Monsieur Glijnis


Uittreksel van ‘Scholen en Schoolmeesters in de negentiende eeuw’,
door Tine Visser, Middelburg
Openbaar onderwijs
Wet 1806, doelstelling art. 22: Alle Schoolonderwijs zal zoodanig moeten worden ingericht, dat onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld, en zijzelven opgeleid worden tot alle Maatschappelijke en Christelijke deugden.
De Openbare school was feitelijk een Christelijke school. Er was vrijheid van onderwijs, opgenomen in de Grondwet van 1848 en de schoolwet van 1857.
De wet onderscheidde Openbare, door de overheid gefinancierde scholen, voor alle kinderen van alle kerkelijke gezindten, en Bijzondere, die door particuliere of kerkelijke instanties werden gesticht en onderhouden.
Daarnaast waren er scholen die werden bekostigd door schoolgelden van de leerlingen, een soort privé-ondernemingen van onderwijzers. Meer uitgebreid lager onderwijs, vakken moderne talen, wiskunde, landbouwkunde, gymnastiek, tekenen en handwerken.
Op Texel was dit de Fransche school van Monsieur Verberne, gesticht in 1834.
In 1851 begon Johannes Hesselberg, die als ondermeester op de Openbare school Franse les gaf, een eigen school. In 1854 moest hij rondkomen van het schoolgeld dat zijn 35 leerlingen hem betaalden. Dat zal hem tegengevallen zijn, maar hij bleef toch 10 jaar.
Zijn opvolger Dirk Bosch was snel weer vertrokken, die kwam in 1862 en was het jaar erop al weer weg.
De jonge Monsieur Jan Glijnis had meer succes met zijn kostschool in de Parkstraat. Hij had binnen tien jaar 75 leerlingen, aan wie hij les gaf met een hulponderwijzer en een kwekeling.

Huizinga noteerde wel eens iets over deze onderwijzers. Hij had zijn oudste kinderen bij Monsieur Verberne laten leren, maar de jongste dochter Sina en zoon Menno bij de nieuwe onderwijzer Bosch op school. Menno maakte het zijn onderwijzers niet makkelijk.

1 July 1859. Deze morgen te half 7 ter begrafenis van het lijk van jufvrouw van Hesselberg, 39 jaar oud, kort na hare bevalling zeer onverwacht in stuipen.

23 November 1860. Krans bij mij, Vrendenberg en Wieringa. Vrendenberg verhaalt hoe hij zijne kinderen Cornelis en Christina nu van de school van Verberne genomen en naar Hesselberg gezonden heeft. Wieringa zegt dat hij het onderwijs bij Verberne zeer gebrekkig bevonden heeft. Bij Brouwer was het thans vrij goed.

25 November 1861. Brief aan Grootmoeder en Katrina op ‘t Hoogezand:
Monsieur Hesselberg heeft zijn onderwijzersampt neergelegd en gaat schipper worden in Zuid Holland (de Heer Voigt gaat in zijn huis wonen, dat hij huurt voor 162 gulden).

23 December 1861. Des avonds bij Westenberg, aldaar Vrendenberg en de Heer Bosch, onderwijzer aan de Waalsche Diakonieschool te Amsterdam en zijn zoon, die hier wel eene Bijzondere School zou willen oprigten voor de moderne talen.
Wij bespreken de zaak. Hij zal welligt 10 kinderen kunnen krijgen die 40 gulden en nog 4 of 5 die 50 gulden zullen betalen. De eersten zullen Hollansch en Fransch en de laatsten ook Duitsch en Engelsch leeren. Die niet op ‘t dagschool gaan zullen meer betalen. School van 9-12 en van 3-5 uur en avondschool van 6 tot half 8. Men zal zien of hij bij Sipkes kan inwonen.

24 December 1861. Naantje Sipkes berigtte dat zij den Heer Bosch genomen had als hij kwam, voor 5 gulden per week met den kost enz met hen aan tafel, doch zonder bewassching, vuur en licht.
[Jan Sipkes (1829-1893) koopman, winkelier, verzekeringsagent, uit Amsterdam en Naantje Roeper (1833-1908) van De Waal]

1 April 1862. Sina ging tot dusver nog bij Verberne ter school des voormiddags, en des namiddags een uur voor het Engelsch. Ik besluit om haar bij den Heer Bosch te doen, die slechts 15 leerlingen heeft, en Verberne 30. Ik naar den Heer Bosch bij Sipkes om daarover afspraak te maken. Zij zal nu des voormiddags gaan en des avonds, voor 40 gulden.

5 December 1862. Brief aan Samuel: Sientje en Menno gaan nog dagelijk bij den Heer Bosch op school, waar Menno nog al eens een uurtje langer dan een ander moet vertoeven. Het was hun regt aangenaam, dat Monsieur van namiddag en morgenochtend vacantie gaf, zoodat zij zich nu eens geheel en al aan de vreugde van ‘t Sint Nicolaasfeest konden wijden.

15 April 1863. Menno vanmorgen uit de school weggestuurd, omdat hij zich niet wilde laten bespuwen. Ik des namiddags naar den Heer Bosch, deze heeft veel aanmerkingen op ‘t gedrag van Menno als zijnde zeer onbescheiden. Ik ga heen, maar niet ten volle met hem bevredigd.

4 January 1864. Daar den Heer Bosch vertrokken is naar Enschedé, als onderwijzer aan de Industrieschool (1000 gulden tractement), is Menno vrij van school.

Monsieur Glijnis (1837-1xxx) was van 1864 tot 1878 op Texel.

18 Mei 1864. Brief aan Samuel: Gij spreekt den Heer Bosch nog al eens, gij behoeft hem echter niet te zeggen wat ik u hier mededeel, dat wij bij de verwisseling geen schade hebben geleden, althans de leerlingen gaan alle met groot genoegen naar de school.
De Heer Glijnis schijnt er bijzonder slag van te hebben om zijne leerlingen aan zich te verbinden. Ik heb Menno ook nog geen enkel onaangenaam woord over de school gehoord.

29 Mei 1864. Des avonds den Heer Glijnis uit Franeker hier, hij hoopt kostleerlingen te krijgen, heeft nu 19 kinderen. Ik spreek er met hem over dat Sientje nog wel gaarne privaatles in het Engelsch wil nemen. De les zal 40 cents zijn, 2 maal per week afgesproken, dingsdag en vrijdags ’s morgens 7 uur.

14 July 1864. Glijnis zal spoedig gaan trouwen en komt dan te wonen in ‘t huisje van Jan Keyser tegenover Bok.
[Dat is in de Weverstraat ter hoogte van de Warmoesstraat]

8 October 1864. Menno verhaalde van de pret, die hij gehad had met ‘t inhalen van Monsieur Glijnis en zijn vrouw, en de tocht die hij met de schoolkinderen mede gemaakt had met de diligence en 2 wagens (30 kinderen) naar Oosterend.

