Albert Pietersz Keyser



22 Juny 1852. Naar Ongeren. Pieter Willemsz Bakker klaagt dat Albert Keyser in de latere jaren, bij meerder voorspoed, zoo zeer in zijn nadeel veranderd is. Hij (Bakker) wil gaarne werken, maar ongaarne versmading verdragen. Hij begint reeds ‘s morgens te 3 ure zijn dagwerk en kan het nog niet goed maken. De vrouw melkt nog 150 schapen, maar met weinig voordeel, 5 kaasjes daags. 100 pond in de week geeft haar slechts 2 gulden.

30 July 1852. Kerkeraadsvergadering aan de Waal. Besloten wordt dat de nieuwe studeerkamer gebouwd zal worden. Allen voor, behalve Albert Keyser, die zich met geweld daartegen verzet, zonder naar eenige rede te luisteren. Met drift opstaaand verlaat hij de kamer en wil zijn post als Diaken neerleggen.

4 Augustus 1852. Bij den Heer Bok en vrouw. Ik verhaal hen het voorgevallene met Albert Keyser [na het besluit van de diakenen dat er een nieuwe studeerkamer in de pastorie gebouwd zal worden verliet deze met drift de kamer en wilde zijn post als diaken neerleggen].

16 Augustus 1852. Albert Keyser zijn gedrag wordt zeer dwaas genoemd.

19 Augustus 1852. Mietje en ik bij den Heer Bok de avond doorgebragt. Daar alle de kinderen, en ook de Heer Corbarius, Ontvanger der Registratie. Bok is altijd bereid om lucht te geven aan zijne afkeer van de Texelaars. Hij verhaalt dat Albert Keyser deze middag zoo hevig op Dirk Leijen gescholden had ter zake van het bouwen van de studeerkamer.

13 September 1852. Naar de Waal. Albert Keyser, op alle wijzen door velerlei redenering getragt om hem tot andere gedachten te brengen, maar hij volhardt in zijn verlangen om niet alleen van zijn diakenspost, maar ook van geheel zijn lidmaatschap afstand te doen, omdat men tegen zijn zin en ten faveure van Pronk, van wiens ondeugende bedoelingen hij veel spreekt, een nieuwe studeerkamer gebouwd heeft. Het speet hem wel dat hij in drift dat gezegd had, maar nu wilde hij volhouden, anders zou men hem uitlagchen. Hij wil niet dat ik er verder over spreken zal, hij wil niet hooren van 70 maal 7 vergeven, hij heeft de kerk niet noodig.
Men had zich naar hem moeten schikken. Hij had van den beginne af vóór mij geweest, schoon zijn geheele familie tegen mij was, dit had ik ook moeten bedenken en daarom van de studeerkamer afgezien hebben. Hij had met het verlaten van de Gemeente gedreigd, denkende dat wij dan toch de zaak zouden laten varen.
Maar nu wij dit niet gedaan hadden, wilde hij volhouden.
Naar Jakob Roeper bij Jakob Dijksen, aldaar ook Albert Keyser. Het gesprek van straks even vrugteloos vernieuwd, terwijl ook Dijksen en Roeper alles deden om hem tot andere gedachten te brengen.

4 Mei 1855. Bok dacht dat Albert Keyser wel een zwaar vonnis zou krijgen wegens de mishandeling van de politiedienaar Dijksen onlangs in de Weverstraat, bij het willen doorrijden voorbij de verkooping der goederen van Van Dam.
Het is nog zeer koud. Wij stoken boven en beneden nog de kagchel en hebben er behoefte aan. In de tuin staat alles zeer schraal. Er is nog geen boomblad te zien, alleen zijn de knoppen gezwollen.
Er is nog weinig groen op het land te zien. Albert Pietersz Keyser heeft onlangs 10.000 pond hooij laten verkoopen, het liep op tot 30 gulden en daaromtrent. Toen de verkoop geëindigd was zeide hij tegen de koopers “Nu kunt gij het alles voor 20 gulden krijgen, meerder verlang ik niet”.

17 November 1855. Albert Pietersz Keyser van de Waal zond mij een mooi stuk vleesch ten geschenke, hetwelk mij, vooral om de persoon van wie het kwam, zeer aangenaam was.

7 April 1856. Dezer dagen is hier aan den Burg weer een hevige strijd gevoerd over de benoeming van Hoofdingeland van Texel voor het Dijksbestuur in Walenburg. Kikkert, Langeveld enz zochten de Doopsgezinden daaruit te weeren en stelden alle, ook ongeoorloofde middelen te werk. Zij hebben meer dan 100 procuraties zich verschaft, hielden op straat de menschen die stemmen wilden staande, en noodzaakten hen bijkans om de stembriefjes door hen te laten invullen. Zij moesten echter het onderspit delven. Gereformeerden en Roomschen en Doopsgezinden werden benoemd.
Nu wil P. Langeveld op alle wijzen den Burgemeester ten val brengen. Hij presenteert zijne aandeelen in de Stoomboot Texelaar voor 75 procent.
Albert Keyser is vreeselijk vertoornd omdat hij niet voor Walenburg benoemd is.

