Vogeltrekstation Texel, Vinkenbaan bij het Alloo



WIE, WAT EN WAAR?

Na enig overleg met en wat research door vogelkundige Kees Roselaar kan ik vertellen dat dit keetje hoorde bij een reeks vogeltrekstations door het hele land. Dit keetje lag bij het plasje Alloo, men verbleef in een wit boerderijtje daar vlak bij (Uit en Thuis?).

Rond 1930 richtte Jan Drijver samen met andere bestuursleden van natuur- en vogelbeschermings-organisaties de 'Stichting Vogeltrekstation Texel' op, waarvan hij penningmeester werd.

De leider op Texel was van 1931-34 Gerrit Makkink, van 1934-40 Willem Hilbrand van Dobben. Er was ook een Vinkenbaan bij, waar vogels geringd werden. Daar is een onduidelijke foto van, waarop je wel goed de bosrand bij het Alloo kan zien. Er is ook een foto van Vlieland. Op 2 foto's staat dezelfde man, die vergeleken met het Grote Ornithologen Boek van prof. Voous haast zeker Willem van Dobben is.

Via Natuurtijdschriften.nl heeft Kees verder gezocht, daar staat alles in wat wij hier thuis ook op papier hebben.

HERINNERINGEN uit de eerste jaren van het Vogeltrekstation

Dr. W.H. van Dobben (het Vogeljaar vol 8 (1960) p 66-68)

Toen het 'Vogeltrekstation Texel' einde 1930 [30-1-1931] werd opgericht na een initiatief van de toenmalige Burgemeester van het eiland, stond men voor een beslissing omtrent de aard van het te verrichten onderzoek.

Terwijl de burgemeester ongetwijfeld iets in de geest van de 'Vogelwarte Helgoland' voor ogen zweefde, heeft het bestuur direct gekoerst op een Nederlands centrum voor de bestudering van ornithologische vraagstukken, dus een brede opzet.

Men hoopte echter, dat vestiging op het populaire eiland Texel ertoe zou bijdragen dat er voldoende middelen ter beschikking zouden komen. De zware economische crisis van die tijd heeft er echter wel voor gezorgd dat het daarmee niet erg wilde vlotten. De hoop dat men een bioloog een passende betrekking en huisvesting zou kunnen bieden ging niet in vervulling.

Op Texel werden ook nog geregeld de vogeltrekkampen voor studenten georganiseerd. Twee onbewoonbaar verklaarde woningen, w.o. het aardige witte boerderijtje (nu verdwenen) bij het Alloo, dienden als operatiebases.

Men vroeg Makkink en mij geregeld voor het Vogeltrekstation te werken tegen een vaste vergoeding. Wij stonden niet lang stil bij de financiële kant, wij fietsten en kampeerden.

Vinkenbaan aan het Alloo: het Noorden is links, het oosten dus boven. Daar zien we de bosrand waarachter nu zoveel vakantiewoningen verstopt zijn.

Eerste vinkenbaan was achter het oude Eyerlandse Huis, allang door de zee verzwolgen.

In 1936 werd besloten om meer aandacht te besteden aan het ringen van trekvogels. Met hulp van de ervaren vinker Dirk Hoos uit Monster werd de nieuwe vinkenbaan bij het plasje Alloo (ten Z van de Koog) ingericht.

Op 1 november 1939 zijn de lokvogels van de vinkenbaan losgelaten, de boel werd ingepakt en het huisje afgebroken.

Ornithologisch Station op Texel.

Hoewel de finantieele deelneming nog niet voldoende is, werd dezer dagen definitief besloten de Stichting „Vogeltrekstation op Texel" in het leven te roepen. Er heeft zich een voorloopig dagelijksch bestuur gevormd voor het samenstellen der statuten, enz., bestaande uit de heeren

Prof. Dr. L. F. de Beaufort, J. Drijver, J. G. van Marie, Dr. G. J. van Oordt en W. B. Oort, Burgemeester der Gemeente Texel.

De commissie ontving bericht, dat Texels Eigen Stoomboot Onderneming (T.E.S O ) en de Vereeniging „Mooi Texel" beide een jaarlijksche bijdrage ad ƒ50.- aan de Stichting willen toezeggen, de laatste behoudens goedkeuring van de algemeene ledenvergadering.

Het is een verheugend feit, dat de plannen op Texel zelf zooveel sympathie ondervinden.

De Levende Natuur 1931 vol 35 n 9 p 301

Stichting Vogeltrekstation Texel.

Het Vogeltrekstation Texel werd in 1931 opgericht met het doel den vogeltrek over ons land te bestudeeren.

De in de verstreken zeven jaren verkregen resultaten werden vastgelegd in een tiental publicaties van de Stichting 1).

Behalve die over de broedbiologie van de kluut en over het thans zoo urgente „meeuwenvraagstuk", zijn in het bijzonder de mededeelingen over den zangvogeltrek in ons land van belang. Door een organisatie van vrijwillige medewerkers, die over het geheele land verspreid in herfst en voorjaar gelijktijdige waarnemingen verrichtten, zijn gegevens verkregen, die onze kennis van den zangvogeltrek zeer hebben verbreed en verdiept.

