Westereynde of Westen Kerksoekinghe then Westen. Het grote zeegat Vidros, ten noorden van het Oude Land van Texel, had een zijtak, waaraan het dorp Wambas lag. Het was een geschikte plek voor een haven en een dorp, beschut, goed bereikbaar vanaf zee, zowel van het westen als het oosten. Wanneer voor het eerst en tot hoelang van Wambas naar de Hoorn gevaren kon worden is moeilijk te zeggen. De laagte tussen beide keileemheuvels is er altijd geweest en was 2000 jaar geleden nog niet vol zand gestoven. Alles is sindsdien overdekt met metersdikke lagen stuifzand. Willibrord Het verhaal gaat, dat Willibrord hier een van de eerst Christelijke kerken in Fries gebied stichtte. De kerk was een Sint-Janskerk, naar Johannes de Doper, een naam die voor de eerste kerk in een bepaald gebied meer werd gebruikt. Men zocht voor de plek waar zo’n kerk werd gebouwd een oude Heidense, Keltische, Friese cultusplaats uit. De gelovigen zouden die plek ook bezoeken als ze niet overtuigd waren van de nieuwe leer. Vaak was het een heilige eik, of een heilige bron. Men kan zich daar van alles bij voorstellen, maar we zijn nergens zeker van. Kaart van
1550, Jan van Scorel
Links de grote meren Hailloach
en Alderts Loach op de Mient, in het midden de Westen en
rechts den Hoorn.Op de kaart van 1594 staat de kerk onbeschadigd getekend, terwijl die in 1571 door de watergeuzen zou zijn verwoest. De verkenner van deze kaart had opdracht om de zeeweringen te onderzoeken. Bij de Westen hoefde hij niet in de buurt te komen. Afbraak Bij de overgang naar de Hervormde godsdienst werden alle Roomskatholieke eigendommen overgenomen door de nieuwe stroming. Zo is het restant van de Westerkerk in handen van de kerkvoogden van Den Hoorn gekomen. De Katholieken bleven er hun doden begraven, omdat dit het enige gewijde kerkhof van Texel was. Uiteraard waren de kerkhoven van alle kerken op Texel ooit RK-gewijd, maar die waren ontheiligd nu de Hervormden er hun ‘duivelse’ diensten hielden. Na de rooftocht van de Watergeuzen in 1571 werd de kerk verbrand en niet meer opgebouwd. Tekening gemaakt door Cornelis Pronk in 1728, de kerkruïne en toren gezien vanuit het noorden. Volgens de schrijvers van zijn biografie ‘Pronk met Pen en Penseel’ is Pronk in 1728 niet (en wellicht nooit) op Texel geweest. In de signering is het ‘ad viv.’ weggelaten. Hij zou de Texelse tekeningen nagetekend hebben van de schetsen van Hendrik de Leth. Het is hier goed te zien dat de toren vrij staat van het kerkgebouw. Het kerkhof was metershoog, niet alleen omdat kerk en kerkhof op een keileembult stonden, maar ook door al de begravingen die er in de loop der eeuwen hadden plaatsgevonden. Hier staan achter de kerk nog heel wat huizen, waarvan alleen het Torenhuis is overgebleven. Kaart 1810. De toren staat eenzaam in het land. De toren, met op de achtergrond duinen, door C.W. Bruinvis in 1849- van bouwvalligheid is zo te zien geen sprake. Oude kerktorens De toren van de Waal stond een meter uit het lood en werd afgebroken in 1857. De toren van Oosterend was een zeer belangrijk baken voor de zeevaart, mocht daarom niet worden afgebroken en werd met lapwerk overeind gehouden door de Marine. De positie van de Westertoren was door het veranderen van het landschap onbelangrijk voor de schepen geworden. Men had aan de toren van de Hoorn houvast genoeg. Brief van Burgemeester Keijser 25-11-1857 Aan de Kerkenraad der Gereformeerde Gemeente aan den Hoorn Dat