5 Mei 1856. Het blijft zeer koud, zoodat de kagchel die ik hier op de studeerkamer nog stook, mij nog zeer aangenaam is. Elders is hij weggenomen (bij den Heer Bok zoude men hem zaterdagmiddag nog weer plaatsen). Ten gevolge van dien koude is de ontwikkeling in de natuur nog niet sterk.
Opmerkelijk is het dat er zoo weinig tweelingen onder de lammeren komen. Kuiper die er anders toch een 80 heeft, heeft er nu maar 6. Jacob Roeper slechts 1 of 2 of daaromtrent. Er zijn er die er geen hebben.
Kuiper en Albert Keyser zouden ieder van hunne 900 of 1000 schapen wel 100 dood hebben, dus 1 op de 10. Dros 5 van zijne 25, Pieter Hin, van zijn getal ruim 100, 60 à 70, dus van twee één.
Verleden woensdag was Willem Bok jr. hier die mij mededeelde hoe Albert Keyser met hem te Rotterdam zijnde, om van den Heer de Cock Padang te koopen voor 16.000 gulden daar staande de onderhandelingen opeens de hofstede Vianen van den Heer van den Berg gekocht had voor 53.400 gulden, over welke koop hij nu groot berouw had, tot volslagen radeloosheid en krankzinnigheid toe. Hij had daarover met zijn vrouw niet eens gesproken en zou nu toch genoodzaakt zijn het land onlangs van zijn schoonvader geërfd alles te verhypotheken. Albert Keyser had na Vianen ook nog Padang willen koopen als Bok hem niet met geweld had teruggehouden.

16 Mei 1856. Deze morgen te 4 uur ging Albert Keyser van de Waal hier reeds voorbij in zijn overhembd en blaauwe slaapmuts. Hij heeft wel een uur voor het huis van Bok gelegen. De man schijnt geheel krankzinnig.

21 Juny 1856. Des avonds den Heer Bok hier. Hij wilde gaarne mij eens bezoeken en kon het op geen andere dag schikken. Hij verhaalde mij in alle uitvoerigheid de zaak van Albert Pietersz Keyser, die vandaag van Meerenberg te huis was om morgen weer te vertrekken. Simon Sijbrandsz. Keyser was bij hem Bok sr. geweest en had hem bittere verwijten gedaan dat hij op zijn leeftijd en in zijn karakter zich van de waanzinnigheid van iemand bediende om geld aan hem te verdienen. Keyser had die waanzinnigheid duidelijk reeds aan hem bespeurd toen hij naar Rotterdam reisde.Bok had alle beledigingen verdragen maar hem toen doen opmerken hoe dwaas hij Keyser gehandeld had met zijn neef niet voor dwaze stappen te bewaren. Simon Keyser had in eene brief gedreigd dat hij “zoo de zaak niet getermineerd werd de carrière van de jonge Willem te Bok bederven en daarbij de oude Willem Bok aan de kaak te stellen". Bok was met deze brief naar Simon Keyser gegaan, een langdurig onderhoud had tot niets geleid. Hij achtte Keyser tot alles in staat.

24 Juny 1856. Albert Pietersz. Keyser gaat naar Meerenberg.

1 January 1857. Willem Bok jr. en twee zusters op bezoek. Ik zeide hem dat zijn komst mij zeer aangenaam was, omdat daardoor het denkbeeld wat weggenomen werd dat hij niet zoude komen uit hoofde er in den laatsten tijd eenige verkoeling tusschen ons had laten bespeuren. Hij kwam uit belangstelling tot mij. Dat hij spoedig heenging moest ik daaraan toeschrijven dat hij geen lust had om met Simon Sijbrandsz. Keyser die juist bij mij zat veel te praten. Ofschoon hij hem de vorigen avond uit de grond van zijn hart alle kwaad vergeven had, en dat was anders niet gering. Want hij had in de zaak van Albert Pzn Keyser gepoogd zijne gehele a.s carrière te bederven. Het komt mij voor dat dien heer al zeer weinig denkbeeld heeft van wat eigenlijk vergeven is.

6 January 1857. Albert Pietersz Keyser verhaalt hoe hij, op eene reis met Biem Cornelisz Lap naar Terschelling, een borrel teveel genomen had en daarvan eene gunstige werking meende te bespeuren (vermits daarna een treurige uitslag, die hem kwelde, geheel bedaarde). Hij had dat drankgebruik daarna meer al herhaald. Nu wilde hij zich weldra bij mij inschrijven.
Hij stelt de handelswijze van W. Bok met dat kopen van Vianen in een zeer ongunstig dagligt. Hij had opzettelijk verzwegen dat hij voor 1000 gulden er weer af kon. Het schijnt dat de geldzucht van W. Bok werkelijk hierin een groote rol heeft gespeeld.

