Dalmeijer


Huizinga en Dalmeijer

25 September 1846. Dirk en ik met ‘t Westzaner jagt naar Amsterdam binnen een uur.
Wij met de beurtman C. Dalmeijer naar Texel gegaan, 5,5 uur. Zeer zware stortregen, terwijl ik met Dirk boven op ‘t schip was.

9 September 1852. Dalmeijer hier vanmiddag. Hij verhaalt hoe Bok tegen hem, op zijn betoog over de verbetering der reddingsmiddelen aan het strand, in het Tijdschrift voor Zeewezen geschreven heeft. Dalmeijer verklaart zijne wijze van zien, dat aan elk die goederen bergt een deel van de waarde moet worden gegeven. Hij is nog werkzaam om een vuurtoren achter de Koog geplaatst te krijgen. Het Ministerie had zijn voorstel, om een door hem uitgedacht middel tot redding te beproeven, van de hand gewezen om de kosten, hoewel die slechts een 50 gulden zouden beloopen.

20 September 1852. Dalmeijer hier, gesprek over zijn geschrijf met Bok over de Reddingmiddelen. Hij en Zwaal hadden den sterken uitval van Bok tegen hen op zachten toon beantwoord.

15 February 1853. Naar Kee [Langeveld] de vrouw van Dalmeijer. Zij lag te bed ten gevolge van de hevige schok die het berigt van haar vaders voorgenomen huwelijk verwekt had. Ik zocht haar stemming daartegen wat te doen bedaren en haar tot rust te brengen. Ik keur dat huwelijksplan op zichzelve wel af, maar keurde het goed met het oog op de motieven van haar vader, om namelijk zich voor grooter kwaad te behoeden [volgens Bok lagen de motieven vooral in diens ligchamelijke constitutie].

6 April 1853. Des morgens W. Bispinck hier om in de keuken de binnenschoorsteen weg te breken enz, om de kookkagchel voeglijker te plaatsen (C. Luitse en H. Dalmeijer tevens).

21 April 1856. Gister [heeft] schipper Dalmeijer hier een geruime tijd zitten praten. Hij schijnt mij steeds een man van een voortreffelijk oordeel, maar ook van een edele gezindheid. Met de Stoomboot schijnt het wat de opbrengst betreft nog niet naar wensch te gaan. Langeveld, Bakker en Koning doen alles om de zaak te benadeelen.

12 Juny 1856. Des avonds bij kapitein Dalmeijer. Ik zag met veel genoegen de wijze waarop hij een zijner kinderen (die buiten weten der ouders te zwemmen geweest was), over zijn misstap onderhoudt. Hij maant ze steeds aan, zegt hij, om zich altijd zoo te gedragen, dat zij het oog voor hunne ouders en vooral voor God, vrijmoedig durven opslaan.
Hij verhaalt o.a. dat de beroemde tekenaar Alexander Verheul vandaag met hem meegevaren was naar Medemblik en nog onderscheidene schetsen had gemaakt.

1 December 1856. Langeveld deelde mij gister mede dat Reijer Boon thans veel madeira dronk. Kee Dalmeijer beweert dat dit toch nog altijd een verbetering voor hem is. Langeveld had anders jaarlijks voor het uitschenken enz ook wel 40- 50 kan noodig.

3 July 1857. Gisteravond na het inpakken van eenig goed enz te 12 ure naar bed gegaan, doch den ganschen nacht NIETS hebben kunnende slapen, stond ik te half 3 weder op. Albert Keyser kwam te 3 ure reeds met zijn wagen. Ik reed met hem naar de haven en voer met de stoomboot Texelaar naar Amsterdam, waar wij tegen 1 uur aankwamen. Schoon zeetogtje door het heerlijke weder. Gesprek met kapitein Dalmeijer o.a. over het Afschaffingsgenootschap, hij meent dat onze christelijke belijdenis genoeg moet zijn.