Zij wierpen daarnaast ook licht op vraagstukken, die door ringen van trekkers verder waren te benaderen, waarbij vooral een vergelijking van de ringresultaten van verschillende plaatsen waardevolle gegevens kon doen verwachten. Door de medewerking van Dr. J. C. Koch, leider van het Ringstation Wassenaar, gelukte het de Octobermaand van 1936 aan het ringen van trekkers op hel eiland Texel te wijden met de hulp van een voortreffelijk voormalig beroeps-vinker. Voorjaar 1937 werd dit werk door onzen Technisch leider. Dr. W. H. van Dobben voortgezet.

Onlangs kreeg het Bestuur onzer Stichting van twee bij uitstek deskundige liefhebbers het verheugend aanbod aan dit onderzoek mede te werken door op twee andere plaatsen, beide zeer gunstig gelegen, Harderwijk en Monster, het „vinken" en ringen ter hand te nemen.

Wij hebben gemeend deze aanbiedingen dankbaar te moeten aanvaarden. Beide personen stellen hun kennis en tijd belangeloos ter beschikking, maar voor de inrichting der ringstations moesten kosten gemaakt worden, waarvoor aan de Stichting een subsidie werd gevaagd.

De gewone middelen van de Stichting worden door de in gang zijnde onderzoekingen geheel gebruikt; wij hebben echter gemeend deze gelegenheid om het onderzoek verder uit te bouwen niet te mogen laten voorbijgaan en een subsidie tot een gezamenlijk bedrag van ƒ100,- verleend. Hoewel voor dit bedrag geen volledige inrichting kon worden verkregen, verleenden wij deze voorloopige subsidie om te zorgen, dat de nieuwe ringstations reeds in den herfst 1937 hun werk zouden kunnen aanvangen en in het vertrouwen, dat

Velen in den lande genegen zouden zijn een bijdrage voor dit onderzoek te geven, zoodat de outillage later verbeterd kan worden.

Wij hopen, dat wij hierin niet zullen worden teleurgesteld en verzoeken hen, die een bijdrage willen geven deze te storten op onze girorekening, No. 104706, ten name der Stichting Vogeltrekstation Texel te Amsterdam.

Mocht het totaal der ingekomen bijdragen het benoodigde bedrag te boven gaan, dan zal het meerdere tot betere inrichting van ons ringstation op Texel, dat ook nog zeer onvolledig geoutilleerd is, worden gebruikt.

Namens het Bestuur,

Prof. Dr. L. F. DE BEAUFORT,

Voorzitter Dr. J. VERWEIJ,

Secretaris Dr. H. N. KLUIJVER,

Penningmeester Selterskampweg 44, Bennekom.

Anonymus in: De Levende Natuur, vol 42 (1937) nr.6 p. 192

VRAGEN EN KORTE MEDEDEELINGEN.

Oproep van het Vogeltrekstation Texel om medewerking.

Door het Vogeltrekstation zal een onderzoek ingesteld worden naar het verloop van den vogeltrek over Nederland. Hiervoor is noodig, dat van zooveel mogelijk plaatsen trekwaarnemingen worden bijeengebracht.

Om vele en vergelijkbare gegevens te verkrijgen, wordt een kampanje georganiseerd, waaraan

iedereen kan meedoen, dus zoowel biologen, vogelkundigen, natuurliefhebbers als leken.

Vooral leken verzoeken we medewerking te willen verleenen, daar zij tot in alle uithoeken van het land verspreid zijn. Het onderzoek zal alleen op eenige algemeene en makkelijk herkenbare vogelsoorten betrekking hebben.

Zij, die bereid zijn medewerking te verleenen, worden verzocht hun naam en adres aan ons

op te zenden. Aan hen zullen verdere inlichtingen en een circulaire worden toegezonden met

volledige instructies omtrent waarnemingsmethode, vogelkenmerken en noteermanier.

Van de medewerkers wordt het volgende gevraagd:

1e. Tellen hoeveel vogels van enkele soorten in bepaald tijdsverloop op een bepaald punt

overtrekken, hun richting precies vaststellen en eventueel bizonder gedrag noteeren. Dit waar-

nemen is beperkt tot enkele perioden van pl.m. 8 dagen in het jaar; in zoo'n periode wordt

echter op zooveel mogelijk dagen geobserveerd, vanaf een nader vast te stellen morgenuur.

2e. Regelmatig controleeren van boschjes, tuintjes of parken, gedurende bovengenoemde

periodes, om doortrek van eenige nachttrekkers vast te stellen.

3e. Opletten op de eerste aankomst en het laatste vertrek van eenige zomervogels en winter-

gasten.

4e. Ook andere vogelkundige waarnemingen zullen graag worden tegemoet gezien.

W. H. VAN DOBBEN en G. F. MAKKINK.

tot 15 Mrt. Zool. Laboratorium, Janskerkhof 3, Utrecht

na 15 Mrt. Zool. Instituut, Den Helder.

In De Levende Natuur vol 37 (1933) nr. 10 p 319

Kort na de oorlog hebben ze het keetje met een man of wat op een platte wagen verhuisd naar de Californiëweg, tegen de bosrand bij Van der Werf. Daar heeft Blok van der Velde nog een tijdje in gekampeerd.

Theo Timmer, september 2020


Terug naar de vorige bladzij