1 December 1864. Loman uit Eijerland is de nieuwe Burgemeester.
Menno had steeds met genoegen les van Monsieur Glijnis.

27 Maart 1865. Brief aan Samuel: Hier aan den Burg zullen 2 nieuwe huizen gebouwd worden, één van den Burgemeester Loman en een school voor den Heer Glijnis, waarschijnlijk in het Park.

29 Maart 1865. Eergister zeide de Heer Glijnis na de lessen aan Sientje en Menno in’t Engelsch dat hij het nu voor Sientje niet meer noodig keurde, weshalve deze lessen nu geëindigd zijn.

22 Augustus 1865. Brief aan Samuel: Meester Glijnis maakt met zijn leerlingen reeds gebruik van de nieuwe school.

Glijnis

De meisjes staan voor de school. Verderop staat het Weeshuis.

23 April 1866. Met Menno des morgens 6 uur te Amsterdam gekomen (met de nachtboot.
Wij met de vigilante naar den Dam. Bij Wille in de winkel lang omgeloopen om een voorwerp uit te zoeken tot geschenk van M. Glijnis. Eindelijk genomen een pendule van 35 gulden met 2 glazen candelabres van 40 [gulden]. Nog wat kleinigheden gekogt.

Cholera
6 July 1866. Brief aan Menno: De berigten van de voortgang der cholera in Groningen worden waarlijk zeer verontrustend en ik acht het wenschelijk, dat gij allen, zooveel dit doenlijk is, hoe eer zoo beter herwaarts overkomt. Reeds zijn Samuel en Menno eenigszins ongesteld geweest. Hier is alles nog gezond en ik heb nog van geen cholerageval vernomen.
14 July 1866. Monsieur Glijnis en Bok laten gedurig vragen naar de patiënten. Sijbrand Keyser stuurt 3 eendvogels, Bok een paar nieuwe haringen, Boetje frambozen en rijstpudding met bessen, alles tot verkwikking der kranken.

10 February 1868. Des avonds Nutsvergadering, Volksvoorlezing. Ter Meulen deede de Redevoering over wat strekken kan tot Volkswelvaart, daarna Loman en Goudoever een zamenspraak van Schimmel. Zeer goed. Vervolgens de Ondermeester Kühn van ‘t Oude Schild een mooi vers van eigen maaksel over Terschellings jongste zeeramp. Loman “Huibert en Klaartje”, Glijnis over willekeurige gelaatsvervormingen.

11 April 1868. Menno gelukkig veel beter. Hij des namiddags bij Monsieur Glijnis (verjaart).

20 April 1868. [Dominee en lid van de Schoolcommissie] Boetje des morgens hier. Hij heeft Schoolbezoek aan den Burg en des namiddags bij Verberne en Glijnis.

24 April 1868. De avond met [dominee] Vrendenberg en vrouw en dochter Leentje doorgebragt bij den Heer Glijnis.

22 Mei 1868. Samuel [Huizinga] des avonds naar Glijnis.

17 Juny 1868. Wij verwachtten de neven Dirk Juriaansz Huizinga en Meindert Coolman. Zij kwamen te half 2 ure of later terwijl den Heer Holkema hier was (zou met Buisman eten bij Ensing). Des namiddags met elkander naar de Tent. Vrendenberg en familie, Anton Vrendenberg en familie, Wieringa, Heringa, Familie Knap, Glijnis, Westenberg, Buisman en Holkema. Wij met Holkema en Buisman 3 flessen bier gedronken. Holkema en Buisman des avonds bij ons boterham gegeten.

15 July 1868. Zeer warm. Des namiddags naar de Tent, aldaar de families Vrendenberg en Heringa, vervolgens Knap, Glijnis met 2 logeergasten, Wieringa (alleen zonder vrouw of Fokel), Buisman, en Holkema enz. Zij gekegeld, aangename namiddag, zeer warm, aan de Tent echter en in het Boschje frisch.

16 July 1868. Later komen hier Glijnis en de Heer Hennes, onderwijzer in de Bijzondere school voor uitgebreid Lager en Middelbaar onderwijs aan de Kinderdijk voor rekening van de Heeren Smit enz aldaar. De Kinderdijk is een plaats bloeijende door zijn fabriekswezen.

11 Augustus 1868. Wij des namiddags naar de Tent. Buisman met de wagen met Koos, Katrina en Sina, aldaar Westenberg, Knap, Vrendenberg, Glijnis, Heringa, Wieringa.

15 November 1868. Vooraf Monsieur Glijnis hier (nog vroeger Adriana Vrendenberg). Drukke gesprekken over haar ongelukkig examen te Haarlem. Glijnis is daarover (en met regt) zeer verstoord.

8 April 1869. Gisteravond telegram van Menno dat hij door ‘t examen [is], ‘t welk ons een uitstekend groote blijdschap veroorzaakt. Cornelis Vrendenberg komt dat ‘s avonds nog vernemen. Ik berigt het aan Glijnis, Bok en Ensing. Bok stuurt een brief, Glijnis een kaartje, Ensing komt feleciteren, ook Vrendenberg.

15 April 1869. Des avonds Glijnis en vrouw.

3 Mei 1869. Vrendenberg wilde nu na de gelukkige afloop van het examen van Adriana aan Glijnis een geschenk aanbieden, ongeveer in evenredigheid met hetgeen ik voor Menno gegeven had. Hij meende dat Glijnis mij met de onderwijsgelden nogal gespaard had en vroeg vertrouwelijk eenige inlichtingen daaromtrent. Ik gaf hem die. Ik had voor dat cadeau omstreeks 50 gulden besteed, maar Glijnis had mij altijd zijn rekening gezonden, die door mij altijd betaald was, evenals bij Vrendenberg voor Adriana.

19 Mei 1869. Boetje en zuster hier.
Wij naar de Tent. Regenachtig, weldra geweldige regenvlagen. Sjoeke, Katrina en Sina gescholen bij Bruin op de Hoogte. Op de Tent Vrendenberg en familie, Bakels en zuster, Glijnis en vrouw en zwager De Vries en vrouw, Knap en vrouw en kinderen. Meest altijd in den Tent om de regen.

20 Augustus 1869. Hier intusschen Monsieur Glijnis, die morgen voor 14 dagen op reis gaat.

6 October 1869. De Heer Glijnis bij mij en later Dominee Bakker en Ensing.

15 November 1869. Aan de deur werd een wondervreemde visch vertoond, misschien 4 voet lang, een zware platte ovale massa met 2 kleine vinnen aan de zijde, en 2 groote beenige staartvinnen, en daarbij een halfronde, zeer hardbeenige staart tusschen die vinnen in. De huid zeer ruw. Hij kwam het meest overeen met de afbeelding van de Kattehaai in Dufsil, doch de staart was rond en niet regt. Kleine bek met scherpe tanden die echter door de haak bij ’t ophalen gisteravond aan de steenen aan ’t Oude Schild uitgebroken waren.
Den Heer Glijnis had later de beschrijving en afbeelding gevonden zijnde onder de naam van Zonvisch of Klompvisch [Maanvis].