9 Augustus 1857. Met de kinderen des avonds Gé naar kapitein Dalmeijer gebragt om morgen vroeg met de stoomboot naar Amsterdam en Westzaan te vertrekken en vervolgens met Mietje naar Nordhorn te gaan.

30 September 1857. Te Amsterdam bij De Haas. Ik zal het vorige maar veel voorbijgaan, omdat het mij op dit oogenblik onmogelijk is het bij te houden.
Des avonds goed inpakken en naar kapitein Dalmeijer aan ‘t Oude Schild. Alles nog duister [toen wij afvoeren]. De Heer van Hoorn (minnaar van Welmoet Bok) achtergelaten door verzuim. Pieter Dirksz Bakker en Jakob Pietersz Koning ons gezelschap in de boot. Piet Bakker verhaalde veel ongunstigs over Bok. Men kon van hem niet zoo goed als vroeger afrekening en geld krijgen. Ook zijn vader Dirk Gerritsz Bakker mistrouwde hem nu in zijn werken en bedoelen. Kapitein Dalmeijer sprak veel over zijne toekomst als zeer zorgelijk. De stoomboot zal verkocht worden en dan weet hij nog niet waar hij met zijn huisgezin zal belanden.
De pastoor van ‘t Oude Schild sprak geen woord.
Wij kwamen door de Eb eerst tegen half 2 te Amsterdam.

30 November 1857. Des avonds Departementsvergadering. Willem Bok stelt voor de Volksvriend niet langer voor rekening van ‘t Departement te lezen, waarin hij door Raven (den ontvanger) wordt ondersteund en door mij, Wieringa en Voigt bestreden. Bij stemming bleek dat er 8 waren vóór ‘t behoud en 7 tegen. Cornelis Dalmeijer hield zich buiten de stemming.
Wieringa deed de Redevoering, die ik met veel genoegen hoorde, “Over den invloed van het kleine op het groote”. W. Bok reciteerde “Huibert en Klaartje”. Baalde, die naast mij zat, sprak met veel achting van zijn commies Eckhardt (die voor eenigen tijd in staat van dronkenschap door de straatjongens op een kar door den Burg is rondgereden, maar nu geen drup drank meer gebruikt en nu alle lof verdient).

25 Mei 1858. Met Katrina in de nachtschuit van den Helder naar Alkmaar, waar wij beiden ons ter ruste leiden, ofschoon een kaartspelend gezelschap ons vrij wat in het slapen hinderde. Ik hoorde daarbij een Jood zeer uitvaren tegen zijne praatzieke medespeler, die soms in herinnering bragt dat hij een Jood was. Dit kwam niet te pas, zeide hij “het getuigde dat hij geen opvoeding genoten had, dat hij van geen fatsoen wist, als hij sprak van iemand religie” (dus: van iemands religie te spreken is geheel onfatsoenlijk).
26 Mei 1858. Voor 5 uur waren wij te Alkmaar, het was steeds regenachtig en zeer koud, zoodat ik Katrina het genoegen niet kon doen van met haar te wandelen. Wij namen ontbijt in de “Hollandsche tuin” en wachtten daar de Stoomboot “Stad Alkmaar” af. Ik recommandeerde Katrina aan de zorg van kapitein Dalmeijer en een familie, die zich mede in de kajuit bevond. Zij vertrok te 8 ure naar Westzaan.

18 July 1858. Zondag. Naar den Hoorn met Menno en Sina en J.C. Bakker (zijn zoon de bruigom met een dochter van Dalmeijer, zonder eigen bestaan). Aldaar gepreekt.

20 July 1858. Met Katrina, Sina en Vrouwtje op reis naar Harlingen. Vrouwtje vertrok de volgende morgen naar Workum. Zij had gister berigt gekregen van het overlijden van haar vade op l.l. zaterdag. De jufvrouw heeft toen den ganschen dag tot ’s avonds laat met haar en eene dochter van Dalmeijer zitten naaijen om haar rouwgoed klaar te krijgen.