29 January 1857. Des namiddags Simon Keyser hier. Hij verhaalt mij dat hij gisteravond bij Pieter Jacobsz Boon is geweest en dat hij daar ook Pieter Klaasz Pronk en Cornelis Eelman had gevonden. Pronk had een uitvoerig verhaal gedaan van wat hij in de zaak voor Bok gedaan had. Zes getuigen van het voorvallene op 12 JANUARY hadden een certificaat geteekend dat Bok onschuldig was. Alzoo, dat ik mij niet wel gedragen had. Deze conclusie werd door hem, Simon Keyser, heftig bestreden. Hij toonde het dwaze aan dat Pronk in dezen voor Bok partij trok en zich als een dienaar van Bok liet gebruiken. Hij toonde aan dat ik volkomen in mijn regt was en gehandeld had juist zoo als het betaamde enzovoort, waardoor hij Pronk wel zeer verbitterde, maar toch de gehele toestemming van P. Boon en C. Eelman verwierf.
Veel sprak hij nog over zijne betrekking tot Bok. Over diens gewone handelwijze en karakter hetwelk altijd hoogmoed en eigenwaan was geweest, gepaard met groote geldzucht, ook weder in het geval met Albert P. Keyser gebleken. Simon Keyser vertrok, nog half plan hebbende om naar de Waal te gaan en nogmaals Pieter Kuiper tot standvastigheid t.o.v. Pieter Pronk te manen.

16 Maart 1857. Maandag. Naar Oosterend en terug. Vele menschen ontmoet die van den Burg van de markt kwamen. Albert Keyser zei dat er bijzonder veel volk was, dat het getal dergenen die niet in de herberg gingen veel grooter was dan gewoonlijk, dat er toch nogal velen waren die jenever dronken! Dat hij het niet wel hebben kon, dat Biem Lap madeira dronk, daar hij ook den wijn wil hebben afgeschaft. Dat hij nog verbolgen was op Bok, ten gevolge van wiens handelwijze Simon Keyser nu onlangs 8000 gulden voor hem (Albert) had moeten uitbetalen, waardoor die onaangename zaak dan nu afgeloopen was, enz.

2 April 1857. Met Albert Pietersz Keyser gereden van de Waal naar Cocksdorp, aldaar vergadering van ‘t Afschaffingsgenootschap bij Jakob Cornelisz List. Niet overvol. Ik Redevoering, Wieringa eene bijdrage. Daarna nog een uitvoerige improvisatie, waarbij ik de voornaamsten (Kievit, Loman, Brans, V.d Kloot, Zeedijk, enz) sterk opwekte om zich voor onze zaak te verklaren, maar ook de geringere standen.

3 April 1857. Albert P. Keyser verhaalde mij veel van wat er tusschen hem en Bok voorgevallen was. Bok had hem nu dezer dagen een rekening gestuurd van 900 gulden, waarbij 600 voor de reis van Willem met hem naar Rotterdam, doch hij scheen geen plan te hebben die te betalen.

23 Juny 1857. Albert Pietersz Keyser wilde gaarne dat ik aan den Heer Amersfoordt in de Haarlemmermeer schreef over een werktuiglijken hooijer [hooimachine].

3 July 1857. Gisteravond na het inpakken van eenig goed enz te 12 ure naar bed gegaan, doch den ganschen nacht NIETS hebben kunnende slapen, stond ik te half 3 weder op. Albert Keyser kwam te 3 ure reeds met zijn wagen. Ik reed met hem naar de haven en voer met de stoomboot Texelaar naar Amsterdam, waar wij tegen 1 uur aankwamen. Schoon zeetogtje door het heerlijke weder. Gesprek met kapitein Dalmeijer o.a. over het Afschaffingsgenootschap, hij meent dat onze christelijke belijdenis genoeg moet zijn.
Albert Keyser gaat naar de Haarlemmermeer om de hooijschudder van den Heer Amersfoordt te zien werken.
Ik bezoek met hem de tentoonstelling van Volksvlijt en de Zoölogische Tuin. Te 5 ure daar vandaan, te 7 uur met de Mercurius naar Zaandam en zoo naar naar Westzaan, waar ik alles wel vond, ook mijn lieve Sina, die zeer blijde was.

12 July 1857. Zondag. Albert Keyser, vandaag druk aan ‘t hooijen met zijn machine uit de Haarlemmermeer medegebragt, bekeurd door den Burgemeester.

18 July 1857. Albert Keyser des morgens 8 uur hier. Hij doet mij verslag van zijn reis en van zijn aankoop van de hooijschudder, die hem in het gebruik best voldeed.