12 December 1869. Zondag. Des voormiddags naar den Heer Glijnis om te spreken over de vorderingen van zijn leerling Johannes Cornelisz Eelman, die mij niet toevielen. Hij was voor een half jaar aan ‘t Engelsch en eerst onlangs aan ‘t Fransch begonnen. Glijnis sprak overigens met veel lof over van hem, maar roemde bijzonder de capaciteit van Jan Teunisz Timmer.

22 December 1869. Menno is nu ‘s morgens goed aan ‘t werk.
Menno naar Glijnis en Westenberg. Sina naar de dames Bok, zeer genoeglijk.

6 Juny 1870. Tweede Pinksterdag. Gepreekt aan de Waal.
Bij Jakob Kuiper koffij gedronken. Hij spreekt erover dat hij gaarne wil dat zijn oudste zoontje, die goed schijnt te kunnen leeren, geen boer worde, maar eenig studievak kieze. Ik raad hem aan hem spoedig bij Glijnis ter school te zenden.

20 July 1870. Zeer schoone dag. De familie gaat naar de Tent te eten.
Katrina en ik daarna naar de Tent (zeer schoon weder, inmiddels een zeevlam opgekomen). o.a. Bakels (ook moeder en zuster), de families Westenberg, Vrendenberg, Wassenaar, Glijnis, Bolding, Wieringa, Dolfina Wentink.

27 July 1870. Des middags met elkander naar de Tent. Westenberg doet rekening, batig saldo 5 gulden. Wij vinden aldaar ook de familie Vrendenberg met Dolfina, Bakels, Wieringa, Westenberg, Glijnis. Sina was niet medegegaan.

11 Augustus 1870. Des avonds de Heren Loman en Glijnis hier om ons te feliciteren.

12 October 1870. Ik des avonds bij Doctor Ensing, aldaar Vrendenberg en Loman. Hij [Loman] sprak voorts over de noodzakelijkheid om het Lager Onderwijs hier op een betere voet te brengen. Daartoe wilde hij nu weldra aan den Burg een voorstel doen, voordat het aftreden van Meester Brouwer daartoe zou dringen, om een geheel nieuwe school te stichten en daaraan te verbinden eene inrigting voor Uitgebreid Lager Onderwijs (U.L.O.), waarvoor men trachten moest den Heer Glijnis te behouden, die, kwam deze zaak niet tot stand, buiten twijfel eenmaal zijne betrekking hier op Texel zou moeten opgeven. Doch hij voorzag dat hij in den Raad met groote moeijlijkheden zou hebben te worstelen.

25 November 1870. Katrina naar den Heer Glijnis om daar de eerste les te ontvangen in Hollandsche taal enz [zij wil leren voor onderwijzeres]. Zij komt zeer vergenoegd terug, vol moed. Glijnis raadt aan haar Latijn te leeren.

27 November 1870. Zondag. Met Monsieur Glijnis gesproken over het plan van Katrina.
Gesprekken over verschillende van zijne en mijne leerlingen. Hij prijst Jan Timmer om zijne vorderingen, vreest voor hem de pedanterie.

20 December 1870. Katrina des avonds bij Glijnis, daarna naar Margo en Rina, waar Sina ook is. Leesavond.

4 January 1871. [Dominee] Bakels en vrouw hier tot ’s avonds 12 uur. Bakels geeft Katrina les in ’t Engelsch. Hij des namiddags naar de Waal, schaatsen rijden, des avonds bij Glijnis met Loman elektrische toestellen beproefd. Zij vertrekken 12 uur. Ik catechisatie tot bij 10 uur.

9 January 1871. Wij met ons allen naar de Nutsvergadering. Aldaar Bakels van kwart over 7 tot kwart voor 10 bezig met ‘t verklaren der electriciteit, opgehelderd met proeven met de Electriseermachine en de Leijdsche Flesch, toebehorende aan Glijnis en door dezen en Loman geassisteerd. Alles ging voortreffelijk. Bakels maakte zich zeer verdienstelijk door zijn klare, duidelijke, ordelijke voordragt, zonder de minste hapering. Door een diep aandachtig gehoor gaf ook de vergadering haar genoegen te kennen.

10 January 1871. Katrina vanavond nog naar Glijnis.

11 April 1871. Ik des namiddags alleen naar Wassenaar (krans). Vrendenberg kon niet mede, omdat hij vanavond op het jaarfeest van Glijnis moest, waar de kinderen tooneeluitvoering zouden geven. Glijnis had een canapé present gekregen.

1 Mei 1871. Des voormiddags met Koekebakker naar de Waal, pastorie en Kerk bezien.
In de Waal bij [Pieter] Kuiper, deze vertelde dat het oudste zoontje van zijn zoon Jakob nu naar Glijnis ging, om vervolgens te studeeren, wijl er met de boerderij zoo weinig vooruitzigt was.

4 Mei 1871. Gisteravond Katrina en Sina naar het concert van den blinde Oost, piano en zang, sterk aanbevolen door Glijnis.

15 Juny 1871. Ik, te 9 ure in het Park willende gaan wandelen, aangeroepen bij Glijnis, aldaar de oude Heer de Vries, Loman en Boetje. Gesprek over de verkiezingen, uitslag vandaag bekend, gunstig voor de Liberalen. Boetje laakt zeer de geesteloosheid van de Zaanbewoners. Hij meent dat zulks in verband staat met de grond die zij bewonen en het bedrijf dat zij uitoefenen.

17 July 1871. Des avonds naar de Nutsvergadering. Bakels tot afgevaardigde benoemd. Aldaar Wieringa, Bakels, Muller, Glijnis, zijn zwager De Vries uit Alkmaar, Loman, enz, 11 in getal.

5 September 1871. Koos en Dirk [Huizinga] vertrokken. Des namiddags Katrina, Sina, Janneke en Menno naar de Tent, aldaar Bolding, Harting, Glijnis en zijn kostschoolleerlingen.

14 October 1871. Des avonds Henriëtte Bok hier om te vernemen naar de prijs der lessen van Glijnis.

19 November 1871. Zondag. Gepreekt aan de Waal. Bij Jakob Pietersz Kuiper, zijn vrouw hersteld uit het kraambed, zijne thans 8 kinderen allen gezond. De oudste, vlug in ‘t leeren, gaat bij Glijnis aan den Burg.

3 December 1871. Vrendenberg weer te huis gekomen. Wij zijn arm zeide hij. Hij en alle leden der familie hadden hun kapitaal in die zaak [speculaties van hun oudste zonen] gestoken. Velen hadden daarbij alles verloren. Zij waren in diep treurigen toestand. Vrendenberg klaagde bovendien over pijn in de borst. Glijnis en vrouw kwamen. Ik bleef slechts kort.