de Toren aan de Westen alhier bekend onder de naam van Westertoren op de lijst der gemeentelijke eigendommen niet voorkomt Dat de ondergrond bij het Kadaster der gemeente bekend staat als grond van de Gereformeerde gemeente aan den Hoorn alhier, weshalve door dit bestuur ten behoeve dezer gemeente voor het tegenwoordige, op dien Toren geen aanspraak wordt gemaakt. In de tijd tussen het schrijven van deze brief en de volgende is de toren afgebroken. Het zou in 1859 zijn gebeurd. Uit de beschikbare brieven valt geen jaartal op te maken. De indruk bij het lezen van onderstaande brief kan men opmaken dat de toren in januari 1859 weg was. Er werd in die brief alleen nog gesproken van het Westerkerkhof. Katholiek kerkhof in hervormde handen Brief van Burgemeester Pieter Sijbrandsz Keijser 19-1-1859 Dat bij genoemde in de missive bedoelde plek grond is, het zoogenoemde Westerkerkhof, hetwelk van de vroegere tijden af, steeds is geweest eene begraafplaats, waarvan de RC bevolking op dit eiland vrijzeker het meest gebruik hebben gemaakt. Zoo zijnde hetzelve, volgens overlevering, eene gewijden grond. Mogt echter door Uwe Excellentie den bedenkingen niet voldoende worden geacht, en er bij Uwe Exc geene bezwaren bestaan om die verkooping toetelaten, dan neem ik de vrijheid te adviseren, dat de magtiging tot verkoop inhoudt de uitdrukkelijke bepaling “dat aan des situatie van het Westerkerkhof geene verandering mag worden gemaakt, noch door verlaging, noch door wegvoering van grond”, en dat aan die plek grond de eerbied verblijve, welke men aan de rustplaats der dooden verschuldigd is. De waardering der grond van genoemd kerkhof, op het kadaster der gemeente bekend in Sectie F No. 28, groot 14 roeden 50 ellen, wordt door mij geschat op f 80,- Tachtig gulden om de voorouders te redden. Brief van Burgemeester Pieter Sijbrandsz Keijser 24-2-1862 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland Dat het eens zeker de daadzaak is, het zoogenaamde Westerkerkhof, sedert onheugelijke jaren ongetwijfeld eene algemeene begraafplaats is geweest; doch waarvan de Roomsch Catholilen op dit eiland het langst gebruik hebben gemaakt, en [dat] daar verschillende Catholieke familien tot het jaar 1830 aldaar hunne afgestorvene betrekkingen zijn begraven. Voor zooverre ons bekend, zijn de kerkvoogden van den Hoorn wel genegen aan het verlangen van het RC kerkbestuur van den Burg te voldoen, en hun het Westerkerkhof overtedoen, doch het schijnt dat men het onderling over de geldelijke aangelegenheid nog niet eens kunnen worden. Kerkvoogden der Hervormde gemeente van den Hoorn eischen voor die plek grond de somma van f 300,-, dat het RC kerkbestuur te hoog voorkomt. Mogt het verschil van gevoelen over de waarde van het Westerkerkhof tusschen de verschillende besturen worden gevonden, dat geloven wij om veele redenen eene wenschelijke zaak tot stand was gebragt. Waarom is het advies van de Burgemeester niet opgevolgd? Wie heeft bedacht dat die ‘Roemsen’, als ze hun knekels wilden houden, er maar flink voor moesten betalen? Men vroeg f 300,- waar de Burgemeester f 80 geschat had. Dat is wel heel erg veel te veel! Hervormden en Katholieken kwamen niet tot overeenstemming. De Hervormde kerk van den Hoorn bleef eigenaar. Men dacht er niet aan dat vóór de Reformatie iedereen katholiek was geweest. In 1860 was dat nog geen 300 jaar geleden, dus de kans is groot dat er ook voorouders van de latere Hervormden