Elzenbosch.


Elzen groeien langs de waterkant, op natte grond, in moerassen. De vruchten worden door het water verspreid. Ook zijn ze geschikt als haagboom, rond erven en tuinen.
De laagten en de rand van de Mient, vooral bij de Fonteinsnol, waren begroeid met elzen. Op het kaartje zijn de percelen die volgens het Veldnamenboek de naam elzenbos hadden ingekleurd.
In de loop der eeuwen zijn deze elzenbossen ontgonnen en na de Ruilverkaveling ontwaterd en tot bruikbaar boerenland gemaakt. Ze zijn lang als hakhoutbosjes gebruikt.

Kaart

Boerderij Elzenbos?
De schrijvers van het Boerderijenboek menen dat er een boerderij met die naam is geweest. Die zou gelegen hebben waar tegenwoordig het Mienthuis staat.
In die boerderij zou in 1765 Cornelis Gerritsz Smit met zijn Aaltje Hendriks Schilder hebben gewoond, hun zoon Hendrik zou daar geboren zijn. Diens kleindochter Aaltje trouwde in 1814 met Jacob van Heerwaarden. Zij woonden op de Catharinahoeve, ‘maar hij bezat ook bij het Elzenbos 3 ha grond, huis, tuin, boogaard en weiland’.
Echter, in 1826 leenden Jacob van Heerwaarde en Aaltje Hendriks Smit 350 gulden van dominee Hendrik Veenstra. Zij verbonden en hypothekeerden hiervoor hun huis en land, onder meer: Eindelijk nog een stuk land, genaamt het Elzenbosch, groot twee bunders en 75 roeden gelegen in de Polder de Westen, belend ten oosten de Bakkeweg en ten westen de erven Jacob Verberne, welk stuk land den voornoemden Jacob van Heerwaarde toebehoort, als den eigendom daarvan verkregen hebbende door koop van (nu wijlen) Aaltje Jans Smit, weduwe Cornelis van Heerwaarde; en zulks bij eenen onderhandse acte van koop en verkoop, op den 5den Junij 1820 geteekend, en geregistreerd als volgt: Gereg: te Texel den 22 Julij 1820, deel 2, folio 24 verso, afdeling 2 tot 5, ontvangen voor allen regten 5 gulden, 67 cents (geteekend) Hulst.
Van een (voormalige) woning op dat stuk land geen sprake.
Dit wekt grote twijfel op aan het bestaan van deze boerderij. Immers, uit de papieren die in het Worsteltentarchief te vinden zijn krijgt men een totaal andere indruk: Aaltje en Gerrit woonden op de Oude Bleekerij, zij kocht na de dood van haar man het vee en boeregereedschap van haar schoonmoeder, trok daarbij in en woonde verder op de Catharinahoeve (zie verder de verhalen daarover).

Behalve dat de afgelegen ligging van het Elzenbos ten opzichte van de andere huizen van hun familie dit een onwaarschijnlijke woonplaats maakt is er ook de gesteldheid van de grond daar. Het is nu niet meer goed te zien, maar 300 jaar geleden was de omgeving niet erg geschikt voor bewoning en zeker niet voor een boerenbedrijf. Het was er nat, moerassig en begroeid met elzenbossen, bij een meer aan de rand van de Mient, de Bakkumerweel en een waterloop van daar naar het zuiden. Geen vruchtbaar boerenland!
De grond waarop het Mienthuis staat was pas na 1853 ontbost, zoals het op een tekening van Bakels is te zien.

Bosjes


Wie heeft hout gehakt in het Elzenbosch?
Ysbrant Bos had op 13-1-1728 de Worsteltent gekocht, wat niet zo dicht bij van het Elzenbosch was. Waar Jan Bos toen woonde is niet bekend, ergens aan de Westen.
Iemand had hout gehakt in het Elzenbosch, en de zij, als naaste buren, moesten komen vertellen wie dat was geweest:
13-1-1729 De Heer Hend. Reael Bailluw en Dijckgraef van den Eijlande Texel
Ratione Officio Eijser contra
Jan ende Isb. Cornelis Bos, beijde woonende aen de Westen, gedaagden ommer te compareeren voor de agtb: Geregten van Texel ter naester Regtdag ende aldaar te werden geordonneert te geven getuijgenis der waerheijt ten behoeve van den Heer Eijser in zijne qualiteit, wie en welke persoons op de 17 decemb: 1728 zijn geweest agter de Westen in het soo genaemde Elsenbos toebehorende schip: Jan de boer om hout te hakken, en vervolgens weg te dragen,
en also gij gedaagden door den Heer eijser daer toe vriendelijk zijt versogt ende weijgerig om selver te doen, soo versoekt den Heer Eijser op desen agtb: Geregten dat de gedaagden daer en boud mogen werden gecondemneert in alle de kosten van desen procissen enum expensis den Heer Eijser heeft doen in leveren een geschrift ofte die t amd
den gedaagden in Judicio present seggen wel gesien te hebben datter hout wierd gekapt in het Elsebos, niet wetende wat mensgen het waren also zij die niet kenden, ende voorsoeken 2 gulden daegs voor haar daggelt en hebben nu al twee male daar over aen den Burg geweest. De gedaagden zeggen mede dat [zij] bereid sijn een eed te doen dat zij de mensgen niet kennen, nog niet weten wat geslagt sij zijn en pretendeeren ook soo veel voor het doen van de eed als schepens zullen gelieven goed te vinden,
Het is vervelend om herhaaldelijk te moeten zeggen dat je niet weet wie dat was, dat kost maar tijd. Vanuit Den Burg gezien is die Mient overal even ver vandaan, al lagen de Worsteltent en het Elzenbos kilometers van elkaar. Zij waren blijkbaar de enigen die iets gezien konden hebben- van een ander huis in de buurt was kennelijk geen sprake.
Maar misschien helpt een eed.
Scgepenen partijen en wel de gedaagden gehoort hebbebde ende dingtalis bij de selve laten teekenen in dese rolle geexamineert hebbende, vinden goed dat gedaagden in desen over 8 dagen met solemneele eede zullen moeten sterken, hetgene zij bij dingtael hebben laten scgrijven.

Zo moesten ze dan nog eens voor hetzelfde geval aantreden:
20-1-1729 Rolle gehouden op den Raedhuijse van Texel den 20 Janu: 1729
en is de Vierscgaer gespannen bij den President ab. Kickert, Jacob Scgellinger, Cornelis Jacobse, Frans Pieterse, Jan Plavier en Pieter Bommels, Schepenen van Texel
Jacob Kickert
Cornelis Schellinger
Frans Jacobse
Jan Pieterse Plavier
Pieter Bommel
De Heer Hend. Reael Bailluw en Dijkgraef van den eijlande van Texel
Ratione officio Eijser contra Jan en Isb: Cornelis Bos gedaagden
Den 3 Janu: 1729 hebben scgepenen de gedaagden geordonn: op heden met solemnele eede te zullen sterken het gene zij bij dingtael hebben laten scgrijven
Scgepenen de gedaagden het vonnis en ook haer dingtael van over acht dagen voorgelesen sijnde en met solemnele eede hebben verklaert dat zij den menscgen niet en kende nog niet weten van wat geslag sij zijn, gecondemneerd den Heer Eijser in alle de kosten en dan nog drie gulden voor de twee gedaagden.
Drie gulden de man of totaal? Ze vroegen 2 gulden daags, dus 6 gulden. Ze zullen niet tevreden zijn geweest.


Terug naar de vorige bladzij