Raad 22-12-1871 Glijnis verzoekt hem uit de gemeentekas f 100,- toetekennen tot aankoop van verschillende instrumenten, natuurkundige werktuigen en toestellen, verzamelingen uit het planten- dieren- en delfstoffenrijk etc om daardoor zijne lessen meer aanschouwelijk en bevattelijk te maken. Overwegende [enz enz] “als klein bewijs van waardering” wordt besloten f 100,- toetekennen.

24 December 1871. Zondag, Gepreekt aan den Burg. Sina heeft des namiddags een aantal kinderen van Leentje Koning, Glijnis enz bij zich op visite.

28 January 1872. Zondag. Gepreekt aan den Burg. Des namiddags bij Glijnis. Hij was druk bezig met het vertalen van zijn stuk voor de Voorlezing. Over Katrina, nu te Sapmeer les ontvangende, over leerlingen. Zij, die ik de grootste onrustmakers op mijne catechisatie vond, waren dat bij Monsieur Glijnis op school, en daarom weggezonden.

8 February 1872. Anatomische les bij Bruno Bok. Vriesendorp, Bakels, Glijnis, Koekebakker, Loman (Simon Keyser was op reis). Ensing handelde over de spieren en wees ons die onderscheidelijk aan in zijn atlas van platen.

15 February 1872. Des avonds bij Glijnis, waar Ensing ons het zenuwstelsel van het menschelijk ligchaam verklaarde. Daar waren Loman, Bok, Vriesendorp, Bakels, Koekebakker.

22 February 1872. Wij des avonds met Koekebakker en Bakels naar ons lesuur bij Simon Keyser, alwaar Ensing ons den Bloedsomloop verklaarde van half 9 tot ruim 11 uur. Aldaar Loman, Bakels, Bok, Glijnis, Vriesendorp, Koekebakker en zuster.

29 February 1872. Des avonds de Anatomische Les bij mij aan huis, aanwezig waren Loman, Glijnis, Vriesendorp, Ensing, Bakels en ik. Wij hadden het over bloedsomloop en ademhalingswerktuigen en nieren, enz. waarbij het een en ander ons aanschouwelijk werd gemaakt door ontleding van hart en nieren van een varken.

Raad 15-3-1872 Missive van ‘notabele ingezetenen’ dat zij vernomen hebben dat aan den Heer Glijnis door de Gemeente Wieringerwaard zeer voordeelige aanbiedingen zijn gedaan om zich aldaar te vestigen, dat zij het vertrek van den Heer Glijnis zoude beschouwen als eene wezenlijke ramp voor deze gemeente, daar die school kan gezegd worden in eene dringende behoefte te voorzien [enz enz]
Besloten: de Raad geeft de adressanten groot gelijk, wil echter geen subsidie geven [ingewikkelde redeneringen over de subsidie aan P.W. Verberne van f 240,- die eventueel aan Glynis zou kunnen worden toegekend als Verberne ermee zou ophouden].

20 Maart 1872. Bakels hier, moest naar Glijnis die zijn instrumenten ontvangen had door 100 gulden toelage van de Gemeente.

25 Maart 1872. Des avonds naar de Volksvoorlezing. Vooraf Nutsvergadering, Bestuur van de Spaarbank benoemd, Bruno Bok, Ensing, Bolding, Stikkel.
Ik de Vergadering met een herinnering aan voor 300 jaar [Nederlandse opstand tegen Spanje] geopend. Glijnis Redevoering voorgelezen van Vos met toevoegsels, zeer goed voldaan. Vers van Van der Bergh “Het Wachtschip voor Brielle”. Ik bijdrage “Rochus Meeuwisz.”. Bakels bijdrage “Een onvergetelijken dag” van Heerink. Ik gesloten, met toespraak betrekkelijk het tegenwoordig einde onzer vergaderingen voor dit seizoen en de a.s. feestviering met raadgevingen en wenschen.

11 April 1872. Des avonds 7 uur (op uitnoodiging) naar de school van Glijnis, hem gefeliciteerd met zijne verjaring. De school was als schouwburgzaal ingerigt en weldra gevuld met kinderen en de ouders van dezen en verdere genoodigden. Er werd toen door de leerlingen van nu of vroeger vier tooneelstukjes opgevoerd van ruim 7 tot half 11 uur, wat zeer goed voldeed. Zeer onderscheidde zich Cornelis Loman. Bovendien werd zeer goed gespeeld door Lize Langeveld, Van Putten, Jan Timmer, Johannes Eelman, Helena en Marie Blom, Christina Koning, Emilie Dijt en anderen.
De school was zeer netjes versierd. De notabiliteiten van den Burg waren er vereenigd. Na ons vertrek zouden de oudste jongelui nog pret maken.
Ik beklaagde mij naderhand in stilte zeer, dat ik de toespraak die Glijnis aan het einde tot de vergadering hield, niet openlijk beantwoord had, doch terwijl ik wachtte dat een der ouders het zoude doen, ging de gelegenheid voorbij.

23 April 1872. Des avonds Monsieur Glijnis hier geweest te spreken over Jan Timmer en Johannes Eelman, over wie hij mij een schriftelijk rapport zou zenden. Hij sprak over zijne vooruitzigten hier als minder gunstig dan te Wieringerwaard. Alleen het gebrekkige huis dat men hem daar aanbood had hem doen besluiten hier te blijven, gevoegd bij de belangstelling die men hier in hem betoond had.

26 April 1872. Brief geschreven aan Professor Scheffer met het Rapport van Glijnis over Jan Timmer en Johannes Eelman. De brieven des nachts 2 uur op de post gebragt.

28 July 1872. Dominee Bakels wordt benoemd tot Provinciaal Schoolopziener in plaats van Bok, zeer tot zijn genoegen.
Gister was Monsieur Glijnis hier. Ik had een gesprek met hem over ‘t Ontzet van Leijden, in hoeverre als Gods bijzondere beschikking aan te merken. Glijnis scheen daarin geenerlei bestuur te willen opmerken, ik oordeelde anders. Het kwam mij waarheid voor wat hij zeide dat hij van eenigzins diepere godsdienstkennis niet veel had.

4 Augustus 1872. Dirk en Koos naar Monsieur Glijnis, zijne verzameling van naturaliën en instrumenten bezien.

23 October 1872. Brief van broeder Juriaan, hij wil Ko [Juizinga] gaarne bij mij plaatsen. Ik sprak daarover met Sien. Naar Glijnis en vraag hem of Ko daar zou kunnen zijn en op welke voorwaarden. Glijnis had 5 in de kost, behalve 2 kweekelingen en kon er nog 2 plaatsen. Hij ontving voor een leerling bij hem in de kost 350 gulden, waarbij alle kosten, ook voor de wasch, voor ‘t gebruik van boeken, enz. Indien Ko bij ons sliep en at wilde Glijnis het 200 gulden lager stellen, dus voor 150 gulden.
Ik schreef dit alles aan broeder Juriaan en dat ik Ko wel gaarne alzoo in de kost wilde hebben als hij overigens geheel onder de hoede van Glijnis was.
[Ko deed het niet goed op school, had geen leerhoofd. Ok bij Glijnis lukte het niet om boekenkennis te verwerven. Ko had later een goed lopende meubelfabriek].

