een mal geblazen kommetje van kleurloos glas voorzien van ribben met een uitgesproken neus en gemonteerd op een platte voetplaat. Randdiam. 7.6 cm; hoogte 3.7 cm; voetdiam. 5.2 cm. De wand onder de rand is vlak en is met het rad met een lambrekijnmotief gedecoreerd. In de literatuur zijn verscheidene soortgelijke zoutvaten beschreven; sommige met oren, andere zonder 7. Bij dit zoutvat zijn beide oren uitgebroken hetgeen zeker is gesteld door het ontbreken van decoratie rond dit gebied. De datering moet op de periode 1700-1750 worden gesteld. zou-02 (niet afgebeeld). [sloot] Een fragment van een glad bruinglazen kommetje van vergelijkbaar model en grootte als zou-01, gemonteerd op een dikke slordig gemaakte standring van dezelfde glasmassa. Een zekere datering is niet te geven: vermoedelijk 18de eeuw 8. ROEMERS In het materiaal kwamen fragmenten van twee roemers voor. roe-01 (zie tekening). [verspreid/bovenlaag] Bodem van de schacht van een lichtgroene roemer met drie kleine braamnoppen waarvan er een ontbreekt. Twee losse braamnoppen horen bij een tweede roemer: ze zijn afkomstig van een andere braamnopstempel. Aan het fragment is af te lezen dat we met een kleine roemer te maken hebben: een bredere schacht zou zeker vier noppen per laag moeten dragen. In de periode 1650-1700 waarin deze roemer waarschijnlijk is ontstaan, zal de totale hoogte ook bij een schacht met twee noppenlagen niet veel meer dan 10 à 11 cm zijn geweest. Het is een roemertje tussen servet en tafellaken in, geschikt voor wijn maar liever voor een flinke borrel: brandewijn of jenever. Merkwaardig is dat in het door ons bewerkte materiaal slechts enkele fragmenten voorkomen afkomstig van een roemerkelk en geen enkel spoor van een gesponnen glasdraadvoet. KELKGLAZEN kel-01 (niet afgebeeld). Vijf fragmenten van een kleurloze voetplaat (diam. 6.6 cm) met naar buiten omgeslagen rand wijzen op een 17de eeuwse oorsprong. kel-02 (niet afgebeeld). [verspreid] Een losse dikke bodem van een trompetvormige kelk behorend bij een 18de eeuws kelkglas. Hierdoor komt het minimum aantal individuen [MAI] aan kelkglazen op 2. FLESSEN Zowel medicijn- als wijnflessen en vierkante flessen voor wijn of gedistilleerd zijn in dit materiaal aanwezig. Het MAI ten aanzien van medicijnflessen bedraagt 10. Wat de wijnflessen betreft is dit aantal 30. Tenminste vier vierkante flessen zijn in het materiaal te onderscheiden. Medicijnflessen Ook tegenwoordig wordt mineraalwater tot de gezondheid bevorderende dranken gerekend, reden waarom wij de Spawaterflessen onder de medicijnflessen hebben opgenomen. fle-01 (zie tekening). Dit betreft een archeologisch compleet, heel dun geblazen lichtgroen cylindrisch medicijnflesje met een relatief zware bodem. h: 10.8 cm; diam. 5.1 cm. Interessant is dat het pontilmerk op de bodem bijna volledig overdekt is door een glasmembraan afkomstig van het pontilijzer dat bij de fabricage is gebruikt. De datering is niet met zekerheid vast te stellen; medicijnflesjes zijn in zekere zin tijdloos. We kiezen daarom voor een ruime dateringsperiode, tussen 1600 en 1800. Uitgaande van het aantal aanwezige halzen en bodems zijn in het ons ter beschikking staande materiaal tenminste acht medicijnflesjes te herkennen, waarvan er zeven cylindrisch zijn. fle-20 (zie tekening). Dit is een klein vierkantig flesje waarvan alleen de bodem en een deel van de opgaande wand werd teruggevonden. Spawaterflessen. [sloot, alle scherven op een hoop onder een laag houtasch] In de 17de tot en met de 19de eeuw werd mineraalwater als medicijn beschouwd waarmede zorgvuldig werd omgesprongen. Het water uit bronnen in en om Spa was beroemd; veel Spawater werd naar de Republiek en naar Engeland uitgevoerd. Daarbij werd gebruik