19 July 1857. Wieringa, bij mij komende van Oosterend [verhaalde dat] Dominee Petersen was geschokt door eene ontmoeting met Albert Pietersz Keyser, wien hij, omdat hij verleden zondag aan ’t hooijen was geweest, een Sabbathschender had genoemd, en die hem wederkeerig verweten had dat HIJ nog wel meer op zijn geweten zou hebben. Dominee Petersen beklaagde zich dat hij zich niet gehouden had aan Johannes 2, vers 10 en 11. Hij had Albert Keyser niet moeten groeten.

9 Augustus 1857. Zondag. Preek aan de Waal omdat de Burgerkerk nog niet klaar was.
Bij Albert Keyser blijven theedrinken. Hij deed mij de groeten van Gerbrand de Jong [van de Zaan] bij wien hij een paar dagen gelogeerd had, nadat hij op de Purmerender markt een paar schapen had verkocht. Albert Keyser had onlangs Meerenberg nog eens weer bezocht. Hij gevoelde zich zeer gelukkig dat hij thans in zoo veel beter toestand verkeerde. Hij was ook bij De Cock in Rotterdam geweest.

16 Augustus 1857. Preek te Oosterend.
[Volgens] Pieter Roeper was er in de hooijbouw weinig drank geschonken, door zijn vader bijkans niets. Maar Reijer Boon en de Burgemeester hadden hun volk jenever laten drinken tot dronken wordens toe. Bij ‘t kooldorschen bij Reijer Boon moet het zeer ruw toegegaan zijn. Vroeger gebruikte de Burgemeester het ook zelf (ook na 1845 toen hij als afschaffer teekende). Als zij bij den Dijk omgingen, bijvoorbeeld bij de bruiloft van Albert Pietersz Keyser, was hij dronken geweest, zoo als mij verzekerd werd door de gebroeders Roeper en vrouwen. Zij vonden het, en teregt, schandelijk.

11 September 1857. Dirk des namiddags met Voigt naar Albert Pietersz Keyser en met deze gereden naar Cocksdorp. Zeer onstuimig weer, regen.

25 February 1858. Met Voigt door Albert Keyser met de wagen afgehaald, Afschaffingsvergadering te Oosterend bij Wuis, de beide kamers opgepropt vol.

31 Maart 1858. Gisteravond en vanmiddag nog druk gewerkt aan mijne Verhandeling. Des namiddags met Albert Keyser met de wagen, ook Sipkes, Voigt, Boonakker en C. Keyser naar het Oude Schild, Afschaffingsvergadering. Met veel genoegen, 10 leden daar gewonnen. Ik deed de Redevoering over de “Eerlijkheid voor zichzelven met betrekking tot de Afschaffing”.

7 Juny 1858. Albert Keyser deelde mij zijn ontmoeting op de reis naar Purmerend mede, hoe hij zich op de markt lustig maakte, zoodat hij eene aderlating noodig oordeelde, hoe hij later op de stoomboot door 4 dronken officieren werd getergd omdat hij water en melk dronk en hoe dit aanleiding gaf dat hij, gestooten zijnde, een paar hunner een duchtigen slag gaf, waardoor zijn laatwindsels lossprongen en hij zeer veel bloed kwijtraakte, wat hem veel verligting gaf. Hij deelde mij een deel van zijn geschiedenis mede. Ik spoor hem aan om daarvan schriftlijk berigt op te stellen, waarover hij zelf ook al eens gedacht had.

16 Juny 1858. Voorbereiding te Oosterend. Albert Keyser laat mij halen met de chais en terugbrengen naar Zuid Haffel, waar ik na een uur rijdens (vrij vlug niettegenstaande de zware zandweg) aankom te 3 ure. Begrafenis van den Heer Pieter Keyser. Na de begrafenis aan den Burg bleef ik er thee drinken. Johannes Eelman, knegt van Albert Keyser, brengt mij weer te huis.