3 November 1872. 60 gulden naar Menno.
Des avonds Glijnis en Loman hier om mij te feliciteren. Christina Vrendenberg weer afgewezen voor akte in ‘t Fransch. Glijnis zeer verontwaardigd. Zij had den Heer die het dictee opgaf volstrekt niet kunnen verstaan.

4 November 1872. Brief aan Dirk: over Ko: Ik heb er wel genoegen in want ons gezin is nu waarlijk niet te groot om zulk een knaapje daarbij te hebben en daar hij toch geheele dagen bij Monsieur Glijnis zal zijn, ook om zijn schoolwerk af te maken, en hij hier alleen komt eten en slapen, zoo is de verbindtelijkheid, die soms nog al lastig kan zijn, ook minder groot.

17 November 1872. Des morgens komt broeder Juriaan met Catharina en Ko [die bij Huizinga zal wonen en bij Glijnis op school zal gaan]. Vannacht op ‘t Nieuwe Diep geweest. Vrijdagmorgen van huis gegaan uit Groningen op mijn telegram van donderdagmiddag, dat Timmer om den stormwind uit den Oosten dien morgen niet gevaren was.

18 November 1872. Feestviering van het 50-jarig bestaan des Departements [Nut]. Bakels doet de Feestrede. Simon Keyser praesident. Bijdragen van Koekebakker, Bakels, Wassenaar. Menno droeg een vers op “Wilhelm en Napoleon” (door hem gemaakt) zeer goed voor. Glijnis en Loman hadden berijmde gelegenheidsstukken, meester Brouwer op verzoek van Wieringa een vers van Brest de Wetering. Na de sluiting der Vergadering werd de avond zeer genoeglijk doorgebragt onder muzijk en dans (talrijke damesvergadering) en vele toasten, tot half 3.

19 November 1872. Met Juriaan en Ko gewandeld naar de Hooge Berg.
Juriaan des avonds bij Glijnis, deze met hem hier een boterham gegeten met de telegrafist Dusart.

20 November 1872. Ko vanmorgen voor ‘t eerst naar de school, des namiddags met de jongens gewandeld.

7 December 1872. Brief aan Samuel en Dolfina: Daartoe draagt ook veel bij dat Ko, die hier blijven zal, zich hier zoo regt naar genoegen bevindt en geen oogenblik lust heeft om Texel weer met Groningen te verwisselen. Wij stellen ons van hem ook regt veel genoegen voor en hebben het reeds, want wij leeren hem kennen als een regt aardig en gezeggelijk kind, die onder goede leiding zich zeer goed ontwikkelen zal, al heeft zijn leermeester in Groningen hem steeds voorgesteld als stomp en onbevattelijk, die van alle inspanning moet worden afgehouden. Broeder schijnt ook overtuigd te zijn, dat hij hier regt goed geplaatst zal wezen. Hij eet en slaapt hier en is overdag bij Monsieur Glijnis op school tot ‘s avonds 9 uur.

16 December 1872. Volksvoorlezing in de Kikkert. Glijnis doet de Voorlezing over China, eene novelle van Emile Silvestre, anderhalf uur lang, maar ’t voldeed zeer goed. ’t Was een boeijend verhaal goed voorgedragen. Daarna ik een stukje uit de Volksbode “hoe komen zij er aan”. Bakels eenige stukjes uit de Bloemlezing van De Keyser, gedichten van de Schoolmeester “het paard”, “de hond” enz. Daarna [dokter] Ensing eene vervelende lange voorlezing van een stuk uit hetzelfde boek, van Oosterzee “de Westminster Abdeij”.

10 February 1873. Wij naar de Volksvoorleezing. Geen groote vergadering. Koekebakker wordt door ons overgehaald om wegens het min gunstige weer (tusschenbeide sneeuwjagt) hier te blijven.
Glijnis vond Ko zeer onbevattelijk en slecht van geheugen. Hij had er geen op school die zoo slecht las. Eenmaal was hij koppig geweest, overigens gezeggelijk].

17 February 1873. Ko van namiddag naar Monsieur Glijnis, goochelen en buikspreken enz gezien en gehoord.

7 Maart 1873. Ko komt laat te huis wegens de verjaardag van jufvrouw Glijnis.

9 Maart 1873. Aan Glijnis 3 maanden honorarium betaald voor Ko, 20,75 gulden. Hij vond Ko onbevattelijk en slecht van geheugen, zijn lezen was treurig. Misschien dat zijn ontwikkeling met der tijd wat beter werd, maar vlug zou hij wel nooit worden.

16 April 1873. Ko is woensdag 9 April met schipper Timmer naar Harlingen en verder naar Groningen vertrokken. Hij kan nu op het feest van Monsieur Glijnis op den 12den niet tegenwoordig zijn.

27 April 1873. Des morgens half 7 werd ik wakker gescheld door Ko [een maand naar Groningen geweest] die gister 11 uur met Timmer uit Harlingen gevaren, gisteravond 10 uur in de haven gekomen was en om ‘t ruwe weer de reis met Timmer naar den Burg tot vanmorgen had uitgesteld. Hij had een brief van Katrina, met lorgnet en halsketting voor Sina. De behouden aankomst van Ko per Telegraaf en per brief aan broeder Juriaan berigt.
Ko was van voormiddag naar ‘t scheen droevig gestemd, ‘t scheen of hij steeds aan ‘t schreijen toe was, ofschoon hij geen leed te kennen gaf. Des avonds werd het beter toen hij Jakob Roeper bij zich te spelen had. Hij vanmiddag naar Glijnis geweest.

11 Mei 1873. Ko van middag op ‘t verjaarsfeest van M. Los bij Monsieur Glijnis.

24 Mei 1873. Ko van namiddag met Glijnis enz. naar de Kooi van Willem Koning.

1 October 1873. Bij Glijnis de nieuwe schoolbank van Ko in zijne school bezien. Glijnis vroeg ook naar Menno.

12 November 1873. Des middags op verzoek bij Ensing een groot getal personen, C. Keyser Szn, Sijbrand en Cornelis Keyser, Sijbrand Jzn Keyser, Fokke Keyser, H. Dijt, Glijnis, Loman, Arie Dijksen, S. Keyser Szn, enz. Bakels verscheen quasi toevallig in de vergadering [kreeg een cadeau omdat hij niet naar elders vertrok].

5 December 1873. Des avonds Sint Nicolaasdrukte. Menno door W. Westenberg, Haga en Dirk Bakker afgehaald. Eenige gemaskerden hier aan huis.
Dirk Keyser brengt berigt van Glijnis dat zijn hulponderwijzer Van Putten plotseling overleden was. Pas naar het ouderlijk huis te Cocksdorp vervoerd.