gemaakt van typische platte, min of meer discusvormige flessen die vanwege de breekbaarheid in stro of in biezen werden ingevlochten. De flessenovens stonden in het land van Luik. fle-03a (zie tekening). Deze fles kon uit twee fragmenten worden gereconstrueerd. De tekeningen geven het voor- en zijaanzicht weer. Op doorsnede is het piepkleine standvlak te zien. De flessen konden niet staan: ze moesten op tafel dan ook in een houten of aardewerk-standaard worden geplaatst 9. fle-03b (zie tekening). Van opzij bekeken bezit deze fles een iets ander profiel. Het pontilmerk ontbreekt bij deze flessen. Ook is een bijzonderheid dat de mondrand niet is afgewerkt: de blaaspijp werd van het lichaam afgebroken zonder dat een afwerking van de mondrand volgde. Ondanks veel scherven bedraagt het MAI van dit type fles slechts 2. wijnflessen [de meeste wijnflessen lagen in de gedempte sloot, maar ook hier en daar verspreid. In de hoek waar de greppel aan de oostkant van de weg de aansloot op de sloot van Lammert lag b.v ook een halve fles] [alle wijnflessen hadden de speciale zou-etsing die wordt gevormd door zonneschijn op in zee drijvend glas. Het lijkt er op dat men ze op het strand gevonden heeft] In het verzamelde materiaal komen uivormige, naast min of meer cylindrisch wijnflessen voor. Fragmenten van tenminste 30 ronde wijnflessen zijn in dit schervenpakket aanwezig. De uivormige fles is in het eerste kwart van de 18de eeuw in onze streken de gebruikelijke wijnfles. fle-04 (zie tekening). Deze uivormige lichtgroene fles (h: 16.9 cm; max.diam. 13.7 cm) wordt buikje, kattenkopof (in het Engels) onion genoemd. Dit soort flessen werd eind 17de en begin 18de eeuw veel geblazen in Holstein, Noord-Duitsland in glasovens die nog met hout werden gestookt. De kwaliteit van het glas is gemeenlijk niet al te best: vaak zijn veel luchtbellen te zien zoals ook hier het geval is. Deze flessen waren ook breekbaarder dan de Engelse en de Frans/Belgische flessen uit die periode, die merendeels uit met kolen gestookte ovens afkomstig zijn. Er zijn fragmenten van tenminste nog tien flessenbodems in het materiaal aanwezig die aan uivormige flessen mogen worden toegeschreven. Overgangsvormen van de uivormige naar de cylindrische fles komen we tussen 1725 en 1750 tegen. Een voorbeeld hiervan is fle-05 (zie tekening). Dit is een z.g. mallet(houten hamer). De afmetingen zijn h: 22.5 cm; max. doorsnede 11.8 cm. Een aantal late flessen van het mallet-type toont een hoog opgestoken bodem, resulterend in een heel hoge ziel. Ze zijn veeleer te rangschikken onder de cylindrische flessen die chronologisch gezien,van jongere datum zijn. fle-06 (zie tekening). Deze fles bezit een ziel van 8.7 cm hoogte! Deze flessenvorm wordt vooral in de periode 1750-1800 gevonden 10. De oorsprong ligt, wat de in onze contreien gevonden flessen betreft in de regio Noord-Frankrijk/België. Tenminste zeven soortgelijke flessen met een hoge ziel kwamen uit het materiaal te voorschijn. Hiernaast zijn nog tien losse bodem/wandfragmenten geborgen waarvan niet duidelijk is of deze tot het type mallet-fles dan wel tot de cylindrische flessen behoren. kelderflessen Grote dikwandige vierkante flessen dienden als voorraad- of transportfles voor tal van vloeistoffen waarbij wijn en gedistilleerd de voornaamste rol spelen. Het begrip kelder slaat niet zo zeer op de opslagruimte, maar op het transportmiddel, een houten kist met schotten waarin een vast aantal vierkante flessen paste: een keldertje 11. Helaas bleek dat geen enkele fles in ons materiaal tot een archeologisch compleet exemplaar kon worden opgebouwd. fles-15 (zie tekening). Deze vierkante fles bezit een grondvlak van 10x10 cm en laat een beeld van een fles van