19 September 1858. Dirk zijn goed gepakt, de koffer naar Dalmeijer.
20 September 1858. Des morgens Dirk naar de wagen aan het huis van Dalmeijer gebragt om met de stoomboot naar Amsterdam te vertrekken.

29 September 1858. Des morgens te 4 ure Samuel naar de wagen van Dalmeijer en hij met de stoomboot Texelaar naar Amsterdam.

6 December 1858. Kistje van Dirk, hem een ander kistje met kleeding enz toegezonden. Sientje bij jufvrouw Westenberg (St. Nicolaasfeest), Menno bij Dalmeijer.

6 October 1868. Met K. Roeper des morgens 9 uur uitgereden van den Burg naar de Koog enz en aldaar en in de omstreken huisbezoek gedaan, zonder middagmaal. Koffij gedronken bij Willem Dalmeijer aan de Koog, bij Meester Kuhn Ensing gesproken.

1 February 1869. Des namiddags de ex-kapitein C. Dalmeijer van Amsterdam hier hee gedronken. Met veel genoegen bragten wij een paar uur tezamen sprekende door. Hij verhaalde mij veel van belangrijke Redevoeringen van Meijboom en Hugenholtz.
Hij was hier om voorbereidselen te maken voor het daarstellen van eene kunstmatige oesterteelt achter Oost en achter Wieringen, wat door eenige vermogende Amsterdammers begonnen zou worden, Boudt, Cordes enz.

13 Mei 1869. Bij Kee Dalmeijer hoorde ik dat Hendrik Vrendenberg een kind verloren had aan de keelziekte. Nu ging ik bij Vrendenberg daarnaar vernemen en hoe het kwam dat zij ons geen berigt gezonden hadden? Zij hadden er niet aan gedacht.

19 Augustus 1869. Vanmorgen brief van broeder Juriaan uit Amsterdam [daar gelogeerd]. Catharina had eene portefeuille gevonden van M. Langeveld.

20 Augustus 1869. Ik even bij H. Dalmeijer vragen of de verloren portefeuille ook van zijn schoonzoon is.

16 Maart 1870. Bij Marretje Dalmeijer-Brouwer, verleden zondag haar Kerkgang gedaan. Er is sprake van dat zij naar Nieuwe Niedorp zal gaan waar een slagter ontbreekt, terwijl er hier veel te veel zijn, vooral nu ook de rijke Langeveld gaat slagten. Zij zou ook kunnen besluiten naar Noord Amerika te gaan. Veel gesprekken daarover.

19 Juny 1870. Vanmiddag was hier Willem (Martinus) Langeveld. Nu weder voor ‘t eerst. Hij kwam met eenige schroom (nadat ik hem onlangs bij Kee Dalmeijer, waar hij zijne winkel heeft) opgezocht had. Hij erkent zijn schuld, dat hij teveel als HEER had willen leven. Hij had zich echter nooit aan de buitensporigheden van drankgebruik schuldig gemaakt. Hij beklaagde zich dat hij zoo ongevoelig was geworden (sedert het verlaten van ‘t ouderlijk huis) voor de Godsdienst. Hij wilde gaarne mijn leerling zijn en nu ook wat lezen op Godsdienst betrekkelijk.

29 Augustus 1870. Bij Gerrit Kooiman en vrouw. De vrouw is 17 dagen oud kraams, volkomen hersteld (reeds veel vroeger). Hij zal mij een mooi vers van Cornelis Dalmeijer bezorgen: “De Schipbreuk”.

26 July 1871. Dirk naar de Koog gereden met Bruno Bok, Menno daarheen geloopen. Ik vervolgens ook daarheen geloopen. Bij Willem Dalmeijer en vrouw koffij gedronken. Intusschen komen vele rijtuigen aan van den Burg, met de voornaamste familieën.
Te 11 ure ongeveer op ‘t strand proeven genoomen met de reddingsboot en 3 vuurpijlen met lijnen afgeschoten. De zee stond zeer hol, er was een sterken wind. Aangenaam in de duinen vertoefd. Dirk, Menno en ik ververschingen gebruikt in het gezelschap van den Heren Keyser en Loman. Tegen 3 uur naar huis. Ik met Dirk gewandeld. Een hevig onweer komt op met regen, hetwelk heviger wordt toen wij na een klein uur loopens te huis kwamen. Een genoeglijke middag doorgebragt.