7 December 1873. Bij Glijnis, zijn schoonvader de Vries te Alkmaar voor korten tijd overleden, en nu zijn zwager, hulponderwijzer van Putten. Hij is over het laatste sterfgeval zeer terneergeslagen. Ik spreek van troost ontleend aan de gedachte aan God en de onsterfelijkheid. Dit geeft aanleiding tot uitvoerige ernstige gesprekken. Het blijkt dat de gedachten aan God en onsterfelijkheid geen vaste plaats innemen in zijn hart en dat hij ten gevolge van dien geheel onvatbaar is voor troost. Als ontwikkeld mensch ziet hij geen mathematische bewijzen dat wij niet minder gevoelige dan verstandelijke wezens zijn. Ik acht gemis aan Godsdienstig geloof naauw verbonden met eene daartoe leidende opvoeding en levenservaring. Glijnis heeft een streng godsdienstige opvoeding genoten en veel gelezen en nagedacht, hij spreekt van mijne zoons. Ik spreek mijn leedwezen uit. Ik vind ten laatste geen verenigingspunt met hem dan dit hoogstbelangrijke dat alleen een deugdzaam leven de beste rust verzekert, en een kalm sterven voorbereidt.
[Johannes Pieter van Putten (1854-1873). Zijn ouders kwamen van Ooltgensplaat, waren naar De Cocksdorp verhuisd].
Bij zijn overlijden is hij 18 jaar; hij is overleden om 02.00u; aangifte overl op 6 dec 1873 door Jan Glijnis, 36 jaar, hoofdonderwijzer en Johannes Gerardus Moojen, 42 jaar, bode; beide wonende op Texel

8 Maart 1874. Wij gingen te 10 ure naar huis omdat wij [de nieuwe onderwijzer op de Openbare school] Troll met zijn meisje (vandaag bij Glijnis) bij ons verwachtten. Zij kwamen te half 12 ure. Zij bleef bij ons logeren (volgens uitnoodiging).

6 April 1874. Tweede Paaschdag. Des avonds Vrendenberg en vrouw en Betje en Christina (onlangs van Amsterdam te huis gekomen) bij ons de avond doorgebragt. [Hun andere dochters] Leentje was er niet om hare kinderen voor wie zij geen oppasster had gevonden en Adriana niet omdat zij met Glijnis moest repeteren voor haar examen in wiskunde op a.s. donderdag.

7 Mei 1874. Ik had van voormiddag ontvangen een pak met tractaatjes van Afschaffingsgenootschap no. 21 en 74, die ik in pakjes verdeelde voor alle schoolkinderen van Texel. De Lang nam ze mee voor Oosterend en Cocksdorp, voor den Hoorn bragt ik het bij D. Bruin bij zijn zwager Jan in de Weverstraat. Ko bragt andere pakjes aan Glijnis, Verberne en Troll. Met Thomassen gaf ik ze mede voor Eijerland en Cocksdorp.

15 Mei 1874. Ko gisteravond naar de Kikkert, gelijk ook woendagsavond. Ko heeft vacantie, Glijnis is naar Amsterdam.

2 Juny 1874. Ik in de tuin, gelijk nogal veel in de laatste dagen, bij het heerlijke weder dat wij thans hebben. Vandaag extra warm, zoo dat ik mijn winteronderkleeding afleg.
Tegen de avond bij Glijnis, hem gevraagd of hij, wanneer Katrina en ik in de volgende week op reis gaan, Ko zoo lang wilde logeren, hetwelk hij gaarne aannam, dewijl hij nu 3 kostgangers minder had.

B&W 30-7-1874.
4 Ontwerp instructie betreffende de oprigting van eene Opleidingsklasse voor kweekelingen. Voorzitter ontving missive van Möller, heeft overlegd met Troll en Glijnis.

Raad 31-7-1874 Oprichting opleidingsklasje voor kweekelingen. Missive van Möller, Troll en Glijnis, instructie in handen van de Commissie ‘tot het in orde brengen der instructie voor de hoofdonderwijzers’.

20 September 1874. Naar Monsieur Glijnis over Ko. Het weghalen der schoolbank enz. Hij had nu maar 2 kostleerlingen (vroeger 6). Hij rekende dat Ko alleen door privaatonderwijs nog iets zou kunnen vorderen.

21 September 1874. Des avonds Bakels even hier. Nutsvergadering. Koekebakker deed een zeer uitgebreid en belangrijk verslag van het voorgevallene op de Algemene Vergadering, door hem als Afgevaardigde bijgewoond.
Loman benoemd tot voorzitter voor Koekebakker, De Holl voor Bakels in plaats, Glijnis voor Brouwer in plaats. Troll wilde de post van Secretaris niet aannemen. Ik liet mij overhalen om in februari Volksvoorlezing te houden. Langdurig gesprek of ook ons Departement ernstig zou ter harte nemen de staat van het onderwijs hier, vooral de behoefte aan hulponderwijzers. Men zou naauwgezet daarover nadenken.

8 November 1874. Katrina naar Glijnis om met hem te spreeken over les nemen in Geschiedenis en Aardrijkskunde, waarmede hij zich echter liefst niet wilde belasten. Hij was zeer onvriendelijk tegen haar. Des avonds Troll bij ons.

22 Maart 1875. Eerst verslag van de Spaarbank door Ensing (zeer goed). Een voorstel van Mentz om de Leesbibliotheek met meer geschiedkundige werken te verrijken. Vervolgens eene uitvoerige leezing van ruim een uur van Lomans reisindrukken, door hem verkregen op eene reis in Zwitserland, door hem verleden jaar gedaan, waarin prachtige schilderingen voorkwamen en die ik met zeer veel genoegen hoorde. Daarop liet hij een groot getal photographiën bezien van landschappen enz. door hem medegebragt.
Later gaven Loman en Glijnis nog eenige natuurkundige proeven, verklaring van een uurwerk, een glazen nommerplaat waarop niets meer dan de bewegelijke wijzer, die accuraat de uren en de minuten aanwees, door een mechanisme onder aan het eene einde, waardoor rijzing of daling bepaald wordt. Verder hoe een dikke bal door een naauwe mond eener flesch gezogen werd door eenige daarin aangestoken spiritus.

24 February 1876. Wij naar de Kikkert, aldaar (talrijke vergadering uit alle dorpen) de Voordragt gehoord van den Heer Boomkamp uit Noordwijk, zeer vloeijend maar rustig bedaard in goeden, duidelijken trant sprekende over het leerrijk en hartverheffend onderwijs der Natuur, in het Plantenrijk. De ontwikkeling der plant uit hare cel, de voeding der planten, de bemesting, hoe de beste vruchten te bekomen, snoeijing van boomen, gesteldheid van de grond, hoe dezen geschikt te meken enz enz, doorweven met gepaste aanmerkingen en wenken betreffende ons Levensbestuur, alles in zeer waardigen toon.
Hij voldeed mij uitstekend ofschoon ik de orde des veelvuldige onderwerpen gaarne wat duidelijker had willen zien aangeven. Ik zat bij Arie Dijksen, Glijnis, De Lang. Deze hadden denzelfden spreker ook verleden jaar hier gehoord. Zij getuigden dat hij toen voor minstens driekwart hetzelfde had gezegd, zoodat zij wel eenigzins teleurgesteld waren.