7 July 1858. Hooiveiling der Gemeente aan de Waal.
Jakob Roeper verhaalt veel van de opgewondenheid van Albert Keyser. Hij is bang voor hem. Keyser was deze dag nog aan ‘t vechten geweest met Jan Boon. Hij wil dat allen voor hem zullen onderdoen. Roeper vreest dat hij nog eenmaal weer op Meerenberg of achter de tralies gebragt wordt. Hij kan Bok soms ook vreeselijk bedreigen, vreeselijk vloeken en tieren. Dezer dagen had hij een knecht weggezonden, waarbij hij springend kwaad was geweest en dan spreekt hij van zijne Godsdienstigheid, van zijn aanbidden van God op blote knieën enz. Roeper vreesde dat Keyser straks ook op de hooiveiling zou komen en ook daaraan zijn driften zou botvieren. Ik besluit om naar Keyser te gaan en hem aan de praat te houden, zoodat hij niet zou gaan.
Daar komende vind ik hem echter gereed [om naar de veiling te gaan] en niet van zijn besluit af te brengen. Hij neemt echter mijne waarschuwing goedmoedig aan en belooft mij dat hij zich zeer bedaard zal houden. Zijn broeder Jan zit erbij, vervolgens komen Reijer Keyser, Jan Veenstra en Cornelis Sijbrandsz Keyser. Ik blijf met dezen tot 8 uur, waarop ik vertrek en zij naar de veiling gaan. Bij het heengaan belooft Keyser mij nogmaals zich bedaard te houden.
Zijn broeder Jan zit erbij, vervolgens komen Reijer Keyser, Jan Veenstra en Cornelis Sijbrandsz Keyser. Ik blijf met dezen tot 8 uur, waarop ik vertrek en zij naar de veiling gaan. Bij het heengaan belooft Keyser mij nogmaals zich bedaard te houden.
Hij was verleden zondagmorgen bij mij geweest om zijn ernstig ongenoegen te kennen te geven dat de Diakens de hooiveiling hadden gegund aan een man als Bok, over wien hij zich in de hevigste bewoordingen uitliet. Hij wilde, indien het niet gekeerd werd, met zijne vrouw en kinderen de Gemeente verlaten. Ik deed al het mogelijke om hem tot zachter zinnen te stemmen. Ik kon echter niet beletten dat hij vroegtijdig naar de Kerk ging om zich op den plaats van Bok te zetten.
Ik sprak over het voorgevallene met de Diakens. Eenparig oordeelden wij dat men zich met deze huring daaraan niet kan storen, maar dat men, zoo Bok voortging met volstrekt geen bewijzen te geven dat hij werkelijk prijs stelde op gemeenschap met onze Gemeente, men dit bij de volgende groote verhuring in aanmerking zou nemen.

20 September 1858. Sipkes komt van den Hoorn en zegt dat Wieringa mij vanavond zal berigten over gelegenheid tot vergaderen.
Albert Keyser hier om mij mede te deelen wat hij op de markt van Piet Daalder gehoord heeft, dat wij aan den Hoorn de Kerkdeuren gesloten zouden vinden. Pieter Boon zendt mij een briefje om dezelfde reden en komt vervolgens zelf opdat ik gewaarschuwd zal zijn.

23 September 1858. Albert Keyser had het timmerwerk dit jaar niet aan Pronk gegeven omdat deze hem teveel jenever dronk. Neeltje Bakker had ook wel opgemerkt dat hij sterk naar drank rieken kon.

3 April 1859. Klaas van Grouw hier, wordt lid der vereeniging. Hij had, zoo veel hij zich herinneren kon, geen sterke drank geproefd sedert July l.l. bij het afsloopen van de Waaldertoren (July 1858). Toen had Albert Keyser daar iets van gezegd en sedert had hij zich onthouden.

20 Augustus 1859. Albert Keyser hier. Hij wil mij morgen naar den Hoorn rijden.
Hij stelt een plan voor om een put te laten maken in de duinen van een vierkante bunder om daaruit in drooge zomers de landen te besproeijen.

21 Augustus 1859. Zondag. Des namiddags met Albert Keyser, Van Heeckeren en Voigt naar den Hoorn gereden, aldaar Afschaffingsvergadering gehouden ten huize van Jakob Duinker. Van Heeckeren deed eene schoone Redevoering over “de Huiselijkheid en de Sterke Drank” Niemand van eenige distinctie buiten de leden aanwezig. Des avonds met Albert Keyser terug gereden.

13 December 1859. Gister namiddag was Albert Keyser bij mij en verhaalde mij, dat zijn oom Jan Koning verhaald had, dat ik thans 1600 gulden tractement had en dat alzoo eene verhooging niet noodig was. Keyser begon echter te begrijpen, dat de Gemeente mij niet meer gaf dan 1040 gulden en pastorij en hij zou dus nu vóór verhooging stemmen.

18 December 1859. Zondag. Broederschapsvertoeving aan den Burg, Pronk kwam mij de afloop verhalen. Het was aan stemmen niet meer toegekomen. Geert Kikkert had eindelijk een stuk voorgelezen waarbij meer predikdienst aan den Burg verlangd werd. Simon Keyser had een aantal namen genoemd van hen die eene commissie zouden uitmaken om die zaak in orde te brengen (Bok, J. Koning, Burgemeester, S. Keyser, G. Kikkert, Arie Rab). Daarop was de vergadering uiteengegaan. Sipkes en anderen waren zeer verstoord.
De diakens waren vervolgens naar G. Kikkert gegaan en hadden hem aangezegd dat zij die commissie niet erkenden.
Sipkes des avonds hier, zeer verontwaardigd over den afloop der vertoeving. Albert Keyser hier, hij oordeelde dat men het goed met mij voorhad. Ik had zware hoofdpijn en moest naar bed.
Des nachts overdacht ik ‘t voorgevallene en stelde een ontwerp op ter voldoening aan ‘t geuit verlangen (om iederen zondag 2 keer te preeken voor 1600 gulden).