gemiddelde grootte zien. In de tekening is helaas het grondvlak niet afgebeeld; zonder die informatie duidt de tekening op een cylindrische fles. Veel lichtgroene vierkante flessen die in ons land zijn gevonden zijn in de eerste helft van de 18de eeuw in Noord-Duitsland (voornamelijk Necklenburg) geblazen. De V.O.C. was een belangrijke afnemer van deze kelderflessen waarin vooral brandewijn en jenever werden vervoerd 12. In het aanwezige materiaal zjn slechts twee exemplaren van deze grootte teruggevonden (fle-15 en -16). Wel zijn hiernaast nog twee kelderflessen van een iets kleiner formaat en dunner van wand geborgen (fle-17 en -18). Het MAI is dus 4. fle-18 (zie tekening). [begraven in de westoever van de verbindingssloot vlak bij de middelste gietssloot samen met fle-19, gevonden met de metaaldetector, die reageerde op de tinnen dop] Deze fles heeft een grondvlak van 7.2x7.2 cm. Rond de korte hals is nog een deel van een tinnen montuur achtergebleven dat oorspronkelijk van een schroefdopsluiting was voorzien. Het feit dat de fles een tinnen montuur droeg betekent dat deze fles niet voor kelderopslag was bedoeld maar in de huiselijke sfeer in gebruik was als containervoor sterke drank. fle-19 (zie tekening). [begraven, zie fle-18] Dit is ongetwijfeld het meest interessante flesje in dit overzicht. De afmetingen zijn: h. 11.8 cm; diam. rib-rib: 6.0 cm. Het betreft een lichtgroene, dungeblazen zeskantige sierflacon met tinnen montuur waarvan de schroefdop verloren is gegaan. Het archeologisch complete object is in een mal geblazen met een onduidelijk patroon van uitgetrokken ruiten. Het flesje heeft ongetwijfeld voor persoonlijk gebruik gediend. Dergelijke flesjes ook in afgeplatte ovale en in rechthoekige vorm komen ze voor waren in de 17de en 18de eeuw heel gebruikelijk. Dit flesje is vermoedelijk 17de-eeuws; de 18de eeuwse exemplaren zijn van dikker glas geblazen. Van deze laatsten zijn de zogenaamde muizenflesjes, met emailverf in verschillende kleuren beschilderd, het meest bekend 13. Slechts enkele voorwerpen dienen nog vermeld te worden: een fragment van een groen glazen oor [verspreid], vermoedelijk van een kannetje (niet afgebeeld) en een kleine, in een mal gevormde kleurloze achtzijdige knop, een octaëder (gecodeerd als octa(zie tekening), opgebouwd uit twee piramides met een basislengte van 1.8 cm waaraan vermoedelijk een metalen draad heeft gezeten waarvan een doodlopend kanaaltje in een van de toppen van de octaëder getuigt. Rest nog het vermelden van vensterglasfragmenten. Een aantal ruiten laten sporen zien van het gebruik van loodstrips. Aldus gedaan in Voorst op de 8ste februari 2004. Harold E. Henkes 1 Ref.: Henkes, H.E. en C.A. Laan: Zeventiende en achttiende-eeuws Boheemsglaswerk uit Nederlandse en Vlaamse bodem. In Gevonden voorwerpen, Rotterdam Papers 11, 187-207, 2000 2 ibidem, p.203, afb.21b 3 ibidem, p.195, afb. 8a en p.202, afb. 20a en b 4 Henkes, H.E.: Glas zonder Glans 1994,128, cat.nr 29.11 5 ibidem, p.136, cat.nr 30.11. 6 rapport van de archeologische Dienst Zutphen: Het glas van arme katholieke gezinnen. Opgraving Dieserstraat 74-106, DS 82-106 V 15-01 7 vgl Henkes 1994,276, cat.nr 57.5, van gelijke grootte, maar met twee oren. Zie ook Schans op de Grens. Bourtanger bodemvondsten 1993,394, afb.120, zonder oren. Zie verder Steden in Scherven 1999,1027, cat.nr 309: zoutvat met twee oren en een gravering die vrijwel identiek is aan die van het Texelse zoutvaatje. 8 vgl Henkes 1994,280, cat.nr 58.4 9 ibidem. P 290, cat.nr 59.20 10 ibidem. p 310, afb.194 en p 313, cat.nr 64.6 11 ibidem. p 236, afb. 150 12 Van der Horst,T.: wijnflessen uit scheepswrakken uit de 17de en 18de eeuw. Antiek 26/5,1991,245 13 vgl Henkes 1994,313, cat.nr 64.10 |