13 April 1876. Bij C.P. Keyser, hijzelf niet thuis, feestdag van Monsieur Glijnis.

15 Augustus 1876. Des avonds de brieven op de post gebragt. Een tijdlang staan praten met Sijbrand Jansz Keyser en Jakob Kooiman, over mijn reizen en ontmoetingen, over de hitte des daags en de stand der veldgewassen, over de opvoeding van Pieter. Glijnis was blijde dat hij van school af was. Hij zou nu vervolgens nog wat Fransche lessen hebben van Verberne. Kooiman meende dat Glijnis hem niet lijden mogt.
[Keijser en Kooiman waren zwagers, Keijser was weduwnaar van Cornelisje Kooiman. Daarbij kwam dat de eerste echtgenoot (Pieter Pietersz Keijser (1837-1866)) van Jakob Kooimans vrouw Antje Boon haar had achtergelaten met hun zoon Pieter (1862-1936), een lastige jongen, die nu onder het toezicht van Kooiman stond].

B&W 27-9-1876. 7 Missive van Bakels, Schoolopziener, ‘kennisgevende dat het Rijk heeft besloten eene opleidingsklasse alhier daartestellen, dat met de werkzaamheden daarvoor waren belast de Heeren J. Glijnis en B.J. Troll, en het Rijk daarvoor tegemoetkoming gaf ad f 300,-. Dat de opdragt door genoemde Heeren reeds was aangenomen en met 1 October dezelve in werking zou treden’. De Schoolopziener ‘vertrouwde dat de gemeente het nuttige dezer zaak zult beseffen, en mede zal werken, dat er behalve aan lokaal, vuur en eenig licht in de eerste plaats behoefte bestaat aan leermiddelen, en vraagt welk som men daartoe beschikbaar zou willen stellen’. Discussien tusschen Voorzitter en de Heer Keijser. Men vindt de missive niet duidelijk, wil meer bespreking. Voorzitter zal meer inlichtingen vragen aan de Heer Schoolopziener.

26 December 1876. Wederom zeer koud, doch helder. Ik gepreekt aan den Burg, met genoegen. Bakels was mijn hoorder, ook Troll, doch weinig volk (125) schoon er bij de Gereformeerden geen kerk was. Bakels en vrouw en Herman en Lize en August Boonacker hier koffij gedronken. Bakels en vrouw naar Glijnis en daarna hier weer terug.

5 February 1877. Van 9 tot half 11 wordt eene Vaudeville opgevoerd “De steen der wijzen” met Jan Timmer, Elias Vlessing, Louis Kikkert, Bernard Loman, Arie Langeveld en leerlingen van Glijnis (Vrouwtje daarheen geweest).

4 Maart 1877. Zondag. Wij dronken koffij bij Bakels, aldaar Meester Boonakker. Later gesprek met Bakels over de verwarring aan den Burg over het beroep en de mogelijke gevolgen van dien, ook over ’t geen ik met Ensing onlangs besproken had. Bakels zou er niet afkeerig van zijn om menschen als Ensing, Glijnis enz, als zij tot de Doopsgezinde Gemeente wilden overkomen, op Attestatie als leden in te schrijven.

25 Maart 1877. Zondag. Tegen de avond naar den Heer Glijnis, 12,5 jaar getrouwd. Hij had 4 kostschoolleerlingen (behalve zijne 2 helpers in de school), een zoontje van Berkelbach van de Sprenkel, Kapitein op de Suezboot, een zeer vlug knaapje en een zoontje van Dominee Jentink van Driehuizen, geheel het tegendeel. Glijnis wilde zijn school wat inkrimpen door het schoolgeld van 20 gulden te verhoogen, waardoor misschien een 20-tal leerlingen ruimte zouden maken, doch waarbij hij niets verloor, wijl hij anders voor Hulponderwijzers zoo groote sommen moest betalen. Zijn zwager had hem geschreven dat hij aan een Hulponderwijzer 700 gulden moest geven boven kost en inwonig en vrijdom van tijd na school om op eigen kamer te kunnen werken enz.
Jan Timmer had eergister zijn Propaedeutisch examen gedaan. Hij en Hannes van Putten (overleden) waren zijn allerbeste leerlingen geweest. Van P. Koning en de beide Veenstra’s scheen hij niet veel verwachting te hebben.

10 April 1877. Naar H. Dijt, weer wat beter, aldaar Doctor Ensing. Ik gaf de meesten lof aan de vlijt en oplettendheid van Immelie, niet alzoo aan de beide jongens. Jakob schijnt overigens bijzonder vlug te zijn in het leeren bij den Heer Glijnis, zoodat hij zijn lessen met een enkele maal lezens in het hoofd heeft.

15 April 1877. [Huizinga naar Oosterend] Op de terugreis even bij Bakels, die gister van Haarlem was gekomen om aan den Burg te preeken en vanmiddag derwaarts terugkeert met Herman. Fokel [Bakels] hier des namiddags gekomen met haar dochtertje Susanna om hier volgens afspraak te logeeren.
Bakels en zij vooraf even op uitnoodiging bij Loman op het Raadhuis ter bezichtiging van een gravure “Luther op de Rijksdag te Worms” hem vereerd door een aantal Heeren, Loman, Glijnis, De Holl, Plavier, enz, die hem een blijk van erkentelijkheid wilden geven voor de voordragt door hem dezen winter gehouden, wat natuurlijk hem zeer aangenaam was.

B&W 12-10-1877.
12 Missive van den Heer J. Glijnis, kennisgevende dat hij deze gemeente in het volgend jaar gaat verlaten en voorstelt om zijne gebouwen, Woonhuis en Schoollokaal voor rekening van de Gemeente overtenemen, daar de behoefte aan eene inrichting als de zijne voor deze gemeente voldoende is gebleken. De Heer Keijser is vooralsnog tegen, [hij vindt dat] mogt de Raad besluiten de gebouwen te koopen, zulks dan in publieke veiling zou kunnen.

Raad 19-10-1877 Missive van den Heer J. Glijnis kennisgevende dat hij aanstaande jaar de Gemeente gaat verlaten, om zich te vestigen in de Gemeente Bussum, en aan de Raad voorstelt om voor rekening der Gemeente zijne woning en school overtenemen.
‘Na eenige discussie’ zal de Voorzitter de Heer Glijnis om nadere inlichtingen vragen.