23 September 1860. Kerkeraad aan de Waal. Besloten een tweede leeraar voor onze gemeente te beroepen, die een nieuwe pastorie zou hebben aan de Waal, tractement van 1000 gulden. Niemand brengt daartegen bedenkingen in dan Albert Keyser, die eenheid wil. De Kerk aan de Waal en Oosterend zou men sluiten. Men ontvangt dit voorstel met gelach.

27 September 1860. Des namiddags met Van Heeckeren en Samuel naar de Waal geloopen. Ik was nog zoo stijf van de reis van dingsdag, dat ik het moeijlijk doen konde.
Met de wagen van Albert Keyser naar Cocsdorp gereden. Afschaffingsvergadering. Wij wonnen slechts 1 lid. Des nachts te 12 uren waren wij weder aan de Waal. (op de heenreis reden wij langs den dijk, door het verbreken van een hek). De weg was slecht.

6 November 1860. Naar de Waal. Albert Keyser wandelde met mij naar den Burg. Hij verhaalt mij hoe Simon Keyser onlangs in een gesprek, als hij van den Zondvloed melding maakte, tegen hem gezegd had “Als gij daaraan nog gelooft spreek ik niet meer met U”, waarover hij zeer verontwaardigd was. Ik deed hem nu opmerken, hoe wij ook de verhalen in het Oude Verbond voorkomende zeer wel aan den toets onzer Rede mogten onderwerpen, wat ten gevolge had dat hij zich beklaagde dat men ten aanzien van zoodanige zaken niet meer werd ingelicht.

5 July 1863. Kermis, Albert Keyser was vol van ’t geen hij zooeven op de Kermis in eene tent van eene waarzegster gehoord had die hem, zoo als hij zeide naauwkeurig had verhaald wat er met hem nu sedert 21 April 8 jaar geleden was voorgevallen. Hij hield haar voor een goddelijk persoon, hij wilde dat ik mij tot haar vervoegen zou om gewichtige waarheden van haar te vernemen, om mij te overtuigen dat God nu nog aan menschen bijzondere openbaringen schenkt. Terwijl hij wel opmerkte dat ik weinig geloof sloeg aan dat alles, zeide hij dat hij zich dan ook wel begrijpen kon dat iemand die zulke klare bewijzen verwierp ook geen geloof sloeg aan de Geboorte en Opstanding van Christus. Hij had op de Groene Plaats wel voor een 20-tal menschen zijne ondervindingen medegedeeld. De waarzegsterstent had dien tengevolge den ganschen avond tot ’s nachts 2 ure toe een druk bezoek. Menno ging er ook heen, gezonden door dominee Huidekoper, maar keerde zeer onvoldaan weder, terwijl de waarzegster met C.P. Keyser (Baron) en vrouw sprak, hoorde een man aan de deur hem (Menno) uit over hem en bragt deze berigten aan de vrouw over.

4 February 1868. Vandaag verkiezingsdag (herstemming) voor leden der Staten Generaal, keuze tusschen Van der Kaaij en Foreest. Ik den eersten gekozen.
Bij Albert Keyser ingeroepen. Als Simon Keyser wilde komen om met hem te verzoenen, dan zou hij stemmen en wel op Van der Kaaij. Anders welligt niet, of Foreest, om zich op Simon Keyser te wreken, die zoo sterk voor de Liberalen ijverde. Ik liet niet na hem de dwaasheid dezer handelwijze te doen opmerken.

3 Maart 1868. Albert Keyser hier, verhaalt van de geschiedenis van Sijbrand Keyser in zake Hannes Lindgreen, hoe hij hem per brief tot regtvaardigheid had aangespoord, maar hoe hij Sijbrand hem nu niet groette. Hij hield hem voor schuldig. Morgen moeten de getuigen worden gehoord.
Sprekend over het Afschaffingsgenootschap verklaarde Albert Keyser daarvan altijd een ijverig voorstander te zijn en te zullen blijven. Intusschen verhaalde hij hoe hij verleden jaar een glas elixer met een weinig jenever genomen had om de onaangename smaak dien hij had weg te nemen en dat het hem lekker smaakte en best bekomen was. Hij wilde er niet van hooren dat dit weinig strookte met zijn Afschaffingsbelofte.
Ook op reis kon hij zich van Sterke Drank onthouden onder voorwaarde dat hij moest bidden. Ik bid, zeide hij en ik drink geen jenever.

18 Maart 1868. Te 9 uur des avonds komt Albert Keyser, doet verhaal van wat hij gedaan en gesproken heeft, ook te Alkmaar voor den Rechter van Instructie, in zake van Hannes Lindgreen tegen Sijbrand Keyser. Hij is vreeselijk opgewonden en wil niet hooren dat ik twijfelingen opper omtrent de schuld van Sijbrand Keyser. Sientje krijgt het op de zenuwen. Hij schijnt het zeer kwalijk te nemen, dat de brieven, die hij aan Keyser geschreven heeft, mij niet zooveel waard schijnen, dat ik ze wil overschrijven. Hij laat ze hier toch blijven (tegen mijn wil en dank) opdat ik ze nog eens zal lezen.