1 October 1871. Treurig geval aan de Koog, waar het kind Catharina van Willem Jansz. Dalmeijer en Marretje Reijers Daalder door onvoorzichtigheid der moeder in de kasstoel door kolendamp gestikt was.

24 Juny 1872. Met Vrendenberg naar de Krans bij Koekebakker. Wieringa was bij Van Vledder en hielp hem druk met het inpakken van zijn goed. Koekebakker verhaalde welke hooggaande twist Van Vledder met zijn Kerkeraad had. Verleden zondag had hij openlijk voor den predikstoel zijn diaken Dalmeijer van de grootste laagheid beschuldigd. Het zou aanstaand zondag bij het afscheid wel een groote scheldpartij worden. Vrendenberg verhaalde hoe Wieringa Van Vledder in vele gevallen tot een kwade raadsman was, zoodat nu alreeds de grond gelegd werd tot oneenigheid met zijn aanstaande gemeente.

31 July 1873. Des namiddags Kamerdag in de Waal.
Op de terugreis vernam ik van Sijbrand Jansz Keyser zijn engagement met Trijntje Dalmeijer.

3 January 1874. Bij Sijbrand Jansz Keyser, zijne vrouw Trijntje Dalmeijer zeer zwak, spreekt zeer ligtvaardig over haar dood: “Verleden week dacht ik dat Klaas Geus mij wel gehaald zou hebben, maar hij had zeker nog geen zin in me”.

15 January 1874. Jannetje List, huishoudster van Dalmeijer, laboreert nog steeds aan de gevolgen van een mistred, voet verstuikt. Zij had gister een brief gehad van haar zoon Jakob uit Chicago, pas aangekomen na slechte reis, nog niet op zijne bestemming [Jakob Honigh].

26 Juny 1874. Tegen de avond naar Sijbrans Jansz Keyser, van hem ontvangen het geld dat ik nog aan ‘t Emeritaatsfonds heb bij te betalen voor de Gemeente en ook voor mij. Verder met hem veel gesproken, vertrouwelijk, over mijn positie in de Gemeente, hoe ik zou wenschen af te treden als ik vernam dat mijn aanblijven de Gemeente tot spijt of nadeel was.
Hendrik Dalmeijer aldaar. Zijne huishoudster weduwe Honigh voldoet weinig. ‘t Zal niet onaangenaam zijn als zij vertrekt. Zij spreekt er wel over om weer een winkel te beginnen.

21 February 1877. Des avonds ik bij Cornelis Keyser Binnenburg. Daar vernam ik dat Willem Dalmeijer van de Koog morgen te 2 à 3 ure aan de Waal begraven zou worden. Ik was er niet gevraagd, maar stond erover van middag of ik er niet heen zou gaan, wat ik nu tot later uitstel.

28 December 1878. Des voormiddags Cornelis Dalmeijer van Amsterdam, bij zijn dochter in de Lindeboom gelogeerd, hier koffij gedronken. Aangename en niet onbelangrijke gesprekken. Hij is nu 70 jaar oud, verhaalt zijn vroegere levensloop. Geboren op ’t Nieuwe Schild. Van ’t huis aldaar naast de boerderij was, toen hij er voor eenige jaren voor ’t eerst weder daar was, niets meer te vinden. Hij kon ’t zich ook niet meer voorstellen, totdat hij met den voet tegen een boomwortel stootte en nu zag dat dit het overblijfsel was van de groote vlierboom waarin en waaronder hij zoo dikwijls gespeeld had en nu kwam hem alles weer geheel levendig voor den geest en zag hij alles als aanwezig.


Terug naar de vorige bladzij