4 November 1877. Van voormiddag Monsieur Glijnis even hier met 3 leerlingen, gaande naar Bakels. Twee daarvan waren Russische knapen uit Petersburg, die nog niets anders dan Russisch kenden. Betsy was dagelijks bezig met hen Hollandsch te leeren. Hun vader was overleden. Door bemiddeling van Gillot waren zij hier geplaatst om een Hollandsche opvoeding te ontvangen. Zij waren van de Grieksche godsdienst. Op verzoek van de moeder hadden zij heiligenbeeldjes in hunne bedsteden. De vader was Hollander van Vriesenveen, de moeder Russin. Een oom woonde als Officier aan den Helder, die had ze gebragt. De Kerk van Gillot betaalde voor hen.
[Dominee Gillot had in De Cockdorp gestaan en werkte nu in St. Petersburg. Die wist wel een goede kostschool voor deze kinderen. Ze gingen met Glijnis mee naar Bussum].

Raad 28-12-1877
-Overleg met Glijnis over in huur afstaan van zijn schoollokaal.
-Voorzitter: Voorstel van Mentz voor het aanbod van f 700,- voor een Hulponderwijzer waardoor Glijnis ‘zou kunnen bewogen worden in deze Gemeente te blijven wonen’ want zijn vertrek ‘is ten nadeele van de burgerij’ (ander zou de Gemeente de Openbare School moeten vergroten en een Hulponderwijzer aanstellen). Is verworpen.

8 February 1878. Algemeen spreekt men veel over de te vreezen achteruitgang van Texel, waartoe aanleiding geeft het a.s. vertrek van Glijnis, de pianiste juffrouw Vlessing, wier man en broeder onderwijzer is in den dans, voorts dominee Post, Boonacker, Dirk Tuinder en anderen.

3 Maart 1878. Voor Glijnis wordt nu te Bussum een zeer groot gebouw gezet. ‘t Is verbazend zoals daar in die anders woeste streek gebouwd wordt. Een broer van Loman heeft er 25 bunders land gekocht voor 200 à 300 guldens per bunder. Hij verkoopt de grond nu weer om op te bouwen voor 70 cents de vierkante el. Onophoudelijk verrijzen er villa’s. Het is intusschen maar jammer dat Texel daar Glijnis bij verliest.

16 Maart 1878. Des avonds Monsieur Glijnis hier. Hij gaar met Augustus vertrekken. Hij was in onderhandeling over het overdoen van zijne school alhier.

B&W 23-3-1878.
2 Rekest ingezetenen over subsidie aan een te beroepen docent voor de school voor MULO. Voorzitter dacht aan f 500,- ‘daar hij veronderstelt dat niemand zich zal aanmelden indien hij niet eenige zekerheid heeft, en aangezien de kosten van f 500,- zeer gering zijn, te meer als men in aanmerking neemt, dat wanneer de school van Glijnis onvervuld blijft, de Openbare School aan den Burg zou moeten worden vergroot en een Hulponderwijzer meer zou moeten worden aangesteld op een tractement van f 700,-

Raad 26-3-1878 Rekest van ingezetenen om subsidie voor eene zich alhier te vestigen onderwijzer voor het Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. Roeper vindt dat zoiets pas besproken moet worden als zodanig persoon zich hier heeft gevestigd. Rey: ‘De inrichting van den Heer Glijnis is zoo bloeiend, dat hij tegen het verlenen van subsidie is’. Verhoog het schoolgeld maar, zegt ook Zijm. Wethouder Keijser is wel voor subsidie enz enz, anderhalve bladzij.

30 April 1878. Ensing verhaalde dat ? de benoeming als opvolger van Glijnis had aangenomen, waarmede men zeer blijde was.

9 Augustus 1878. Van voormiddag de Heer Glijnis en vrouw hier om afscheid te nemen. Zij vertrekken morgen naar Bussum.

12 April 1879. Bij Vrouwtje Eelman [was] ook Burgemeester Loman. Hij had zijn huis vol gasten, zijne kinderen en de familie Glijnis. Het ging dezen zeer goed. Hij woont gratis in een huis dat 3000 gulden gekost heeft. Hij ontvangt van iederen leerling 70 gulden schoolgeld en van elk zijner kostschoolleerlingen 600. Jakob Dijt is er nu ook en wordt door Pieter Koorn gevolgd. De 2 Russen die daar zijn voor rekening van de Petersburgsche Hervormde Kerk spreken al goed Hollandsch. De een is zijn moederland reeds vergeten.

14 April 1879. Ik des avonds naar Loman, aldaar Monsieur Glijnis en vrouw verwelkomd, die daar gelogeerd zijn, benevens Cornelis Loman en vriend Hesselink, boomkwekers te Bussum. Glijnis was daar te Bussum zeer goed naar zijn zin. Gesprek over schoolbanken. Zij kostten hem voor 2 personen 40 gulden het stuk, maar hadden dan ook alle geriefelijkheden (Loman had ze laten maken voor 12 gulden voor de Normaalklasse).

18 April 1879. De Heer Glijnis hier een bezoek gebragt. Morgen gaan zij weer naar Bussum. Hij heeft het daar zeer goed. Veenman hier kan geen orde houden. Gesprek over de moeijelijkheden waaraan een onderwijzer het hoofd heeft te bieden. Zijne vrouw schijnt ook geheel ongeschikt te zijn voor haar taak. Zijne beide dochtertjes zijn later hier nog geweest, maar ik heb ze niet gezien.

26 Mei 1879. Bij de vrouw van P. Dijksen thee gedronken. Gesprek over haar zuster Grietje, haar kinderen en man Sijbrand. Vooral beklaagt zij zich over de moeijelijkheid van eene harmonie met den (dikwijls haast onzinnigen) vader, met wie zoo moeijelijk te redeneren valt. Pieter moest zoo noodig op eene goede Kostschool, bijv. bij Glijnis te Bussum, geplaatst worden, dan kon er nog wat van teregt komen, maar vader Kuiper durfde bij hem die snaar haast niet aanroeren.
[Grietje Kuiper (1831-1873) getrouwd met Jan Koning, 8 kinderen waaronder Pieter Koning (1864-1932). Anna Petronella Kuiper was getrouwd met Pieter Dijksen, 2 dochters].

10 July 1879. Naar H. Dijt. Hij was met Jakob naar Wageningen waar deze examen zou doen tot toelating op de Hogere Burgerschool of de Landbouwschool. Hij was een jaar ten achter. Glijnis had gezegd dat hij van ‘t winter bij Veenman was achteruitgegaan. Veenman was op reis. Nu dacht men dat hij plannen maakte van vertrek.

25 July 1879. Bij Bruno Bok thee gedronken. Zijn zoontje Willem, 11 jaar, zal later dokter worden. Willem Brunosz 11 jaar oud zal nu naar de kostschool van Glijnis in Bussum zal gaan omdat hij bij Veenman niet leert. Hij is bestemd om Docter te worden. Veel gesprek over het noodzakelijke van het inprenten van goede beginselen aan kinderen die men rustig onder anderen zal zenden. Het geloof aan Gods alziend oog daartoe noodig.



Terug naar de vorige bladzij