13 Mei 1868. Notulen van de Kerkeraadsvergadering geschreven. Albert Keyser stelde zich gister weer zeer onzinnig aan. Hij liet overal brieven aanplakken om zijn haat tegen Simon Keyser te koelen en tegen te werken dat men hem stemde. Hij zelf las die brieven voor.

4 Mei 1869. Ik daarna bij Bok. Schoonmakerstijd. In de spreekkamer met de familie bij de kagchel gezeten. Bok verhaalde van de enquete in zake van Albert Keyser tegen Simon Keyser enz. De meeste opgeroepenen hadden verklaard dat zij niet geweten hadden wat zij onderteekend hadden. Nu zouden Simon Keyser c.s. er op aandringen dat de zaak verder door het geregt onderzocht mogt worden en hunne aanklagers van laster beschuldigd. Ik wilde de familie Bok noodigen tegen zondag, maar aangezien zaterdag de broeder van Mevrouw, professor Tideman en dochter verwacht worden wordt hare komst nu op dingsdag gesteld.

5 October 1869. Albert Keyser in de Binnenburg verviel weer in zijn oude drift, wraak roepende over Bok en zijn zoons als zijnde allen roovers en schurken. Hij zelf had altijd goed gedaan en nu zat hij daar, hij aan wie de maatschappij zoo veel verpligt was met een schuldenlast van 25000 gulden, hem opgelegd door alle die eigenbelangzoekers, die roovers, enz. Maar de regtvaardigheids Gods zou ze straffen. Zijne volharding voor regt en geregtigheid zou bekroond worden.

18 February 1870. Ik naar Albert Keyser. Ik vond hem in een zeer goede stemming. Hij trachtte zich weder meer met de menschen te verzoenen. Ik bragt het schrift van Marretje weder en spak veel lof van haar. Hare opstellen geven grootendeels mijn onderwijs weer.

21 Maart 1870. Des avonds bij Albert Keyser. Hij verhaalde dat het Dijksbestuur van Texel thans bezig was om het Noorden (600 bunders) te koopen voor den gestelden prijs van 20.000 gulden en de daarvan te wachten voordeel. Mariahoeve, door Dros gekocht voor 31.000 gulden, zou beter zijn dan Vianen, wat Albert Koning voor 50.000 gulden had gekocht. Albert Koning had op Sir Robert Peel voor 6000 gulden vee verloren enz.

29 Mei 1871. Bij Cornelis Albertsz Keyser koffij gedronken. Hij liet mij zijn door hem zelf verbeterde hooischudder zien, die goed schijnt te zullen voldoen. Zijn vader was een paar dagen bij hem geweest, maar zonder rust of lust. Hij bemoeit zich anders nergens mee.

1 Juny 1871. Albert Pietersz. Keyser is diep ongelukkig, heeft rust noch duur. Zijne geestvermogens zijn in de war, hij acht zich onherstelbaar. Hij wil van zijne ongesteldheid niet spreken, maar doet het onophoudelijk. Hij beklaagt zich dat hij ten gevolge van de werking zijner ongesteldheid, die uit zijne geschokte zenuwen voortvloeide, in de loop des tijds aan zijne vrouw en kinderen een verlies van omstreeks 20.000 gulden had berokkend. In de ongevallen die Willem Bok en Van den Berg, de schurken die hem uitgeplunderd hadden, troffen, meende hij iets op te merken van regtvaardige straffen, ofschoon hij steeds verzekerde niet te willen oordeelen.

10 Maart 1873. Des namiddags bij Albert Keyser. Hij is alle dagen druk aan ‘t werk van ‘s morgens 7 uur af. Hij wil zijn land verbeteren (anderen zeggen, het is niet anders als geld verkladden). Bij zijn moeder weduwe Keyser. Zij klaagt zeer over haar zoon Albert. Door hem is de geheele fleur van zijn huisgezin weg. Hij doet steeds dwaze dingen, bestedt veel geld aan arbeidsloon, waar hij niets voor terug ontvangt. Hij zelf komt bij zijne moeder ook niet. Niemand bijkans komt bij hem.