begraven waren en dat het op die manier ook om heilige grond voor Hervormden ging. Geldkwestie Als het Hervormde Kerkbestuur niet zo veel geld had gevraagd en het RK bestuur wat minder zuinig was geweest, zou het niet tot de vergraving van het kerkhof zijn gekomen. Maar de Roomse gemeente van Texel bestond vooral uit arme mensen, die al nauwelijks hun levende armen konden onderhouden. Het is hoe dan ook onbegrijpelijk dat de Hervormde gemeente de ‘vruchtbare’ grond van het kerkhof heeft verkocht. Respectloos Tenslotte is het oude kerkhof in 1888 afgegraven. De grond met de vele doodsbeenderen werd als mest verkocht. Een verontwaardigde inzender luchtte toen in de Texelsche Courant zijn ergernis over de geringe piëteit bij de afgraving betracht: Deezer dagen het Westerkerkhof bezoekende, heb ik daar een toestand van vandalisme een barbaarsheid aangetroffen, die men vergeefs bij de wilde volksstammen zou zoeken. Menschelijke overblijfselen liggen daar verspreid en worden door paarden en rijtuigen vertrapt en verbrijzeld; een gedeelte wordt met de afgegraven grond naar het land vervoerd en uit winstbejag verzameld en verkocht. Het is de vraag niet, welke geloofsbelijdenis men is toegedaan, wij zijn allen Christenen en willen in onze gemeente geen toestand dulden die onchristelijk is. Ik verzoek in naam van allen, die zich over dien toestand ergeren, in naam der menschelijkheid en voor de raad dezer gemeente, waartoe wij de er hebben te behooren, onverwijld die maatregelen te nemen, die noodig zijn om aan dien toestand een einde te maken. En een andere schrijver merkte op: Zulk een vandalisme te aanschouwen moet een ieder als mensch tegen de borst stuiten, de grond te hooren kraken onder zijn voeten van de mensenbeenderen en wij moeten ons schamen voor iederen vreemdeling, die zulks te zien krijgt. Tekening van Reinier Bakels, gemaakt rond die tijd, met de afgraving en de berg knekels Opgraving Oorspronkelijk had de toren een spits, maar die is er afgewaaid en vervangen door een zadeldak. Misschien is dat gebeurd in 1694, toen de leidekker bezig was met de spits. In 1728 was de spits vervangen door een pannendak. Herhaalde geschiedenis van opgegraven knekels en schedels Jan van der Vlis bezocht het kerkhof in de jaren twintig. Hij trof een oneffen, vrij klein weiland aan, met hier en daar wat veldkeien. In die tijd kwamen schooljongens bij Meester Kraai in Den Burg aanzetten met mensenbeenderen voor zijn Museum, die ze op het oude kerkhof hadden gevonden. Bij de verbreding van de berm van de Westerweg, ongeveer in 1963, rolden weer de schedels over de weg toen er een sloot werd gegraven op kerkhofterrein. Nic. Maas werkte bij Gerard Veeger. Hij had er een meegenomen naar om Dora te laten schrikken. Met koffietijd kwam hij de keuken binnen met een kinnebak voor zijn gezicht. Arie Kikkert was een jaar of 10, 12. Ze hadden de kar van Hansie-Fransie geleend om met de buurjongens rommel voor de Meierblis op te halen. Die schedels konden er ook wel op, vonden ze. Maar toen kwam de politie. De schedels mochten wel langs de kant van de weg rondslingeren, maar toen ze op de Meierblis werden gebracht was dat verboden. Respectloos, weer. Hoeveel menselijke resten zouden nu nog onder de grond liggen? Texelse courant 24/07/2001 Macabere vondst bij aanleg fietspad Westerweg: Kooijmans, Luuc, et al, Pronk met Pen en Penseel, uitg. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 1997. |