21 Mei 1873. Wij hadden een zeer onrustige nacht ... ik hoorde een woest geroep en noodgeschrei op straat. De meid was reeds de deur uit om te zien wat er gaande was. Ik zag op de Steenen Plaats eenige mannen worstelen in tegenwoordigheid van veel toeschouwers. Ik dacht dat het weer een jammerlijk toneel van dronkenschap was waaraan ik niets verbeteren kon. Ik zag een man op de rug liggen met handen en voeten zich verweerende. Het vreeselijk bulken en jammeren hield een vol uur aan, tot bij 5 uur. Ik vernam dat Albert Keyser geweest was die naar het krankzinnigengesticht Meerenberg vervoerd zou worden en zich daartegen te weer stelde. Toch is het uiteindelijk gelukt hem te binden en op een wagen met stroo naar de haven en zoo verder te vervoeren.
24 Mei 1873. Klaas Bakker noemde het vervoer van Albert Keyser zooals het had plaatsgehad een schandaal. De volksmenigte aan het Oude Schild was er bijkans aan toe om hem te ontzetten.
26 Mei 1873. Met de stoomboot naar ‘t Nieuwe Diep. Kapitein Mets verhaalt van de beweging op de haven l.l. donderdag met de overvoer van Albert Keyser, het scheelde weinig of men had hem met geweld ontzet. Hartroerend was zijn bidden en smeeken om redding, hartroerend zelfs het gezigt van de grijsaard gebonden op de wagen. Aan ‘t Nieuwe Diep had Keyser de stationschef laten komen om te oordelen of hij iets buitengewoons aan hem bespeurde.
17 Juny 1873. Bij Albert Keyser, hijzelf te Meerenberg, de vrouw en dochters verhalen de toedracht der zaak. Zij zijn zeer weemoedig, maar het moest gebeuren. Ik voerde zoovel mogelijk opbeurende gesprekken.
19 Juny 1873. Bij de weduwe P.R. Keyser, haar zoeken te vertroosten over de zaak van haar zoon Albert.

23 Juny 1873. Des namiddags hier Krans, Koekebakker, Damsté en Bakels. Doctor Ensing hier, gister van zijn reis naar ‘s Bosch teruggekomen. De zaak van Albert Keyser en ook die van Petersen druk besproken.

20 Maart 1875. Zeer bar winterweder.
Van de week bij Albert Keyser, onder andere gesproken over de herinneringen onzer jeugd. Jansje (even oud als Dirk) herinnert zich nog zeer goed mijne overleden vrouw, hoe zij, vriendelijk van voorkomen, met eenigzins vluggen tred de kerk in kwam en zich nederzette, elk wie hare oogen ontmoetten vriendelijk toeknikkende. Trijntje Keyser heeft nog herinneringen van haar tweede jaar, hoe zij bij haar grootvader Dijksen (in dat jaar overleden) op zijn schoot zat en zijne centen met een zoen moest betalen enz.

2 April 1875. Des namiddags met de inteekenlijst bij Sijbrand Keyser, C.S. Keyser, Jan Kalis, Albert Keyser, D. Bakker, C. Kuiper en C. Keyser, aldaar C. Keyser Waalderstraat. Zij allen teekenen.

26 July 1875. Met Albert Keyser is het hoofd weer geheel in de war. Hij slaapt 's nagts niet en is dagelijks op ‘t maai en hooiland, en tiert en raast.

27 July 1875. Aan ‘t huis van Albert Keyser (ik had inmiddels den dood zijner schoondochter aan de Waal vernomen), aldaar de diep bedroefde dochters toegesproken. Wat haar droefheid nog zeer verhoogde was vooral de wederkerende krankzinnigheid van de vader.
Daarna naar het sterfhuis. Cornelis Albertsz Keyser diepbedroefd. Ik zocht te troosten zoo veel ik kon, ook aan het doodbed zelve. Al wat de man sprak getuigde van zijn hooge waardering van zijne overleden vrouw.

30 September 1875. Kamerdag aan de Waal. Die avond beproefde men met 2 mannen van Meerenberg gezonden om Albert Keyser daarheen weg te voeren, waardoor aan die lang geplaagde familie eindelijk rust werd verschaft.

2 January 1876. Vooraf bij de familie Albert Keyser, aldaar brief gelezen van hem uit Meerenberg, die, hoewel in zeer weinig zamenhangende woorden, van zijne liefde tot en verlangen naar vrouw en kinderen getuigde.

10 April 1877. Des avonds bij de vrouw en dochters van Albert Keyser. Willempje heeft bloed opgegeven.

10 September 1877. Gister namiddag hadden Catharina en ik, voor wij naar de Waal gingen, thee gedronken ten huize van Albert Keyser. Trijntje was herstellende van hare bloedspuwing.

4 November 1877. Katrina des avonds Gelderman c.s. niet te huis gevonden, maar bij Jans Keyser geweest (Nico voor een jaar gestorven) en bij Albert Keysers familie.

19 Mei 1881. In het gezin van Albert Keyser allen in vrij goede welstand. Hij zelf door Jans nog onlangs bezocht en in goede welstandgevonden, maar volgens algemeen getuigenis daar te Meerenberg was hij nog steeds ongeschikt om in het maatschappelijk leven terug te keeren, hoezeer hij het zelf ook wilde, verlangende naar vrouw en kinderen. Hij had het daar uitmuntend. Hoe hij nogal te spoedig weer in drift kan ontsteken had Jans gemerkt toen hij geene vrijheid kon krijgen om aan haar de tuin te laten zien. Maar hoe men ook spoedig hem wist te kalmeren.


Terug naar de vorige bladzij